iv°. 3571. Zaterdag 3 O September. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". Ne ontvluchting uit siberie RUSSISCHE GEVANGENISSEN. EIBSCH Aü. i»74. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Noramersw 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regel/0.15. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 39 September. lor», en Weth. alhier doen Ie weten, dat de leenteraad in zijne Vergadering van gisteren llsle suppletoir kohier van de plaatselijke |„e belasting voor het jaar 1871 heeft vastge- en dat kohier alsnog ter Secretarie dezer leente, gedurende acht dagen, voor een ieder 1 lezing nedergelegd j terwijl binnen dien tijd i op dat kohier aangeslagene, krachtens de 5de i van bovengenoemd wets-artikel, zijne laaien tegen den aanslag, bij verzoekschrift ungezegeld papier, bij Gedeputeerde Staten Ier provincie kan inbrengen. |ii onze rubriek Binnen/and komt onder Hoorn verslag voor van de algemeene vergadering I Maatschappij van Landbouw, gisteren aldaar louden, waaruit o. a. blijkt dat tot voorzitter, ts van den heer Messchert van Vollenho- L werd benoemd de heer prof. A. H. v. d. L Mesch alhier. [De uilslag der Aclen-Examens op gisteren voor middelbaar onderwijs is geweest: Exakte lenschappen gevraagd: hoor Wiskunde K. I: 2 acten, waarvan 1 toege- i aan C. de Haas Jzn. te Rotterdam. 1 can- ka\ heeft zich tijd'ns het examen terugge- jttia flwr Zeevaartkunde 1 acte, geweigerd, dierkundige vakken: Gevraagd, voor Staat- liilioudkunde 1 acte, geweigerd; voor de gron- i der gemeente, provinciale en Staatsinrichting Is Nederland, 1 acte, toegestaan aan Wilhelmus Itonius Coolen, geb. te Berchenvoor Neder- kdsch 1 acte, geweigerdvoor Frausch 1 acte, candidaat heeft zich teruggetrokken; voor loogduitsch 1 acte, geweigerdvoor Boekhouden Iscte, de candidaat is niet verschenenvoor Ge- [hiedenis 1 acte, toegestaan aan Mr. Willem lendrik Ikman van Biirck, geb. te Nijmegen. Uit een bij het wetsontwerp tot vaststelling pn de begrooting van den arbeid der gevangenen her 1872 gevoegde statistiek omtrent de bevolking Ier gevangenissen over een vijfjarig tijdvak, blijkt, l op 1 Juli 1871, 147 gevangenen minder aan Irezig waren dan op 1 Juli 1870 en dat toen het lelal gevangenen beduidend lager was dan op T Juli 1869, 1868 en 1867. (In 1871 bedroeg het lp, in 1870 8320, in 1869 3550, iu 1863 3680, sip \!&1 3577.) Het verschil iu minder tusschen 1871 eo 1870 wordt waargenomen bij de straf- |tus»enissen, de huizon van verbetering en op- g en de burgerlijke en militaire huizen van ferzekering. Ten aanzien van de categoriën van gevangenen felreft het gunstig verschil de correctioneel ver- Meelden en de opvoedelingen. Het getal der 'Crimineel veroordeelden daarentegen is van den Isten JHli I87ü tot den lsten Juli 1871 met 4 ferrneerderd. De verhouding is als volgt van 1867 tot 1871 Irimineel veroordeelden 1027, 1027, 1039, 1069; IÖ13; correctioneel veroordeelden 1827,2046, 1933, 1832, 1671; ongevonnisden 532, 400,386,308, 337, niet-veroordeelde meisjes en jongens te Montfoort en Alkmaar geplaatst: 191, 207, 187, 171 en 152. Naar ineu te Groningen algemeen zegt, moet de hoogleeraar Dr. van der Wijekin aanmerking komen als opvolger van den hoo gleeraar Opzoo mer te Utrecht. Hbl In ons nummer van Dinsdag 11. gaven wij een kort bericht van de vergadering te Rotterdam, waarin de heer J. Th. Pothast als spreker optrad en wel voornamelijk over den sterken drank. In de N. R. Cl. van heden lezen wij n. a. van dfc wijze waarop Pothast zich over den militairen stand uitliet, het volgende ingezonden stuk van den lieer van der Steen, fourier bij het 4de reg. infanterie te Delft: z/In uwe courant van den 25sten dezer las ik, dat er den 24sten te voren te Rotterdam eene vergaderiog had plaats gehad van het Werklieden- Verbond, eene Vereeniging, die zich ten doel stelt de zedelijke belangen van den arbeid te bevorderen; waarlijk een edel doel. Als eerste spreker trad op de heer J. Th. Pot hast, die, na één uur gesproken te hebben over zaken, niet eens bepaald het doel rakende waar toe men zich vereenigd had, nog drie punten aan het oordeel van de vergadering onderwierp. Uitsluitend weDSchte ik mij tot het eerste daar van te bepalen, dat de volgende woorden van den heer P. inhoudt: ,/De afschaffing van sterken drank. Spr. zou ,/liever zien dat men vrij bleef, maar dat niemand ,/meer gebruikte dan hij verdragen kon. Dronken- „schap was hem een walg. Hij wijt haar voor een //groot gedeelte aan den militairen stand, die een ,/leerschool is voor vloekers en zuipers. Is hij tegen /,den oorlog, hij is ook tegen de soldaterij. Een //soldaat is een verbruiker, geen voortbrenger, en «wie verbruikt zonder voort te brengen, is niet „nuttig in de maatschappij: wat zij kosten en aan //jenever verteren, moet door het zweet van den i/arbeid worden opgebracht. De soldij, die uit de „schatkist betaald wordt, keert in den vorm van „jenever-belasting voor een deel weer in de „schatkist terug. De heer P. zou liever afschaffing zien, maar wenschte wel dat niemand meer gebruikte dan hij kon verdragen. Stellen wij eens volgens dat gezegde een voorbeeld: Een handwerksman ver dient per week ft, doch heeft daarvan noodig f3 om slokjes te drinken, want.... dat kan hij door loffelijks gewoonte in de week aan jenever best verdragen, en hierin schijnt de heer P. dan ook geen kwaad te zien; doch een soldaat die f 0.35 (velen nog minder) soldij in de vijf da gen ontvangt, daarvan f 0.03 per dag aan koffie en boter en ƒ0.01 aan verdere benoodigdheden besteedt, en dan, als hij daartoe neiging gevoelt, ad f 0.03 aan sterken drank verteert, dat is een dronkaard, een verbruiker eu onnuttig lid in de maatschappij. Of is de heer P. soms in de ver- verbeeiding, dat er, buiten de soldij, van 's Lands- wege nog een bijzonder fonds bestaat, waaruit de soldaat trekt om jenever te koopen, dan ver gist hij zich zeer. Wat nu door ouders of kennis sen gezonden, en, als de heer P. het dan toch wil, aan jenever verteerd wordt, dat zou een tweede zijn, doch dit zal dan toch ook geen geld zijn, dat door het zweet van den arbeid verkregen wordt, en dan nog, zou hij in dat geval die gevers moe ten toeroepen, dat zij van den soldaat een dronkaard maken. Mocht in vroegere jaren de soldaat wel eens den naam eu soms ook de daad vau dronkaard hebben, tegenwoordig is dit door de goede rege ling in de kazerne geheel anders (2). Met recht zegt de heer P., dat er geen regel zonder uit zonderingen beslaat. In onzen, doch even goed In den burgerstand, vindt men, helaas! nog men- schen, die zich door verslaafdheid aan den drank soms tot beneden het redelooze dier verlagen; doch voor dezulken hebben wij een heilzaam middel, dat, door hen als onverbeterlijken dronkaard uit den dienst te verwijderen, menigmaal beter werkt dan één of twee dagen gevangenisstraf, met vrije voeding. Laat de heer P. wel begrijpen dat hij, door met minachting op den soldaat te zien, den bur gerstand ten zeerste compromitteert, daar toch ons tegenwoordige leger grootendeels uit miliciens be staat, die na volbrachten oefeningstijd niet als dronkaards en vloekers, doch ais nuttige en ge willige leden in de maatschappij terugkeeren. Wat eindelijk het idéé van den heer Pothast betreft, om de geheelo soldaterij af te schaffen, hiervan zal de ondergeteekende maar zwijgen, daar dit volgens zijn idéé het verlangen is van iemand, die zich weinig of geen begrip kan vormen van de noodzakelijkheid, om over een goed georga niseerd, voor ons land niet al te sterk leger te kannen beschikken, dat, met moed bezield, ten alle tijde gereed is voor Koning en Vaderland ten strijde te trekken." Onder de punten van beschrijving voor de al gemeene vergadering van het Nederlandsch Too- neelverbond, te houden op Donderdag 26 October 1871 te Amsterdam, komt voor: het leerplan voor eene tooneelschool met driejarigen cursus. Het luidt als volgt: Vereischten voor toelating. Leeftijd jongens van 15 tot 17, meisjes van 13 tot 15 jaar. Vrij van lichaamsgebreken. Aanleg voor het tooneel. Ken nis van de grondregelen der Nederlandsche taal. Kennis van de beginselen der Algemeene en Ne derlandsche geschiedenis, der Nederlandsche let terkunde en der Aardrijkskunde. Bekendheid met het Fransch en Duitsch (of Engelsch). Bekend heid met de beginselen van de kennis der natuur; Tot aanbeveling strekt zingen, dansen, schermen en gymnastiek. Eerste jaar. 1. Nederlandsche taal (spraakleer, woord- en zinvoeging, stijloefeningen, versleer). 2. Oefeningen in de Fransche, Duitsche en En- gelsche taal. 3. Algemeene Geschiedenis. 4. Fabel leer. 5. Beginselen der schoonheidsleer in verband met de mimiek. Mimische en plastische oefenin gen (staan, groeten, wenken, binnenkomen, knie len enz.). 6. Oefeningen in lezen en voordragen. Alleen- en tweespraken. Voor de vuist spreken. 7. Zang: tot ontwikkeling van het orgaan, van het rythmisch gevoel en tot oefening in het zich aan sluiten aan de stemmen van anderen. 8. Dansen, schermen en gymnastiek. Tweede jaar. 1. Voortzetting der taaloefeningen. 2. Meer uitgebreide geschiedenis der tooneellet- terkunde. Geschiedenis van het tooneel. 3. Tech niek van het drama. Ontleding van drama's. 4. Algemeene kunstgeschiedenis. 5. Karakterkunde. Uitdrukking van hartstochten. Hoogere mimiek. 6. Oefeningen op het tooneel in kleine tooneel- spelen en fragmenten van groote drama's. 7. Voort zetting der zangoefeningen. Derde jaar. Voortzetting en herhaling van het verhandelde in de vorige jaren. Geschiedenis van de kleederdracht. Kunst van costumeeren, grimeeren en maskeeren. Volledige opvoeringen. Men schrijft aan de N. R. Ct. uit Groningen: De protestantsch-kerkelijke en ook maatschappe lijke bijeenkomst, die op 3 en 4 October e. k., iu bet naburige Emden zal plaats hebben trekt hier vooral en terecht veler aandacht. Die bijeenkomst zal strekken om den band, die sinds overouden tijd tusschen Oost-Friesland (en geheel Noord-West-Duitschland) en ons land bestaat, in wezen te houden, ja, te versterken. Bepaaldelijk op het verband op het gebied der godgeleerdheid en der kerk heeft men daarbij het oog. En al bestaat aan de hoogeschool alhier niet meer de bloeiende Upstalboom, in wier schaduw 40 en meer Oost-Friesche en Noord-Duitsche studenten zich tot predikanten lieten opleiden, toch is en blijft de overeenkomst, innerlijk en uiterlijk, tusschen Oost- Friesland en Nederland altijd zeer innig en groot. Geen wonder dan ook, dat die aanstaande A'er- kendag door vele aanzienlijke Nederlandsche god geleerden zal worden bezocht. Van bijzonder actueel belang zullen zijn de beraadslagingen, in verband met de tegenwoordige beweging in de Roomsch-Katholieke Kerk in Duitschland en elder3 in het Zuiden van Europa, in tegenstelling met de Noordelijke landen van ons werelddeel, waar alles in dat opzicht in rustige rust schijnt te verkeeren. Uit Moerdijk schrijft men ons: „De concessie aan den heer Folkert en andere heeren der spoorwegen tot het aanleggen van dokken voor de stoomvaart en het spoorwegver keer aan het Hollandsch Diep, wordt volgens ver klaring van bevoegden zeer bevoordeeld door den aanleg der kribben eu dammen of stroomlei- ders. Deze groote onderneming is dus materieel en financieel door de spoonvegwerken verzekerd en men verwacht eene groote handelsbeweging op dit punt, zoodra de groote brug bereden wordt. De onderhandelingen nopens een vervroegde op levering van de brug worden voortgezet." Vaderland). EN EEN BEZOEK IN DE (Slot.) Wij traden nu binnen, en het viel mij dadelijk 'P. dat deze gevangenen, in vergelijk inet die l^f eerste afdeeling een aanmerkelijk verschil 1 Ut type en uitdrukking opleverden: De vaga- Itoideu in de onderste verdieping, die voor Ihet grootste gedeelte Russen waren en boven- r'en tot een bepaalde klasse hehoordeD, had- l'itn zooals reeds opgemerkt is een soort van Iwereenkonist met elkander; hier kon men ech- l'er een opmerkelijke verscheidenheid van physi- |°D0miën opmerken. Naast de gerimpelde ver- I beerde gezichten van oude mannen zag men de 18'adde gezichten van 18 en 20jarige knapen. De gelaatstrekken van het Kaukasische ras vertoon den zich naast de scherp geteekende typen der Mongoolsche stammen. Hier lag een zwaarge bouwde gestalte van een Esthlandschen roover in diepen slaap gedompeld, en daar bemerkte men in een donkeren hoek de vonkelende oogen en de scherp geteekende trekken van een jood- schen valschen munter uit Riga. Verscheidene der gevangenen speelden om hunne broodrant soenen op het dambord; anderen zaten in een kring op den grond en luisterden aandachtig naar het verhaal van een man die er opgeruimd uitzag met een langen donkeren baard, en die, zooals ik van mijn geleider hoorde, eerst sedert kort uit Niborg was aangekomen, waar hij zijn meester met een stuk hout den schedel verbrij zeld had, en nu zijne veroordeeling tot levens langen dwangarbeid wachtte. Een der opmerk zaamste toehoorders was een dwergachtig schep sel met een kolossaal hoofd en zeer kleine wolfs- oogen; de boeien aan zijne handen verrieden, dat hij reeds tot de overbrenging naar Siberië veroordeeld was; ook hij had eene Russischen koopman te Ostrowo bij wien hij in dienst was, op vreeselijke wijze vermoord. Bij het venster zat een jongeling van hoogstens 18 a 19 jaren met de armen gekruist en gebogen hoofd als in treurige gedachten verzonkeD. Onder allen was zijn gelaat het opvallendste. De bijna kinderlijke uitdruk king van het fijne profiel en de zachte bruine oogen stonden in de sterkste tegenspraak met zijn ernstigen mond, en met de fijoe, smalle, scherp geteekende lippen, die een ijzer karakler zonder vrees, maar ook zonder geloof en zonder mede lijden verried. Het bovenste gedeelte van zijn gelaat had even als dat van Trauppman veel over eenkomst met een onschuldig kind, terwijl het beneden gedeelte dat van een man was, die tot de zwaarste misdaden in staat is. Het was het gelaat van een Cherub, ten halve verborgen achter dat van een bandiet. „Wie is dat?" vroeg ik zacht, „zeker kan die jongeling geen groote misdaad gedaan hebben?" „Gij moogt niet op het uiterlijk afgaan Barin," hernam Iwan, met een veel beteekenend lachje. „Dat is Boska Bouslaieff, die onlangs teToryorago zijne geheele familie vermoord heeft. Gij hebt toch zeker wel van die treurige geschiedenis ge hoord Ik had inderdaad reeds te veel van den held van dit vreeselijke drama gehoord waarvan ge heel Petersburg gewaagde. Thans stond ik dus plotseling tegenover hem. „Gij kent mijn naam dus?" vroeg de gevan gene glimlachend. „Te Petersburg kent iedereen dien," hernam ik. „Sedert 14 dagen is hij in ieders mond." „Dat heb ik wel gedacht," antwoordde hij met zelfvoldoening. „Toen ik nog student te Kiew was, meenden ze, dat ik nooit beroemd zoude worden, maar mij dunkt toch, dat zij zich ver gist hebben." De uitdrukking der grenzenlooze ijdelheid van dien jongen man was tegelijkertijd verschrikke lijk en interessant. Niet alleen zijne woorden, maar zijne geheele houding kenmerkten ten dui delijkste deze ijdelheid. „Gij hebt dus gestudeerd?" „Ja, eenige jaren; maar ik kon mij niet op bijzondere wijze onderscheiden. Nu zullen ze daar wel wat meer van inij spreken, dan vroeger. „En wanneer zal uw vonnis uitgesproken worden?" „Dat weet ik niet recht, maar ik denk, dat het lang meer duren zal. Het is mij hetzelfde, ik weet toch hoe het luiden zal, en per slot van rekening, is Siberië toch nog beter dan opgehan gen te worden. Onder de studenten plachten wij te zeggen Uit Siberië is ontvluchting mogelijk, maar in het rijk des doods moet men blijven." „Spreek maar niet zoo hard van ontvluchten vriendje," zeide Iwan. „Gij vergeet, dat hier van alles wat gij zegt, nota gehouden wordt." „Schrijf het maar op en blijf gij maar goed gunstig voor mij," hernam de gevangene vrij on verschillig. „Ik zou het u ronduit zeggen, als het noodig was. Als die kwade jongen niet zoo hard geschreeuwd had, toen ik hem den genadestoot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1