N°. 3568. Woensdag A0. 1874. 27 September. EIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden.3.00. franco per post3.85 Afzonderlijke NommersB 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. FRI.IH DKE ADVEBTKNTIEN. Voor ioderen regel0.15. Grootere letter, naar 4e plaatsruimte die rij beslaan. Lelden, 36 September. |d adres van antwoord op de Troonrede van hteede Kamer der Staten-Generaal is in de t; van gisteren afgehandeld. 1 discussie dreigde in den beginne teontaar- I]q een van die hartstochtelijke debatten, die I [and moede is. fivee oorzaken zonden hebben kunnen leiden Ije vergiftiging van het debat: Ie eigenliefde van een oud minister en de |st onstaatkundige houding van den afgevaar- le uit het centrum der clericaJe beweging, telukkig echter dat de Kamer zich op dat van |s zoo met een zekere voorliefde betreden ter- i niet liet verlokken en de twee afgevaardigden, i langdradige inlichtingen van den Minister Justitie, aan hun lot overliet, teide redevoeringen van den graaf v. Zuylen I jen heer v. Zinnicq Bergmann verdienen lerdaad geen vermelding, let volk is wars van dergelijke tijdroovende Leelen, en als de heer van Zuylen in zijne evoering zegt, dat hij van meening is, dat Ie discussie over staatkundige geschillen niet lebikt is om de zedelijke kracht van eenige regee- jie vermeerderen, noch ouder de tegenwoor- t tijdsomstandigheden raadzaam is, dan ijeveu goed kuünen zwijgen, in stede van ter iet masker van in den geest der natie te po handelen, het ministerie eenige eigenliefde biesde bitterheden toe te voegen. l)rerigeus liep het adres-debat, na de sluiting algemeeue beraadslagingen goed van stapel. te commissie van redactie had daartoe ernstig lien medewerken, door zich geheel op hetneu- bI standpunt te plaatsen. Het adres als eene Islitütioneele hoffelijkheid beschouwende, moest I een weerklank op de troonrede zijn. Zij had keitel ij k uitdrukkingen gekozen, waarmede Ier zich kon vereenigen en die dus niets prae- licieerden. toch werd beweerd dat de commissie van een lauder afgeweken was, door den eigenaardigen II waarin 5 vervat was. fcllet genoegen ontvingen wij de verzekering ofschoon onze instellingen van ouderwijs over algemeen aan het doel beantwoorden, aan- Biing of nieuwe regeling van sommige takken libereid wordt. De toezegging opent het uit til dat de gewenschte hervorming van het Ktumderwijs geen vertraging te duchten heeft." den letterlijken zin is dit geen weerklank, |f de troonrede geen hooger onderwijs noemt; r wij kunnen ons zeer goed vereenigen met 9* gevoelen van de commissie dat het noemen "t 't hooger onderwijs niets ontneemt aan het pakter van weerklank. De commissie begreep ■echt dat onder de woorden „nieuwe regeliDg'' pral het hooger onderwijs moest worden ver- jan, en zonder het oog te sluiten voor de nood- pêlijkheid van andere nieuwe regelingen, in de Ne plaats aan regeling van de derde groote feeling van het onderwijs moest worden gedacht. IDe Kamer deelde deze opvatting, vooral nadat 'lieer Thorbecke in een antwoprd op eene min I meer cathegorische vraag van den heer de faiuv, weinig hoop gaf dat van een ontwerp hel hooger onderwijs in dit zittingjaar iets |i komen. INadat toch de Minister van Binnenlandsche fken zeer geaccentueerd van de hervormingen pu ons defensie- ünantie- en rechtswezen, die behandeld moeten worden, had gevraagd, hij te kennen dat indiening van een wets- ftwerp nog geen regeling van 't hooger onder- fis meebracht. M. a. w.: de Tweede Kamer Pit nog hare handen zoo vol en wij met haar, fl aan een wetsontwerp, behoudends erkenning noodzakelijkheid tot regeling, nog niet F staken valt. Eene gedachte die nadere beves- vond in een antwoord aan den heer puiskerk Az., dat de in de Troonrede ge- I moet opgevat worden in den zin van voor- leiding. IZoo moge de Regeering er over denken, het F'JOtste gedeelte der Kamer dacht er anders over. Net 50 tegen 20 stemmen verwierp de ver tegenwoordiging een amendement van den heer Nenhuis Gratama, om. het laatste gedeelte van p ran het hooger onderwijs sprekende, weg t 'aten. [Die meerderheid is groot en zal gewis aan het sislerie Je overtuiging schenken, dat de natie er prijs op stelt, het hooger onderwijs door den Minister Thorbecke hervormd te zien. En die Staatsman zal toch zeker zijn opiniën omtrent de nieuwe eischen aan het hooger onderwijs te stellen, wel hebben! De quaestie is niet van eergisteren, maar onderscheidene ontwerpen rusten reeds ter plaatse waar dit te doen ge bruikelijk is. Aanbieding van een wetsontwerp binnen een niet te lang tijdperk is dus conform den wensch van de openbare meening. Dit is niet het gezal met het amendement van den heer van Loon op dezelfde paragraaf. Zoo men weet wenschte de heer Groen van Prinsterer eene beweging op touw te zetten tegen art. 194 Grondwet. Doch de geestverwanten op het stuk van ortho doxe schoolwetswijziging wareo 't oneens. De katholiekeu wilden van geen wijziging van arlikel 194 Grw. weten, en de conservatieven, die tegenwoordig door de eersten op sleeptouw wor den genomen, evenmin. De lieer Groen veranderde nu van batterij en retireerde in n°. 130 der Nederlandsche Gedachten. Daarin wenscht hij ter wegbereiding voor den aanval op art. 194 der Grondw., eeu partij-ken- inerkend amendemeDt op het adres vau ant woord der Tweede Kamer, niet tegen de Grond wet, maar tegen de Schoolwet gericht. De heer van Loon wenschte deze gedachte uit te werken in het volgend amendement, dat hij op 5 van het adres voorstelde: „zonder in onze instellingen van onderwijs het goede te willen miskennen, mogen wij niet verzwijgen, dat de noodzakelijkheid eener herziening van de wet op het lager onderwijs in hare begunstiging van de gemengde staatsschool, bij toeneming on loochenbaar wordt." De heer Groen moet zich bitter teleurgesteld voelen nu zijne woorden: „velen zullen dat goed keuren, die geene herziening van art. 194 der grondwet willen," ook al niet verhoord werden- De katholieke partij kwam dadelijk bij monde van de heeren Luyben en v. Nispen tegen het amendement op, niet wegeus de strekking, maar om de ontijdige indiening, en de kleurloosheid van het adres. De fractie van den heer Heemskerk sloot zich onmiddelijk bij monde van dezen leider bij de Katholieken aan, echter niet zonder te hebben verklaard dat hij met genoegen het amendement v. Loou had ontvangen om hetgeen er niet in voor kwam, n.l. herziening van art. 194 Grondwet, die ontijdig en onstaatkundig zou zijn en welke eisch z.i. afbreuk deed aan de gevoelens van hen die eenige wijziging der wet noodig achten. De heeren van Loon, van Wassenaer van Cat- wyck, Saaymans Vader en van Zuylen van Nijevelt, verdedigden te vergeefs het amendement, ook tegen de bezwaren van de commissie van redactie, die het in strijd achtte met den grond toon van het adres. De uitslag was dat de Kamer de poging der anti-revolutionaire richting verijdelde, door met 63 tegen 5 stemmen de niet-aanneming van het amendement uit te spreken. Voor: de heeren Saaymans Vader, van Loou, van Wassenaar van Catwyck, Hoffman en van Zuylen. Hierna werd het adres geleidelijk afgehan deld, waarbij vermeld moet worden de belofte van den Minister van Financiën aan den heer van Kerkwijk, dat, zoodra de door hem ingediende financieele hervormingen afgedaan waren, de in diening der comptabiliteitswet tot de eerste zaken zal behooreD, die de Minister onder handen zal uemen. Het ontvverp-adres is ten slotte met 65 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen: de heeren Saaymans Vader, v. Loon, v. Wassenaer v. Catvvijck en Hoffman. Volgens het voornemen der centrale sectie, zeide de voorzitter, zal de Kamer achtereenvol gens in de afdeelingen onderzoeken de Indische begrooting voor 1S72, het ontwerp tot beteuge ling van besmettelijke ziekten, eenige kleine wets ontwerpen, de Staatsbegrooting, om vervolgens in openbare beraadslaging te nemen, het voorstel 's Jacob omtrent de stoomvaart op Amerika, Daarna is de zitting gesloten. Wij geven thans het vervolg en slot van ons overzicht der Staatsbegrooting: Ad. Hoofdstuk VI. (Marine.) Het aangeboden wels-ontwerp ter voorziening in de behoefte van het Departement van Marine voor 1872 bedraagt ruim f8,999,127, tegen ruim f 8,903,660, welke voor 1871 zijn toegestaan. Dit verschil is voor namelijk te wijten aan eene noodzakelijke ver meerdering van uitgaven ten behoeve van het loodswezen, welks toenemende opbrengsten elke wenschelijke verbetering en uitbreiding rechtvaar digen. Drie kotters en twee schokkers zijn afge timmerd, uitgerust en in dienst gesteld. Een dier kotters kruist voor de zeegaten van de Eems. In het voorjaar van 1872 zal voor al onze zeegaten de dienst geheel door kotters kunnen geschieden. De gelden voor het materieel der zeemacht aangevraagd bedragen ruim f 40,000 minder dan voor 1871 is beschikbaar gesteld. Het werkplan voor liet jaar 1872 zal, wat aanbouw betreft, be staan: in het voltooien der onderhanden zijnde monitors, liet voortzetten van den bouw vau het schroel'stoomschip 1ste kl. van Galen, en vau liet, gedurende dit jaar op stapel te brengen ram- toreDschip, ter vervanging van de schepen van het auxiliair eskader. De aanschaffing van het materieel henoodigd voor de wapening en uitrusting der nieuwe sche pen, wordt gaandeweg voortgezet. Met de ople vering der nieuw model geweren is een begin gemaakt; met grond mag worden verwacht, dat weldra tot de gedeeltelijke invoering zal kunnen worden overgegaan. De actieve zeemacht zal, gedurende het be- grootingsjaar 1872 bestaan uit 141 schepen be mand met 5648 koppen. Naardien de behoefte aan jeugdige schepelin gen zich meer en meer deed gevoelen, is de mach tiging gegeven, om, behalve de kweekelingen, af komstig vau de kweekschool te Leiden, ook we der gewone vrijwilligers als joDgens aan te nemen. Bij het korps mariniers bestaat nog een incom pleet van 209 koppen, de aanwerving gaat traag; het zal dus wellicht noodig zijn het handgeld ie verlioogen, ten einde de lust tot in dienst treding aan te wakkeren. De inrichtingen aan boord der schepen, tot vor ming van machinisten, enz. en ook de kweekschool voor de zeevaart te Leiden beantwoorden ten volle aan het doel. De post arbeidsloonen der werklieden op 's Rijks werven enz. is voor 1872 met de som van 50,000 vermeerderd tot verhooging van de daggelden van de minste loon trekkende werklieden. Ad. Hoofdstuk VII A. (Nat. Schuld.) Voor renten en kosten van vervaardiging en uitgifte van schatkist-biljetten, meent de Minister van Finan ciën eene soin van f 250,000 te moeten aanvragen. Zij maakt het bedrag uit van een halfjaar rente a pCt. over eene som van f 8,000,000, gelijk staande met de bijdrage in de kosten van aanleg der Staatsspoorwegen. Al komt het raadzaam voor zich door het be schikbaar stellen dier som tegen onvoorziene ge beurtenissen te wapenen, zoo laat het zich even wel aanzien dat daarvan geen gebruik zal behoeven gemaakt te worden, daar de aanzienlijke voor raad van in 's Rijks kas aanwezige betaalmidde len, naar alle waarschijnlijkheid, zal toelaten de schatkist-biljetten in portefeuille te houden. Ad Hoofdstuk VIII. Departement van Oorlog Het belangrijkste gedeelte van 't geen in dit Hoofdstuk voorkomt is de hervorming in de sa menstelling van het leger, die wij hier in hoofd zaak laten volgen: Volgens de voorgenomen nieuwe indeeling van het leger zal het wapen der infanterie bestaan uit: een staf; een regiment grenadiers; acht regimenten infanterie; elk ter sterkte van 25 kompagnien, verdeeld, zoo als in den hierbij gevoegden staat is opge geven, in zes bataljons een instructie-bataljon, ter sterkte van 4 kompagnieneen algemeen de pót van discipline, sterk 2 kompagnien, en de hospitaalsoldaten, mede ter sterkte van 2 kom- pagnieD. Bij de voorgenomen formatie worden de ba taljons jagers, om der eenvormig- en zuinigheids- wille, veranderd in bataljons grenadiers. Het getal luitenants is bij alle kompagnien in fanterie twee, terwijl ter tegemoetkoming in de vele bijzondere diensten twee luitenants bij de staven der bataljons zijn ingedeeld. Voor den sergeant-instrucleur-scherpschutter is een adjudant-onderofficier in de plaats gestéld; één dezer zal tevens de dienst van vaandeldrager verrichten. Verder is aan elk dier bataljons een korpo raal-schoenmaker toegevoegd. Het bepaalde getal luitenants, sergeanten en korporaals is, wanneer de kompagnien op hare compleete sterkte zijn, ontoereikend; men heeft hier echter op het oog, om het getal dezer uit de militie te vermeerderen zoodra haar verbe terd gehalte daartoe de stof zal aanbieden. IndieD de infanterie, zoo als thans voor 1872 is berekend, jaarlijks op gelijke wijze zal wor den geoefend en daartoe een aanzienlijk getal miliciens bestemd worden tot het bijwonen der najaars-exercitien, dan zal dit natuurlijk gepaard gaan met eene vermeerdering van uitgeven. Ook de nieuwe samenstelling der korpsen vordert eeDige meerdere kosten. Thans wordt voor het jaar 1872 aangevraagdf 5,012,441.00 voor het jaar 1871 is toegestaau „4,674,031.00 dus meer f 388,410.00 Het wapen der cavalerie zal bestaan uit: een staf; een regiment huzaren van zes escadrons en een depot; twee regimenten huzaren elk van vijf escadrons en een depot; een instructie-escadron, waarbij de rij-en hoef- sinidschool. De regimenten zijn tot drie terug gebracht zonder het getal veld-escadrQns te verminderen. De reserve-escadrons zijn zonder nadeel voor de dienst opgeheven. Het getal hoofdofficieren is bij de twee regi menten reserve-cavalerie met éen verminderd. Aan elk der veld-escadrons is een Mr zadel maker toegevoegd. De graad van appointé is vervallen maar daar entegen het getal korporaals met vier vermeer derd. De 16 veld-escadrons, elk op eene sterkte van 130 troepenpaarden gebracht, zullen te zamen uitbrengen2080 paarden, terwijl de depots tot aanvulling van ontbrekende paarden eene sterkte zullen bevatten van 3è4 Hierbij voegende de paarden van het instructie-escadron en die der kleine staven ad109 dan zal de cavalerie aan paar den bezitten2553 stuks; Volgens de tegenwoordige sa menstelling bedraagt het getal paarden2358 Het getal paarden zal alzoo ver meerderen met195 stuks. Voor het jaar 1871 ziju de uitgaven voor het wapen toegestaan tot een bedrag van f 1,733,053.00 thans wordt geraamd 1,725,559.00 dus minder f 7,494.00 Het wapen der artillerie zal worden te samen gesteld uit: een staf; twee regimenten veld-artillerie; drie kompagnien transporttrein; drie regimenten vesting artillerie; een korps pontonniers. De tegenwoordige samenstelling van de veld en rijdende artillerie geeft slechts de gelegenheid om op voet van oorlog te kunnen uitbrengen 14 batterijen veld-artillerie ieder van 0 stuk ken 84 stukken, 4 batterijen rijdende artillerie, ieder van 6 stukken 24 18 te zamen 108 stukken. Op voet van vrede was het getal paarden be paald om per batterij met vier stukken te kunnen uitrukken, zoodat over niet meer dan 18 X 4 72 stukken dadelijk kon worden beschikt. Om hierin eene verbetering te brengen, zullen de thans bestaande regimenten veld- en rijdende artillerie vereenigd en tot twee regimenten veld artillerie, elk ter sterkte van 8 veldbatterijen, ieder van 8 stukken, en 2 batterijen elk van 8 mitrailleuses, benevens een depót, samengesteld worden, waardoor men bij machte zal zijn op voet van oorlog uit te brengen kanonnen128 mitrailleuses32 160

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1