ENGLISH LANGUAGE.
ADVERTENTIES.
BEWAARSCHOOL OP HET RAPENBURG.
LE1DSCHE BROODFABRIEK.
Hot van de dienst 1868 nit het voordeelig slot
fan de dienst 1869 vereffend, en de bate, welke
Lama van laatstgemelde dienst nog overblijft, tot
ledeeltelijke dekking van het tekort op de dienst
lijO bestemd wordt.
I De uitkomst der dienst van het jaar 1870 meen
t voorloopig te kannen ramen als volgt:
De uitgaven zijn, blijkens de algemeene reca-
Ijiolatie op de hoofdstukken der begrooting voor
IjK, te stellen op99,747,520.03
En de ontvangsten, volgens den
lergelijkenden staat gevoegd bij
L "toelichting van het ontwerp
■er wet op de middelen, op „94,531,942.50»
Zoodat het vermoedelijk tekort
[fan deze dienst is te stellen op5,415,677.52®
Vermindert men dit met de som,
(ie, zooals wij hierboven zagen,
jn de dienst 1869 beschikbaar
in blijven, ad1,371,358.76»
Dan daalt dit tekort tot 4,044,218.76
De uitgaven en ontvangsten voor de dienst 1870
lijn aldus te verdeelen
Uitgaven.
Algemeene dienst
Rentebetaling en verplichte
jiortisatie
Aanleg der Staatsspoorwegen
Buitengewone uitgaven, schier
itslnitend voor de Departemen-
|:n van Oorlog en Marine
Voorschot, afgescheiden van de
letaling wegens rentegarantie,
oor de werken van het Noord-
|eekanaal
Kosten van het auxiliair eska-
[er der zeemacht in Indië, gedu
bde het jaar 1868
Te zamen.
55,250,736.83®
27,463,422.06»
„10,000,000.00
5,876,840.14
500,000.00
656,520.99
99,747,520.03
- 13,007,749.00
350,000.00
2,500,000.00
94,331,942.50»
Ontvangsten.
Gewone middelen78,474,193.50®
Bijdragen uit de geldmiddelen
Ian Nederlandsch Indie.
1 lem uit de koopprijzen van do
meinen
Aflossing van het voorschot in
166 aan de Maatschappij van
ploitatie van Staatsspoorwegen
rleend
Te zamen
Hieruit blijkt dat, at hadden de bijdragen van
idie over 1870 niet meer dan 10,000,000 be-
ipen, de gewone middelen, met inbegrip dier
(itage, toch niet alleen toereikend zoude ge-
ital zijn tot bestrijding der uitgaven voor de
;«ene dienst en die der nationale schuld,
ir uog ruim 5,760,000 voor buitengewone
[t'aïén beschikbaar zouden gelaten worden,
fel betrekking tot de dienst van het loopende
zijn nog geen stellige gegevens te verschaf-
De vermoedelijke uitkomst daarvan is echter
el eenigermate na te gaan.
De begrootingen zijn vastgesteld tot een gesa-
enlijk bedrag van96,206,720.78
en de middelen geraamd op 87,243,480.50
let tekort op het papier beloopt dus 8,963,240,28
Doch het zal kunnen verminderen
door het vrijvallen van
de renten van de waarborgkapi-
len der muntbiljetten
de som op de begroo-
gebracht voor rente
taling van schatkist-
lljetten
|sommen op andere
igrootingsposten toe-
Islaau
li. door vermoedelijke
Strengst der middelen
Iteu de raming
500,000.00
250,000.00
1,000,000.00
1,500,000.00
3,250,000.00
plijtt vermoedelijk tekort 5,713,240.28
üijïe meening dat de middelen in het loopende
fcr ile raming met ƒ1,500,000 zullen overtreffen,
fegrond op de werkelijke opbrengst over de
Nacht maanden van dat jaar van de in- en
f'oerrechten, accijnsen en indirecte belastingen,
P'rbij ik voegde de opbrengst dier middelen
ff de vier laatste maanden van 1870; terwijl
Ivoor de overige middelen over het geheele jaar,
eene met de raming overeenkomende op-
Jt meen te kunnen aannemen,
pij staan dus tegenover een vermoedelijk
'brt tot en met 1870 van 4,044,218.76
po over 1871 van5,713,240.28
Te zamen 9,757,459.04
(ronder dat tot dusver eenig gebruik behoefde
■naakt te worden van de bij de wet verleende
techtigingen om, tot bestrijding van dat tekort,
patkistbiljetten uit te geven,
pit nu zal, naar het zich laat aanzien, evenmin
liet volgende jaar noodig zijn. De oorzaak van
Pi bij den eersten aaublik vreemde verschijnsel,
ll het is meermalen gezegd in den ruimen
'orraad van betaalmiddelen in 's Rijks kassen,
1 deze vindt weder grootendeels zijnen oorsprong
I gelden der Indische administratie, wier be-
fuuning bij de wet is te regelen.
De reeds door mij genoemde staten C en D,
1 bij het Departement van Koloniën voorhanden
jgeveus en bekomen voorloopige opgaven samen
f'eld, kunnen u van de belangrijkheid dier
Ijlen een denkbeeld geven.
tooneu aan eeu vermoedelijk beschikbaar be-
8 uit de Indische dienst 1867 van /T 1,028,432.32
1868 6,447,002.94
1869 1,774,286.42»
1870 6,638,017.71®
te zamen ƒ25,887,739.40
r«zrbij nog te voegen is het op
I dienst 1867 afzonderlijk te ver
boorden bedrag der saldo's van
1 Indische kassen over 1868 en
Rer (ongerekend de som van
POO,OUO voor het zoogenaamd
ciiuistratief kapitaal), welke
pos volgens nadere opgave van
Gouv.-Generaal van Nederl.
fle zouden bedragen 2,426,052,23'
U,. Totaal ƒ28,313,791.63»
ld n rag kan w0rc'eD aangenomen, nagenoeg
le "ederlandsche schatkist en de Indische kas-
aanwezig te zijn; omdat de som die op de
wende dienst van het Indische beheer steeds
1 inkoop, plantloon, vracht enz. van produc-
tnoet worden voorgeschoten, grootendeels in
het zooeven genoemde administratief- of bedrijf-
kapitaal wordt teruggevonden.
Zal men nu die belangrijke sommen, zij het
dan voorloopig slechts in beginsel, bestemmen tot
dekking der tekorten van het Staatsbeheer des
moederland, met andere woorden, tot volledige
afbetaling der uitgaven voor ons spoorwegnet,
dat allengs meer directe en indirecte voordeelen
voor Nederland zal gaan afwerpen? Zal men de
behoefte van Indië aan spoorwegen onbevredigd
laten totdat er hier te lande geen tekorten meer
zijn? De regeering, Mijne Heeren, heeft, wat haar
betreft, gemeend die vraag ontkennend te moeten
beantwoorden. De middelen om in die behoefte
der Indische maatschappij te voorzien, zou men,
volgens hare meening in de eerste plaats uit de
beschikbare saldo's der Indische rekeningen kun
nen vinden.
Doch van de, bij de wet, aan 's Rijks inkom
sten toegewezen Indische bijdragen over 1868 en
1869 is etne som van ƒ5,497,240.61 onbetaald ge
bleven, omdat men bij de onzekerheid der uit
komsten vau de Indische diensten over die jaren,
het voorzichtig oordeelde dat bedrag voorloopig
niet uit te keeren. Mijn ambtgenoot voor de Ko
loniën vindt er geen bezwaar in, en ik acht het
met hem regelmatig en billijk dat, zoodra tot
eene regeling der bestemming van het saldo der
Indische rekeniugen over 1867 kan worden over
gegaan, die achterstand in de eerste plaats ver
effend worde.
Daardoor zou het straks door mij, met inbe
grip vau de dienst 1871 berekende tekort van
ƒ9,757.459,04, mitsdien dalen tot ƒ4,260,218.43.
Herinnert men zich wat sedert eenige jaren
aan groote werken verkregen, en aan belastin
gen afgeschaft is; hoe, gelijktijdig, de welvaart
des volks toenam en in vele algemeene behoeften
werd voorzien, dan geeft, meen ik, deze uit
komst grond, om de toekomst zonder ongerustheid
te gemoet te treden.
Na aldus ook den toestand vau het oogenblik,
naar mijn beste weten, voor u ontvouwd te heb
ben, blijft mij nog over uwe aandacht eenige
oogenblikken bij de begrooting voor de dienst van
het volgende jaar te bepalen.
Eene dorre ontleding van het lijvig aantal cij-
ferstukken, dat daartoe behoort, zult gij van mij
verlangen noch verwachten. De regeering heeft
gemeend, waar dit zonder schade voor 's lands
belaug geschieden kou, groote spaarzaamheid te
moeten betrachten. Doch zij is tevens niet terug
gedeinsd voor het aanvragen van hoogere uitga
ven, waar die tot bevordering van stoffelijke wel
vaart en bescherming van gewichtige volksbelan
gen, noodig voorkwamen.
Bij vergelijking van de eindcijfers der laatste
lijk vastgestelde, tegen die der nu voorgedragen
begrooting, met vermelding der voornaamste oor
zaken van het verschil, zal dit al dadelijk blijken.
Het gezamenlijk bedrag der nu voorgedragen
uitgaven, waaronder weder 8,600,000 voor den
aanleg van Staatsspoorwegen, is 97,215,382.79
dat der hoofdstukken van de
begrooting voor 1871 beloopt 96,206,720.78
zoodat nu meer wordt aangevraagd 1,008,662.01
21,000.00
70,000.00
228,000.00
208,000.00
462,000.00
84,000.00
100,000.00
53,000.00
37,000.00
181,000.00
1,444,000.00
Hiertoe droegen voornamelijk bij:
De kosten eener missie in China
Hoogere uitgaven voor het ge
vangeniswezen, ongeveer
Verbetering der groote rivieren
Idem van den Rotterdamschen
waterweg en van dien van Zwolle
naar zee
Idem van de haven te Harlingen
Verbetering van kanalen
Hoogere uitgaven voor het
loodswezen, de betonning, beba-
kening en verlichting, ongeveer.
Amortisatie volgens art. 9 der
wet van 27 September 1841
Staatsblad) n°. 35)
Hoogere uitkeering aan de ge
meenten wegens het »/s der
Rijksbelasting op het personeel.
Verbetering en uitbreiding van
postwezen en telegrafie
Terwijl deze posten gezamen
lijk reeds
bijdragen, zou ik die nog met een aantal andore,
meer of min belangrijke, kunnen vermeerderen.
Doch zij overtreffen het verschil tusschen de
beide begrootingen reeds in voldoende mate, om
u de overtuiging te verschaffen, dat deze uit
komst niet zou verkregen zijn, zoo de regeering
zich niet in menig opzicht met kracht tegen den
Veelzijdigen aandrang tot uitzetting der Staatsuit
gaven verzet hadde.
Het zal uwe opmerkzaamheid getrokken heb
ben, dat, onder de door mij genoemde onderwer
pen, zich geene beviuden, die tot het Departe
ment van Oorlog behooreu. Het verschil tusschen
het geheele hoofdstuk voor dat Departement over
1871 en 1872 bedraagt dan ook slechts ƒ37,500.
Dit is hieraan toe te schrijven, dat het der re
geering wenschelijk is voorgekomen om terzake
van de buitengewone uitgaven, die nog gevorderd
kunnen worden voor eene meer krachtige opvat-
ving onzer verdedigingstaak, eerlang een volledig
en planmatig ontwerp van wet aan uwe beuor-
deeling te onderwerpen, waarbij dan teveus be
paald zou kunnen worden, hoeveel voor die on
derwerpen jaarlijks op de begrooting is aan te
wijzen.
Bij voorraad zijn op deze begrooting evenals
op de loopende, alleen die buitengewone uitgaven
gebracht, welke bezwaarlijk uitstel konden lijden,
en in elk stelsel van verdediging passen. Iutus
sehen zullen ongetwijfeld uit meerdere zorg voor
eene eventueele verdedigings des lands, lasten
voortvloeien, waarop de regeeriug bij de over
weging van 's lands, middelen moest bedacht zijn.
Op deze laatste heb ik thans uwe aandacht te
vestigen.
Zij wordeu voor 1872 te zamen geraamd op
ƒ88,281,573.50. De gewone, jaarlijks terugkeerende
middelen zijn daaronder begrepen tot een bedrag
van ƒ77,681,573.50, welke som vergeleken met de
gelijksoortige raming voor 1871, eene verhooging
van ruim ƒ867,000 en met die der raming voor
1870 van ruim 2,762,000 aangeeft, alzoo eene
verbetering van gemiddeld ruim 1,300,000 per
jaar.
Stelt men tegenover het gezamenlijk beloop der
voorgedragen uitgaven ad ƒ97,215,832.73
dat geraauide middelen ad „88,281.575.50
dan treed een tekort te voorschijn van 8,933,801.29
Trekt men daarvan af de onder
de uitgaven voor den verderen
spoorwegaanleg begrepen som
vanƒ8,000,000
verminderd met eene
tot gedeeltelijke bestrij
ding daarvan, onder
de geraamde midde
len, opgenomeu bij
drage uit het fondsder
koopprijzen van domij-
nen ad300,000
dus7,700,000.00
dan blijft het tekort op de gewone
middelen1,233,809.29
Daarenboven moet, zooals ik reeds opmerkte,
aan vermeerdering Aan uitgaven, tot betere ver
zekering van 's lands weerbaarheid gedacht
worden, al zullen die uitgaven zich misschien
voordoen in den vorm van rentebetaling en aflossing
eener later te sluiten geldleening, waarin dan ook,
zoo noodig, het ongedekt bedrag der uitgaven
voor de voltooiing van de Staatsspoorwegen be
grepen zou kunnen worden.
Onder deze omstandigheden mocht, naar het
inzien der regeering, met het doen van voorstel
len tot vermeerdering van de gewone Rijksin
komsten niet worden gedraald. Verhooging van
belastingen, ook dit besefte zij, moest echter ge
paard gaan met maatregelen om die meer gelijk
matig te doen drukken. De keuze der middelen
om tot dit een en ander te geraken, kon, naar
de meening der regeeriug, niet moeielijk zijn.
Aan de eene zijde, invoering eener algemeene
belasting op de inkomsten, in beginsel voorzeker
de gelijkmatigst werkende van alle belastingen;
aan de andere, afschaffing van het verouderde
recht van patent, dat inzonderheid en dan nog
zeer ongelijk op de volksbedrijvigheid drukt. Ik
ontveinsde mij echter niet, dat, hoe evenredig
eene inkomstenbelasting mocht kunDen werken,
die belasting ook bij het toelaten van verminde
ringen voor de laagste klassen, toch het meest
zou worden gevoeld door hen, die, tot den slechts
matiggegoeden middenstand behoorende, talrijke
gezinnen te verzorgen hebben en weinig of niets
van hunne inkomsten kunnen overleggen. Dit
bezwaar nu zou grootendeels zijn weg te nemen
door gelijktijdige afschaffing der belasting op het
geslacht, welke juist het zwaarst op de bedoelde
klasse van ingezetenen schijnt te drukken.
Dit, Mijne Heeren, zijn de hoofdredenen, op
grond waarvan de regeering, daartoe door den
Koning gemachtigd, reeds voor eenige weken,
een ontwerp van wet tot heffing eener belasting
op de inkomsten, ook bestemd tot vervanging der
belastingen op de patenten en het geslacht, ter
overweging bij den Raad van State heeft overge
bracht, en weldra aan uw onderzoek hoopt te
kunnen onderwerpen.
Ik acht de tegenwoordige gelegenheid minder
geschikt, om daaromtrent in nadere bijzonder
heden te treden, maar meen toch den invloed te
moeten aangeven, dien de invoering dezer maat
regelen op de ontvangsten van den aanstaanden
dienst zou kunnen uitoefenen.
De inkomsten-belasting wordt door mij bere
kend op eeue opbrengst van ƒ8,000,000.
Daar zij met 1°. Mei in werking zou kunnen
treden, zou daarvan tot de middelen van dat jaar
behooren ofƒ5,333,333.
Daarentegen zouden wegvallen:
de patentbelasting,
geraamd op ƒ3,840,800,
voor »/j of2,227,200
de belasting op het
geslacht, geraamd op
2,030,000, voor of 1,353,333
dus 3,580,533
Blijft 1,752,800
waardoor alzoo het tekort op de gewone mid
delen zou zijn aangevuld en nog eenige ruimte
voor de misrekening overblijven zou.
Mochten die voorstellen tot wet worden ver
heven, dan zou de wet op de middelen met den
nieuwen stand van zaken in overeenstemming
gebracht moeten worden. Doch ik meende mij
bij de zamenstelling van het ontwerp dier wet,
uitsluitend aan de van kracht zijnde wetgeving
te moeten houden, en dat ontwerp te moeten
inrichteu naar voorstellen, waarvan het onzeker
is of hun onderzoek door de Volksvortegen woor-
diging zal zijn afgeloopen op het tijdstip, waarop
het ontwerp der wet op de middelen in beraad
slaging moet worden gebracht.
Op dat onderzoek mag niet worden vooruitge-
loopen. Daarentegen is het inij evenmin raadzaam
voorgekomen, nu reeds machtiging te vragen, om
in het tekort op do gewone middelen, door uit
gifte van schatkistbiljetten te voorzien. Ook ik
hecht er aan dat de begrooting op het papier sluite,
al ligt het iu den aard der zaak dat men geen
zekerheid hebben kan, dat die sluiting ook bij
de uitkomst, dat is bij de rekening vau den dienst,
zal bestaan. Doch naar mijne meeuing wordt die
regel, voor het oogenblik, voldoende betracht
door het aanbieden van voordrachten bestemd
om het bedoelde evenwicht te verzekeren.
De bekracntiging dier voordrachten ligt niet in
de macht der Regeering.
Geheel anders is het met de som van 7,700,000
die aan de geraamde middelen, voor de kosten
der werken onzer spoorwegen, ontbreekt. Met
vertrouwen vraag ik u opnieuw bevoegdheid,
om in afwachting van latere wettelijke bepalingen,
in dit tekort door uitgifte of beleeuing van schat
kistbiljetten te kunnen voorzien. Met vertrouwen,
omdat het hier slechts geldt een eisch van goede
orde in de fiuauciëu. Mijne voorafgegane inede-
deelingeu toch zullen de overtuiging geschonken
hebben, dat, naar het zich laat aanzien, zonder
geheel onverwachte gebeurtenissen, 's Rijks kas
in de eerstvolgende jaren ruim genoeg vau be
taalmiddelen zal zijn voorzien, om eene werke
Iijke plaatsing van schatkistbiljetten te kunnen
ontberen.
Ik meen thans genoeg gezegd te hebben, Mijne
heeren, om de ontwerpen der Ötaatsbegrooiiug
voor de dienst 1872 bij u in te leiden. Ik hoop
u de overtuiging le hebben geschonken, dat, al
sluit de begrooting met een gering tekort, de
toekomst ous daarom niet met bezorgdheid
behoelt te vervullen. Dat tekort toch houdt
verband met aanvragen, bestemd om beter in
verschillende algemeene belangen te kunnen
voorzien. De toenemende opbrengst van onder
scheidene belastingen getuigt van de welvaart
des lauds. Verzekering en vermeerdering dier
welvaart is gestadig het ontwerp onzer gemeen
schappelijke zorg. Schromen wij aan de eene zijde
met, daartoe onze ütaats-uitgaven uit te breiden,
dan kan uok geen billijk bezwaar bestaan tegen
het opleggen van eenige hoogere lasten, inzonder
heid niet wanneer men daarbij op meer billijke
verdeeling van den druk bedacht is.
LAATSTE BERICHTEN.
Uit Apeldoorn wordt gemeld, dat Z. M. de
Koning aanst. Woensdag, den 27sten Sept. op het
Loo wordt verwacht.
Per telegraaf.) 's-Gkavenhage, 23 Sept. In de
zitting van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raai op heden zijn ingekomen de wetsontwerpen
tot vaststelling van de begrooting van Nederl.
Indië. Het adres tot antwoord op de troonrede is
gereed. De beraadslaging daarover is bepaald op
Jlaandag aanstaande te elf uren.
Benoemd tot rechter aan de rechtbank te
Leiden Mr. Canter Alta thans kantonrechter te
Noord wijk.
's-Gbavenhaqb, 23 September. De Koning heeft
gisterennamiddag te halfzes ten gehoore ont
vangen de Commissie van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal, belast met de aanbieding van
het adres in antwoord op de Troonrede. Z. M.
heeft daarop het volgend weder-antwoord gege
ven „Mijne Heeren Ik verzoek U aan de Eerste
Kamer Mijuen dauk over te brengen voor het Mij
aangeboden adres en ik voeg daarbij de verzeke
ring, dat het Mij ook nu wederom aangenaam
was de betuiging te ontvangen van hare belang
stelling in 's lands zaken en van hare bereidwil
ligheid tot hervatting van hare werkzaamheden."
De afdeelingen van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal hebben heden onderzocht het
ontwerp van adres iu antwoord op de Troonrede.
Naar men verneemt zal in de maand October
a. s. de openbare verkooping plaats hebben van
's Rijks gronden eu hoeven te Ommerschans. Die
verkoop zal bestaan uit de bouwhoweu uos 16,
17, 18, 19 en 20, en te Ommen geschieden door
den Ontvanger der Registratie en Domeinen al
daar. Ten gevolge der mindere bevolking in die
gestichten, ontbreken daar arbeiders om de be
doelde gronden behoorlijk tecultiveeren. Daarom
is de verkoop van die gronden noodzakelijk ge
worden.
Hedennacht heeft een manspersoon die iu
eeu koffiehuis in het Hartogstraatje alhier gezeten
was, zich met een mes een steek in de dij toe
gebracht, ten gevolge waarvan een niet doodel ij ke
doch ernstige verwonding is ontstaandoor de
zorg der politie is hij terstond naar het Gasthuis
vervoerd. De ongelukkige was wegens zijne
voortdurende dronkenschap uit zijne betrekking
ontslagen en dit moet hem tot die daad gedreven
hebben.
MUZIEKUITVOERINGEN. MUSIS SACRUM.
Op Zondag 24 September, des namiddags te half-
twee, door het korps muziekanten van de Leid-
sche Schutterij, onder directie van den kapel
meester J. K. H. Muller. Programma. Eerste af-
deeling. 1. Ungarischer Krönungsmarsch, Stkauss;
2. Ouverture: „Die Heimkehr", J. K. H. Muller;
3. Géraldine-Walzer, Godefroid; 4. Souvenir de
„Indra", Flotow. Tweede afdeeling. 5. Ouverture:
„Les dragons de Villars", Maillart; 6. Guck-Aeugleiu
Polka, Stassni 7. Fantaisie: Don Giovanni", Mo
zart; 8. Schlittenfahrt-Galop, Kühner.
De ondergeteekenden betuigen bij deze hunnen
hartelijken dank voor de vele bewijzen van deel
neming bij hun huwelijk ondervonden.
J. P. L. TARDENT.
E. M. C. KAARSEMAKER.
De Affaire zal onder dezelfde firma door mij
worden voortgezet.
De Heer en Mevrouw BRONGERSMA betui
gen hunnen dank voor de vele blijken van be
langstelling bij de geboorte van hun jongste kind
ondervonden.
Visites worden afgewacht Dinsdag en Woensdag
26 en 27 September.
Persons desirous of perfecting themselves in
the above, or requiring translations to be made,
can obtain the assistance of an Englishman.
Address. H. M. Bureau van bet Leidsch Dagblad.
Inschrijving van nieuwe leerlingen in het
lokaal der Inrichting tot 1°. Oct. e. k., des
voormiddags van negen tot twaalf en des na
middags van twee tot vier uren.
Het schoolgeld bedraagt voor één kind f 5.
voor twee kinderen uit hetzelfde gezin O.
voor drie 12.—
per kwartaal.
Te Koop een nog nieuw BIULARB, fraai eu
deugdzaam, van circa negen voet. Reflecterenden
adresseren zich met franco brieven onder de letter
O. bij den Boekhandelaar P. SOMERWIL, Bree-
straat te Leiden.
Van af Zondag 24 September 1811, na
zeven uur, zijn de prijzen van het brood als volgt:
Gebuild Brood 50 Lood ƒ0.11
ld. 100 „0.22
Ongebulld Brood 50 0.08
ld. 100 „0.16
Gewoon Boggebrood 150 0.15'
Zoet ld. 150 0.18®
id. ld. 100 0.12»
Krentenbrood 60 0.12®
ld. 100 0.25
Kadetjes en Krentenbroodjes per stuk 2 cents.
Tarwebloem In pakjes 50 Lood 0.14.
De Directeur,
G. J. DE CASPARIS.