N°. 3551.
Donderdag
Aü. 1871.
7 September.
rband tusschen liet Ncderlandsch
eu Nederlaiidscli-Indisch leger.
Ondermeester.
n BjJ
'LEIMCH
DAGBLAD.
PRIJH DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIEN.
Voor tederen regel0.15.
Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan.
de laatste jaren werd bij de behandeling
de begrootiug van oorlog bij de Regeering
nadruk aangedrongen om eene gedurige en
angrijke omwisseling der officieren van beide
:rs te doen plaats hebben. De heeren de Roo
Alderwerelt en Knoop toonden zich vooral
«Ie voorstanders van dit beginsel en lieten
imer na de groote voordeelen in 't licht te
|en, welke daaruit voor't gehalte en de samen-
ling van het korps officieren te trekken zouden
)e deskundigen die de kennis, beschaving,
wikkeling en geest van de officieren van het
derlaudsche leger hoog roemen, ontzeggen
i uit den aard der zaak oorlogsoudervinding.
Indië wordt wel krijgsondervinding opgedaan
zij achten 't van 't grootste belang voor de
eieren in Nederland, dat daarvan gebruik ge-
lakl wordt. Nu is 't wel waar dat in vorige
:eD eeuige officieren van het leger hier te lande
etacheerd werden bij bet leger in Indië, maar
baat weinig; het is te doen om een voortdurend
.«er verband tusschen beide legers, vooral ook
oficieren van het Indische leger hier te lande
erkujgen. Daaronder toch bevinden zich velen
io den krijg tegen weerspannige bevolkingen,
moeilijk en zwaar in onze overzeesche bezit
ten, hebben uitgeblonken, kortom de vuurproef
banaten hebben doorstaan. Zulke officieren ge-
[enheid te verschaffen later in hoogere rangen
ons leger te dienen, kan niet dan hoogst gun-
werken op de verbetering en het gehalte van
Ize soldaten, waartoe ook krachtig zal bijdragen
oudervinding door de repatrieerende officieren
t 't Nederlandsche leger in Indië opgedaan.
Vuiige Ministers van Oorlog toonden zich van
beginsel niet af keerig, gaven dan ook meermaleo
izeggingen, doch met de gewone bijvoeging, dat
|en eerst moest onderzoeken en meer van die
Ipmiddelen om eene gewenschte zaak op de
nge baan te schuiven.
,De tegenwoordige Minister van Oorlog, de heer
igelvaart, schijnt 'l Bijblad ten opzichte dezer
k met vrucht geraadpleegd te hebben.
lEen Koninklijk besluit van 18 Augustus komt
,n de langdurig gekoesterde wenschen te gemoet.
ier kloek heet 't daarin, dat het in 't algemeen
Idpnij des Rijks wenschelijk is dat voor het leger
hier Ie lande partij worde getrokken van de krijgs-
«paring, de militaire ondervinding die door offi
cieren bij het N.-I. leger kan worden verkregen
ea dat dit belang tevens meebrengt, dat aan
'Officieren van laatstgenoemd leger gelegenheid
Worde gegeven na hunne in Indië opgedane erva
ffiig bij de korpsen of militaire inrichtingen, hier
ie lande hunne theoretische en technische kennis
te vermeerderen, en dat in een en ander zal
Worden voorzien op zoodanige wijze dat aan de
oruitzichten op bevordering der officieren van
beide legers, zoomin als aan die der naar
officiersrang dingende onderofficieren nadeel kan
orden toegebracht.
Ter uitvoering van een en ander wordt verder
bij dit Koninklijk besluit bepaald, „dat jaarlijks
eenlge subalterne en bij voorkeur ongehuwde
officieren van het wapeu der infanterie, en van
dat der artillerie van het leger hier te lande bij
het Nederl. Indische leger en omgekeerd van dit
leger bij het eerstbedoelde zullen worden gedeta
cheerd. Voor dusdanige detachering komen alleen
aanmerking: 1°. jeugdige kapiteins, die, gelet
hunne plaats op de ranglijst, in hunnen rang ver
moedelijk nog een vijftal jaren zullen moeten
dienen, alvoreus tot bevordering aan de beurt te.
zijn; en 2*. luitenants van zes azeven jaren dienst
als zoodanig. De hier bedoelde officieren moeten
bovendien in alle opzichten gunstig bekendstaan
en tot detachering genegen zijn. Het getal eu de
rang der jaarlijks te detacheeren officieren zal
voor ieder wapen afzonderlijk bij beide legers
gelijk zijn, doch in geen geval bij ieder van de
beide legers meer bedragen dan zes officieren van
het wapen der infanterie en twee van dat der
artillerie. De duur der detacheering wordt op 5
jaren bepaald, de heen- en terugreis daarouder
begrepen. De gedetacheerde officieren genieten
zoo voor zich als easu quo voor hunne gezinnen
op den gebruikelijken voet vrije overtocht van en
naar Nederland en omgekeerd van en naar Ned.
Indië. Zij ontvangen bovendien eene gratificatie
voor eerste uitrusting ten bedrage van f 600."
Wij vermeenen, dat de Minister van Oorlog
door deze daad een stap op den goeden weg
heeft gedaan tot hervorming van ons leger. Zij
is het eerst doortastend blijk, dat de heer Engel
vaart zijn taak begrijpt, dat hij kracht bezit om
haar te vervullen.
Nu het op den weg dor regeering ligt 's lands
verdedigbaarheid te verzekeren, hopen wij dat
de groote hervormingen die te wachten zijn, van
dezelfde wijsheid en hetzelfde beleid den stempel
mogen dragen, als waarvan de tegenwoordige
hervorming het uitvloeisel is.
Van den heer Engelvaart, die met veranderin
gen in de uniformen een begin maakte, zou men
dan veilig kunnen zeggen:
Met 't kleine ving hij aan, om met 't groote
voort te gaan.
Lelden, 6 September.
De begrooting der inkomsten en uitgaven van
deze gemeente, voor den dienst van 1872, is
verschenen.
De bevolking bedraagt volgens 't daarop voor
komend cijfer 39959 zielen.
De inkomsten zijn geraamd op 428,170.90s
in het vorig jaar was de raming 370,562.435.
De uitgaven op f 428,050.63; in het vorig iaar
op f 370,473.19.
Van het batig saldo over 1870 blijft beschik
baar f 37,485.07, dat als eerste post aan deze be
grooting is toegevoegd.
Aan de memorie van toelichting ontleenen wij
de volgende bijzonderheden.
Hoofdstuk Inkomsten:
Het getal leerlingen aan het gymnasium was
op 1 Juni 1871: 30 a 100 'sjaars, f 3000.
Aan de Hoogere Burgerschool 115 leerlingen
a f 6440.
De hondenbelasting is geraamd op f 1700.
Over de zeven eerste maanden dezes jaars was
de opbrengst f 1722.50.
Hoofdstuk Uitgaven:
De kosten voor het onderhouden enz. van het,
stadhuis zijn geraamd op 3420 tegen f 1100 bij
de vorige begrooting.
Nu hoogst waarschijnlijk, wordt in de memorie
gezegd, in 1872 de schilderijen van het raadhuis
zullen worden overgebracht naar de Lakenhal,
moet er aan gedacht worden, dat de raadkamer
buitengewone herstellingen vereischt, wanneer
door het wegnemen der groote schilderijen een
geheel vak van de zaal ontbloot wordt.
Men kan zich bepalen tot eene bedekking van
het open vak, zoo mogelijk met een behangsel
gelijk aan het overige gedeelte der zaal, maar
veeleer schijnt het raadzaam de raadkamer met
behoud van en in overeenstemming met den stijl'
waarin zij gebouwd is, op eene met hare be
stemming strookeude wijze geheel te restaureren
en daarbij tevens op de wenschelijkheid, dat eene
voor openbare zittingen bestemde zaal, van vaste
zitplaatsen geriefelijk en toegankelijk, bruikbaar
ook voor avondzittingen, wordt ingericht. Totdat
einde wordt voor deze herstelling met lichtkroon
eeüe som van 71600 geraamd.
Tot het openbaar maken van alle in den raad
overgelegde stukken, n. a. van het raadsbesluit,
van den Ssten Juni 1871, verkrijgt de uitgever
der Leidsche Courant f 150.
Morgen deelen wij nog het een en andere uit
de begrootiug mede.
Van meerdere zijden wordt 't oud nieuwtje
weer eens opgeraapt en verbreid, dat de eigenaar
'van Zomerzorg, dit aangenaam gelegen en bekoor
lijk oord zou verkocht hebben, om geslecht te
worden.
Men voegt er thans voor zeker bij dat de koop
voor 770000 zou gesloten zijn met de Hollandsche
IJzeren Spoorweg-Maatschappij, welke nog daarbij
zou verkrijgen liet tusschen den Spoordijk gelegen
weiland.
Een en ander moet in verband staan met den
bouw van een nieuw station.
Van bevoegde zijde wordt ons ecliter meege
deeld, dat die geruchten zeer voorbarig zijn. Tot
dusver is van den bewusteu verkoop niets met
zekerheid te vermelden.
De politie alhier heeft aanhouding gedaan vaD
circa 1000 kilogrammen lood, die op onderschei
dene buitenverblijven in den laatsten tijd waren
ontvreemd.
Naar inen verneemt, zou de heer J. van Dam Jz
sedert 1848 burgemeester dèr gemeente Bodegra
ven, als zoodanig zijn ontslag aanvragen.
De Koning-Groot-Hertog heeft bevorderd tot
officier der orde van de Eikenkroon den heer E.
J. Verkouteren, kapitein bij het korps Kon.
scherpschutters te Rotterdam, en benoemd tot
ridder van die orde, den heer Dr. W. J. F. Nuyens,
onder uitdrukkelijke erkenning der „verdienste
van zijne Geschiedenis der Nederlandsche Be
roerten."
Vanwege de vereeniging voor de statistiek iu
Nederland zal op den 30sten September e. k. te
Amsterdam eene vergadering worden gehouden
ter bespreking der sociale quaestiëu. Deze quaes-
tiën zullen door de verschillende voorstellers wor
den ingeleid.
Te Utrecht is dezer dagen voorloopig gecon
stitueerd eene Nederlandsche Vereeniging tot
bevordering der koepok-inenting. Aau een voor
loopig hoofdbestuur is opgedragen de statuten der
vereeniging te ontwerpen en inmiddels voorbe
reidende maatregelen te nemen tot het deugdelijk
vestigen van de aanstaande afdeelingen "der ver
eeniging.
Uit Lotiith wordt gewezen op 't feit, datlangs
dit grenskantoor meer dan elfduizend vaartuigen
per jaar binnen ons land komen, zonder dat er
van Rijkswege gezondheidstoezicht opdeschepen
wordt gehouden. Men vraagt of dit Diet zeer noo-
dig is, vooral nu de cholera ook verschillende
plaatsen in Pruisen bezoekt.
De afdeeling letteren der Koninklijke Academie
van België heeft voor het jaar 1872 de volgende
prijsvragen uitgeschreven
„1°. Men vraagt eene proef op het leven en de
regeering van Septimus Severus.
2°. Breedvoerig de wijsbegeerte van St.-Ansel-
mus van Cantelberg uitleggen; er de bronnen
van doen kennen; er de waarde van schatten en
er den invloed in de geschiedenis der denkbeel
den van doen kennen.
3°. De regeering van Maria Theresia in do Ne
derlanden beoordeelen.
4°. De economische theorie geven over de be
trekkingen van het kapitaal en het werk. De
academie verlangt dat het werk opgesteld zij in
een eenvoudigen stijl, op de hoogte van al dè klassen
der samenleving.
5°. .De geschiedenis maken van de Duitsche
wijsbegeerte, gedurende de 16de eeuw eu tijdens
de eerste helft van de zeventiende.
De prijs voor de 1ste, 2de en 3de vraag zal
eeu gouden medaille zijn van 600 fr.voor de
4de en 5de is de prijs een gouden medaille van
1000 fr.; te beantwoorden voor 1 Febr. 1872."
Op het programma voor 1873 zijn de volgende
prijsvragen gebracht
1°. Het talent schatten van Chastelain, zijnen
invloed, zijne staatkundige denkbeelden en zijne
letterkundige strekkingen.
2". Verhandeling over de staalkuudige geschie
denis van Vlaanderen sedert 1305 tot de opkomst
van het huis van Bonrgondië (1382), vooral de
IETS UIT HET LEVEN
EBCEMIAlsr-CHATB-IAir
naverteld.
(Vervolg).
Üe bejaarde apotheker, dien pastoor Bernard voor
«n ouden Jakobijn uitmaakte was de goedheid
n de eerlijkheid zelve. Zoo hij langer had mogen
e'en, vvare ik ook apotheker geworden en hein
«isschien opgevolgd. Ongelukkigerwijs overleed
"j in den winter van 1821, tengevolge van een
'«zetting op de borst. Voor mij was zijn dood
«n bitter verdriet en tevens een onherstelbaar
'erlies. Ik bezat geen geld, om naar Straatsburg
gaan en daar mijne studiën voort te zetten. Ik
noest leven, en werd drogist. Twee jareo later,
^«n lsten Juli 1823, trad ik iu den echt met
toejufvrouw Toiuette Hutin, wier goed hart, en
bijzondere gaven mij reeds tijdens mijD verblijf
te Roches zoo getroffen hadden, en weldra is het
zevenenveertig jaar dat wij in dit kleine winkel
tje te sameo wonen. Zij heeft mij vijf kinderen
geschonken, die gij allen kent, het zijn beste
jongens.
Ik heb mij de grootste opofferingen getroost om
hun goed onderwijs te doen geven, want zonder
onderwijs kan men in deze wereld niets uitrich
ten, zooals mijn schoonvader Jeróme vaak zeide.
En wel had de arme ouden boschwachter gelijk;
ik heb zulks mijn gansche leven gezien; onder
wijs alleen maakt den mensch, en maakt dat het
hem welga; hij die niets weet, gaat onder in
slavernij! En aaDgezien ik nu wederom hierover
spreek, zoo moet ik u aan het slot mijner geschie
denis bekennen, dat de groote vraag vau het on
derwijs mij altijd veel belang heeft ingeboezemd.
Wat wilt gij? Men is nu eenmaal geen school
meester zonder dit, en dan, liet is een vereisclUe
geworden. Ik spreek van het onderwijs voorliet
volk, inen versta mij wel. De rijken hebben zoo
veel zorg niet noodig. Hun heeft het in ons land
nooit ontbroken aan collegiën, gymnasiën, lyceën,
universiteiten om hunne kinderen te doen
onderwijzen, nimmer ontbrak hun het geld om
de professoren te betalen, zelfs niet in die dagen
toen de schoolmeesters genoodzaakt waren langs
de deuren hun brood te bedelen, zooals te Roebes.
Waar is het, dat onze burgerij sedert de laatste
zestig jaar zeer vooruit is gegaan, maar dit doende,
heeft zij zich afgescheiden van het volk, dat on
deraan is gebleven, gedompeld in onwetendheid^
dat is de ware oorzaak vaD het ongeluk vaD ons
volk, hetgeen de nieuwspapieren noemendp
tegenstelling der klassen. Er zoude geen vijand
schap bestaan tusschen die twee partijen zoo mes
gezorgd had voor het onderwijs van het volk, en hq-
den ten dage zouden de boereu even zoo goed steii|-
nien als de burgers. Ongelukkigerwijs heeft men
willen overheerschen, eene soort van adel scheppen
van de wetenschap en van het geld. Men heeft
zich als baatzuchtigen gedragen, en thans oogst
meu, wat men heeft gezaaidde verdeeling van
het volk in twee klassen, de klasse der goed
onderwezen lieden, die voor de vrijheid stemmep,
omdat zij weten dat men zonder vrijheid van
niets zeker kan zijn, en de klasse der onweten
den, die voor Pieter en Paulus stemmen, naar
mate zij macht bezitten, of goed gezind zijn voor
den pastoor, den veldwachter of de politie. Hedqn
ten dage zijn deze zaken duidelijk voor iedereep.
De plebiscieten van Bonaparte hebben allen de
oogen geopend, men begint eindelijk te begrijpen
dat de onwetendheid van het volk een dreigend,
schromelijk gevaar is, en iedereen eischt verplicht
lager onderwijs. Wel is waar zijn er velen die
geen verplicht lager onderwijs willen, ze praten
van de vrijheid der ouders te belemmeren; inaar,
als men ons onze kinderen op twintigjarigen
leeftijd alneemt om hen naar de slachtvelden te
sturen, dan wordt er van die vrijheid gezwegeD.
Laten wij dit alles aan zijne plaats laten, het is
de laatste verschansing van het eeuwenheugende
egoïsme. Lang zal dat niet meer leven, gunnen
wij het een zalig uiteinde. Weldra zullen wij
alzoo verplicht en kosteloos lager onderwijs be
zitten, en reeds bij voorbaat verheug ik mij daar
over. VermeeD uiet, dat dit voldoende zal zijn
om ons de plaats te doen hernemen, welke door
ons sedert 1789 was ingenomen. Aan eiken
Franschman de verplichting op te leggen om te
leeren lezen, schrijven en cijferen, nieuwe scholen
op te richten, de meesters te ontheffen van het
toezicht der geestelijken, het aantal onderwijzers
te vermenigvuldigen, hunne inkomsten te verbe
teren, dit alles is goed, maar nogtans is het niet
genoeg. Hetgeen inij het allermeeste belang inboe
zemt is te weten wat die talrijke en goedbetaalde
onderwijzers op hunne scholen zullen leeren. Zal
bun onderwijs vruchtbaar zijn voor het volk,
dat is de hoofdvraag.
(Wordt vervolgd.)