Donderdag
12 October.
N°. 3581.
A°. 4871.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
OP WILHELMSHÖHE
LEIDSCB
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post.,3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PKIJ8 DEK ADVKHTKNTIEN.
Voor iederen rogel0.16.
Grootere letter, naar do plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 11 October.
De kans van slagen voor het voorstel van den
keer YJacob c. s. houdende maatregelen tot be-
iorderiug van een geregelden stoomvaartdienst
usschen Vlissingen en New-York, is na kennisne-
sing van de discussie in de Tweede Kamer der
xaten-Generaal gisteren gevoerd, zeer hopeloos
geworden.
Met het overigens zeer welwilleod advies van
den Minister van Financiën, den heer Blussé, voor
oogen, is de voorspelling niet gewaagd dat de
sioouivaart van Vlissingen op New-York voor-
loopig althans tot de vrome wenschen der voor-
staoders van dit plan zal blijven belmoren.
De Minister was in ernst voor deze zaak gun
stig gestemd. Zij lag hem zelf na aan 't hart.
Immers eenige jaren geleden had hij meteenige
handelsvrienden vruchteloos beproefd eene der
gelijke zaak tot stand te brengen.
Ook op weerzin tot het verleenen van subsidie
ruitte het tegenwoordig voorstel bij Z.Exe. niet
MHij rangschikte het met den heer Heemskerk Az.
tnder die gevallen, waarin ondersteuning van
Staatswege soms heilzaam kan werken tot op
wekking van sluimerende krachten. Maar het
zwaartepunt van 's Ministers afkeurend advies
was daarin gelegeD, dat het tegenwoordig oogen
blik niet gunstig was voor de aanvrage. ZoolaDg
onze belastingen niet op geregelden voet zijn en
geene beslissing daaromtrent is genomen, kunnen
ervoor deze en dergelijke ondernemingen geene
fondsen beschikbaar worden gesteld.
Aan dit advies, dat de Minister meer uitbracht
met het oog op de belangen der schatkist, knoopte
de heer Blussé een raad vast tot de voorstellers
eD de Kamer, die getuigde van zijn bekende
zucht om de belangen van handel en nijverheid
te bevorderen.
Zi.Exc. achtte 't geen schade dat de zaak nog
eenigen tijd worde uitgesteld. Te Rotterdam was
eeoe oudernemiDg tot stand gekomen door de krach
tige impulsie van den kolonel Jansen, uit die onder-
nemingzou veel leering kunnen geputworden, waar
mede nut kon worden gedaan. IndieD men nu met
kracht en geweld eene groote zaak op touw wilde
zetten vóór dat de gevolgen der opgerichte onder
neming bekend zijn, dan had men slechts teleur
stelling en verdeeldheid te wachten, terwijl, zoo
eigens, overeenstemming en vereeniging van
klachten hier vereischt werd.
Den voorstellers gaf hij dienvolgens in beden
king hun voorstel terug te nemen en der Kamer
om het niet aan te nemen. Maar voor't mogelijke
geval dat de Kamer er zich mede mocht vereenigen,
rag de Minister gaarne uit artikel een het woord
ïhssingen (punt van afvaart) verwijderen, om het
woord Nederland daarvoor in de plaats te stellen
Aatide geschiktheid van Vlissingen twijfelde de Mi
nister geen oogenblik, maar dan kon men de
keuze juist aan hen overlaten die zich mochten
aanbieden om de vaart te ondernemen.
Overigens vond het voorstel allerminst genade
bij den heer Rutgers van Rozenburg en op zijn
voetspoor bij den heer Viruly Verbrugge, welken
laatste spreker het voorafgaand oordeel uitlokte
van den Minister van Financiën.
De heer Rutgers van Rozenburg tastte de
quaestie in 't hart aan door oneindig breedvoe
riger dan tot hiertoe het geval was, stil te staan
bij de vraag of de staat't subsidie verleenen mocht
en of subsidie noodig was. In zeer ontkennenden
zin beantwoordde hij haar, tot welke conclusie
spr. gekomen was, door een gedetailleerde uiteen
zetting van de drie volgende puntenWat is het
doel van de Stoompaketvaart vao Vlissingen naar
Amerika en zal dit doel bereikt worden?
2". Moet zulk eene onderneming worden ge
subsidieerd door den Staat?
3°. Moet de Staat speciaal deze onderneming
steunen en moet hij dit doen op dit oogenblik?
De sterk ontkennende strekking van sprekers
advies, of liever de hardnekkige tegenstand van
den heer Rutgers tegen het voorstel zelf, komt 't
best aan 't licht, in deze slotzinsnede van zijn
betoog.
De vraag is niet: wilt gij 5 miilioen besteden
voor de trans-atlantische vaart, maar zij is: wilt
gij die besteden aan de proef om daartoe te
geraken
Die proef noemde spr. zeer gewaagd, ja een
dobbelanj. Het zou dus niemand bevreemden,
dat hij zou stemmen tegen het werpen van zes
miilioen in den Oceaan.
Van de voorstellers kwamen gisteren aan het
woord de heeren Tak en de Bruyn Kops.
De eerste had zich tot taak gesteld, het voor
stel in zijn geheel tegenover de bestrijders in be
scherming te nemen, de laatste de economische
bezwaren te wederleggen.
Het voorstel was gedaan in het belang van
den handel. Het belang van den handel is een
algemeen belang, dat meer ontwikkeling vordert.
En de natuurlijke weg tot groote ontwikkeling
van den handel is de uitbreiding van de stoom
vaart. Die uitbreiding moet geschieden door een
stoomvaart op Amerika. Vlissingen is het meest
geschikte punt van uitgang.
Particuliere krachten hebben het beproefd,
maar met ongelukkigen uitslag.
Het voorstel beoogt een wetgevenden maatregel,
om de particuliere krachten op te wekken in
het algemeen handelsbelang, niet om eenig ver
tier aan nabij gelegen spoorwegen te verschaffen.
Het voorstel wenscht eene stoomverbinding die
de Nederlandsche goederen brengt ter plaatse
door de natuur het meest aangewezen om ze te
ontvangen; beoogt een grootsch doel dat verder
reikt dan een blik van winst op personen en
goederende uitbreiding van het handelsverkeer
naar de behoeften van onzen tijd en met de
middelen die ons ten dienste staan.
Om die toekomst voor onzen handel te be
reiken moeten wij naar Vlissingen, niet om die
stad genoegen te geven, maar omdat het de eenige
geschikte plaats is in verband met de spoorweg
verbindingen. Vlissingen behoeft noch kantoren
noch kapitalen enz., maar moet alleen als voor
haven van de groote koopsteden gebezigd wor
den, omdat het ontegenzeggelijk de beste haven in
ons land is.
De Rotterdamsche onderneming verdient toe-
jiiching, omdat zij voor 't oogenblik voldoende
lan geacht worden, maar voor de toekomst van
oen handel moeten wij naar Vlissingen.
Daarom konden de voorstellers ook niet aan
ten Minister van Financiën toegeven, dat het
teter zou zijn het woord //Vlissingen" uit artikel
en te doen wegvallen.
Vlissingen is de beste plaats voor uitvaart en
aankomst. En de keuze van deze haven is een
kiem voor de Regeering tegenover plaatselijke
jiloezie en een waarborg voor de tot standkoming
dsr zaak.
Door particuliere krachten kan de zaak niet
meer verwezenlijkt worden. Alle pogingen hebben
gjfaald.
Subsidie van staatswege is gerechtvaardigd door
't nationaal belaDg der zaak en door 't belang
van den handel. In alle andere landen wordt de
groote stoomvaart van staatswege ondersteund,
zonder dat hierbij sprake was van zuivere pro
tectie. De voorstellers wenschen dat het subsidie
zal worden teruggegeven, maar zij laten de wijze
aan den Minister van Financiën over.
En als na tien jaren blijkt dat de zaak niet
voldoende gevestigd is, dan zullen de voorstellers
niet met eene vernieuwde aanvrage terugkomen.
De nood der schatkist is niet zoo hoog gestegen,
dat subsidie, gelijk men beweerd had, bijna
onverantwoordelijk zou zijn. Uit de begrooting
blijkt dat er juist 6 ton zijn aangevraagd voor
permanente uitbreiding van strijdkrachten, zonder
dat daardoor de weerbaarheid gebaat wordt. De
Minister van Financiën zou die som beter aan
dit werk, dat productief is, kunnen besteden. De
zaak zal bovendien ook directe voordeelen op
leveren.
Onaannemelijk is het argument om de zaak
uit te stellen. Geen besluit zou minder juist en
meer gevaarlijk zijn dan dit. Antwerpen gaat
reeds voor. Zullen wij nog langer wachten Het
stelsel van steeds af te wachten is gevaarlijk
met het oog op de politieke atmosfeer. Welke
waren de vruchten van dit systeem voor defensie,
rechtswezen en belastingstelsel? Zal dit stelsel
dan ook op onzen handel worden toegepast?
Ziedaar een uitvoerig resumé van de rede door
den heer Tak gehouden. Wij spraken doorgaans
van de voorstellers, omdat wij vooronderstellen,
dat de heer Tak ook bij monde van hen sprak,
ofschoon de heer Stieltjes vooral tegen het laatste
deel der rede, dat over de gelden voor de defensie
handelt, wel eenig bezwaar zal hebben.
Aan deze rede voegde de heer de Bruyn Kops
eene bestrijding toe, dat het voorstel zou afwijken
van de economische beginselen, in zoover het
Staatsprotectie beoogde.
Hij betoogde voornamelijk dat Turgot en Stuart
Mill niet tegen de beperking van de Staatstus-
schenkomst gestemd waren; dat de economische
wetenschap voor hem geen Code was, waarin
men vaste formulieren kon vinden; zij bevatte
alleen een leiddraad vaD beginselen waarop men
in de practijk heeft acht te slaan; dat dezelfde
regeeringen die de beginselen van vrijen handel
hebben toegepast, ook den aanleg van de spoor
wegen, het post- en telegraafwezen, in éen woord
de verbetering van verkeer als een object van
Staats-zorg hebben beschouwd.
Het behoorde dus z. i. wel degelijk tot de roe
ping der Regeering, de middelen aan te wenden
tot verruiming van het verkeer, welke aan het
particulier initiatief alleen niet kunnen worden
toevertrouwd.
In den loop dezer zitting heeft de heer Storm
v. 's Gravesande rapport uitgebracht over de stuk
ken betrekkelijk den voormaligen kapitein Jansec.
De conclusie strekte het rapport te doen druk
ken en ronddeelen; de stukken zeiven ter ken
nisneming van de leden ter griffie te deponeeren
en aan den Minister van Oorlog nadere inlichting
te vragen nopens één punt, n. 1. of aan den voor
maligen kapitein Jansen onder bedreiging van
straf in algemeenen zin verboden is in openbare
geschriften een oordeel uit te spreken over zijne
superieuren en over militaire aangelegenheden.
In de zitti""- v?" hoH«n ï<j Ha discussie over
het stoomvaar:
verwijzen nas..- rle „i
richten.
Z. K. H. Prins
aan de Kweekschool voor Zeevaart alhier weder
een som van honderd gutden geschonken, als be
wijs van 1 BD. belangstelling in deze philanthro-
pische inrichting.
Van 8 Februari tot 10 October 1871 zijn bij
den Hooggel. Heer Rector Magnificus Dr. L. W.
E. Rauwenhoff in het album Civium Academi-
corum ingeschreven als te Leiden studeerende 124
studenten, verdeeld als volgt: in de Rechten 74,
Philosophie 14, Theologie 9, Medicijnen 19, Let
teren 8 en elders studeerende 32.
Gisteren zijn de examens voor het lager on
derwijs te 's-Gravenhage voortgezet met den vol
genden uitslag:
Voor het verkrijgen eener akte voor de wis
kunde zijn 4 candidaten afgewezen en 3 toege
laten, als: H. N. van Kalken en N. van Ree,
beiden te Delft, eu J. W. H. Muller, te 's-Graven
hage.
Voor de akte van hulponderwijzer zijn 12 can
didaten afgewezen eo 10 toegelaten, als: J. H.
Blacquière, te Rotterdam; P. J. Bom en S. P.
van Dorp, beiden te LeideD; J. P. W. van Dijk,
te Rotterdam; G. Gesink, te Katwijk aan den
Rijn; P. Guittart, te Rotterdam; J. van der Laan,
te Leiderdorp; D. F. Labrijn en D. Morreau,
beiden te Rotterdam, en J. C. Pauptit, te Sche-
veningen.
De uitslag der akten-examens voor het Mid
delbaar Onderwijs is gisteren geweest: Gevraagd,
voor het Nederlandsch 1 akte, de candidaat heeft
zich onder het mondeling examen teruggetrokken
in het jaar 1807.
(Historisch, verhaal.)
(Vervolg.)
Nadat de officier zijn mantel afgeworpen had, nam
1") ook een stoel en zette zich naast den inspecteur.
i&ij weet, waarde Seitz, zeide hij, terwijl hij
'Mrouwelijk de hand op den arm van den ouden
oan legde, gij weet, dat ik te Kassei bij jufvrouw
Moinberg woonde, waar uwe dochter thans het
"aaien en knippen leert. Daar nu jufvrouw Mom-
tafg en Liza weten, dat zij mij vertrouwen kun
nen, zoo zal het u niet verwonderen dat ik uw
gabeim ken."
Terwijl de officier dit zeide, keerde de inspec
teur langzaam zijn gelaat naar hem toe, en luis
terde in angstige spanning naar hem.
Liza, jufvr. Momberg I Mensing, ik bid u om
Gods wil, gij wilt toch niet zeggen, dat jufvrouw
Momberg en Liza weten dat.
,/En waarom zouden ze het niet weten? vroeg
de officier verwonderd. Gij zelf hebt immers aan
Liza gezegd, dat de joDgeliDg, dien zij als haren
aanstaanden echtgenoot beschouwde, uwen drem
pel niet meer betreden mag, nu hij rijknecht
is
Wie meent gij? Willemriep Seitz uit. Spreekt
gij van hem?
Waar zou ik anders van spreken? Gij meende
als vader zoo te moeten handelen, hoewel gij
ziet dat gij het hart van uw kind breekt en.
Achl is dat het geheele geheim? riep de
inspecteur uit alsof hem een pak van 't hart was
gevallen.
Mensing zag hem zeer verrast en met scherpen
blik aan.
;/Er is dus nog iets anders, iets ergers, Seitz,
dat aan uw hart knaagt?" vroeg hij.
De oude man antwoordde niet, maar slaakte
een diepen zucht.
z/Hoor eens waarde vriend, ging de luitenant
voort. Ik geloof dat gij mij genoegzaam kent
Gij weet wie en wat ik ben en aan wien ik
mijn bestaan te danken heb. Als de zoon van
een braaf, eenvoudig landman, liet Prinses Ma
rie, de zuster van onzen ouden landgraaf, mij
eene zeer goede opvoeding gevenzonder hare
goedheid zou ik nimmer tot den raDg gekomen
zijn die ik nu bekleed. De keurvorst benoemde
mij tot officier. Dus niet alleen als oozen wettigen
vorst en heer, maar ook uit dankbaarheid blij
ven wij hem getrouw eo behooren wij, gij zoo
wel als ik ons vorstenhuis; wij zouden slechte
menschen zijn, indien wij ooit onze verplichtingen
konden vergeten. Daarom geven wij elkaar als
een paar trouwe Hessen de hand, en stellen we
vertrouwen in elkander. Er ligt u een geheim
op 't harteen geheim dat onzen vorst betreft....
Ik zie het, en gij kunt uw hart lucht geven,
als gij spreekt. Kijk mij in de oogen I Zie ik er
uit als een man, die u zou kunoen verraden?
Neen, Mensing, antwoordde de oude heer,
terwijl hij de hand van den officier greep en ze
krampachtig drukte. Ik stel vertrouwen in u,
en ik wil u om raad en hulp vragen. Ik moet,
ja ik moet; want als ik geen raad en hulp vind
dan brengt die noodlottige zaak mij nog naar
't graf.
z/Dus wat is het? Het kan u niet over de
lippen, Seitz.... Zal ik het eens raden?... Zou
het misschien ook den schat van onzen keurvorst
gelden f"
Seitz maakte eene snelle beweging met de
hand, alsof hij die woorden op de lippen van
den officier terug wilde houdeD, en zeide toen
fluisterend:
Om Godswil, spreek toch wat zachter!
Gij hebt hem dus den veelgezochten schat,
voor de ontdekking waarvaD koning Jeróme
100,000 franken uitgeloofd heeft.
Eo de doodstraf voor hem die den schat weg
voert of daarbij behulpzaam is, fluisterde Seitz
bijna onhoorbaar.
,/De keurvorst heeft hem u dus toevertrouwd?
Ja Mensing, zoo is hetIk wil u alles zeggen,
en... mijn leven in uwe handen stellen I
//Zoowaar als God leeft, Seitz, dat kunt gij
doen
Luister dan. Toen de keurvorst in dien vree-
selijken nacht van den lsten November 1806,
met overhaasting de vlucht moest nemen, kon
hij slechts een gedeelte zijner rijkdommen me-
denemen. Het overige, bestaande uit verscheidene
millioenen aan gemunt goud, effecten, banknoten
en gouden voorwerpen, werd in alterijl in kisten
gepakt. De keurvorst vertrouwde mij dien schat
toe.... Toen hij in de kisten gepakt werd waren
de ministers Von Waitz en Von Witzleben
tegenwoordig; maar daarna bleef alles aan
mijne zorg over.
Wordt vervolgd.)