JV°. 3576. Vrijdag A°. 1871. 6 October. STUTSFINANCIEN EN BELASTINGHERVORMING. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZKR COURANT. Voor Leiden per 3 maanden.3.00. Franco per postm 3.85 Afzonderlijke NommersB 0.05, Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVURTUNT1KM. Voortederen regel0.15. Grootere letter* naar de plaatsruimte die zij beslaan. Sedert een dag of wat is de oppositie-pers in rep en roer. Moet men haar gelooven, dan hebben schrik en ontsteltenis het Vaderland vermeesterd, dan gut sen zweetdroppels langs 't aaügezicht van ieder rechtgeaard Nederlander, rijzen de haren van een ieder te berge en staan wij op 't punt van reddeloos verloren te gaan. Sedert onze Minister van Financiën dood kalm eo bedaard den toestand van onze geldmiddelen heeft blootgelegd en zijne hervormiDgs-voorstel- leD heeft aangeduid, is dit de bloemlezing uit de organen der conservatieven. 0! zij weten het zoo goed, de behoudende te genstanders van bet ministerie, dat de natie zich warm maakt voor de beurs; zij zijn er zoo diep vao doordrongen dat de beurs een van de drie ge voelige snaren is. Nu ja, de beurs is in het spel. Wat nood! Het komt er slechts op aan te weten of de rol, voor hiar weggelegd, zoo schrikbarend is, dat de natie I inderdaad hare gewone bedaardheid behoeft te rerliezen. bit te onderzoeken, naar waarheid, plicht en geweten, is de taak welke op ieder ontwikkeld staatsburger rust, indien 's lands Regeering de verkondigster van tijdingen is, die uit den aard der zaak minder aangenaam klinken. Die tijdingen toch willen beduiden, dat ons ge brekkig belastingstelsel niet toereikend is, om in onze behoeften te voorzien en buitengewone maat regelen gevorderd worden. Zoolang onze Overzeesche natuurgenooten nog geschikt genoeg waren, om geplukhaard te wor den, voorzagen zij in de gelden, die wij niet op brachten. In dier voege, dat wij niet alleen eene deftige burgerhuishouding konden voeren, maar nog alle jaren vette spaarpotten overhielden. Zoo ruim waren deze zelfs gespekt, dat met hun klim keuderr inhoud schulden, in magere jaren aan gegaan, konden gedekt worden en dus onze las ten door verminderde rentebetaling verlicht wer- den, dat drukkende belastiugeu op de eerste levensbehoeften uit ons gebrekkig belastingstelsel verdwenen. En wie er nog meer van wil weten, die vrage eens aan de elkaar opgevolgd hebbende Ministers van Financiën, op wiens kosten ons land door' sneden is van spoorwegen, met welk geld en ten koste van welke andere slavernij, de emancipatie der slaven in West-Indië heeft plaats gehad; iorloui, met welke sommen nog vele belangrijke raken in ons Vaderland geholpen en verholpen werden, tot zelfs in de laatste jaren, toen vee- typhus woedde en buitengewone gelden voor oorlog en marine henoodigd waren. Gewis zal hun antwoord zijn, hoe oneens ove rigens onderling over de aanspraak van ons land op die geldeD, dat Oost-Indië de milde bron was, waaruit al dat goud vloeide. 0, Indië, schoonste parel aan Neerlands kroon, wat groote verplichtingen hebben wij aan u! Zoo roa men mogen verwachten dat ieder weldenkende uitriep. Mis geraden. Er zijn een portie in den lande die hemel en aarde bewegen, dat er in de laatste jaren zoovele ondieren in zoo'n klein landje gevonden worden, die deze verplichting erkenden en daardoor oor zaak werden dat die milde bron niet slechts ma- 'iger, maar ook niet steeds naar éene zijde vloeide. Die ondieren, zij heeten liberalen, radicalen of, 'a deze beter: sloopers, af brekers en ondermijners, hebben daardoor ons lieve vaderland eindelijk tot ceu toestand gevoerd, dat wij thans, ontzetting slier ontzettingen, de zegening zullen genieten "a Alva's tienden penning!I! Wij zien de galgen reeds opgericht, de pijnban ken gereed, geesel- en brandmerktuigen klaar hggen, den raad van beroerte vergaderd, den beul 'o de banden vrij ven. 0 God, verlaat ons Neêrland niet! Doch genoeg over die dolzinnige phrases, die slechts effect maken bij onkundigen, bij degenen die geenerlei politieke begrippen hoegenaamd heb- ben. Bij den verlichten burger stuit een derge lijk vreesaanjagen af op 't gezond verstand. bedert de heilzame begrippen der Staathuishoud- kende zoo diep wortel hebben geschoten, gaat het zoo gemakkelijk niet de natie op 't dwaal spoor te brengen. Zeker, er valt met den stand van zaken niet te schertsen, geen luchthartigheid is te motivee- ren, maar juist daarom zijn kalm onderzoek en onbevangen oordeel hoofdvereischten. Onze geldmiddelen verkeeren in een periode die niet toelaat dat langer gedraald worde met het vaststellen van maatregelen, om het evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten duurzaam te herstellen. De stijging onzer uitgaven, terwijl de inkomsten daarmede geen gelijken tred houden, de zekerheid dat uit de Indische geldmiddelen niet meer zoo zeker te rekenen valtopeen bedrag waaruit het ver schil op onze begrooting kan gedekt worden, veel minder gelijk voorheen ontzaglijke batige sloten aan volgende begrootingen toe te voegen en van saldo's uit de Indische kassen te profiteereu, maakt voorziening in een abnormalen toestand, waarop wij dreigden in te dommelen, reeds lang tot een der gebiedendste plichten van 's lands Regeering. Voor het tegenwoordige Ministerie bestaat urgentie. Zij ziet zich geplaatst voor een omniskeubaar verbroken evenwicht tusschen uitgaven en in komsten. Expediënten helpen hier niet. Er is een gat en dit moet gestopt worden. Het is gebleken dat de dienst van 1868 een nadeelig slot zal opleveren van ƒ461,963.68', dat echter gedekt wordt door een voordeelig saldo op den dienst 1869 van 1,833,322.45 zoodat er nog een vermoedelijk overschot op beide diensten is van 1,871,358.76'. Het vermoedelijk tekort van den dienst 1870 is te stellen op 5,4)15,57 7.52', dot echter door het overschot van bovenstaand overschot op den dienst van 1869, slinkt tot 4,044,918.76. Maar de dienst van het loopende jaar zal vermoedelijk een tekort doen ontstaan van ƒ5,713,240.28, dat gevoegd bij het tekort over 1870 om over beide dienstjaren voor een tekort doet staan van 9,757,459.04. Doch van de bij de wet aan's Rijks inkomsten toegewezen Indische bijdragen over 1868 en 1869 is eene som van ƒ5,497,240.61 onbetaald gebleven. Is die achterstand, gelijk in het voornemen der Regeering ligt, vereffend, dan zou het berekend tekort over 1870 en 1871 kunnen dalen tot 4,260,218.43. Eindelijk wordt het te kort voor het dienstjaar 1872 berekend op 1,233,809.29. Men ziet dus dat sedert 1868 geen dienstjaar zelfs zuiver sluit. En al blijkt het dat die achterstand, naarmate de rekeningen over oiiafgesloten dienstjaren van het beheer der Indische geldmiddelen bekend worden gedekt wordt, de Regeering kan en mag daarop niet langer steunen wegens de mildere politiek die geleidelijk ten opzichte van Indië wordt ge volgd en wegens het bedenkelijke oin op de wisselvallige uitkomsten der Indische geldmidde len onze financieele toekomst te blijven bouwen. Dus geen leven meer bij den dag, geen finan cieel beheer zonder stelsel, waardoor onze finan ciën in een toestand zouden gebracht worden, die de schromelijkste gevolgen moet hebban. Dit is dan ook de gedragslijn der Regeering. Zij trad op met de financieele quaestie voor oogen, zij heeft niet geschroomd den minder gunstigen dan onrustbarenden toeslaod onzer geldmiddelen bloot te leggen. De Minister van Financiën heeft in eeD op recht exposé en met ronde cijfers doen zien, dat er maatregelen moeten genomen worden ter voor koming van 6pinnewebben in de schatkist. Hij deed daarbij duidelijk uitkomen dat de finan cieele politiek der Regeering eene liberale is, n. 1. die om onze gewone uitgaven langzamerhand on afhankelijk te maken van de koloniale baten. Dit blijkt duidelijk uit het voornemen van den Minister van Financiën om de belangrijke som van ƒ28,313,791,63', vertegenwoordigende de be schikbare saldo's der Indische rekeningen van 1867 tot 1870, niet te bestemmen tot dekking der te korten op onze begrootingen, maar ter voorziening in de behoefte der Indische maatschappij, door n.l. het aanleggen van spoorwegen op Java krach tig op te vatten. Dit is ook de weg dien wijlen de Minister Betz in 1862 op wilde. We verheugen ons dus in den beer Blussé den man gevonden te hebben die de voetstappen van den te vroeg ontslapen Staatsman wil drukken. Ten gevolge van een en ander is de toestand van het oogenblik dat wij op de begrooting van 1872 voor een tekort staan van 1,233,809.29, dat in het ongedekt bedrag der uitgaven voor de Staatsspoorwegen door eene leening zal voorzien worden, dat dit misschien evenzeer het geval zal zijn voor de buitengewone uitgaven, die door de meerdere zorg voor eepe eventueele verdediging des lands gevorderd worden. Hier past de opmerking, dat uit 's Ministers mededeelingen geenszins op te merken is hoe voorzien zal worden in het tekort van ƒ4,260,218.43 over de dienstjaren 1870 en 1871. Zal dit gedekt worden uit de ruim 28 millioen, die hij niet tot voltooiing van ons spoorwegnet wenscht te bestemmen? Nu zweeft dit tekort in de lucht, want de Minister rept er met geen woord ineer van, nadat hij geconstateerd heeft dat het door toevoeging van het onbetaald gebleven gedeelte der Indische bijdragen over 1868 en 1869 tot het tegenwoordig bedrag is teruggebracht. Hij gaat daarentegen onmiddellijk over tot het ODtvouwen van zijne plannen, om in de toekomst onze financiën te verzorgen. Lelden, October. De uitslag van het onlangs hier gehouden natuurkundig staats examen is geweest als volgt. Aan het eerste gedeelte van het examen hebben deelgenomen 26 canditaten; hiervan zijn er 9 geslaagd, zijnde de heeren: A. A. Grondhout, F. W. Grootendorst, J. A Wassink, W. A v. d. Star, J. A- Lodewijks, M. K. Enthoven, P. Adriani, G. Flohil en J. Spruijt; de overigen zijn voor één of meer vakken afgewezen. Van de 10 candidaten, die het geheele examen hebben afgelegd, zijn er vier geslaagd, namelijk de heeren W. H. v. d. Veen, R. A. J. Snethlage, H. van Dam en F. J. Michelieuaan de overigen kon wegens onvoldoende kennis in één of meer vakken het diploma niet worden uitgereikt. Inhetgeen wij gisteren over den verkiezings strijd in het Hoofdkiesdistrict Tiel schreven, komt een volzin voor, die door een drukfeil, het uitval: len van ettelijke woorden en daardoor veran derde punctuatie, onverstaanbaar is en aan het verband afbreuk doet. Bedoelde volziü, waarin wij de uitgelaten woorden cursiveereu, moet aldus luiden: „De heer van Lijnden moge tegen grondwets herziening zijn op gronden aan de katholieke partij ontleend, n. 1. dat de tijden te gevaarlijk zijn om aan den hoeksteen van ons staatsgebouw te rakeD, hij is een verklaard voorstander van het devies der vijanden van de neutrale schoolde bijl zondere school regel, de openbare aanvulling," Wij hebben het treurige bericht te brengen - leest men in het Vaderland van het overlijden van een onzer mede-redacteuren, den heer T. van Westrheene. Hedenmorgen is deze geachte letterkundige alhier na een uitterende ziekte van ettelijke maanden in den ouderdom van 46 jaren overleden. De naam des overledenen was in de Neder- landsche letteren wèlbekeDd, als die van den schrijver der Novellen Gelofte en Trouw, Levens, richting en Hoe 'l in de wereld gaat, als auteur vao meuig gaarne gelezen bijdrage aan onze Tijds schriften, als redacteur van de Kunstkronijk en gedurende eenigen tijd van Nederland. Oorspronkelijk voornemens de beeldende kunst te beoefenen, heeft de overledene steeds het vak der kunstbeschrijving en geschiedenis met voor liefde en smaak behandeld. Zijn studiën over Jaa Steen en Paulus Potter hebben ook buiten ons vader land de waardeering gevonden, die zij verdien den. De Belgische Akademie voor Schoone Kunsten droeg hem haar lidmaatschap op, gelijk ook de Maatschappij voor Nederlandsehe Letterkunde hem tot haar medelid benoemde. Aan de Nederlandsehe journalistiek heeft de heer Van Westrheene niet slechts in dit blad, maar ook vroeger aau de Rotterdamschc Courant zijn altijd ijverige werkzaamheid geleend. Van zijne beminnelijke hoedanigheid alsmensch zijn hartelijkheid en ernstige oprechtheid, mogeD wij, die het voorrecht hadden, geruimen tijd^ dagelijks met hem werkzaam te zijn, getuigenis geven. De algemeene achting, die de overledene genoot, de deeloeming, die zijne ziekte bij zoove- len gaande maakte, bewijzen, dat die hoedanig heden door zijne talrijke vrienden werden ge waardeerd. In menigen kring hier ter stede was zijn ver schijnen altijd welkom, zal zijn gemis diep ge voeld worden. Wij noemen slechts den kunste naarskring Pulchd Studio, het Letterkundig Ge nootschap: Oefening kweekt Kennis, dat hem tot Eerelid en onder-Voorzitter had benoemd, de Redactie van den Nederlandtchen Spectator. En, wie den overledene heeft mogen vergezellen op een bezoek aan een der Nederlandsehe taalcongressen, die kan verzekeren, of hij ook onder de Zuid- Nederlanders zich warme vrienden had verworven! Niet slechts zal zijn naain op het titelblad van zijn geschriften, maar in de gedachtenis van zeer velen zal de hartelijke herinnering aau den over ledene blijven leven. Bij het gisteren te 's Graven hage gehouden ex amen door de provinciale Commissie van ouder- zoek voor het lager onderwijs zijn van de zestien geëxamineerden tot verkrijging der akte voor de Eransche taal 4 toegelaten en 12 afgewezen. De toegelatenen zijn de heeren: Hi Hagen, uit Schoonhoven; A. D. Leeman uit Rotterdam; A. Scheer, uit Oudewater, en Ch. V. Friderici uit Delft. In n*. 133 der Nederl. Gedachten acht de heer Groen het ameDdement-van Loon en de rede van den heer van ZuyleD van Nyevelt het belangrijk ste van liet adres-debat. De heer Groen is in zijne verwachting omtrent art. 194 der Grondwet niet teleurgesteld, als is de heer Heemskerk Az. on beantwoord gebleven, toen hij het amendement niet wegbereiding, maar uitsluiting noemde vau het voorstel tot herziening van art. 1941 De heer de Brauw heeft zeer juist gezien, dat het slechts van de redactie van het amendement afhing om het tot eene bestrijding van art. 194 te maken. De rede van graaf van Zuylen van Nyevelt noeint de beer Groen een Discours-ministrc. De draden ter Kabinets-formatie worden gelegd. Een ministerie van Zuylen-Heemskerk met zeer ge prononceerde ultramontaansche tint. Indien de politiek van zelfwegcijfering en meegaandheid, van inlijving iu het conscrvaticf-ullramontaansche gelid voortgezet werd, dan ware de weg tot agitatie, sussing gebaand. De Heraut noemt deze rede te recht „een pleidooi voor betonverdedigbaare, ter systeinatiseering van eene gedragstijn, aan Wier einde de cbristelijk-historische richting èu feitelijk én zedelijk vernietigd ligt." Bij de adres-discussie had de heer Groen ver wacht voorlezing van een uit Wons in de Heraut medegèdeelden brief. Stel, zegt de heer Groen, een roomsch-katholiek Wons, met eene bijzondere school, terwijl, voor een eventueele staatsschool, naar kinderen te vergeefs gezocht wordt. Zou men daar de gemeente dwingen tot bekostiging van staatsschoolgebouw cum annexisl Neen! de openbare school zou aan eene bijzondere gelijk en ullramontaansch zijn. Omtrent de verhouding zijner partij tot de ultramontanen erkent de heer Groen, (jat méé gaan met eene bijkans machteloos geworden richting van het dagelijks machtiger uUramonlanisme niet kan worden begeerd. Hij wil den voortdurenden weêrstand der Katholieken tegen het ongel loof (dat onder Protestanten ter moderniseering van de volksschool vrij spel heeft) niet gering schatten. Evenwel als de Maasbode schrijft: „Een aanval op de wet van 1857 is niet geheel onmogelijk, wanneer de anti-liberale partijen zich maar willen verstaan", dan zegt de heer Groen: yvij zijn de christelijk-nationalc partij en, juist daarom, geene anti-liberale partij in pseudo-conservatieven of ultra- manlaanschen zin. Nog wijst de heer Groen in dit nummer op een principieel verschil tusschen de Maasbode en de Tijd omtrent de onderwijs-quaestie. De eerste wil eenvoudig voorrang van het bijzonder onder wijs. De Tijd scheen (althans iu Mei 11.) facultatieve splitsing te wenschen. Misschien terecht. In het Nieuws voor den boekhandel leest men „Wij vernemen heden dat sinds eenigen tijd ons ter oore gekomen gerucht omtrent het ver- schijuen van een nieuwen roman van dr. Jan Ten Brink waarheid heeft bevat en het begin hiervan weldra van een Amsterdamsch uitgver verwacht kan worden. Indien men zich het succes vau dr. Teu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1