van het postk. te Velp, 263; P. W. Poppelman, rijks magazijnm. bij 't eutrepot te Amsterdam, 918L. A, de Rochefort, comm. lste kl. bij'srijks belustingen ƒ460; K. A. Souxver, brievenbesteller ƒ192; O. Z. van Sandiek, comm. 3de kl. bij de post, ƒ133; J. Pohlman, scheepsmeter ƒ33; D. C. Hetterschij, comm. 3de kl. bij 'srijks bel. ƒ214; Jhr. C. A. L. van der Wyck. inspect, der post. ƒ1844; C. J. Meys, adj.-comm. bij 't kabinet des Konings 936; VV. van Bergen, ontv. der dir. bel. ƒ2524; H. J. of J. H. Brinkhorst, brievengaarder /266; J. Tromp, wed. van L. Paardekoper, in leven landmeter van het kadaster ƒ336; F. J.en S. C. Becker, minderjarige kinderen van wijlen J. C. Mulleren haren voor-overleden echtgenoot H. J. Becker, onder voogdij van H. J. Becker, in leven hoofd-comin. der post. ƒ360; C. Renes, wed. van D. Sterk, brievengaardster ƒ196; H. 11. Franssen, wed. van D. G. Kramer, in leven comm. lste kl. bij 'srijks bel. 178en A. Arimont, comm. lste kl. bij 'srijks bel. 419. BINNENLAND. Amsterdam, 27 Augustus. Bij den gemeenteraad is ingekomen een rapport van B. en W. op het voorstel van den heer J 6. Jager tot het kosteloos openstellen van eenige plaatsen op de scholen voor lager en middelbaar onderwijs in het gym nasium. Over dit voorstel zijn tevens adviezen uitge ■brabbl'doot:1'-' ";,tl «snuF-iaoa nob lo a. Curatoren van het gymnasium, die zich er legen verklaren, op grond dat 1'. de wet geen vrijdom van belasting toelaat; 2'. de vrees be staat, dat sommige onbemiddelde leerlingen zou den probeeren gymnasiaal onderwijs te ontvan gen, en als dit geen gunstige gevolgen opleverde, nog ongelukkiger zouden -worden, en 3*. er reeds gebleken is, dat geschikte jongelingen zonder vermogen door particuliere krachten in staat ge steld worden het gymnasium te bezoeken. 4. De plaatselijke commissie van toezicht op bet middelbaar onderwijs, die zich in beginsel voor bet voorstel verklaart, dat zij reeds voor de burger dag- en avondschool hebben aangeraden, doch meent, dat, wat het financieel punt betreft, zij onbevoegd is eeu oordeel uit te spreken, en 'dat overigens het goede resultaat afhangt van eene goede regeling c. De plaatselijke schoolcommissie, welke her innert, dat in liet reglement op de prijzen van 28 Juni 1870 reeds voorkomt, dat „zeer verdien stelijke leerlingen door het gemeentebestuur wor den in staat gesteld tot het ontvangen van middel baar onderwijs;" welke bepaling, voor zoover zij weet, nog niet toegepast, wellicht wegens de on willigheid der ouders, die haar herhaaldelijk ge bleken is. Van het voorstel Jfiger verwacht zij meer, omdat 1". het zich uitstrekt ook tot leer lingen van bijz. scholen; 2°. het ook de scholen van meer uitgebreid lager onderwijs wil openstel len en zoo gelegenheid geven tot het aanleeren van Fransch (een vereischte voor de toelating op de H. B. school en het gymnasium), 3°. de kennis van vreemde talen voor den handwerkendenstand zeer nuttig is, en 4'. kinderen uit verarmde huis gezinnen daardoor geholpen worden. Bezwaren van uitvoering zullen volgens de hoofdonderwij zers bij wijze voorzorgen wel te overwinnen zijn. Verder geeft de commissie nog eenige wenkeD omtrent de uitvoering. B. en W. achten in hun rapport het denkbeeld van het voorstel voor geen ernstige bestrijding vatbaar, mits men alleen vrijplaatsen geve bij gebleken aanleg en goede studie. Wat de uitvoering be treft, levert de toelating tot het M. O. geen be zwaar op, nu loffelijke getuigschriften alleen wor den gegeven als het onderwijs met vrucht is ge notenbij de burgerscholen lste en 2de klasse echter is het anders, omdat daar de kinderen op 6jarigen leeftijd worden toegelaten en dan nog van geen gebleken aanleg sprake kan zijn, ter wijl verarmde ouders uit zeker wel of kwalijk geplaatst eergevoel, en voor hun kinderen wel geen gebrnik van zullen maken.B.en W.stellendusvoor, het kosteloos toelaten te beperken tot het middelbaar onderwijs en wel honderd plaatsen op de burger avondschool voor de meest verdienstelijke leer lingen der armen en tusschen scholen en veertig plaatsen op de hoogere burgerschool en de te openen middelbare meisjesschool voor leerlingen der burgerscholen lste klassej die zich door ijver en studie onderscheiden. Om het bezwaar van „geen vrijdom van belasting" te vermijden, willen zij die toelating bij wijze van belooning toe kennen, zoodat de aldeeliug onderwijs de gelden met den gemeente ontvanger zal verrekenen. Het „beurzenstelsel" moet volgens B. en W. ove rigens aan particuliere liefdadigheid worden overgelaten. Aan het diner dat de feestviering van Claudius Civilis opluisterde heeft Z. M. de Koning deel genomen. De eerste feestdronk werd ingesteld op den Koning door den heer Te Mijtelaar. Z. M. betuigde zich gevoelig voor de hartelijke woorden en de vaderlandslievende gevoelens jegens hem uitgebracht. „Deze dag, Mijne Heeren, zal dan ook bij mij in aangename herinnering voortleven. Het is mij dan ook een waar genoe gen te vertoeven onder de wakkere scherpschul ters, die in de ure des gevaars het bewijs zullen leveren, dat zij goed en bloed voor hun dierbaar vaderland veil hebben. Ik herhaal het, immer zal het mij welkom zijn te vertoeven te midden der manschappen van de Weerbaarheid, inzonderheid van die der hoofdstad." Een driewerf „Leve de Koning" volgde deze woorden. De heer Schubart, voorzitter der Weerbaarheid te Utrecht, bracht een warmen feestdronk uit op den doorluchtigen en alom beminden bescherm heer der Vereeniging, Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden; welke dronk insgelijks met luide jubelkreten werd ontvangen. De heer H. Zeeman, kon zich niet weerhouden een diepgevoelde behoefte te voldoen, door mede een enkel wootd in het midden te brengen. Hij stelde zich dan voor den geest dien Claudius Civilis, die in het ver verleden voor de eer en de onaf hankelijkheid zijns volks zoo waardiglijk optrad en zag naast hem het beeld verrijzen vao een tweeden banierdrager der vrijheid, van een twee den Claudius Civillis, Willem de Zwijger. Hij herdacht hem dankbaar en bracht toen warme hulde aan dien Willem, dien wij thans beminnen als onzen geëerbiedigdeu Koning, en die ook reeds had ge toond, dat hij als het vaderland in nood verkeert, de eerste is om krachtig op te treden!" Luide toejuiching. Z. M. dankte den heer Zeeman voor deze echt vaderlandsche woorden en wees er op hoezeer de Groote Zwijger „een waarachtige grondlegger der vrijheid," den band die vorst en volkaaneen verbindt, krachtig had bevestigd. „Ziju voorbeeld vinde immer navolging en de wieg van Neerlands Prinsen van Oranje, zal altijd die telgen ontvan gen en de eer en onafhankelijk van 't vaderland handhaven. De onstuimige bijval, zegt het Handelsblad, dien deze woorden uitlokten, loste zich op in de krach tigste tonen van heb Wien Neerlandsch bloed, dat als uit éen keel werd aangeheven. Te ongeveer halftien nam Z. M. afscheid om zich weder naar de residentie te begeven. Nadat Z. M. ónder luide jubelkreten uitgeleide was gedaan, nam Prins Hendrik weder plaats aan tafel, en werdt door den heer H. Zeeman een dankbare hulde gebracht aan de nagedachtenis van Zijne Doorluchtige Moeder, van wier waarde als vorstin en vrouw het hospitaal van 's-Huge luide getuigde. Z. K. H. betuigde zich gevoelig voor dit blijk van waardeering zijner onvergetelijke Moeder en herdacht met fierheid en dankbaarheid hoe zij de gekwetsten met eigen handen verbond en met al de kracht, die in haar was, leeniging aanbracht. „Dit oogenblik biedt ook tevens de gelegenheid om hulde te brengen aan die Neder- landsche vrouwen, die, Haar voorbeeld volgende verleden jaar in den vreemde zich den dank van overste en soldaat op het slagveld wisten te ver werven." Opnieuw werd het Wien Neêrlandsch bloed uit volle borst aangeheven en met vuur gezongen. 's-Gravenhage, 27 Augustus. Z. M. de Koning is gisterenavond per Hollandsche spoor van 10.27 vaD Amsterdam (waar Z. M. heeft bijgewoond den wedstrijd der handboog-buks schutterij-Weer baarheid en Amstels HarinouiekapelClaudius Civilus) in de residentie teruggekeerd, en zal zich aanstaanden Woensdag naar Rotterdam begeven, ten einde den aldaar te houden wedstrijd van scherpschutters bij te wonen. Z. M. de Koning en 11. K. H. Prinses Mari anne hebben ieder 100 en Z. K. H. Prins Hen drik 50 loten genomen in de verloting van voor werpen, aangekocht op de hier ler stede gehouden wordende tentoonstelling voor den handwerksman. Z. K. H Prins Hendrik heeft zich gisteren avond van Amsterdam naar Soestdijk begeven, terwijl H. K. H. Prinses Hendrik gisterennamid dag te 10 min. voor zessen, per Rijnspoorweg, van 's-Gravenhage naar Soestdijk is vertrokken. In de residentie is aangekomen en aan het hotel De l'Europe afgestapt Jhr. Heldewier, buiten gewoon gezant en gevolmachtigd minister van Z. M. den Koning bij het Hof van Italië. Gouda, 26 Augustus. Bij de herstemming voor éen lid van den gemeenteraad zijn ingeleverd 454 stemmen, van onwaarde 2, zoodat de volstrekte meerderheid 227 bedroeg. De heer C. Messemaker werd gekozen met 259 stemmen, terwijl de heer H. P. N. Koemans, die van R. K. .zijde was voorgedragen, 193 stemmen verwierf. Zevenhuizen, 25 Augustus. Evenals in sommige naburige gemeenten worden ook alhier vele var kens ziek eo sterven dan zeer spoedig, bijaldien ze niet bij de eerste ontdekking der kwaal ge slacht worden, hetwelk de eigenaars in den regel onmiddellijk bewerkstelligen. Zutfkn, 25 Augustus. De derde tentoonstelling van schilderijen en teekeningen van levende Ne derlandsche meesters, door de vereeniging Piclura hier ter stede gehouden, is boven aller verwach ting goed geslaagd. Kampen, 27 Aug. Als een bijzonderheid kaD gemeld worden dat in den tuin van den heer H. A. S. Brugts eeri appelboom in vollen bloei staat, nadat de eerste vrucht reeds volmaakt rijp was afgeplukt. XIV&EZiOIVDEIV. Leiden, 28 Augustus 1871. Aan de Redactie van hel Leidsch Dagblad. In het nummer van uw blad van Maandag 28 Augustus wordt een klacht geuit over den toe stand der riolen op de Garenmarkt, St.-Jacobs- gracht, eoz. een gevolg van den aanleg van het rioolstelsel Liernur. De ondergeteekende, belast met den aanleg van dat stelsel, neeint de vrijheid, UEd. te verzoeken, in een uwer volgende nummers te willen ver melden, dat die toestand zeer overdreven is voor gesteld, daar overal, alwaar dit gevorderd werd, voor een hulp- of tijdelijken afvoer van faecaliën gezorgd is, en ook van wege het gemeentebestuur door desinfectie als anderszins stank en voor de gezondheid schadelijke miasmen zijn en Bug gelijks worden verwijderd. Vooral daarom stelt hij grooten prijs de inwilliging van zijn verzoek, omdat zoo 1 door niet-deskundigen de eigenaardig voor; I mende bezwaren als onvermijdelijk gevolg het Zienmr-stelsel beschouwd worden, welkec-1 derstelling ten praejudice van dat stelsel zoup,, j nen strekkeu. Bij den aanleg van ieder rioolstelsel z^i tijdelijke lasten voor de bewoners voorkoc l echter bij het Ziernur-stelsel eer minder meer, dan bij eeu ander systeem het geval ui zijn. Wat gezegd wordt omtrent den trageu ?o«J gang van het werk, is niet geheel en al te oil kennen; dit vindt echter gedeeltelijk gereedd delijke verklaring in het Dieuwe der zaak. In antwoord op de verschillende punten u>| het beklag wenscht hij alzoo het volgende J releveren 1°. dat geen riolen afgestopt werden, of, zooo.1 in enkele gevallen noodzakelijk mocht geweyl ziju, voor afvoer toch is zorg gedragen; 2'. dat de privaten, die vroeger op de Vestslol hebben geloosd, door het dempen van die slol niet van uitloozing zijn verstoken, aangezien retJ sedert geruiuien tijd als tijdelijk hulpmiddel cel riool is in werking gesteld,' uitloopendti-op (I Zijdgracht; 3°. dat, indien de onder 2*. besproken private:! in eeD toestand verkeerden, die het gebruik de bewoners ongeveer onmogelijk maakt, ditn:-;| het gevolg zou zijn van den nieuwen aanleg,tl wijl deze privaten nog geheel onveranderd z gebleven; dat echter die toestand nooit zóó i:| houdbaar is geweest; 4". Dat het troebel en onbruikbaar zijn rtl het pompwater het niet direct te veranderen;! sultaat is van den vroegeren noodlottigen i I stand, echter volstrekt niet van den nieucj aanleg 5®. dat geen karrevrachten vuilnis uit de l stopte riolen zijn verwijderd, om de eenvou»! reden dat geen riolen zijn verstopt geweest; 6®. dat van gemeentewege voor een goeds hulpafvoer, waar ooodig, is gezorgd, en ook do;| desinfectie op ruime schaal, als gezondheidsman regel, het belang der bewoners is in het ooggt| houden 7®. dat de klachten, die te recht of ten onreckïl zijn opgegaan, ook omtrent den langen duur iel het werk, het gevolg zijn, alléén van omstandig! heden, onafhankelijk van den wil der boiw! heeren, eD zooals die bij ieder werk kuDüel voorkomen echter volstrekt niet van <J« b J zondere eigenschappen van het rioolstelsel i,Liermï 8®. dot, zooals uit de sub. 17 opgenoemde tel denen volgt, de toestand onjuist, en minsteij overdreven, is voorgesteld. Met hoogachting heeft hij de eer, te zijn UEd. Dienstw. Dienaar H. G. DIJKERMAN. De Redactie ruimt gaarne eene plaats aan tul bovenstaande stuk in, zonder echter nog has| klachten terug te nemen. Het is natuurlijk, de Heer Dijkerman als geïnteresseerd perswl het werk en het stelsel zal verdedigen. Maart] is even natuurlijk dat, juist doordat hij geïtt resseerd is, de zaak door hem zoo voordeeligij gelijk wordt voorgesteld. De redactie heeft halve den heer Dijkerman het volgende te>| woorden 1". Dat een zekere tegenstrijdigheid in i;;| redeneering niet te ontkennen is; immers, tersvI sub 6° beweerd wordt, dat geen riolen zijn»! stopt geweest, wordt sub. 1® gezegd, dat zulknl enkele gevallen noodzakelijk is geweest, eD >-:l 6° dat van geineente-wege voor goede hulpafKdl is gezorgd; indien er nu hulp-afvoer noodig» klasse bij en aten in alle bedaardheid hun mid dageten in de schoolkamer. Daarna deden zij eene wandeling in den omtrek en kwamen teéenuur voor de avondschool terug. Er waren mij nog 5 scholieren uit het gehucht gebleven, de zonen der meergegoeden en van vader Jeróme; alles uitge rekend, hield ik nog vijftien franken aan het eind van elke maand over, om boeken te koopen, mijne oude kleederen te vervangen en eenige stuivers aan mijn vader te zenden. Wat kon ik meer verlangen. Aan dezen tijd van mijn leven her- dendenk ik steeds met genoegen, de dagen van werken, wandelen in het bosch, de gezellige avonden, bij den ouden boschwachter gesleten, en de heerlijke droomen voor de toekomst,.... mijn Godl hoe snelt vliegt de tijd voorbijl lederen morgen, om acht uren, en als mijne leerlingen bijeen waren, bezorgden, zij de zakjes, en namen wij den ketting die Jeróme voor mij gemaakt had, de palen eu de driehoeken, en dan, vooruit onder de brandende zon. Wij gingen de maat nemen van het veld van Pieter, Jakob of Christoffel. Ik zie nog die lange, steile heuve- lenrij, wit van de rogge, tusschen de rotsen in, zoo ver het oog reikte, lager in den bergpas, de maaiers met de lendenen omgord met hunne lederen riemen, en achter op den rug in het bouten bakje den slijpsteen, de hemdsmouwen opgestroopt, de groote strooien hoeden die de schouders bedekten, nog vóór de groote hitte va ;i den dag reeds badende in hun zweet; hooger op de rotsen de ouden en enkele kinderen met hunne geiten die tot in den hemel klauterden, en omkeerende, luide roepende: „Hou! Hou!" dat door de echo honderdvoudig wordt weer kaatst. Ja inderdaad, het was een hart verheffend en vroolijk tooneel. Men schold ons voor geleerden en gaf ons den naam van „kadaster." Van dichtbij groette men nederig, maar uit de verte bespotte men ons. Het een zoowel als het ander was ons onver schillig. De kleine Mennonieten en mijne andere leerlingen keken niet eens om, zij gingen bedaard voort met het leggen van hun keltiDg, het zetten de palen op kleine afstanden, en bij eiken hoek stilstaande om te luisteren naar de uitlegging die ik hun gaf. Indien nu en dan de gedaante van een weilami, een veld, eenige boomen, te moeielijk was, namen wij het uitéén, de zoon van den grooten Christel schreef in zijn boek al de figuren naar behooren op, ieder op zich zelve, ten einde verwarring voor te komen. Nu en dan tegen tien uren gebeurde het dat wij door het slepen met den ketting doodaf waren en het zweet od9 langs de wangen droop. Dan hielden wij rust onder de schaduw van een of anderen grooteu heester, ons wel wachtende om op eeu mierennest to gvan zitten, en dan giDgen wij aan het cijferen; ieder maakte vermenigvul digingen in zijn eigen boek, die men later on derling vergeleek, om ie zien of zij goed waren. Oogenblikkelijk kwamen de mannen en vrouwen, die aan het maaien waren, achter ons staau om te luisteren wat wij verhandelden; zij zetten groote oogen op en eindigden met te vragen „Meester Jean Baptiste! wanneer komt ge ons veld opmeteu?" of „hoe groot is ons weiland?" „Zooveel en zooveel centiaren." „Ach hoeveel dagen maakt dat?" „Zooveel." „Zijt gij daar zeker van?" „Wel zeker, precies zooveel." „Nu goedl ik ben er over in mijn schik dat ik dat weet." Nu eu dan pruttelde de boeren, voorgevende dat de greuspaleu verzet waren, eu, zoo een der buren toevallig iu de nabijheid was, begonnen zij dadelijk te kijven. Zoo zette ik de toepassing mijner leerwijze voort, toepassing, altijd toepassing! Men moet uit eigen oogen zien, zijn eigen land goed kennen, behandelen, opmeten en dan berekenen. Dan eerst kan men zeggen„lk ben mijne zaak meester. Hetgeen men in boekeu leest, beklijft niet, maar alles wat men zich eigen maakt door opmerkr| en nadenken, vergeet men nimmer. Met deze voorbereidende studiën verliepen tw«| maanden. Op het eind van Juli waren mij»! leerlingen, dank zij de uitlegging van de tafell die ik hun des namiddags verklaarde, goed wf trouwd met de wijze waarop men den inhoul van vlakke voorwerpen meten en becijferen kanI het landmeten verstoudeu zij volkomen. Toen wttl de tijd gekomen om over te gaan tot iuhoudrl metingen van vaste lichamen. Dit was veel moe! lijker; de teekeningen op het bord waren Dief langer voldoende, de kinderen begrepen volstrell niet wat eeu eenvoudig kubus was. Ik kwam den inval om er over teprateu met den ouden kuip Silvester, die mij aanstonds begreep. Hij maak voor mij kubussen, prismaas en huuieu keg; die men naar believen iu en uit elkander k nemen, en er ging den kinderen een licht op,S begiepen alles aai.slonds. Wij spraken over aide zaken met de stukken iu de handen, eu uiaaktd daarna onze berekening. Dit systeem om geoffl' trische figuren van hout te maken is sedert overt in zwang gekomen. Honderden werkliedeu o" het zwarte woud houden zich daarmede uitslui tend bezig. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2