N°. 3586. Woensdag A°. 1871. 18 October. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". OP WILHELMSHÖHE LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DUB ADVKRTBNTIKN. Voor iederen regel0.15 Grootere letter, naar de plaateruimte die zij beslaan. Leiden, 17 October. ij het ontvangen van het telegram waarin ons .leren werd gemeld, dat in de zitting van de veede Kamer de algemeene beraadslagingen ,r de Indische Begrooting reeds waren geëin- j, tvaren wij verrast. Hoe, dachten wij, zooveel zelfverloochening in tóo korten tijd De Indische begrooting voorheen het slagveld r politieke partijen, nu ternauwernood de laats voor eenige algemeenheden en enkele hermutselingen Wat mocht daarvan de oorzaak wezen? Wellicht de absentie van specialiteiten uit de enverdensche school, als Hasselman en Insinger, an een orateur als de heer W. van Golstein, ieDS diplomatieke ervarenheid hem zoo te stade aam om debat uit te lokken? Och neen: vertrouwen in den heer VanBosse, es kennis en schranderheid zich niet uilslui- i tot de financiekunst beperken, maar ook op (sierlijke wijze uitkomen in zijn beheer als inister van Koloniën, onmacht van de batig- ot mannen, in zoover zij, hoe ook blijk gevende d spijt en wrevel, beseffen dat hun Rijk niet eer van deze wereld is, en een beter begrip an de roeping der Kamer als gevolg van den irang der publieke opinie, ziedaar de oorza- ;en die samengewerkt hebben om de algemeene teschouwingen niet noodeioos te rekken, en een iaarom niet minder doeltreffend debat te houden. En toch heeft de openbare zitting hetVoorloo- g Verslag gelogenstraft, waaruit weer blijkt hoe reinig staat men kan maken op die „enkele," sommige" en „de meerderheid" der leden, zoo ang het cijfer niet uitgedrukt is van 't aantal tden die aan het onderzoek in de sectiën hebben 'eelgenomen. Laten wij echter hierover niet uitweiden. Tijd i wijle als 't reglement van orde zal worden erzien, zal ook hierin wijziging komen. Van de discussie van gisteren mocht de Minis- ar van Koloniën terecht verklaren, dat zij zijn aak zeer verlichtte. Over het algemeen kenmerkte zij zich door welwillendheid en heuschheid, door zucht om len Minister te steunen in zijn streven om met ustigen tred den weg van verbetering en her- leuning voor Indië te blijven bewandelen, zon et in 't minst de bezwaren te verhelen tegen som ige details van 's Ministers beleid of wenschen e kennen te geven, waar men in onzekerheid rkeerde over om de te volgen gedragslijn. Zoo was de stand van zaken in het kamp van en die de liberale koloniale politiek zijn toe- edaan. Geen verschil van gevoelens was merk aar. Ce leden Gevers Deijnoot en Mirandolle sloten ich, bij verschil van opinie over sommige details, et sympathie aan bij de politiek der regeering, e liberalen volgden hen. De beste verwachtingen orden voor de toekomst gekoesterd. Het donkere tafereel dat de de heer Nierstrasz van Indië's toestand afschilderde, miste dan ook totaal effect. Het was noch frisch, noch nieuw, maar inte gendeel zeer versleteneene herhaling van al hetgeen spreker, sedert Delft hem afvaardigde, reeds in de Kamer had verteld. De eenige haute nouveauté die wij in de rede aantroffen, was, dat de heer Nierstrasz den Mi nister niet alleen onaangetast liet, maar zelfs een warm woord van hulde voor hem veil had. Hij, de heer Nierstrasz, die Indië met eigen oogen gezien had, die rijst in Indië proefde, had niets tegen den Minister in te brengen, dien hij voor eenigen tijd, als onkundig had beschouwd omdat hij Indië slechts uit de boeken kende enz. Integendeel, de benoeming van den heer Loudon getuigde van geen partij benoeming, maar dat de Minister daarbij alleen op het belang van Neder land en Indië had gelet. Hij zou 't nu wel met den heer Van Bosse kunnen stellen. Maar deze moest dan terug- keeren tot het vroeger koloniaal beheer, door v. Hellwald en andere schrijvers zoozeer toe gejuicht. Naar de tijden van v. d. Bosch, naar de batige sloten, de verouderde Indische toestanden terug, dan zouden b. v. nooit de administratieve stag natie en misbruiken aan den dag zijn gekomen die nu juist door het vaststellen der Indische be grooting bij de wet onthuld worden en door den Minister v. Koloniën zoo erbarmelijk maar rond zijn blootgelegd I Deze was de zin van het langgerekt betoog des heeren Nierstrasz, waarin hij wat de batige sloten betreft een handje werd geholpen door den leider der conservatieven, den heer Heemskerk Az. die er tegen opkwam dat de Minister met dédain van de batige sloten had gesproken, terwijl dezelfde staatsman in 1848, 1849, 1852 en 137U met genoegen, ja met wellust, de batige sloten ontdekte om evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten te brengen. Redeneeringen waaraan de bodem werd ingeslagen door eene juiste defi nitie welke de heer v. Bosse van de oppositie tegen de batige sloten gaf, n. I. dat men zich met kracht verzette tegen het stelsel dat alles aan de batige sloten ondergeschikt maakte, dat wil zeggen dat men Indië regeert met 't oog op de batige sloten, waarmede dit schoone land en ten slotte onze financiën zouden te gronde worden gericht. Overigens heeft, zooals wij reeds hierboven opmerkten, de houding des Ministers van Koloniën geruststelling en vertrouwen ingeboezemd. Zijne verklaringen op allerlei gebied van de Indische huishouding waren positief, of zoo dit niet het ge val was met redenen omkleed. In overleg met den aanwezigen Gouverneur- Generaal waren de maatregelen beraamd ter beteugeling van den administratieven omslag in Indië. Zij zouden strekken tot vereenvoudiging en centralisatie; terwijl de begrooting reeds ruim schoots blijkt geeft van zijn voornemen ter verbe tering van het financieel beheer in Indië. Het Kon. besluit ter uitvoering der agrarische wet, zou ge wijzigd worden in den geest, waarvan de meeste welvaart voor Indië te wachten was, n. 1., het brengen van de gronden der Inlanders onder de hoede der wet, zoodat over hun grond, hetzij communaal, hetzij individueel bezeten, niet zou worden beschikt dan tegen behoorlijke en belang rijke schadeloosstelling. Een kort incident greep plaats over het beheer en de leiding van den aftredenden Gouv.-Gen. den heer Mijer. Niemand nam dit in bescher ming: de heer Van Zuylen pleitte verzachtende omstandigheden; de heer Nierstrasz nam het air aan van dit te doen, maar leverde inderdaad de scherpste veroordeeling van deD terugkeerenden landvoogd. Na het sluiten der algemeene beschouwingen, kwam het eerst in behandeling Hoofdstuk II (uitgaven in Ned. Indië). De belangrijke onderafdeeling 6a „kosten van onderzoek naar den toestand en de verbetering van het financieele beheer f 50009" werd aange nomen met 44 tegen 6 stemmen, nadat de heer Nierstrasz te vergeefs had getracht de Kamer naar zijne meening te doen overhellen, dat de post on doelmatig was, en blijken zou geldverspilling te zijn. Heden voortzetting. Don Juan werd gisterenavond voor een goed bezette zaal en voor een publiek dat met de welwillendste bedoelingen ten schouwburg was gekomen, opgevoerd. Met succes? Wij aarzelen in dezen of genen zin eene be paalde meening uit te spreken. Had de réussite der opvoering louter afgehan gen vau Donna Anna, de verdienstelijke zangeres Frau Harry, wij zouden aanstonds de uitvoering van het toonwerk ten hoogste prijzen. Moeten wij ons daarbij niet matigen, nu men kan zeggen, dat 't uitsluitend Frau Harry was, die aan de opera Don Juan deed herinneren, welke wij in het vorig seizoen met zooveel genoegen zagen opvoerendat aan haar de eer toekomt alles te hebben bijgedragen om 't juste milieu te bewaren tusschen teleurstelling en tevreden heid? Inderdaad heeft Frau Harry uitstekend vol daan. Hare stem is omvangrijk, zuiver, aangenaam en staat geheel te barer beschikking. Zij is meester van eene beproefde methode, die juist zoo zeer gisterenavond is uitgekomen, waar zij haar talent steeds in verhouding tot hare om geving wist aan te wenden. Uitmuntend en boeiend was haar spel, trotsch en schoon haar gestalte, kortom, zij was een priesteres die wij nog dikwerf hopen te zien of feren op het altaar der kunst. Een frissche bouquet, talrijke bijvalsbetuigin gen en herhaalde terugroepingen, die Frau Harry ten deel vielen, mogen haar doen zien dat ons kunstminnend publiek steeds ware kunst weet te waardeeren. Ziedaar dan de lichtpunten van den avond van gisteren in den schouwburg weergegeven. Noch Don Juan, de heer Alexy, noch Lepo rello, de heer Robicek, voldeden aan de eischen voor een toonwerk van 't gehalte als Mozart's Don Juan. Daarmede is nog niet,gezegd dat die heeren geen verdienstelijke zangers zijn; indien zij 't emplooi vervulden, waarvoor hunne stemmen berekend waren, zouden zij zelfs goede vruchten van hun arbeid plukken. En hiermede komen wij waar wij wilden zijn, door te kennen te geven, dat het ensemble dat wij gisterenavond leerden kennen meer berekend is voor de opera-comique. De heer Robicek is een basse-chantant die aan alle eischen voldoet, de heer Alexy een ba riton, die voor de groote opera een te weinig ontwikkeld geluid bezit. Niettemin hebben beide heeren, zooveel moge lijk als hunne krachten dit toelieten, zich zeer ferm gehouden en bepaald onderscheiden van de overige artisteu, waarover wij, hoe lieftallig, innemend en aardig figuurtje Frl. Spanner ook moge zijn, liefst het stilzwijgen bewaren. Het orkest toonde dat 't door de verwisseling van directeur in beide opzichten, weinig of niets geleden had, 't handhaafde zijn reputatie. Aan den regisseur of wien 't aangaat, geven wij voor het vervolg in overweging de changements de spectacle niet belachelijk te maken en in het algemeen meer zorg voor het tooueelmatig toestel te dragen. Er waren gisterenavond sommige oogenblikken die niet deden lachen maar waarin men zich ergerde over de zorgeloosheid van den regisseur, waar hij b. v. tot tweemalen toe een straatlantaarn het sieraad van een salon maakte. Het Japansch gezantschap, dat gisteren te 's-Gravenhage is aangekomen, heeft lieden deze stad bezocht en o. a. een bezoek afgelegd bij den buitengew. hoogleeraar Dr. J. J. Hoffman. De Kerkelijke Ct. deelt eene aanschrijving mede van de Synode der Nederl. Herv. Kerk aan de Kerkeraden, ten doel hebbende hunne aandacht te vestigen „op de bijzondere behoefte aan gods dienstige verzorging, die er bestaat onder den arbeidenden stand." De Synode gaat uit van de beschouwing, dat hetgeen baar in het lot en de stemming van hot volk verontrust, het gevolg is van een reeks van oorzaken, die ver buiten het bereik liggen van hetgeen men zou kunnen en willen doen om het lot van den arbeider te verzachten en hem op den rechten weg te leiden en te bewaren. De sociale quaestie van dezen tijd is niet opgekomen door eenigen zedelijken achteruitgaog in het volks leven, maar zij is de natnurlijke vrucht van de geheele omkeering, die in den loop dezer eeuw, in het leven der volken heeft plaats gehad. De Synode is overtuigd dat, al moet die „so ciale quaestie" hare eigene, natuurlijke oplossing vinden, toch de uitkomst, waartoe zij zal leiden, iu bel jaar 1807. (Historisch, verhaal.) Vervolg.) De gravin was een onbeduidende vrouw. De IWite dochter Julie was de ster des huizes. Zij "as een weinig koket, maar geleerder en meer #°hvikkeld, dan de kinderen der Fransche re- "j'utie doorgaans waren. Terwijl zij zich door <fen jongen Duitschen officier het hof liet maken, Niette haar dit niet ook de hulde der andere heeren van het hof, en naar men beweerde zelfs ïan Koning Jerome aan te nemen. De luitenant v'ond mademoiselle Julie met een borduurwerk ^ezig, dat dienen moest voor een gemaskerd bal dst binnen weinige dagen op Wilhelmshöbe ge geven zou worden. Mile Julie wierp bij het bin nentreden van den luitenant haastig een doek ever het werk. «Laat ik u niet storen, Comtesse, zeide de lui tenant lachend, werk maar gerust door, gij hor- duurt daar zeker arabesken met gouddraad op den ('raaien „fez," die gij als Griekin op het bal zult dragen." Maar ik bid u, mijnheer de luitenant, vroeg de jonge daine verrast, wie zegt u wat voor een costuuui ik dragen zal? Ik eene Griekin voorstel len! ha, ha! Neen dan bedriegt ge u grootelijks." „Dat deuk ik toch niet, antwoordde de luitenant. Overigens zou het mij ontzettend spijten als het niet zoo was, want ik verheug er mij in voorraad al op, dat gravin Julie op het bal voor iedereen gemaskeerd zal zijn, behalve voor mij." „Maar ik vraag u nog eens, hoe kunt gij dat weten „Gij ziet Comtesse dat mijn geest u ongezien omgeeft en ik in uwe geheimste gedachten inge wijd ben. Ik kan u zelfs nog meer zeggen. Uw kostuum dat aan de meest geschiktste handen was toevertrovwd, loopt gevaar door die fijne handen niet gemaakt te worden, maar aan de grove handen van eene gewone naaister te wor den toevertrouwd." „Haha!" riep de gravin spottend uit, „ik be merk dat mijnheer de luitenant in betrekking staat tot die naaister 1" „Zoo is het Het zou mij weinig baten dit voor eene zoo scherpzinnige jonge dame als de gravin Julie, te willen verbergen," antwoordde Mensing. „Maar weet gij niet dat gij daarmede al mijn genoegen van het feest vergalt?" „Ik! Dat zou mij inderdaad zeer leed doen, kant gij dan denken dat ik in staat ben om uw geheim aan iemand mede te deelen?" „Als gij het mij op de hand belooft, dan niet, antwoordde de gravin, terwijl zij den luitenant met een smachtenden blik aanzag. „Ik beloof, ik zweer het u!" riep de luitenant lachend uit, terwijl hij de hand op de borst legde. Nu goedl zeide zij, al de goden en godinnen der fabelleer zullen u straffen, indien gij uw eed breekt! „Vrees niets, schoone gravin, ik zal het geheim bewaren. Maar indien gij op het bal spoedig be kend zijt, zoo zal, dit kant gij gerust gelooven, dit niet aan mijne onbescheidenheid te wijten zijn; maar aan de fijne woordenspeling en gezegden der schoone Griekin." In plaats van mij allerlei vleierijen te zeggen, gij boos menscb, viel de gravin den luitenant in de rede, zoudt gij beter doen mij te zeggen waar om de naaister, die mijn costuum begonnen heeft, het niet zou kunneu afmaken. „Dat zal ik u ook vertellen.maar het is een geheim waarvoor ik van u een plechtigen eed den geheimhouding verlang." Ik zweer. „Welnu luister dan aandachtig. Ik woonde vroe ger in de stad bij de vrouw waar uw costuum ge maakt wordt. Zij houdt mij voor een zeer ver standig man; daardoor heb ik vrijen toegang tot de werkkamer waartoe anders nimmer aan een oningewijde den toegang verleend wordt. Hoewel ik hoogst zeldzaam van dit voorrecht gebruik maak, merkte ik toch dat jufvrouw Liza Seitz, de dochter van den inspecteur van het paleis, die op de naaiwinkel is, met nw costuum bezig was; en van daag heb ik vernomen dat zij niet meer op de naaiwinkel zal komen." Zoo! En waarom niet." Is zij ziek? „Neen, er is een ander beletsel namelijk dat zij dagelijks alleen naar de 6tad en 's avonds naar huis moet gaan.Het is een zeer mooi meisje en zij heeft dringende redenen om dien weg niet meer alleen af te leggen, en haar vader kan haar niet laten afhalen." Ah zoo! zeide de gravin blozende. „Om u de waarheid te zeggen, vervolgde de luitenant. Een man heeft het oog op haar ge worpen, en zij heeft gegronde redenen zijne aan slagen te vreezen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1