[oldi Miklós". Daarin wordt een Czechische reus
,idood, waarop de kamprechter roept: „De Cze-
l,e js dood, niets kan Hongarije thans meer
ieeren
Deze woorden gaven het sein voor een derge
lijk applaus als in het Weener theater door het
Duitsche zwaard" was losgebarsten.
Het is te wenschen, dat de verwikkelingen in
Oostenrijk tot geen erger manifestatiën dan der
gelijke theater-opgewondenheid aanleiding zullen
reven.
TELEGRAMMEN.
Berlijn, 19 October. De Rijksdag heeft den
beer Simson met 205 van de 212 stemmen tot
(eisten president verkozen. Vice-presidenten zijn
joa Hohenlohe en von Weber.
tVecnen, 19 October. De Neue Freie Presse be-
fdht, dat de indirecte belastingen 12 millioen
^er dan de raming hebben opgebracht, zoodat
ijj December geen buitengewone maatregelen
itlleu noodig zijn.
De bladen verzekeren, dat de directie van den
Zuidelijken spoorweg besloten heeft de November-
oupoo te betalen met 7% franken.
Parijs, 19 October. Het Journal Ofjiciel zegt
dat van 11 tot 15 dezer de militaire rechtbanken
HO bevelen tot invrijheidstelling hebben gegeven
eu 91 vonnissen hebben gewezen. Tot den 16den
October zijn 8910 personen in vrijheid gesteld.
Men meldt dat de Fransche consul-generaal te
%v-York, die beschuldigd werd zijn ambt
uisbruikt te hebben voor knoeierijen, vrijge-
vsken is.
lew-York, 19 October. De kooplieden van
(ticago hebben de zaken weder hervat. Er zijn
reeds 3000 voorloopige gebouwen opgericht.
Kopenhagen, 19 October. Men zegt, dat de
inister van Buitenl. Zaken gisteren den presi
dent der Kamer eenige vertrouwelijke mededee-
hngen gedaan heeft omtrent de onderhandelingen
tusschen Denemarken en Pruisen, over de uit
voering van art. 19 van 't verdrag van Weenen,
dat de nationaliteit van ingezetenen der afgestane
gewesten betreft.
Weenen, 19 October. Uit particuliere bron
word vermeld, dat de beslissende ministerraad
gisteren geen plaats heeft gehad. Van verschil
lende kanten wordt beweerd, dat Von Beust
strenge handhaving der grondwet tot voorwaarde
van zijn aanblijven maakt.
Versailles, 19 October. Keizer Wilhelm heeft
het tractaat geratificeerd. De ratificatiën zullen
Zaterdag uitgewisseld worden.
Parijs, 20 October. Men zegt. dat prins Napo
leon niet naar Corsica, maar naar Parijs zal
gaan.
Londen, 20 October. Say en Vautrien hebben
Londen gisteren verlaten.
Parijs, 20 October. Het Journal Ofjiciel schrijft'.
Sommige dagbladen verwijten aan het gouver
nement, dat het zich het recht toekent, om het
ïtMiche grondgebied te ontzeggen aan ieder
bniger wiens aanwezigheid onrust zou kunnen
rerwekken. Zoo iets heeft het gouvernement
tiet gezegd, maar het heeft aanspraak gemaakt
op bet recht, om, indien de omstandigheden het
vereischen, den terugkeer in Frankrijk te ver
bieden aan ieder lid der keizerlijke familie."
Correspondentie.
Wij stellen ons voor het stukje van D. te plaat-
sen, maar wenschen vooraf eenige informatiën
in Ie winnen en eenige stukken na te gaan.
Beehtszaken.
Maart 220; Mei 222, 221; Aangezegd 150; Totaal
12200. Raapolie 6/w. 49; vliegend 47%; Mei 5254
Nov., 47%; Dec. 48. Lijnolie 6/w. 37%; vliegend
36%; Maart, April, Mei 37%; Nov. 35% 36; Dec.
34% 35. Hennepolie 6/w. 41% vliegend 40. Raap
koeken 106, 116. Lijnkoeken 12%, 16%. Koolzaad
ƒ531.
LAATSTE BERICHTEN.
Door het kiescollege der Ned. Herv. Gemeente
alhier is heden het navolgend drietal geformeerd
P. Van Son te Nijmegen, Rijnders te Alkmaar
eu J. W. Felix te Utrecht.
(Per telegraaf.) 's-Gravenhaoe, 20 October. Z. M.
heeft eervol ontslag verleend aan den heer Mr. J.
Loudon, H.D. Commissaris in Zuid-Holland, onder
dankbetuiging voor bewezen diensten. Een op
volger is nog niet benoemd.
's-Gkavenhaqe, 20 October. Bij Kon. besl. van
18 October is aan den heer C. Dominicus op zijn
verzoek eervol ontslag verteend uit zijne betrek
king van ontvanger der directe belastingen en
accijnsen te Kruiningen (Zeeland) voor de kan
toren Kruiningen, Krabbendïjke, Waarde en IJer-
seke c. a. behoudens aanspraak op pensioenmet
dankbetuiging voor de aan den lande in onder
scheidene betrekkingen bewezen diensten gedu
rende een tijdvak van ruim vierenvijftig jaren
voorts zijn opgeheven de ontvangkantoren voor
de dir. bel. en acc., gevestigd te Kruiningen,
Krabbendijke, Waarde en IJerseke c. a. zooals
die thans bestaan en is ingesteld een nieuw ont
vangkantoor voor de dir. bel. en acc. te Krui
ningen voor de gemeenten Kruiningen, Krabben
dijke, Schove, Waarde en IJerseke, met bepaling
dat het ontvangkantoor Kruiningen c. a. zal res
sorteeren onder de controle Hansweert.
H. K. H. prinses Marianne is heden ochtend
te 9 uren langs den Hollandschen spoorweg naar
Amsterdam vertrokken, om van daar de reis naar
Arnhem voort te zetten en zich vervolgens naar
Duitschland te begeven, alwaar H. K. H. gerui-
men tijd zal verblijven.
Baron de Niethammer, laatstelijk Beiersch
gezant bij ons Hof, alsmede graaf Shrewsbury
en familie zijn heden morgen uit de residentie
naar Amsterdam vertrokken.
Scheveninoen, 20 October. Er heerscht alhier
ernstige bezorgdheid voor een der haringschuiten
van den reeder A. Hoogenraad, stuurman W. Rog,
welke men vreest dat met haar bemanning in
den laatsten storm is vergaan. Moge het spoedig
blijken dat de vrees ongegrond is geweeu, het
geen meermalen het geval was.
Wat de haringvisscherij betreft, met deze is
het gunstig gesteld. Van den 29sten der vorige
maand tot en met den 19den dezer zijn alhier
toch weder aangekomen 136 haringschuiten, welke
gozamenlijk hebben geleverd, met inbegrip van
de 10 pCt. toegift 9,825,280 stuks steurharing en
3,912 ton pekelharing. Voor den steurharing werd
besteed van f 12 tot ƒ18 het duizendtal; voorden
pekelharing van ƒ14 tot ƒ16 de ton.
Amsterdam, 20 October. Voor eenigen tijd deel
den wij mede, dat de Zondagshandel in de Effec
tensociëteit vermoedelijk zou worden afgeschaft
ten gevolge van een daartoe strekkend voorstel,
door 25 leden bij 't bestuur ingezonden. In de
gisterenavond belegde buitengewone algemeene
vergadering nu werd gezegd voorstel behandeld
en, na korte beraadslaging in omvraag gebracht
met 61 tegen 14 stemmen aangenomen.
met zekeren ophef het veelomvattend programma
van werkzaamheid werd aangeduid, hetwelk het
Kabinet ditmaal aan de Kamer voorlegde. De Minis
ter waagde daarbij van drieërlei kapitale hervor
ming hervorming van de defensie, hervorming van
het belastingwezen en hervorming van het justi
tiewezen; en daaraan had, naar het oordeel des
Ministers, de Kamer vooreerst genoeg. Zonder bij dit
laatste beweren te willen stilstaan, deed men op
merken, dat het aanbieden van voorstellen, die
de drie genoemde takken van beheer betreffen,
voor de daarbij niet rechtstreeks betrokken Mi
nisters geen reden kon zijn, om zich aan de re
geling van andere onderwerpen die even drin
gend voorzieuing eischen, bij voorraad geheel te
onttrekken, zelfs dan wanneer die regeling door
de Grondwet geboden wordt. Inzonderheid had
men hier, behalve op schutterijen en waterstaat,
op hervorming van het hooger onderwijs het oog.
Sommigen vroegen, of, indien de Minister van
Binnenlandsche Zaken, om welke reden dan ook,
de regeling van het hooger onderwijs in zijnen
ganschen omvang nog niet ter hand wilde nemen,
het niet mogelijk zijn zou partiëele maatregelen
voor te dragen betrekkelijk de thans in eenen
staat van ontbinding verkeerende gymnasiën en het
propaedeutisch onderwijs.
Ook wanneer men dit gewichtig punt ter zijde
liet, wist men thans reeds geuoeg van de voor
nemens der Regeering, om te durven beweren,
dat met opzicht tot hetgeen op financieel en mili
tair gebied; zou worden voorgesteld, het woord
„hervorming" in tamelijk beperkten zin moest wor
den opgevat. Zoo kon, waar een in vele opzich
ten hoogst gebrekkig belastingstelsel ingrijpende
herziening eischte, aan een voorstel tot aischaffing
van een tweetal belastingen en hare vervanging
door eene belasting op de inkomsten, tnoeielijk
den Daam van „hervorming van het belasting
wezen" worden gegeven.
Bovenal echter scheen het, gelet op hetgeen tot
nu toe was voorgesteld en werd aangekondigd,
dat op afdoende hervorming der defensie, althans
vooreerst, volstrekt niet te rekenen viel. Naar
veler oordeel was de houding der Regeering ten
aanzien van geheel dit vraagstuk nauwltjks ver
klaarbaar. Die houding getuigde van gemis aan
een vast plan, van een geheel verkeerde opvatting
van den aard der gebreken, die in onzen mili
tairen toestand zijn op te merken. Men wilde
zich hier niet in eene beoordeeling dier geheele
reorganisatie van het leger, waarop de begrooting
van oorlog is gebaseerd, verdiepen, maar moest
toch doen opmerken, dat zoolang de vesting- en
militiewetten niet in 't leven zijn geroepen, aan
eene andere wijze van inrichting van het leger
elke redelijke grondslag ontbreekt. Eene nieuwe
organisatie kan en mag niet ingevoerd worden,
zoolang die grondslagen niet zijn gelegd. Zelfs het
onderzoek eener begrootiDg, op zoodanige voor
barige regeling ^gegrond, scheen ten eenenmale
ontijdig. Zeer vele leden meenden dan ook der
RegeeriDg ernstig in bedenking te moeten geven,
om het wetsontwerp tot vaststelling van hooid-
stuk VIII, zoo als dit thans is voorgesteld, terug
te nemen, en dat hoofdstuk, wat de levende strijd
krachten betreft, voorloopig terug te brengen tot
den voet, waarop de uitgaven voor de loopende
begrooting zijn geraamd. In eene der afdeelin-
geu werd die wensch tot wijziging der aanhan
gige voorstellen in dien zin eenparig uitgedrukt.
Overigens was het in veler oog eene bepaalde
grief tegen de regeering, dat, zonder afdoende of
duidelijk gebleken noodzakelijkheid, eene nieuwe
indeeling van het leger wierd voorgedragen, die
aanvankelijk 6 ton meer, volledig uitgevoerd eene
nog grootere som zou kosten, en dat zij, om niet
te nnn de begrooting van Oorlog schijnbaar op
het vroegere cijfer te houden, de buitengewone
uitgaven voor geweren, geschut enz. en de uitga
ven voor den reeds zoo korten eersten oefenings-
tijd der troepen had ingekrompen. Het kou hier,
wat die laatste uitgaven betreft, uit den aard der
zaak, slechts een tijdelijk uitstel gelden; maar
dan werden ook de blijvende uitgaven van het
Departement van Oorlog feitelijk weder met
minstens 6 ton verhoogd. Bedenkt men nu, dat
op de loopende begrooting de verhooging der kos
ten van Oorlog ook reeds 3 ton heeft bedragen,
dan heeft het tegenwoordige Ministerie gedurende,
den korten tijd van zijn bestaan, de begrooting
vau Oorlog reeds met een millioen verhoogd, zon
der dat de legersterkte met éen soldaat vermeer
derd of 's laDds weerbaarheid op eenigszins be-
teekenende wijze verhoogd is. Was dit een grief
legen de Regeering in het algemeen, het was dit
meer bijzonder tegen den Minister van Financiën,
die bij den tegenwoordigen toestand der geld
middelen, terwijl hij voorstelt zwaardere lasten
aan de natie op te leggen, zijne toestemming niet
had moeten geven tot eene zoodanige, zoo al niet
doellooze dan toch geheel ontijdige, uitzetting der
uitgaven voor het krijgswezen.
In drie der sectiën werd bevreemding uitge
drukt, dat bij het programma der gedurende de
tegenwoordige zitting te verrichten werkzaamheid
het stilzwijgen is bewaard over een onderwerp,
waarvan de opzettelijke behandeling, twee jaren
geledeo, in de Troonrede als noodzakelijk werd
voorgesteld, namelijk de herziening van den cen
sus. De meeste leden, die zich over dit punt uit
lieten, toonden zich niet voor eene algemeene
verlaging van den census gestemd; maar erken
den toch, dat de tegenwoordige regeling, vooral
wat de onevenredigheid in het aantal kiezers,
bij gelijksoortige plaatselijke gesteldheid, betreft,
te wenschen overliet.
Evenzeer als men zich over gemis van voort
varendheid bij het Kabinet meende te moeten
beklagen, heerschte bij vele leden ernstige twijfel
of in den boezem van dat bewind wel genoegzame
homogeniteit heerschte.
In de rede van het erkende hoofd van het Ka
binet van 28 Februari jl., werden men heeft
er reeds op gewezen de maatregelen of ont
werpen vereischt „om de middelen onzer verde
digbaarheid meer en meer te verzekeren," aan
gekondigd in deze logische volgorde: eerst
inrichting onzer defensie, vervolgens herziening
der militiewet, dan nteuwe regeling der schutte
rijen. Slechts daarna kon van eene verbeterde
legerorganisatic sprake zijn. Blijkens de voordracht
van hoofdstuk VIII der Staatsbegrooting is die
logische volgorde verbroken en wordt eene in
de lucht hangende legerorganisatie vooropgezet.
Er is dus hier een onoplosbare strijd van ge
voelen tusschen leden vau hetzelfde Kabinet over
een hoogst belangrijk punt, dat, als men zich de
houding van den Minister van Binnenlandsche
Zaken in het Ministerie van 1866 te binnen brengt,
toen bet insgelijks de vraag gold van regeling bij
de wet of bij besluit, bij dezen zwaar moet we
gen. Was dat punt, vroeg men, bij de formatie
van het Kabinet niet ter sprake gekomen P Zoo
ja, hoe kon dan de formeerder van het Kabinet
daarin een Mi ister vau Oorlog opnemen, die
over zulk eene gewichtige zaak met hem in ge
voelen verschilde? Hoe konden de andere leden
in zoodanig Kabinet zitting nemen? Onmogelijk
was het te onderstellen, dat het hoofd van het
Kabinet of zelfs eenig ander lid met den Minister
van Oorlog de organisatie van het leger bij de
wet thans strijdig kon achten met den geest der
Grondwet. Maar moest dan niet het bestaan van
zoodanig verschil van gevoelen in den boezem
der Regeering het vertrouwen der Volksvertegen
woordiging gevoelig schokken?
Verscheidene leden, ofschoon de juistheid dezer
redeneering niet geheel ontkennende, waren er
ver af van hier zulk een streng oordeel te willen
uitspreken.
De ondervinding had maar al te zeer geleerd,
hoe door de gestadige afwisseling van Ministeriën
de meest bruikbare krachten worden verspeeld,
terwijl 's lauds zaken, in plaats van gebaat, daar
door grootelijks worden benadeeld. Wel verre
van den Minister van Binnenlandsche Zaken iets
te verwijten, moest meu hem dank weten, dat
die staatsman, met vroegere ondervinding voor
oogen, over een vraagstuk, waaromtrent de Grond
wet volkomene vrijheid laat, geen nieuwe moeie-
lijkheden in 't leven had willen roepen. Men
moest eindelijk niet vergeten, wat bij de vor
ming van het tegenwoordig Kabinet met opzicht
tot de portefeuille van Oorlog is voorgevallen.
Steeds zal het bezwaar in hebben, voor dat De
partement een man te vinden, die niet slechts
berekend is voor zijne alles behalve gemakkelijke
taak en zich aan de leidende politieke gedachte
van het Kabinet aansluit, maar zich nog daaren
boven met al de antecedenten zijner ambtgenooten
vereenzelvigt.
Ten slotte gevoelden zich de leden, die. dit punt
ter sprake brachten, genoopt tot het stellen der
vraag: is het Ministerie met opzicht tot bet vast
stellen der legerorganisatie, niet bij de wet, maar
bij besluit, met den Minister van Oorlog homo
geen, en houdt het Kabinet de voorgestelde
maatregelen tot oplossing van het vraagstuk van
's lands defensie voor afdoende
Bij de Iinanciëele beschouwingen over de voorge
stelde Staatsbegrooting was het eene eerste, alge
meene bedenking dat die begrooting met een tekort
op de gewone middelen sluit van 1,233,809,29,
en dat dit strijdig is met de bepaling van art.
119 der Grondwet, volgens welke bij de vaststel
ling der Rijksuitgaven de middelen tot dekking
worden aangewezen. Het is waar, de Minister
van Financiën rekent, blijkens het gezegde op
bladz. 6 zijner rede, bij eventueele invoering der
voorgedragen inkomsten-belasting, op eene ver-
hoogiug der middelen met 1,752,800, waardoor
het bedoelde tekort meer dan aangevuld zou
zijn; maar het ging dan toch niet aan om, zoo
lang het lot van het bedoelde wets-outwerp niet
is beslist, de opbrengst, die uit de inkomstenbe
lasting zou kunnen worden verkregen, onder de
middelen te rangschikken. In de schatting van
sommigen was dit bezwaar onoverkomelijk. An
deren hechtten daaraan minder, omdat het hier
dan toch slechts gold een tekort op het papier
't welk bij eene andere groepeering van cijfers
maar vooral door beperking van geraamde uit
gaven, gemakkelijk te voorkomen zou zijn ge
weest.
Weder anderen deden opmerken, dat, vooral
wanneer het verschil tusschen geraamde uitgaven
en ontvangsten tot een betrekkelijk gering bedrag,
inkromp, aan het grondwettig voorschrift gemak
kelijk ware te voldoen door verhooging van he
cijfer, in art. 3 der wet op de middelen genoemdt
als dat van de uit te geven schatkistbiljetten.
Sedert eenige jaren is dat cijfer dan toch als de
sluitpost der begrooting te beschouwen.
Zoo als thans de begrooting is ingericht had
het wel eenigszins den schijn, als of de Minister
daarop een vermoedelijk tekort van ruim 12 ton
heeft doen ontstaan, om de invoering der income-
tax te wettigen. Er waren leden, die, indien het
tot zulk een maatregel komen moest, de nood
zakelijkheid daarvan op eene geheel andere,
meer afdoende wijze hadden willen zien aantoo-
nen. Eene breede opvatting der zaak, eene flinke
uiteenzetting van geheel onzen financiëelen toe
stand, die thans ten eenen male wordt gemist,
had tot grondslag van het betoog moeten strekkeu.
Ook uit een ander oogpunt had de Minister
de noodzakelijkheid van eene inkomstenbelasting,
en wel tot het voorgestelde hooger bedrag, duide
lijker en vollediger in het oog moeten doen
vallen.
Zoo veel is zeker, dat de Kamer geene nieuwe
lasten aan de natie kan opleggen, als zij het gel
delijk bedrag, boven de gewone uitgaven ver
eischt,, en dat dien nieuwen last mede moet recht
vaardigen, niet kan overzien.
De mededeeling des Ministers van Financiën,
dat de vermoedelijk beschikbare bijdragen uit de
Indische diensten van 1867 tot en met 1870, ver
meerderd met de saldo's van de Indische kassen
over 1866 en vroeger, de enorme som van meer
dan 28 millioen bedragen, gaf tot zeer wijdloo-
pige beschouwingen aanleiding. Algemeen was
men evenzeer verrast als bevreemd. De bevreem
ding was te grooter omdat de mededeeling wordt
gedaan in verband met den ruimen voorraad van
betaalmiddelen in 's Rijks kassen, die, zoo als de Mi
nister zegt, grootendeels zijnen oorsprong vindt in
gelden der Indische administratie welker bestem
ming bij de wet is te regelen. Daaruit en uit
hetgeen hierboven wordt gezegd, mag toch
worden afgeleid, dat het hier zuivere of in Iudië
of in Nederland aanwezige overschotten geldt,
die, zoolang de wet niet heeft gesproken, geen
bepaalde bestemming hebben. Is, vroeg men, de
toestand in dit opzicht inderdaad zoo gunstig,
waarom ditdaniniet vroeger medegedeeld? Waarom
mef die mededeeling gedraald tot het oogenblik
dat eene! nieuwe belasting, wordt voorgesteld, on-
deij andgren, piet Ijet bepaalde!doel om een te
kort op het papier van 12 ton op de Staatsbe
grooting te bestrijden? De aangekondigde zeer
groote ruimte van beschikbare fondsen kon dan
toch niet strekken, om het opleggen van nieuwe
lasten aan de natie aannemelijker te maken.
Er is in Indië, behalve de genoemde som, zoo
als de Minister uitdrukkelijk zegt, nog 12% mil
lioen voor het zoogenaamd administratief kapitaal
voorhanden, en de beschikbare Indische gelden
klimmen dus tot het reusachtig cijfer van meer
dan 40 millioen, ongerekend wat aan te vroeg
betaalde belastingen of aan Rijks- en andere
fondsen in 's Rijks schatkist aanwezig is. De bui
tengewone hoogte van dat cijfer deed dan ook
door sommigen de vraag doen, of misschien hier
In de zitting der correctioneele rechtbank alhier,
van Vrijdag 20 October, zijn veroordeeld:
J. v. R., te Vogelenzang, wegens het loopen
over den spoorweg, tot geldb. van ƒ5 of subs. gev.
van ld. H. S., wegeus idem, veroordeeld tot
idem. B. A. S., te Hillegom, wegens idem, ver
oordeeld tot idem. J. v. d. L., te Leiden, we-
gens diefstal in dienstbaarheid, veroordeeld tot
1 maanden cell. gev. C. L. W. S., te Leiden,
"egens verzuimde aangifte van de geboorte van
oen kind, tot geldb. van 1 of subs. gev. van 1 d.
Promotiën,
Leiden, 20 October. Bevorderd tot doctor in
tie bespiegelende wijsbegeerte en letteren, de
Leer W. L. van Heiten, geboren te Hedel, met
een acad. proefschrift, getiteld Proeven van woord-
""klaring.
Alrir let 1> e i* i e 1 l t e n
Amsterdam, 20 October. Rogge, Nieuw Galatz
220 Jarige id. 215; Odessa 210; id. 177; Peters-
Larg 208, 206; October voor 1 uur 209, 210;
"al uur 210, 209, 208, 210, 217; November210;
STATEN GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Staatsbegrooting voor IS 72.
Thans is verschenen het zeer uitvoerig Voorloo
pig Verslag over het Iste Hoofdstuk.
1. Bij den aanvang der overweging van de
Staatsbegrooting voor 1872 trad men in de af-
deelingen der Kamer in algemeene beschouwingen van
polilieken aard. Daarbij verklaarden verscheidene
leden, dat het tegenwoordig Kabinet, wat voort
varendheid op wetgevend gebied betreft, tot dus
verre niet aan hunne verwachting beantwoord
had. Met opzicht tot de maatregelen tot verbete
ring van 's lands weerbaarheid, aanvankelijk
zoozeer op den voorgrond geplaatst, was zelfs een
stap achterwaarts gedaan; de Regeering had de
bij hare optreding aanhangige algemeene wet op
de schutterijen als ter zijde gesteld, terwijl later
het door haarzelve ingediend ontwerp omtrent
de betere oefening van den eersten ban dier
schutterijen, ofschoon ter afdoening gereed, buiten
beraadslaging is gehouden. Er bestond reden tot
vrees, dat de thans ingetreden zitting der Staten-
Generaal alweder geen zeer in 't oog vallende
vruchten zou opleveren, niettegenstaande het
Bewind in de gunstige positie verkeert van voor
maatregelen van liberale strekking op den steun
van eeneaanzienlijke meerderheid der wetgevende
Kamers te kunnen rekenen. Men was in die
opvatting versterkt door de rede des Ministers
van Binnenlandsche Zaken bij de behandeling van
het adres van antwoord op de Troonrede, waarin