mondjes is dan ook veel noodig. Het feest beloon veel en wordt met verlangen te gemoet gezien Utrecht, 9 November. Men verneemt, dat door wijleD mevrouw C. van den Mijdenberg, echt genoot van den heer J. Frank te 's-Hertogenboscli ten behoeve van het Centraal Israëlitische Wees huis is gelegateerd eene som van honderd gulden. Naar wij van andere zijde vernemen, is de heer Weijmar, ambtenaar bij de Staats-spoorwe- gen, omtrent wien gisteren in dit Dagblad een bericht werd opgenomen, in den nacht van 1 op 2 November met nog andereu door een achttal personen op het Vreeburg aangevallen en bij die gelegenheid door een hunner geslagen en verwond. De heer W. heeft, bijgestaaau door de politie, die lieden achtervolgd tot op de Oude Gracht. Terwijl hij, meenende aan de politie aanwijzing te kunnen doen, een der daders vasthield, werd hij door allen opnieuw deerlijk gehavend en ge slagen, hetgeen ten gevolge had, dat hij, om los te komen, zich van een zakmes heeft bediend en een hunner blijkt te hebben verwond. Intusschen waren de agenten verdwenen. UD.) Zwoele, 9 Novomber. Naar men verneemt is de heer commissaris des Konings in deze pro vincie door Z. Exc. den Minister van Binnen- landsche zaken uitgenoodigd, pogingen aan te wenden om den heer E. J. C. Greven te bewegen, zijn verzoek om ontslag als majoor-kommandant der dienstdoende schutterij alhier in te trekken. Eenige dagen geleden is in hechtenis geno men en naar het huis van verzekering alhier overgebracht G. Wansink, arbeider, zonder vaste woonplaats, verdacht van drie diefstallen bij nacht, gepleegd te Brunnepe bij F. Kloosterman, H. Frank en G. Kloek, terwijl hij bovendien nog van meerdere diefstallen verdacht wordt ge houden. Hij is reeds in 1867 tot gevangenisstraf van éen jaar veroordeeld. Gisterennamiddag, omstreeks 4 uren, ont stond er brand in een gebouwtje, bestemd tot het stoken van machineolie, staande achter de woning van den heer Parker in de Wipstrik- kerallée. Het houtwerk van het gebouwtje en eenige vaten met olie zijn verbrand. De arbei ders der fabriek van genoemden heer hebben echter den verderen voortgang van den brand weten te stuiten, die anders wegens de aanzien lijke hoeveelheid vaten met petroleum, in de nabijheid liggende, bedenkelijke gevolgen had kunnen hebben. Sneek, 7 November. Naar wij uit goede bron vernemen, zal ook dit jaar aan de leerlingen der Stads-Armenschool bij gelegenheid van het St.-Nieolaasfeest een prettige dag worden be zorgd. De hooldonderwijzer toch heeft het voor nemen den ingezetenen een lijst van inteekening voor dat doel aan te bieden, en met het oog op de sympathie, die schoolfeesten hier algemeen ondervinden, twijfelen we niet, of ook nn zal weder ruimschoots worden gegeven. KOLONIËN. BATAVIA, 30 September. Wij ontvingen hedeunamiddag onze dagbladen uit O. 1. waaraan 't volgende ontleend is: In het Mail-Overzicht van het Bat. HandeUbl, lezen wij: Eindelijk is, na jaren wachtens, een begin ge maakt met de uitvoering van het Koninklijk be sluit, waarbij de scheiding der administratieve en rechterlijke macht in beginsel werd vastge steld. De Javasche Courant van jl. Dinsdag bevatte eeu ordonnantie, waarbij werd bepaald, dat de voorzitters der landraden ie Batavia, Samarang, Soerabaya, ,Modjokerto en Bondowosso rechtsge leerden zullen zijn, en het nommer van gisteren deelt de benoeming der titularissen mee. Dit is een eerste stap in een goede richting, die wij vurig hopen, dat spoedig door meerdere zal wor den gevolgd. Aan het groot ambtenaars-examen hier ter plaatse hebben zich twaalf candidaten onderwor pen, waarvan een zich gedurende het onderzoek terugtrok, tv/ee werden afgew ezen en negen slaagden. Van deze waren acht kweekelingen van het Gymnasium. Wanneer men nagaat, dat één der geslaagden voor het Fransch, het Engelsch en het Duitech te zamen slechts drie punten be- kwam en, daarnaast stelt, dat op het toelatings examen voor het Gymnasium o. a. werd gevraagd naar de oudste bewoners van Nederland, welke zich aan de kusten, welke zich meer binnen 's lands, welke zich in 't zuidelijk gedeelte had den gevestigd, dan ziet men, dat de commissiën van onderzoek ook hier de volmaaktheid nog niet hebben bereikt. Aan dat toelatings-exaroen namen deel 47 can didaten, waarvan 25 werden afgewezen en 22 toegelaten. Voor het tweede studiejaar waren elf candidaten, waarvan twee werden afgewezen, drie toegelaten, en de overige zes toegang be kwamen tot de lessen van het eerste studiejaar. Verder hadden wij nog het kleine ambtenaars examen. Van de 41 candidaten werden 16 afge wezen en de overigen met goed en voldoende toegelaten. Men ziet, dat wij hier de laatste da gen in de examens hebben geleefd. De regeering heeft in veiling doen verkoopen 150,000 pikols suiker, die dooreen 15.16 voor n°. 14 hebben gehaald. Als een nieuw bewijs voor den geregelden gang van 's Lands financiewezen, dat de heer Motké volgens de laatste mailberichten, geroepen is te bestudeeren, kan dienen, dat deze week eindelijk zijn uitbetaald de verschuldigde sommen voor ver schillende leverautiën, tijdens het verblijf alhier van Siams Koning, dat in de eerste dagen van April plaats had. Curieuse staaltjes worden ver haald van het gekibbel en gekrieuw onder de Gouvernements-ambtenaren, hoe en waar en onder welken naam en onder welk hoofd die sommen te boeken, waarvan de leveranciers, waaronder ook Inlanders en Chinezen, de dupe waren. Civiel Departement. Ben o e m d Tot chef van het kadastraal statistiek-bureau in de resid. Ban- joemas, de contr. der 2de kl. bij de land. ink. en cult. J. M. van Blommenstein; met bepaling, dat hij bij het kader der laud. ink. en cult, zal wor den gevoerd la suite; tot aspirant-houtvester bij het boschw. p Java en Madura, de technisch ambt. voor het boschw. in Nederl. Indië J. C. Von Hertling. Ontslagen: Op verzoek, eervol uit 'slands dienst, de klerk ter algem. seer. G. C. A. Brum- steede; met behoud vau recht op pens. de comm.- ontv. der in- en uitvoerr. tevens funger. havenm. te Grissée (Soerabaija), J. F. Brodbaag; de gew. klerk op het resid.-kant. te Samarang J. G. F. Hoorn. Benoemd: Met ingang van den lsten Novem ber 1871. Tot voorzitters van den landraad der stad en voorsteden van Batavia, levens aldaar belast met de bijz. rechtsm. van den res., vermeld bij art. 108 van het regiem, op de rechterl. organ, en. het beleid der justitie in Ned.-lndië, de subst. offic. van just, bij den raad van just, te Batavia Mr. A. A. Buijskes; te Samarang, de offic. van just, bij den raad van just, te Amboiua Mr. J. de Haas; te Soerabaya, de subsl.-otlic. van just, bij den ruad van just., te dier plaatse Mr. L. Th. Schoon; te Modjokerto (Soerabaya), de ambten, op wachtg. Mr. W. B. Bergsma, laatst, contr. der lste kt. bij de land. ink. en cult.; te Bondowoso (Bezoeki), Mr. A. Stibbe Lzu. thans als buitengew. subst. audit.-milit. toegevoegd aan den auditeur- milit. in de 2de milit. afdeel, op Java. Gesteld: Ter beschikking van den algemeenen secr. de ambt. voor den burgerl. dienst in Ned. Indië J. L. J. A. Rutjssenaers. Departement van Oorlog. V e r 1 ee n d Een jaar verlof naar Ned. buiten bezwaar van den lande, aan den kap. der inf. J. J. II. de Bode; een tweejarig verlof aan den lsten luit. der inf. J. de Bruijn; wegens ziekte, aan den 2den luit. der art. G. P. G. A. Scherer, en aan den opz. over den instrumeut-makersw. en de draaierij bij den art. constr.-winkel te Soerabaya G. L. J. A. Rotbe. Ontslagen: Op verzoek, eervol, uit Z. M. milit. dienst, wegens volbrachten diensttijd, met behoud van recht op pens., de magazijnm. der art. van de lste kl, A. C. Ammedick. TJ UITENLAND. DuitacUand. Redevoering van Bebel. Uit den Rijksdag. Nieuwe verontwaardiging der Beiersche ultra- montanen. Vergadering te Kiefersfelden. Zooals wij gisteren in een telegram mededeel den heeft de Rijksdag bij derde lezing het voor stel van Büsing c. s. aangenomen om in alle staten van den Duitschen bond eene voor het volk ge kozene vertegenwoordiging verplichtend te stellen. Het voornaamste incident bij de debatten was, etne redevoering van Bebel, die hem als gewoon lijk de verontwaardiging van bijna de geheele kumer op den hals haalde. En toch is naar onze meening Bebel in éen opzicht verre verheven boven de groote menigte der afgevaardigden, daarin namelijk, dat hij den rijkskanselier zoo ongegeneerd de waarheid zegt, dat de volgzame hceren er verbaasd van staan. De groote veront waardiging, die altijd tegen Bebel losbarst, beeft wellicht voor eeu gedeelte daarin haren grond, dat de anderen heimelijk moeten erkennen, dat do socialist een veel onafhankelijker, krachtiger houding tegenover den oppermachtigen gebieder heeft durven aaunemen dau zij zelven, en dat zij doze jaloezie lucht geven, door zich verwoed te tooneu tegen Bebel's beginseien. De man is trou wens wettig in het huis gekozen, hij heeft derhalve als ieder ander het recht, zijne gedachten krach tig te uiten. Ziehier den loop van zijne redevoering, die te lang is om ze geheel mede te deelen. Hij begon met te zeggen, dat hij dezen keer met de uiterste rechterzijde tegen het ontwerp zou stemmen, of schoon hierdoor den volgenden dag het orgaan van den rijkskanselier wel dadelijk zou vermelden dat de „rooden" zich bij de „zwarten" hadden aangesloten. Doch hij had een geheel andere reden dan de rechterzijde om tegen te stemmen. De drijfveer van deze laatste was voornamelijk, dat zij de uitbreiding der rijksconpetentie ge vaarlijk achtte. Dit nu was hem op het oogen- blik onverschillig. Vroeger hadden hij en de zijnen mede tegen die uitbreiding gestreden, om dat zij de onafhankelijkheid der kleine staten nog bevorderlijk geloofden voor de algemeene vrijheid. Maar nu de rijkskanselier er langzamer hand in geslaagd is om al de kleine staten let terlijk in zijn zak te steken, is zulk een strijd voor decentralisatie vruchteloos en keurde hij het zelfs beter tot de centralisatie mede te werken, omdat men dan ten slotte slechts éen man, het opperhoofd, vorst Bismarck, voor zich had om mede af te rekenen (opschudding en gelach). Maar hij stemde tegen, omdat het voorstel in veel te vage termen is vervat. Het spreekt van eene door het volk gckoicn vertegenwoordiging. Deze uitdrukking nu kon op allerlei manieren worden toegepast; men zou b. v. waarschijnlijk een hee renhuis of eerste kamer of „hoe men het reacti onaire ding ook noemen wil" in Mecklenburg gaan oprichten en de zaak zoude er niet veel beter door worden. Spreker weidde verder uit over het parlemen tarisme. Een parlement, dat inderdaad het volk is en zijne belangen eerlijk behartigt, hij was er ten sterkste mee ingenomen. Maar wat betee- kent een parlement in naam, dat slechts dient om aan de onderdrukking van een oppermachtig gebieder een soort van legale sanctie te geven Wat had b.v. het parlementarisme in Dnitschland sedert 1866 uitgewerkt? De belastingen zijn tegen alle verhouding der bevolking gerezen, het mili tarisme beheerscht het geheele land. In dezen zin doet een parlement veel kwaad; het gouver nement kan dan eenvoudig zeggen„ik regeer immers in constitutioneelen zin; ik heb aan het parlement permissie gevraagd 1" Op die manier zijn de constitutiën het papier niet waard, waarop zij geschreven werden. Hier viel de president den spieker in da rt met de vraag of hij daaronder ook de Duitse) constitutie wilde begrijpen. Bebel antwoordde dat hij van constituties I het algemeen had gesproken, en natuurlijk de Duitsche daaronder telde. De president vroeg toen machtiging om lit! het woord te ontnemen, waartoe bij opslaan zitten met groote meerderheid besloten wenl De heer Lasker stond vervolgeus op om de gewone straf-predikatie tegen' den sociat te houden over het stellen van ruw geweld boij de wet, het verdedigen der commune enz. en en hiermede was het incident afgeloopen. De leden van den Rijksdag bespreken op oogenblik druk de quaestie of de zitting nog kunnen voortduren in den eersten tijd dat Pruisische Landdag vergaderd is. Algemeen men natuurlijk van gevoelen, dat de beide lid men niet tegelijkertijd vergaderd kunnen b I ij vei Maar het is de vraag of de Rijksdag zijne vvetl zaamheden tot afdoening der voornaamste niet zal kunnen voortzetten in de eerste der bijeenkomst van den Landdag, die zich di toch nog met niets anders bezig houdt dau voorbereidende werkzaamheden, die de tege: woordigheid van al zijne leden nu niet juist nonj zakelijk maken. Verscheidene Rijksdagsleden z» van oordeel, dat de voorhandeue zaken nog geht.l vóór de bijeenkomst van den Landdag kunne worden afgedaan, indien men slechts een weits haast maakt. De staatsbegrooting kan nordei behandeld in acht of tien dagen. Behalve enkel ondergeschikte aangelegenheden blijft dan nci slechts de muntshervorming over. Deze moetdai niet, zooals sommige leden weuschelijk vindn naar eene afzonderlijke commissie van onderzoel worden verwezen. Op deze wijze zou men op b einde der derde week van November dat is vói de opening van den Landdag kunnen klas komen. Vooral voor zulk eene gewichti» quaestie als die vau de muntshervorming eene dergelijke behandeling der zaken nï ons idee nog al gejaagd. Wellicht echter zij verscheidene leden iu den Rijksdag geïnflues ceerd door de plaat, die onlangs de Klai doradatsch ons te aanschouwen gaf, doch d hier in omgekeerdeu zin hare toepassing vinden. Een lid van den Rijksdag en tevens don Beierschen landdag loopt daar op straal met zijn collega wat de eerste waardigheid be treft. Bij de deur van het gebouw voor de Land dags-zitting houdt hij hem, met den éenen voel op den drempel, staande, en zegt: „Wacht evet op mij, ik zal hier gauw uiijne zaken afdoet en dan ga ik met u naar den Rijksdag." Ind< daad volgen in het nieuwe Duitsche rijk de znler tingen der vertegenwoordigende lichamen elkan-lern der zoo spoedig op, dat er wel een ni6uw middel dient uitgevonden te worden om de afhandeling der zaken te bespoedigen óf een wet uitgevaar digd: dat niemand van meer dan éen lichaam tegelijk deel mag uitmaken. Het ontwerp voor de muntshervorming, het ten slotte door den bondsraad is aangenomen, is intusschen aan de verschillende leden rondge-| deeld om hun gelegenheid te geven, vooruit li bedenken wat zij zeggen zullen en daardoor telooze beraadslagingen te voorkomen. In de zitting van gisteren werden verschillen: petities behandeld, die allen strekten om prot; aan te teekenen tegen de onbillijke mam waarop de vergoeding voor vernielingen des os logs over de verschillende gemeenten wordt vet- deeld. Eene commissie, uit leden van den Rijksdag eu van den bondsraad bestaande, heeft zich bezig gehouden met de quaestie hoe men zich het best een nieuw parlementsgebouw zou kunnen ver schaffen. Er werd besloten eene vrije con currentie te openeu voor allo architecten (ook lonel alleen was waarop deze antwoordde dat hij manschappen genoeg bij zich bad, om iedere poging tot verdere verschalkiug te verijdelen en dat de hoeve van alle zijden omsingeld was. Mensing scheen met andere personen te overleggen wat hem te doen stond,(en zeide daarop tot den kolonel „Indien gij met uwe manschappen binnen de hoeve wilt komen, en alle schade aan gebouwen of schuren vermijden, tot dat wij een kort monde ling onderhoud gehad hebben, dat ik u als man van eer beloof dat onder vier oogen zal plaats hebben, open ik de poort. „Na dit onderhoud zal het u vrijstaan de hoeve en alle bijgebouwen te doorzoeken, maar alleen wanneer gedurende ous onderhond uwe man schappen rustig op het voorplein blijven en nie mand der bewoners van 't huis overlast aan doen." De kolonel bedacht zich niet lang om dezen voorslag aan te nemen. Zijne drift liet hem daarbij geen tijd de zaak in overweging te nemen. Hij meende dat Mensing slechts eene gelegenheid zocht om zich een veiligen aftocht te verzekeren en waar bij hem geen twijfel meer was, dat de zaak met den schat in verband stond, was hij te vens verblind door de uitgeloofde som van honderd duizend franken. Hij gaf spoedig zijn woord dat bij alle vijandelijkheden zoude staken tot na het onderhoud, terwijl hij bij zichzelf reeds bepaald had, dal hij Mensing liever liet ontsnappen dan de honderdduizend franken. De deur werd nu geopend, de ruiters reden op het voorplein, waar ze op bevel van den ko lonel afstegen en de order kregen, tot zijne terug komst te wachteu, maar dat er niets, van welken aard ook, van de hoeve mocht vervoerd worden eu, iemand dezelve mocht verlaten. Hij volgde thans Mensing die hem aan de deur der hoeve wachtte eu hem in een ruim vertrek bracht waar eene lamp brandde, maar waarin zich niemand bevond. Bij de tafel lagen een paar lederen geldriemen zooals men in dien tijd gebruikte, en op de tafel een paar geladen pistolen. De kolonel nam aan de eene zijde der tafel plaats, terwijl Mensing aan de andere zijde ging zitten en tegelijkertijd de pistolen naar zich toe trok en zeide: „Kolonel Lacroix, gij begrijpt thans dat ik u misleid heb om het vervoer van den schat van mijnen wettigen heer en meester mogelijk te maken. Hadt gij slechts weinige uren later ons geheim ontdekt, dan was de schat in veiligheid geweest, gij begrijpt echter dat, waar ik en ande ren ons leven voor dien schat waagden, wij niet dan in den uitersten nood de zaak zullen opgeven, en er ons leven verder voor wagen. De schat bevindt zich niet meer hier, en de kans dat gij hem met uwe manschappen nog mach tig kunt worden, is gering. Hier liggen 50 duizend daalders, die uw eigendom kunnen worden, wan neer gij met uwe manschappen aftrekt en zegt dat gij ons ten onrechte verdacht hebt. Er zijn reeds zoovele onwaarschijnlijke berichten omtrent den schat verspreid, dat het ware der zaak niet licht bekend zal worden. Daarbij ben ik vast besloten om u, indien gij mijn voorslag van de hand wijst, een kogel door het hoofd te jagen. Gij zijt alleen met uw degen gewapend en weet dat ik voor een der beste schutters geld. Kies dus tusschen het ongestoorde bezit der 50 duizend daalders, die, indien ik mij niet vergis, u zeer goed te stade zullen komen of een kogel a bout- portant. Ik weet dat gij geen lafaard zijt, maar tevens dat gij verstandig genoeg zult zijn om in te zien, dat u in deze niets anders overschiet dan de wijste partij te kiezen. Ik heb alles bedaard overdacht en geef u daarbij mijn eerewoord dat uw uw naam nimmer door mij bekend gemaakt zal worden. Dit huis heeft een uitgang naar het veld, de hofpoort is gesloten en de sleutel in mijn bezit. Schieten uwe manschappen toe op het schot, dat u bet levenslicht uitblaast, zoo vinden ze alleen uw lijk. Aan de achterdeur staat etn paard, en voor dat zij in staat zijn de hofpoorl I niet geweld, te openen, ben ik lang over Je grenzen. Ik geloof dat de keuze u niet moeilijk vallen I zal. De kolonel beet zich op de lippen en was niet I iu staat een woord uit te brengen, zoo werd hij door woede, twijfel en geldzucht geslingerd. „Gij zijt een duivel," zeide hij eindelijk, komt gij mij ooit weer onder de oogen, zoo zult I gij een tweegevecht op leven en dood niet ont komen. Ik wijk slechts voor de overmacht van liet oogenblik en een zoo schaamteloos bedrog als er zelden gepleegd is." Met deze woorden stond hij op, greep de beide I geldriemen die hij onder zijn mantel omgespt en stormde de deur uit. Buiten gekomen kom- mandeerde hij zijne manschappen„Opstijgen en in galop naar „Scbönfeld," we hebben oas hier onuoodig opgehouden eu een kostbaren tijd verloren om dit vervloekte nest te doorzoekeD.' Mensing bad zich intusschen in zijn mantel ge wikkeld en, slechts door het licht van een kleins lantaarn beschenen, de hofpoort opengemaakt en was dan ook door niemand der manschappen herkend. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2