N«. 3558. A0. 1871. Vrijdag 15 September. beteugeling van besmettelijke ziekten. i Feuilleton van het „Leidscli Dagblad". DE VIJF ZINTUIGEN. LEIDSCB DAGBLAD. PRIJS DEZKR COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN Voor iederen regel0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. Een van de moeielijkste, uiaar noodigste ver- iischten voor den wetgever, is voorzeker de plicht krachtig op te treden, waar zijn tusschen- busi niet langer kan gemist worden, zonder leraren op te leveren voor 't algemeen belang. Waar dit op 't spel staat, mag en moet hij niet iciiromen het in beschertniug te nemen. Geen ingepaste inmenging in de zèlfstaudigheid der provinciale-, gemeente- en andere besturen, geen Jtaats altuachtmaar aan de andere zijde is ener- Liek optreden gebiedend noodzakelijk, waar blijk baar die autonomie of de goede wil der zelfstan dige besturen te kort schieten, om door handelingen In eigen boezem, beuadeeling van 't algemeen belang te voorkomen. En waar zijn die tekort komingen meer in 't licht getreden, dan juist bij de zorg voor den gezondheidstoestand? Moge kl enkele gemeenten met prijzenswaardigen ijver, Loral ontstaan door goede voorlichting van des kundigen, de sanitaire belangen goed ter harte benomen hebben, welken waarborg is daarin gelegen, dat de laakbare zorgeloosheid van zoo- Iele andere gemeenten, hetzij door sleur, hetzij Boot gemoedsbezwaren, het goede werk niet on- |iiiu maakt? 1 ta behoeft niet ver (e zoeken of te gaan, om vernemen hoe ellendig het nog in vele ge beenten met de door de gemeentewet aan het Bagelijksch bestuur overgelaten toezicht op den lubbeken gezondheidsdienst gesteld is. Men sla ■echts de verslagen van het geneeskundig staats- lezicht na of vvone de vergadering der genees- loodige raden bij, om daarvan meer, meer dan i veel te vernemen. I Ons land heeft dan ook den weerslag er van ndervondenons land is er helaas getuige van veest hoe welig besmettelijke ziekten op onzen piern tieren, hoe hunne loop wordt vergemak kelijkt, gemaakt, hoe zij, gelijk de rivieren lil hunne oorsprongen, door steden en dorpen lich een weg banen. dit langer zoo blijven? Neen zegt de [vetgever die voor de rechten van 't algemeen Ipireedt en die dan ook van oordeel is dat de pen 1866 en 1867 getoond hebben, dat de ge- beenlebestureu niet bij machte zijn, om welke [edenen dan ook, doeltreffende maatregelen te lemen om eene epidemie in hare vaart te stuiten. Bbe meening des Gouvernemeuts is niet, zegt Af heet Thorbecke in de Memorie van Toelichting zijn wetsontwerp, de zorg voor gezondheids- ■longen der bevolking aan de gemeentebesturen, welke de gemeentewet die oplegt, te ont weien, maar, bij dreigende besmetting hunne Bacht, waar die te kort schiet, uit te breiden, Bet bijvoeging van sommige bepalingen, welke guiten hunne bevoegdheid liggen. Geen greep dus in hunne autonomie, maar borziening door wettelijke voorschriften waar de gemeentebesturen onmachtig of nalatig zijn loor goede maatregelen uitbreiding van epide mische ziekten te voorkomen. Die tusschenkomst berust ten volle op gronden aan 't algemeen belang ontleendvooreerst het be lang, dat andere gemeenten en het gansche land bij de maatregelen hebben, die in de gemeente, waar eene besmettelijke ziekte zich vertoond, ge nomen worden; ten andere de noodzakelijkheid, dat het gevaar dadelijk in den beginne met krach tige maatregelen te keer gegaan worde. En om die terstond bij de eerste gevallen van besmette lijke ziekte onverwijld te doen nemen. Die twee gronden zijn onwederlegbaar en 't blijkt ook dat zij tot dusver algemeen beaamd zijn, niet 't minst in die steden waar de bestu; ren, daartoe door den drang der verlichte inge zetenen wel genoopt, aan de maatregelen ter be vordering eener goede gezondheid de hand houden. De activiteit in deze door de Regeering aan den dag gelegd is zeer lofwaardig. Het blijkt dat zij ook deze zaak kort na haar optreden heeft opgevat en van hare zijde er tijdig genoeg't initia tief toe heeft genomeu. Wij twijfelen ook niet of de vertegenwoordiging zal het hooge belang van dit wetsontwerp erkennen en de regeering in hare ijverige zorg voor 't lichamelijk heil der natie, waarvan zooveel afhangt, steunen, door tot eene spoedige overweging van dit wetsontwerp over te gaan. En het vereischt nauwgezette overwe- weging, want het is op meenig punt van zeer teederen aard. loeiden, 14 September. Met geooegen woonden wij gisterenavond de prijsuitdeeling aan de winnaars in den zwem wedstrijd op Rhijnzicht bij. Het was inderdaad aardig die vrolijke hol- landsche jongensschaar aan te zien, om groote ronde tafels verzameld, te midden waarvan op eene de fraaie prijzen prijkten, waarop met welge vallen de blikken der jongelieden vielen. De tuin was met lampions verlicht, terwijl het muziekkorps van 't 4de regiment zich bij zonder verdienstelijk maakte door de overvloe dige muziek die het ten beste gaf. Te ruim zeven uren ving de prijsuitdeeling aan. De heer Hazenberg een van de commissa rissen, hield daarbij eene toespraak tot de jonge lieden over het aangename nuttige en edele der zwemkunst en reikte onder oorverdoovende toejuichingen en fanfares de prijzen achtereen volgens uit. De winnaars werden intusschen met milde hand op ververschingen onthaald, wier verkwikkende uitwerking de vrolijkheid en dartelheid van den k napenstoet zeer aanwakkerde. Het avondfeest was zeer geanuimeerd; de op wekkende muziek en het afsteken van vuurwerk en bengaalsch vuur brachten daartoe niet wei nig bij. Den ondernemer mag den lof onthouden wor den, waarop hij voor het aanbieden en orga niseeren van dit feest ten volle aanspraak heeft. Het Dagblad van Zuid-Holland bevestigt met leed wezen het bericht, dat de heer J. J. Hasselman, oud-Minister van Koloniën, eergisteren zijn ont slag heeft ingediend als lid van de Tweede Ka- me: der Staten Generaal voor het hoofdkiesdis- trict Tiel, ingaande met den 15den dezer, den dag waarop de tegenwoordige zitting zal geslo ten worden. Men wil weten dat dit ontslag in verband statt niet de aanbieding der candidatuur aan den heer van Lijnden van Sandenberg, die bij de joDgste verkiezing de vlag voor den heer Maikay moest strijken. Vroeger hebben wij medegedeeld dat in de laatste vergadering van inspecteurs en adjunt- inspecteurs voor liet Geneeskundige Staatstoezicht, eene commissie is benoemd, om pogingen in het werk te stellen tot oprichting eener Nederland sche Vereeniging tot bevordering der vaccinatie eu revaccinatie. Thans heeft in een nader bij eengeroepen vergadering, samengesteld uit afge vaardigden van verschillende inrichtingen voor vaccinatie eD revaccinatie, de zaak haar beslag gekregen heeft. Nadat in die vergadering de heer Luback met een enkel woord het doel der Vereeniging, be nevens de middelen om daartoe te geraken, had besproken, werd eenstemmig besloten tot de op richting eener Nederlandsche Vereeniging, tot bevordering van vaccinatie en revaccinatie, zich ten doel stellende de belangstelling in de koepok inenting op te wekken, de door sommigen daar tegen geopperde bezwaren en vooroordeelen te bestrijden, en langs zedelijken en stoff'elijken weg die kunstbewerking zooveel mogelijk te bevorde ren. Zij zal dit laatste trachten te doen, door op zooveel plaatsen als mogelijk de gelegenheid te verschaffen tot gratis vaccinatie en revaccinatie; en zoo de tusschenkomst der Regeering wensche- iijk wordt geacht, daartoe de noodige stappen te doen. Als leden van het voorloopig hoofdbestuur wer den benoemd de heeren Bezeth, Carsten, Hamer, v. Hees, Huber, Kips, Lubach, Roosenburg en Texeira de Mattos; deze verkozen tot hun voor zitter Dr. Lubach, tot secretarins Dr. Kips en tot penningmeester Dr. v. Hees. Aan dit bestuur werd opgedragen, liet ontwerpen van een regle ment eu bet in 't leven roepen van afdeelingen in zoovele gemeenten van ons vaderland als slechts mogelijk is. Bij missive van den Sisten Aug. jl. heeft de Minister van Biunenlandsche ZakeD verschillende opgaven verzocht betrekkelijk het lager onder wijs over 1870, als: a de volgende betreffende de uitgaven der ge meenten: 1'. Bedrag der vaste jaarwedden van de open bare hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeres sen; 2". bedrag der veranderlijke idem; 3". be drag van de vaste jaarwedden van de openbare hulponderwijzers en hulponderwijzeressen 4°. be drag van de veranderlijke idem; 5". bedrag van de toelagen aan kweekelingeu6°. gratificatiën aan het onderwijzend personeel7°. vergoeding van vrije woning en huur van schoollokalen 8°. kosten voor nieuwe schoollokalen9°. kosten van gewoon onderhoud van schoollokalen 10*. kos ten van schoolmeubelen en schoolbehoeften11*. vuur en licht in de schoollokalen 12°. kosten der Plaatselijke Schoolcommissie; 13". pensioenen vóór 1858; 14°. bijdrage in pensioenen nè 1 Januari 185815". subsidiën aan bijzondere scholen16#. kosten voor opleiding van onderwijzers, kweek of normaalscholen17°. uitkeeringen aan andere gemeenten; 18°. uitgaven in de voorgaande ko lommen niet begrepen. b. betreffende de ontvangsten der gemeenten: Opbrengst der schoolgelden. 1°. (Hier wordt bedoeld de totale opbrengst aan de gemeentekas, zonder veranderlijke jaarwedden, perceptiekosten enz. daarvan af te trekken); 2°. subsidiën van het Rijk en de Provincie krachtens art. 36 der Wet; 3°. bijdragen van het Rijk, vervangende de vroegere Ryksjaarwedden4°. opbrengst van bijzondere voor het lager onderwijs bestemde fondsen; 5'. bijdrage van andere gemeenten voor kinderen uit die gemeenten 6°. andere subsidiën van de Provincie (niet volgens art. 36 der Wet). Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, de Ge meentebesturen in deze provincie uitnoodigende hun die opgaven uiterlijk binnen acht dagen te doeD toekomen, geven bij hun besluit daartoe nog te kennen, dat bovendien afzonderlijk zal moeten worden opgegeven: 1°. Of er in den loop van dit jaar schoollokalen, volgens het 3de lid van art. 23 der wet, zijn gebruikt tot het geven van onderwijs in de godsdienst? 2°. de opbrengst der schoolgelden door de onderwijzers ontvan gen; a. voor meer Ditgebreid lager onderwijs; b. voor onderwijs buiten de gewone schooluren. in de Groninger Courant wordt de benoeming van den heer Nuijens tot ridder der Orde van de Eikenkroon, in eene particuliere correspon dentie uit den Haag besproken. Daarin lezen wij Men zegt, dat de heer Nuijens zich door den grooten ijver, waarmee hij bij de Juli-verkiezin- gen in Alkmaar de candidatuur van graaf Schim- melpenninck heelt voorgestaan en bevorderd, zich vele warme vrienden in zekere Haagsche kringen verworven heeft, bijna nog meer, dan door zijne Geschiedenis der Nederlandsche beroerten. Of de aanbeveling voor de Eikenkroon uit de zelfde kringen is uitgegaan, zegt men niét, maar dat de handige wijze, waarop de Tijd van de ridderorde eene reclame heeft gemaakt voor de ultramontaansche opvatting der historische feiten uit onze groote revolutie, geen geringe verlegen heid heeft gebaard. Ik zal niet behoeven te zeggen, boe dwaas het is te onderstellen, dat de heer Nuijens gedeco reerd is, omdat hij voor Filips van Spanje en tegen Willem van Oranje partij gekozen heeft; ja zelfs, dat de Koning-Groothertog in de benoe ming van dien heer tot ridder een bewijs van instemming met de strekking van diens geschied kundig werk heeft willen geven. Het zal wel waar wezen, dat men, den heer Nuyeus voorde decoratie aanbevelende, zijne verdienste als his toricus heeft aangevoerd, maar men zal zich wel {Slot.) De beroemde in 1682 blind geboren Sannderson, 'Ogleeraar in de wiskunde te Cambridge, had een |tio geoefend gevoel en gehoor, dat hij uit het geluid fener stem en voetstappeu kon opmaken of hij zich p open plein of wel in eene straat, tusschen 1 hooge of lage huizen bevond, terwijl hij elke ptalie munt uit eene menigte andere wist te Bken, al was zij goed nagemaakt, dat ziende floers er door bedrogen werden. Dat het gezicht en de toetszio bij doofstommen Bot verregaande ontwikkeling vatbaar zijn, blijkt J9' tie heerlijke vruchten, die het hun gegeven ^derwijs meestal draagt; terwijl men zelfs te tistol er in geslaagd is om aan de blinde en ofstouimen Laura Bridginau alleen door groote phvikkeling van den toetszin, zooveel onder- Bokt mede te deelen, dat de vorderingen van ongelukkige meisje ieder deden verbaasd an. Zooveel vermag doelmatige oefening en ■leiding, en al zijn derzelver resultaten zeer derscheiden naar gelang van onzen natuur-1 lijken aanleg en de bijzondere wijziging in de bewerktuiging onzer organen, zoo kan dit nood wendig verschil niets afdingen van de waarheid der stelling, dat onze zintuigen vatbaar zijn voor ontwikkeling en volmaking, en dat plicht en belang van ons vorderen hiertoe al wat wij vermogen zoo bij ons zeiven als bij anderen aan te wenden. Ik vleije mij bij onze lezers eenige belangstel ling in dit onderwerp te hebben opgewekt; tot verlevendiging dier belangstelling bij ons allen, willen we nog kortelijk een blik wijden aan het maatschappelijke leven in betrekking tot de opvoeding der zintuigen. Het geheele leven hier op aarde is voor ons allen eene blijvende leer- en oefenschool, niet al leen ten opzichte van onze hoogere vorming, maar ook iü betrekking tot al wat onze aardsche roe ping van ons vordert. Zoodra de jaren, welke j meer bepaald aan het onderwijs worden toege wijd voorbij zijn, en wij tot zelfstandig zien en oordeelen geroepen worden, ondervindt de jonge tnensch bij eenige zelfkennis dat zijne opvoeding nog geenszins voltooid is, maar dat hij aan steeds voortgaande outwikkeling behoefte heelt; deze ondervinding, blijft ze niet ook op latereu leeftijd de onze, hetzij we hoog of laag geplaatst, in rui men of eugeren kring werkzaam zijn? zoo moet dan de opvoeding onzer zintuigen hand aan hand gaan met onze verstandsontwikkeling, en tot het einde toe worden voortgezet. De wereld en we- reldsche zaken worden zoo dikwijls op eene ge brekkige of valsche wijze voorgesteld, dat het zien uit eigen oogen, het zelf onderzoeken eene eerste behoefte is. Voornamelijk, het is waar, komen ons daarbij opscherping van verstand en oordeels kracht te stade, maar zooals ik reeds vroeger zeide, goed opmerken met de zinnen is de eerste schrede tot goed en verstandig oordeelen, hetwelk ieder van ons 't zij man of vrouw, op welk stand punt we ons ook in de maatschappij bevinden, zoo uitnemend te stade komt. In onze eigene hui selijke aangelegenheden toch kan eene juiste geest van waarneming ons voor velerlei ongelegenheden vrijwaren; hoe noodig is dezelve voor moeders, wier zorg en toezicht zooveel omvatten moet, al gaat ze in zeker opzicht slechts over 't kleine! In 't maatschappelijke leven is er geen vak uit te oefenen, geene wetenschap aan te leeren, waarbij niet geoefende zintuigen de uitnemendste diensten bewijzen, en waardoor niet wederkeerig de zin tuigen voortdurend gescberpd en ontwikkeld wor den de schoone en beeldende kunsten komen ons hier weder het eerst voor den geest. Maar ook de koopman, de ambachtsman en landbouwer ondervinden om strijd het groote nut van juiste zintuigelijke waarneming. Voor de warenkennis doen gezicht, gevoel, smaak en renk beurteling of gelijktijdig hunne diensten; voor alle beroepen van nijverheid zijn geoefende oogen en handen onmisbaar; bij de hoogere werktuigkunde is waar neming en kennis der natuurkrachten door proef ondervindelijk onderzoek, een hoofdvereischte. Tot theoretische kennis en daarop gegronde uit oefening van den landbouw wordt niet minder juiste waarneming gevorderd, zoowel in het be lang van den akkerbouw als van den veestapel, welke in ons land een zoo belangrijk deel van deu nationalen rijkdom uitmaakt. Wat de natuur kundige wetenschappen, wier beoefening zoo gunstig werkt op de ontwikkeling en ver edeling van deu geest, aan de zintuigelijke waarneming verschuldigd zijn, is te veel en te uitgestrekt om hier zelfs maar te worden aan gestipt. Zoo ergens dan staan op dat gebied vooral zien en weten in het nauwste verband, en al de vorderingen die daarop gemaakt, de ontdekkingen, die er in gedaan zijn strekkeu daarvan ten bewijze. Hoe toch zou Newton de wetten der zwaarte- eu aantrekkingskracht heb ben aan 't licht gebracht, zoo hij de verschijuselen tot het eenvoudig nedervallen van een appel toe niet met opmerkzaamheid had waargenomen Geene studie is in staat ons verlangen naar natuur kennis te voldoen, zonder hulp van ervaring en onderzoek. Gezicht en meetkundige waarnemin gen maken den grondslag uit der sterrekunde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1