[oldi Miklós". Daarin wordt een Czechische reus ,idood, waarop de kamprechter roept: „De Cze- l,e js dood, niets kan Hongarije thans meer ieeren Deze woorden gaven het sein voor een derge lijk applaus als in het Weener theater door het Duitsche zwaard" was losgebarsten. Het is te wenschen, dat de verwikkelingen in Oostenrijk tot geen erger manifestatiën dan der gelijke theater-opgewondenheid aanleiding zullen reven. TELEGRAMMEN. Berlijn, 19 October. De Rijksdag heeft den beer Simson met 205 van de 212 stemmen tot (eisten president verkozen. Vice-presidenten zijn joa Hohenlohe en von Weber. tVecnen, 19 October. De Neue Freie Presse be- fdht, dat de indirecte belastingen 12 millioen ^er dan de raming hebben opgebracht, zoodat ijj December geen buitengewone maatregelen itlleu noodig zijn. De bladen verzekeren, dat de directie van den Zuidelijken spoorweg besloten heeft de November- oupoo te betalen met 7% franken. Parijs, 19 October. Het Journal Ofjiciel zegt dat van 11 tot 15 dezer de militaire rechtbanken HO bevelen tot invrijheidstelling hebben gegeven eu 91 vonnissen hebben gewezen. Tot den 16den October zijn 8910 personen in vrijheid gesteld. Men meldt dat de Fransche consul-generaal te %v-York, die beschuldigd werd zijn ambt uisbruikt te hebben voor knoeierijen, vrijge- vsken is. lew-York, 19 October. De kooplieden van (ticago hebben de zaken weder hervat. Er zijn reeds 3000 voorloopige gebouwen opgericht. Kopenhagen, 19 October. Men zegt, dat de inister van Buitenl. Zaken gisteren den presi dent der Kamer eenige vertrouwelijke mededee- hngen gedaan heeft omtrent de onderhandelingen tusschen Denemarken en Pruisen, over de uit voering van art. 19 van 't verdrag van Weenen, dat de nationaliteit van ingezetenen der afgestane gewesten betreft. Weenen, 19 October. Uit particuliere bron word vermeld, dat de beslissende ministerraad gisteren geen plaats heeft gehad. Van verschil lende kanten wordt beweerd, dat Von Beust strenge handhaving der grondwet tot voorwaarde van zijn aanblijven maakt. Versailles, 19 October. Keizer Wilhelm heeft het tractaat geratificeerd. De ratificatiën zullen Zaterdag uitgewisseld worden. Parijs, 20 October. Men zegt. dat prins Napo leon niet naar Corsica, maar naar Parijs zal gaan. Londen, 20 October. Say en Vautrien hebben Londen gisteren verlaten. Parijs, 20 October. Het Journal Ofjiciel schrijft'. Sommige dagbladen verwijten aan het gouver nement, dat het zich het recht toekent, om het ïtMiche grondgebied te ontzeggen aan ieder bniger wiens aanwezigheid onrust zou kunnen rerwekken. Zoo iets heeft het gouvernement tiet gezegd, maar het heeft aanspraak gemaakt op bet recht, om, indien de omstandigheden het vereischen, den terugkeer in Frankrijk te ver bieden aan ieder lid der keizerlijke familie." Correspondentie. Wij stellen ons voor het stukje van D. te plaat- sen, maar wenschen vooraf eenige informatiën in Ie winnen en eenige stukken na te gaan. Beehtszaken. Maart 220; Mei 222, 221; Aangezegd 150; Totaal 12200. Raapolie 6/w. 49; vliegend 47%; Mei 5254 Nov., 47%; Dec. 48. Lijnolie 6/w. 37%; vliegend 36%; Maart, April, Mei 37%; Nov. 35% 36; Dec. 34% 35. Hennepolie 6/w. 41% vliegend 40. Raap koeken 106, 116. Lijnkoeken 12%, 16%. Koolzaad ƒ531. LAATSTE BERICHTEN. Door het kiescollege der Ned. Herv. Gemeente alhier is heden het navolgend drietal geformeerd P. Van Son te Nijmegen, Rijnders te Alkmaar eu J. W. Felix te Utrecht. (Per telegraaf.) 's-Gravenhaoe, 20 October. Z. M. heeft eervol ontslag verleend aan den heer Mr. J. Loudon, H.D. Commissaris in Zuid-Holland, onder dankbetuiging voor bewezen diensten. Een op volger is nog niet benoemd. 's-Gkavenhaqe, 20 October. Bij Kon. besl. van 18 October is aan den heer C. Dominicus op zijn verzoek eervol ontslag verteend uit zijne betrek king van ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Kruiningen (Zeeland) voor de kan toren Kruiningen, Krabbendïjke, Waarde en IJer- seke c. a. behoudens aanspraak op pensioenmet dankbetuiging voor de aan den lande in onder scheidene betrekkingen bewezen diensten gedu rende een tijdvak van ruim vierenvijftig jaren voorts zijn opgeheven de ontvangkantoren voor de dir. bel. en acc., gevestigd te Kruiningen, Krabbendijke, Waarde en IJerseke c. a. zooals die thans bestaan en is ingesteld een nieuw ont vangkantoor voor de dir. bel. en acc. te Krui ningen voor de gemeenten Kruiningen, Krabben dijke, Schove, Waarde en IJerseke, met bepaling dat het ontvangkantoor Kruiningen c. a. zal res sorteeren onder de controle Hansweert. H. K. H. prinses Marianne is heden ochtend te 9 uren langs den Hollandschen spoorweg naar Amsterdam vertrokken, om van daar de reis naar Arnhem voort te zetten en zich vervolgens naar Duitschland te begeven, alwaar H. K. H. gerui- men tijd zal verblijven. Baron de Niethammer, laatstelijk Beiersch gezant bij ons Hof, alsmede graaf Shrewsbury en familie zijn heden morgen uit de residentie naar Amsterdam vertrokken. Scheveninoen, 20 October. Er heerscht alhier ernstige bezorgdheid voor een der haringschuiten van den reeder A. Hoogenraad, stuurman W. Rog, welke men vreest dat met haar bemanning in den laatsten storm is vergaan. Moge het spoedig blijken dat de vrees ongegrond is geweeu, het geen meermalen het geval was. Wat de haringvisscherij betreft, met deze is het gunstig gesteld. Van den 29sten der vorige maand tot en met den 19den dezer zijn alhier toch weder aangekomen 136 haringschuiten, welke gozamenlijk hebben geleverd, met inbegrip van de 10 pCt. toegift 9,825,280 stuks steurharing en 3,912 ton pekelharing. Voor den steurharing werd besteed van f 12 tot ƒ18 het duizendtal; voorden pekelharing van ƒ14 tot ƒ16 de ton. Amsterdam, 20 October. Voor eenigen tijd deel den wij mede, dat de Zondagshandel in de Effec tensociëteit vermoedelijk zou worden afgeschaft ten gevolge van een daartoe strekkend voorstel, door 25 leden bij 't bestuur ingezonden. In de gisterenavond belegde buitengewone algemeene vergadering nu werd gezegd voorstel behandeld en, na korte beraadslaging in omvraag gebracht met 61 tegen 14 stemmen aangenomen. met zekeren ophef het veelomvattend programma van werkzaamheid werd aangeduid, hetwelk het Kabinet ditmaal aan de Kamer voorlegde. De Minis ter waagde daarbij van drieërlei kapitale hervor ming hervorming van de defensie, hervorming van het belastingwezen en hervorming van het justi tiewezen; en daaraan had, naar het oordeel des Ministers, de Kamer vooreerst genoeg. Zonder bij dit laatste beweren te willen stilstaan, deed men op merken, dat het aanbieden van voorstellen, die de drie genoemde takken van beheer betreffen, voor de daarbij niet rechtstreeks betrokken Mi nisters geen reden kon zijn, om zich aan de re geling van andere onderwerpen die even drin gend voorzieuing eischen, bij voorraad geheel te onttrekken, zelfs dan wanneer die regeling door de Grondwet geboden wordt. Inzonderheid had men hier, behalve op schutterijen en waterstaat, op hervorming van het hooger onderwijs het oog. Sommigen vroegen, of, indien de Minister van Binnenlandsche Zaken, om welke reden dan ook, de regeling van het hooger onderwijs in zijnen ganschen omvang nog niet ter hand wilde nemen, het niet mogelijk zijn zou partiëele maatregelen voor te dragen betrekkelijk de thans in eenen staat van ontbinding verkeerende gymnasiën en het propaedeutisch onderwijs. Ook wanneer men dit gewichtig punt ter zijde liet, wist men thans reeds geuoeg van de voor nemens der Regeering, om te durven beweren, dat met opzicht tot hetgeen op financieel en mili tair gebied; zou worden voorgesteld, het woord „hervorming" in tamelijk beperkten zin moest wor den opgevat. Zoo kon, waar een in vele opzich ten hoogst gebrekkig belastingstelsel ingrijpende herziening eischte, aan een voorstel tot aischaffing van een tweetal belastingen en hare vervanging door eene belasting op de inkomsten, tnoeielijk den Daam van „hervorming van het belasting wezen" worden gegeven. Bovenal echter scheen het, gelet op hetgeen tot nu toe was voorgesteld en werd aangekondigd, dat op afdoende hervorming der defensie, althans vooreerst, volstrekt niet te rekenen viel. Naar veler oordeel was de houding der Regeering ten aanzien van geheel dit vraagstuk nauwltjks ver klaarbaar. Die houding getuigde van gemis aan een vast plan, van een geheel verkeerde opvatting van den aard der gebreken, die in onzen mili tairen toestand zijn op te merken. Men wilde zich hier niet in eene beoordeeling dier geheele reorganisatie van het leger, waarop de begrooting van oorlog is gebaseerd, verdiepen, maar moest toch doen opmerken, dat zoolang de vesting- en militiewetten niet in 't leven zijn geroepen, aan eene andere wijze van inrichting van het leger elke redelijke grondslag ontbreekt. Eene nieuwe organisatie kan en mag niet ingevoerd worden, zoolang die grondslagen niet zijn gelegd. Zelfs het onderzoek eener begrootiDg, op zoodanige voor barige regeling ^gegrond, scheen ten eenenmale ontijdig. Zeer vele leden meenden dan ook der RegeeriDg ernstig in bedenking te moeten geven, om het wetsontwerp tot vaststelling van hooid- stuk VIII, zoo als dit thans is voorgesteld, terug te nemen, en dat hoofdstuk, wat de levende strijd krachten betreft, voorloopig terug te brengen tot den voet, waarop de uitgaven voor de loopende begrooting zijn geraamd. In eene der afdeelin- geu werd die wensch tot wijziging der aanhan gige voorstellen in dien zin eenparig uitgedrukt. Overigens was het in veler oog eene bepaalde grief tegen de regeering, dat, zonder afdoende of duidelijk gebleken noodzakelijkheid, eene nieuwe indeeling van het leger wierd voorgedragen, die aanvankelijk 6 ton meer, volledig uitgevoerd eene nog grootere som zou kosten, en dat zij, om niet te nnn de begrooting van Oorlog schijnbaar op het vroegere cijfer te houden, de buitengewone uitgaven voor geweren, geschut enz. en de uitga ven voor den reeds zoo korten eersten oefenings- tijd der troepen had ingekrompen. Het kou hier, wat die laatste uitgaven betreft, uit den aard der zaak, slechts een tijdelijk uitstel gelden; maar dan werden ook de blijvende uitgaven van het Departement van Oorlog feitelijk weder met minstens 6 ton verhoogd. Bedenkt men nu, dat op de loopende begrooting de verhooging der kos ten van Oorlog ook reeds 3 ton heeft bedragen, dan heeft het tegenwoordige Ministerie gedurende, den korten tijd van zijn bestaan, de begrooting vau Oorlog reeds met een millioen verhoogd, zon der dat de legersterkte met éen soldaat vermeer derd of 's laDds weerbaarheid op eenigszins be- teekenende wijze verhoogd is. Was dit een grief legen de Regeering in het algemeen, het was dit meer bijzonder tegen den Minister van Financiën, die bij den tegenwoordigen toestand der geld middelen, terwijl hij voorstelt zwaardere lasten aan de natie op te leggen, zijne toestemming niet had moeten geven tot eene zoodanige, zoo al niet doellooze dan toch geheel ontijdige, uitzetting der uitgaven voor het krijgswezen. In drie der sectiën werd bevreemding uitge drukt, dat bij het programma der gedurende de tegenwoordige zitting te verrichten werkzaamheid het stilzwijgen is bewaard over een onderwerp, waarvan de opzettelijke behandeling, twee jaren geledeo, in de Troonrede als noodzakelijk werd voorgesteld, namelijk de herziening van den cen sus. De meeste leden, die zich over dit punt uit lieten, toonden zich niet voor eene algemeene verlaging van den census gestemd; maar erken den toch, dat de tegenwoordige regeling, vooral wat de onevenredigheid in het aantal kiezers, bij gelijksoortige plaatselijke gesteldheid, betreft, te wenschen overliet. Evenzeer als men zich over gemis van voort varendheid bij het Kabinet meende te moeten beklagen, heerschte bij vele leden ernstige twijfel of in den boezem van dat bewind wel genoegzame homogeniteit heerschte. In de rede van het erkende hoofd van het Ka binet van 28 Februari jl., werden men heeft er reeds op gewezen de maatregelen of ont werpen vereischt „om de middelen onzer verde digbaarheid meer en meer te verzekeren," aan gekondigd in deze logische volgorde: eerst inrichting onzer defensie, vervolgens herziening der militiewet, dan nteuwe regeling der schutte rijen. Slechts daarna kon van eene verbeterde legerorganisatic sprake zijn. Blijkens de voordracht van hoofdstuk VIII der Staatsbegrooting is die logische volgorde verbroken en wordt eene in de lucht hangende legerorganisatie vooropgezet. Er is dus hier een onoplosbare strijd van ge voelen tusschen leden vau hetzelfde Kabinet over een hoogst belangrijk punt, dat, als men zich de houding van den Minister van Binnenlandsche Zaken in het Ministerie van 1866 te binnen brengt, toen bet insgelijks de vraag gold van regeling bij de wet of bij besluit, bij dezen zwaar moet we gen. Was dat punt, vroeg men, bij de formatie van het Kabinet niet ter sprake gekomen P Zoo ja, hoe kon dan de formeerder van het Kabinet daarin een Mi ister vau Oorlog opnemen, die over zulk eene gewichtige zaak met hem in ge voelen verschilde? Hoe konden de andere leden in zoodanig Kabinet zitting nemen? Onmogelijk was het te onderstellen, dat het hoofd van het Kabinet of zelfs eenig ander lid met den Minister van Oorlog de organisatie van het leger bij de wet thans strijdig kon achten met den geest der Grondwet. Maar moest dan niet het bestaan van zoodanig verschil van gevoelen in den boezem der Regeering het vertrouwen der Volksvertegen woordiging gevoelig schokken? Verscheidene leden, ofschoon de juistheid dezer redeneering niet geheel ontkennende, waren er ver af van hier zulk een streng oordeel te willen uitspreken. De ondervinding had maar al te zeer geleerd, hoe door de gestadige afwisseling van Ministeriën de meest bruikbare krachten worden verspeeld, terwijl 's lauds zaken, in plaats van gebaat, daar door grootelijks worden benadeeld. Wel verre van den Minister van Binnenlandsche Zaken iets te verwijten, moest meu hem dank weten, dat die staatsman, met vroegere ondervinding voor oogen, over een vraagstuk, waaromtrent de Grond wet volkomene vrijheid laat, geen nieuwe moeie- lijkheden in 't leven had willen roepen. Men moest eindelijk niet vergeten, wat bij de vor ming van het tegenwoordig Kabinet met opzicht tot de portefeuille van Oorlog is voorgevallen. Steeds zal het bezwaar in hebben, voor dat De partement een man te vinden, die niet slechts berekend is voor zijne alles behalve gemakkelijke taak en zich aan de leidende politieke gedachte van het Kabinet aansluit, maar zich nog daaren boven met al de antecedenten zijner ambtgenooten vereenzelvigt. Ten slotte gevoelden zich de leden, die. dit punt ter sprake brachten, genoopt tot het stellen der vraag: is het Ministerie met opzicht tot bet vast stellen der legerorganisatie, niet bij de wet, maar bij besluit, met den Minister van Oorlog homo geen, en houdt het Kabinet de voorgestelde maatregelen tot oplossing van het vraagstuk van 's lands defensie voor afdoende Bij de Iinanciëele beschouwingen over de voorge stelde Staatsbegrooting was het eene eerste, alge meene bedenking dat die begrooting met een tekort op de gewone middelen sluit van 1,233,809,29, en dat dit strijdig is met de bepaling van art. 119 der Grondwet, volgens welke bij de vaststel ling der Rijksuitgaven de middelen tot dekking worden aangewezen. Het is waar, de Minister van Financiën rekent, blijkens het gezegde op bladz. 6 zijner rede, bij eventueele invoering der voorgedragen inkomsten-belasting, op eene ver- hoogiug der middelen met 1,752,800, waardoor het bedoelde tekort meer dan aangevuld zou zijn; maar het ging dan toch niet aan om, zoo lang het lot van het bedoelde wets-outwerp niet is beslist, de opbrengst, die uit de inkomstenbe lasting zou kunnen worden verkregen, onder de middelen te rangschikken. In de schatting van sommigen was dit bezwaar onoverkomelijk. An deren hechtten daaraan minder, omdat het hier dan toch slechts gold een tekort op het papier 't welk bij eene andere groepeering van cijfers maar vooral door beperking van geraamde uit gaven, gemakkelijk te voorkomen zou zijn ge weest. Weder anderen deden opmerken, dat, vooral wanneer het verschil tusschen geraamde uitgaven en ontvangsten tot een betrekkelijk gering bedrag, inkromp, aan het grondwettig voorschrift gemak kelijk ware te voldoen door verhooging van he cijfer, in art. 3 der wet op de middelen genoemdt als dat van de uit te geven schatkistbiljetten. Sedert eenige jaren is dat cijfer dan toch als de sluitpost der begrooting te beschouwen. Zoo als thans de begrooting is ingericht had het wel eenigszins den schijn, als of de Minister daarop een vermoedelijk tekort van ruim 12 ton heeft doen ontstaan, om de invoering der income- tax te wettigen. Er waren leden, die, indien het tot zulk een maatregel komen moest, de nood zakelijkheid daarvan op eene geheel andere, meer afdoende wijze hadden willen zien aantoo- nen. Eene breede opvatting der zaak, eene flinke uiteenzetting van geheel onzen financiëelen toe stand, die thans ten eenen male wordt gemist, had tot grondslag van het betoog moeten strekkeu. Ook uit een ander oogpunt had de Minister de noodzakelijkheid van eene inkomstenbelasting, en wel tot het voorgestelde hooger bedrag, duide lijker en vollediger in het oog moeten doen vallen. Zoo veel is zeker, dat de Kamer geene nieuwe lasten aan de natie kan opleggen, als zij het gel delijk bedrag, boven de gewone uitgaven ver eischt,, en dat dien nieuwen last mede moet recht vaardigen, niet kan overzien. De mededeeling des Ministers van Financiën, dat de vermoedelijk beschikbare bijdragen uit de Indische diensten van 1867 tot en met 1870, ver meerderd met de saldo's van de Indische kassen over 1866 en vroeger, de enorme som van meer dan 28 millioen bedragen, gaf tot zeer wijdloo- pige beschouwingen aanleiding. Algemeen was men evenzeer verrast als bevreemd. De bevreem ding was te grooter omdat de mededeeling wordt gedaan in verband met den ruimen voorraad van betaalmiddelen in 's Rijks kassen, die, zoo als de Mi nister zegt, grootendeels zijnen oorsprong vindt in gelden der Indische administratie welker bestem ming bij de wet is te regelen. Daaruit en uit hetgeen hierboven wordt gezegd, mag toch worden afgeleid, dat het hier zuivere of in Iudië of in Nederland aanwezige overschotten geldt, die, zoolang de wet niet heeft gesproken, geen bepaalde bestemming hebben. Is, vroeg men, de toestand in dit opzicht inderdaad zoo gunstig, waarom ditdaniniet vroeger medegedeeld? Waarom mef die mededeeling gedraald tot het oogenblik dat eene! nieuwe belasting, wordt voorgesteld, on- deij andgren, piet Ijet bepaalde!doel om een te kort op het papier van 12 ton op de Staatsbe grooting te bestrijden? De aangekondigde zeer groote ruimte van beschikbare fondsen kon dan toch niet strekken, om het opleggen van nieuwe lasten aan de natie aannemelijker te maken. Er is in Indië, behalve de genoemde som, zoo als de Minister uitdrukkelijk zegt, nog 12% mil lioen voor het zoogenaamd administratief kapitaal voorhanden, en de beschikbare Indische gelden klimmen dus tot het reusachtig cijfer van meer dan 40 millioen, ongerekend wat aan te vroeg betaalde belastingen of aan Rijks- en andere fondsen in 's Rijks schatkist aanwezig is. De bui tengewone hoogte van dat cijfer deed dan ook door sommigen de vraag doen, of misschien hier In de zitting der correctioneele rechtbank alhier, van Vrijdag 20 October, zijn veroordeeld: J. v. R., te Vogelenzang, wegens het loopen over den spoorweg, tot geldb. van ƒ5 of subs. gev. van ld. H. S., wegeus idem, veroordeeld tot idem. B. A. S., te Hillegom, wegens idem, ver oordeeld tot idem. J. v. d. L., te Leiden, we- gens diefstal in dienstbaarheid, veroordeeld tot 1 maanden cell. gev. C. L. W. S., te Leiden, "egens verzuimde aangifte van de geboorte van oen kind, tot geldb. van 1 of subs. gev. van 1 d. Promotiën, Leiden, 20 October. Bevorderd tot doctor in tie bespiegelende wijsbegeerte en letteren, de Leer W. L. van Heiten, geboren te Hedel, met een acad. proefschrift, getiteld Proeven van woord- ""klaring. Alrir let 1> e i* i e 1 l t e n Amsterdam, 20 October. Rogge, Nieuw Galatz 220 Jarige id. 215; Odessa 210; id. 177; Peters- Larg 208, 206; October voor 1 uur 209, 210; "al uur 210, 209, 208, 210, 217; November210; STATEN GENERAAL. TWEEDE KAMER. Staatsbegrooting voor IS 72. Thans is verschenen het zeer uitvoerig Voorloo pig Verslag over het Iste Hoofdstuk. 1. Bij den aanvang der overweging van de Staatsbegrooting voor 1872 trad men in de af- deelingen der Kamer in algemeene beschouwingen van polilieken aard. Daarbij verklaarden verscheidene leden, dat het tegenwoordig Kabinet, wat voort varendheid op wetgevend gebied betreft, tot dus verre niet aan hunne verwachting beantwoord had. Met opzicht tot de maatregelen tot verbete ring van 's lands weerbaarheid, aanvankelijk zoozeer op den voorgrond geplaatst, was zelfs een stap achterwaarts gedaan; de Regeering had de bij hare optreding aanhangige algemeene wet op de schutterijen als ter zijde gesteld, terwijl later het door haarzelve ingediend ontwerp omtrent de betere oefening van den eersten ban dier schutterijen, ofschoon ter afdoening gereed, buiten beraadslaging is gehouden. Er bestond reden tot vrees, dat de thans ingetreden zitting der Staten- Generaal alweder geen zeer in 't oog vallende vruchten zou opleveren, niettegenstaande het Bewind in de gunstige positie verkeert van voor maatregelen van liberale strekking op den steun van eeneaanzienlijke meerderheid der wetgevende Kamers te kunnen rekenen. Men was in die opvatting versterkt door de rede des Ministers van Binnenlandsche Zaken bij de behandeling van het adres van antwoord op de Troonrede, waarin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 3