N°. 3584. Maandag A0. 1871. 16 October. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post9 3.85 Afzonderlijke Nommersw 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regelf 0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zy beslaan. STAATSFINANCIËN EN BELASTINGHERVORMING XV. Say zegt in zijn Cours Complet, waar hij over je moraliteit der belastingen spreekt: „Toutecon- iribution est un sacrifice, partant une peine im- ^.sée a certaines personnes et a, certaiues actions. Jlalheureusement elle est toujours une peine, une amende imposée tv l'iüdustrie, action si favorable au bieu-être du corps social, puisque, après les ricliesses naturelles, c'est sur celles que lui pro cure l'industrie qu'il subsiste et qu'il recueille ces jouissances permises qui embellissent l'exis- lence." Op dit standpunt plaatsten wij ons in het vorig artikel bij de toelichting der meening, dat af schaffing van den zeepaccijns dien op het geslacht behoort vooraf te gaan. Wij vvenschen dit te blijven innemen ook ten aanzien der patent-be lasting. Hare voorgestelde afschaffing heeft onze sympathie, doch alvorens] gronden voor deze sympathie aan te voeren is nog een andere taak li vervullen. Het vorig artikel behelsde meer eene bestrijding ran den zeepaccijns, meer eene uiteenzetting van het vicieuse dezer belasting, dan wel eene argu mentatie, die pleitte voor het voorloopig in stand houden van het geslacht. Daaraan zullen wij trachten thans tegemoet te komen. Dat de accijus op het geslacht behoort opge ruimd te worden, zullen weinigen betwisten het belasten der eerste levensbehoeften heeft grooten tegenzin opgewekt. Algemeen is men het toch eens, dat 't overwegend bezwaar tegen deze soort van belasting is, dat daardoor de minvermogen den onevenredig zwaar gedrukt worden. Maar al is men in beginsel de afschaffing toe gedaan, dit belet niet dat men kan verschillen omtrent de opportuniteit, en neemt niet weg dat men rekening moet houden met den feitelijken toestand van het oogenblik. De Minister van Financiën heeft in zijn milli- oenenspeech als hoofdgrond voor de afschaffiDg van het geslacht aangegeven, den matig gegoeden middenstand den druk der income-tax minder te doen gevoelen. Uitstekende gedachte! Toch gelooven wij dat bedoelde middenstand meer gebaat zal worden door de afschaffing van den zeepaccijns. Die stand, laten wij liever zeggen de kleine burgerij, zendt 't goed niet naar de bleek of draagt hel aan anderen ter verzorging op. Die burgers hebben wekelijks drie vier pond Mep noodig. Terwijl bleekerijen en waschinrieh- liogeu tegenwoordig haar eigen zeep vervaardi gen, waarvan geen cent accijns wordt betaald, schuilt in iedere 20 cents (het maximum van den prijs van 't halve kilo groene zeep), die de kleine burger aan den winkelier betalen moet, 10 cents belasting. Die burgers betalen derhalve 30 A 40 cents s iveeks aan zeepaccijns, dat is gemiddeld f 18.20 per huisgezin 'sjaars. Wij zijn in de gelegenheid geweest bij menige huismoeder uit den matig gegoeden stand infor mation in te winnen omtrent de hoeveelheid zeep die wekelijks wordt verbruikt, die ons grond geven tot het vermoeden dat de genoemde cijfers eerder te laag dan te hoog zijn. Gewoonlijk toch zijn de huismoeders uit den matig gegoeden stand omringd door een getal spruiten, dat minder matig is, en hoe meer kin deren, hoe grooter de wasch. Die huisgezinnen eten ook graag vleesch en we gunnen hun dit van harte, doch door de opheffing van het geslacht zullen zij vooreerst niet zooveel profiteeren. De accijns, die van ieder beest wordt betaald, is niet zou hoog dat de vleeschprijzen tot up eene laagte zullen daleD, om den minder ge len stand goedkoop vleesch te doen ver zijgen. Immers de prijs van het vleesch, zelfs minus den accijns,is,doorde tegenwoordige hooge waarde 'an het vel, zeer opgedreven. Men leiöe daaruit nu niet af, dat de afschaf fing der vleeschaccijns ons onverschillig is. Al was de stand der markt ook nog zoo hoog, dan uog moet de Regeering hare handen in onschuld wasschen. Voor zoover zij er althans door de ac- uijnsalschaffing aan kan doen, om de vleeschprij- zen te verminderen, is zij verplicht daartoe mede Is werken: Gen stand der markt kan zij evenwel niet dwin gt, evenmin als den uitvoer van vee belem meren. De domme menigte en hare vleiers mogen zulke maatregelen heilzaam achten, de onder vinding zou leereu dat de uitkomsten noodlottig zouden zijn. We verschillen slechts in zoover dat we over tuigd zijn, dat de afschaffing van den zeepaccijns op het oogenblik meer direct voordeel aan de belas tingschuldigen zou opleveren. Later, wanneer de gelegenheid gunstig stond, zouden zij door de opheffiog van het geslacht nog meer kunnen ge baat worden. Voorts vergete men niet, dat de accijns op het geslacht der schatkist oogenblikkelijk meer ople vert dan de zeep accijns, zoodat zijn voorloopige instandhouding ook uit dit oogpunt verkieslijk is. Nog een ander argument kan bijgebracht wor den. Vooral in den tegenwoordigen tijd moet men iedere gelegenheid, om de belangen der nijverheid op regelmatige wijze te bevorderen, niet ongebruikt laten voorbijgaan. De afschaffing van den zeepac cijns kan veel handen werk verschaffen en alzoo bijdragen tot het verspreiden van welvaart onder den arbeidenden stand. Gaat men nu voort met dien tak van industrie stelselmatig te dooden, dan zullen de fabrikanten in stede van de loonen te kunnen verhoogen, die moeten verlagen en ten slotte hunne fabrieken sluiten. En inderdaad de zeep-industrie gaat dien weg op, indien de belasting niet wordt afgeschaft of de onbillijkheden, waartoe de wet van 1832 aan leiding geeft, niet worden opgeheven. Hiermede hebben wij een van onze hoofdbe zwaren tegen de hervormingsplannen van den Minister van Financiën uiteengezet, toegelicht en verdedigd. Met belangstelling zien wij het oogenblik te ge- moet, dat het aan de Vertegenwoordiging gegeven zal zijn, die plannen te beoordeelen. Ook onder haar zijn vele tegenstanders van den zeep accijns. Die leden zullen zich ongetwijfeld tot echo maken van de talloozen in den lande, die in de belasting der zeep een groot kwaad zien en voor alles hare afschaffing verlangen. De voorgestelde afschaffing der niet minder klemmende onrechtvaardige patentwet, heeft, wij zeiden het reeds hierboven, ons hart gewonnen. Ook ons komt 't voor, dat, indien men begint te hervormen, hare onhoudbaarheid 't meest in 't oog springt. Hierover echter nader. Leiden, U October. De Leidsche correspondent van 't Haagsch Dag blad blijft wat hij steeds was: een oneerlijk pen voerder. Naar mate dat lnj meer in 't nauw wordt ge bracht, zooveel te deloyaler worden zijne midde len om zich er uit te redden. Hij stapelt onwaarheid op onwaarheid, waarbij hij er sterk op rekent dat een courant slechts een kmd van een dag is. Men herinnert zich dat die oneerlijke corres pondent in het Uaagsche Dagblad duidelijk ver klaarde het bericht in dit blad, betreffende het bouwen van een nieuwe tusschenschool alhier, ontleend te hebben aan „bijvoegsels van de Leidsche Courant." Wij toonden aan dat dit onmogelijk 't geval kon zijn en dus de berichtgever op clandestine wijze officieele bescheiden moest hebben geraad pleegd. Wat doet hij nul In het Uaagsche Dagblad van heden heeft hij er iets op gevonden, waardoor hij zich echter zelf logenstraft. Nu heet het, dat hij niet uit de bijvoegsels der Leidsche Courant, maar uit de memorie van toelech- ting (blz. 41 en 46) op de stedelijke begrooting, het bericht had geput. Concedo, maar waartoe dan de onwaarheid dat het bericht aan de bijvoegsels der Leidsche Courant was ontleend? Al was de mededeeling van het Uaagsche Dagblad wellicht een gesalarieerd tendenz-bencht, dan be hoeft men zich toch niet van eene onwaarheid te bedienen om het voortreffelijke te doen uitkomen, dat de publieke zaak te Leiden thans publiek behandeld wordt. Niemand ontkent dit, en 't minst de corres pondent. Te oneerlijker is daarom zijne insinuatie in het Dagblad van heden waarin ons wordt kwalijk genomen, dat wij de officieele stukken, die]in de bijvoegsels der Leidsche Courant worden publiek gemaakt, „eenvoudig overdrukken." Deze oneerlijkheid komt nog meer uit, waar de correspondent zich van een nieuwe onwaarheid bedient om te trachten bedoelde insinuatie kracht bij te zetten. Hij beweert n. 1. dat hetgeen volgens zijn| zeg gen aan de voor zes weken verschenen Memorie van Toelichtiug op dg begrooting is ontleend, door ons verzuimd was mede te deelen. Wij verwijzen den eerlijken man naar ons nommer van Vrijdag 8 September, waarin een overzicht der Memorie van Toelichting wordt gegeven en van het bouwen der bewuste tus schenschool gewag wordt gemaakt. Een leugenaar moet vooral sterk van memorie zijn. Anders is 't mis. Naar wij vernemen zullen gedurende het aan staande leesseizoen in de Hollandsche Maatschap pij van fraaie kunsten en wetenschappen alhier, onder anderen als sprekers zich doen hooren de HH. J. J. L. ten Kate, Dr. C. Laurillard, J. A. Alberdingk Thijm en W. P. Wolters, de drie eersten van Amsterdam, de laatste van Leiden. De nieuwe directeur van de Hoogduitsche opera te Rotterdam, de heer Jean Pflaging, zal gelijk onder den heer Saar gedurende den winter eenige voorstellingen in onzen schouwburg geven. Reeds tegen a. s. Maandag is de opvoering aangekondigd van Mozart's Don Juan, een opera die zich van zelf aanbeveelt en dus bijzonder geschikt is om vele ingezetenen naar den schouw burg te lokken. Om tot een druk bezoek zooveel mogelijk bij te dragen, achten we 't niet ondienstig ons op het oordeel te beroepen, dat de Nieuwe Rotterdam- sche Courant heden over het operagezelschap levert. Wij waren nog niet in de gelegenheid daar mede kennis te maken en zouden dus bezwaar lijk op eigen gezag kunnen aanbevelen. Wij schromen te minder het oordeel van genoemd blad min of meer te reproduceeren, omdat de recensie den indruk geeft door eene zeer onpartijdige hand te zijn geschreven. Het blad getuigt dat de nadere kennismaking met 't nieuwe personeel der Hoogduitsche Opera in alle opzichten eene aangename is geweest. De jongste opvoering van Meyerbeer's Hugenotten was ten volle bevredigeod voor een muzikaal ontwikkeld publiek, zonder daarbij den maatstaf in liet buitenland ot in het verleden te zoeken. „Verreweg de meerderheid," zegt het blad, „van 't publiek had de overtuiging dat men 't wel eeos beter, maar ook wel eens slechter bijge woond had. Die overtuiging is ook de onze. We wenschen daarom der nieuwe directie van harte geluk met haar ondubbelziunig welslagen." Eu verder, waar het blad den directeur aan moedigt een goed repertoire: goed door afwisse ling, goed door gedaante, te kiezen, wordt gezegd: „Met een personeel als 't tegenwoordige behoeft de directie voor niets terug te deinzen." Gaat men nu de meer gedetailleerde critiek na over de onderscheidene sujetten, dan ziet men dat van de acht artisten, die in Don Juan optreden vijf de gewichtigste emplooien in Meijerbeer's Uugenolten hebben vervuld. Van Frau Harry (Donna Anna in Don Juan) wordt met veel lof gewag gemaakt. Zij vervulde de rol vao Valentine, dus die van eerste zangeres. Haar geluid is in 't hooge register wat zwak, doch fraai en vol klinkt hare stem in 't midden en lagere register. Frl. SpaDuer (Zerline) zong de soubretten-partij van den page. Zelden, zegt het blad, hoorden we die partij keuriger zingen. De bariton Herr Alexy Don Juan) was de graaf de Nevers. Hij is een hoogst verdienstelijk bariton, wiens spel zijne stem niet onwaardig is. Klok-zuiver is zijn toon. Het eigenaardig timbre van zijne stem, zal hem in sommige partijen doen schitterenals Don Juan enz. Herr Robicek, (Leporello) de eerste bas, had als Marcell voortreffelijke momenten. Zuiverheid, rondheid en gemakkelijke uiting, al die eigen schappen, zoo zelden vereenigd, sieren des kunste naars zang. Herr Jary (Gouverneur) tweede bas, was als St.Bris minder gelukkig. Ziedaar een zeer beknopt resumé van de recensie in de N. R. Cl. van heden. Wij hopen dat 't Leidsche publiek in gelijken geest zal kannen oordeelen. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 109 tot 125 vol wassen personen en van 37 tot 47 kinderen. Wij ontvingen heden de uitvoerige Memorie van Beantwoording op liet voorloopig verslag nopens de Indische begrooting voor het dienst jaar 1872. Plaatsgebrek belet daarvan een volledig over zicht mede te deeleo. De Minister van Koloniën wijst onvoorwaar delijk het verwijt van zich af, dat de blootlegging van zijne zienswijze omtrent de gebreken in de Indische instellingen en in de organisatie van het Indisch financieel beheer, te kort doet aan de Regeering, en aan het besef zijner verant woordelijkheid. De Minister bevlijtigde zich met den nieuwen landvoogd over een en ander in overleg te treden en naar doeltreffende verbeteringen om te zien. Mag hij zich vleien met de hoop dat goede grondslageo weldra gelegd kunnen worden, bij inoet, nu voor alsdan, tegen overdreven verwach tingen en ongeduld waarschuwen. Het ontwerp van eene wijziging van het Kon. besluit van 20 Juli 1870 uitvoering der Agrari sche wet is bijna gereed om aan het onderzoek van den R. v. S. onderworpen te worden. De wijzigingen, welke t. a. van de uitgifte iu erfpacht den Minister in de eerste plaats nood zakelijk voorkomen, zijn die welke den erfpachts kanon en de voorschriften omtrent de heffing van landrente van de inlandsche bevolking, die zich op erfpachtsgronden mocht vestigen, betref fen. Omtrent beide punten komt eene wijziging van het besluit den ondergeteekende volstrekt noodzakelijk voor. Er zijn bij den Minister geen omstandigheden bekend, welke de aanbieding eener wet nopens de drukpers in Indië dringend noodzakelijk maken. Met genoegzame zekerheid is natuurlijk op het vermoedelijk overschot van 58'/, millioen op de diensten van 1S67 tot en met 1870 niet te re kenen. Genoegzaam zeker alleen is een overschot op den dienst van 1S67 van 15 millioen, ongerekend de saldo's van de diensten aan 1867 voorafgaande. De Minister persisteert bij zijn voorstel om ambtenaren uit te zenden naar Indië om midde ten en grondslagen te beramen ter verbeterin van het financieel beheer. De ambtenaren zullen ter beschikking staan van den Gouv.-Geueraal, De maatregel is geheel in overleg met den heer Loudon beraamd, en met verwondering zag dus de Minister dat men dien beschouwde als een die gemie aan vertrouwen in den nieuwen Land voogd beschouwde. De Minister durft geenszins verzekeren, dat de uitgaven in Indië niet nog verder zullen stijgen. De behoeften die bevrediging eischen zijn menig vuldig. De verhooging van het eindcijfer voor 1S72 is vooral het gevolg van de Preanger-her- vorming. Het is den Minister verkieslijk voorgekomen het consignatiestelsel niet te spoedig te verlaten. Het mag raadzaam geacht worden de ondervin ding nog verder te raadplegen, vóór dat men verder gaat. De invloed van den ongunstigen oogst 1871 op de koffieveilingen van het volgende jaar is minder groot, doordien het restant uit den oogst van 1870 aanzienlijk hooger is te stellen dan aanvankelijk is geschied. Na gehouden overleg met de Handelmaatschappij wordt de te verkoopen hoeveelheid nader geschat op 750,000 picols. De tegenwoordige marktwaarde geeft voorts vrijheid den prijs met 2 cent per picol te verhoogen. Het nadeelig verschil in hoeveelheid met de vorige raming wordt dus bijna geheel door hoogere opbrengst vergoed. Ten gevolge der veranderingen in de oorspron kelijke wetsvoordracht gebracht, bedragen de eind cijfers der Indische begrooting thans: Middelen in Nederland f 49,957,068. Indië69,801.270. totaaal f 119,758,338. Uitgaven in Nederland f 19.166,392. Indië90,172,860. totaal 109,339,252. Geraamd batig slot f 10,419,086. H. M. de Koningin heeft het zevenjarig zoontje van den heer B. Strelitsky te Rotterdam, die te joog was om naar een der beurzen mede te din gen, door Z. M. den Koning voor jeugdige artis ten gesticht, en getoond had veel voor de toekomst als violoncellist te beloven, voor HD. rekening naar Leipzig gezonden om zijne studiën te vol tooien. De uitslag der Akte-Examens voor het Mid delbaar Onderwijs is gisteren geweestGevraagd, voor het Engelseh 1 akte, geweigerd; voor de Aardrijkskunde 1 akte, geweigerdvoor Geschiede nis 1 akte, de candidaat beeft zich teruggetrok ken; voor het Hoogduitsch 1 akte, toegestaan aan R. Dijkstra, geb. te Ameland; voor het Boek houden 2 akten, een geweigerd, een toegestaan aan Teunis Pijper van Almelo. Bij de gisteren te 's-Gravenhage voortgezette examens voor het lager onderwijs hadden zich 16 candidaten aangemeld tot het verkrijgen van den rang van ho fdonderwijzer. Daarvan zijn 10 afgewezen en 6 toegelaten, zijnde de heeren S. P. Perdijk en M. P. du Croix, beiden uit Leiden (reeds vermeld); H. A. Dieben, B. Frank en VV. J. Rijghard Zieck allen uit 's-Hage en P. J. Jog- clietns uit Scheveningen. Tot lid van de Provinciale Staten van Noord- Holland, ter vervanging van het afgetreden lid, den heer Ad. Prins, benoemd tot lid der Eerste Kamer, is gekozen de heer J. C. van Wessem, Jr. te Zaandam, met 231 van de 339 geldige stemmen. De Rechtbank te Utrecht heeft den heer du Mosch aldaar veroordeeld tot eene geldboete van f 315 wegens het verkoopen van Hamburger en Brunswijker Loten. De gemeenteraad van Rotterdam heeft tot directrice der openbare school van middelbaar onderwijs voor meisjes benoemd, Mej. M. van der Burg. De directiën van de Nederl. Rijnspoorweg en Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappijen hebben een adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken gezonden, houdende bezwaren en opmer kingen tegen het aanhangig ontwerp van wet tot regeling van den dienst en het gebruik der spoorwegen. Op het dezer dagen te Leeds gehouden Congres der Sociale weteoschappen, beeft de heer van Praag, vroeger hulponderwijzer aan het Doofstom men-instituut te Rotterdam, thans aan het hoofd eener dergelijke inrichting te Londen, een voor dracht gehouden over de Doitsche methode van doofstommen-onderwijs, die vingerspraak en ge barentaal geheel verwerpt. Een der te Rotterdam naar die methode on derwezen leerlingen vergezelde den heer van Praag, om proeven aangaande de voortreffelijkheid der methode af te leggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1