N°. 3536.
A0. 1871.
Maandag
21 Augustus.
a1 Feuilleton van liet „Leidsck
Dagblad".
Ondermeester.
LEIDSCH
DAGBLAD
MBU PRIJS DEZER COURANT
B Voor Leiden per 3 maanden
Kf Franco per post
O'S Afzonderlijke Nommers
3.00.
3.85
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PR1JM UKll ADVBBTKNTIKN.
Voor iodoren rogol0.16.
Grootere letters naar de plaatsruimte die xij beslaan.
Lelden, 10 Augustus.
Burg. en Weths. hebbeu op het verzoek van
den Isistent-torenwachter Hendrik de Klerk,
om als zoodanig een eervol ontslag te erlangen,
het gevoelen ingewonnen van den torenwachter,
wiens rapport ten deze wordt overgelegd en waar-
uiede zij zich wel kunnen vereeuigen.
Overeenkomstig dat advies, nemen zij de vrijheid
n te raden den adressant het gevraagd ontslag
c eervol te verleenen.
Sedert de vorige opgave zijn alhier geene perso
nen door pokken aangetast, als hersteld opgegeven
4, overleden 1, zoodat in behandeling blijven 17.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van S9 tot 108 vol
wassen personen en van 27 tot 39 kinderen.
Aan de Zwem- en Bad-Inrichting Rhijnzicht
zijn gedurende deze week 2731 baden genomen.
Gedurende deze week zijn in het Badhuis op
de Bloemmarkt 120 baden gebruikt.
Het heeft Z. U. behaagd aan Jonas Melhado,
die in het huis van opsluiting en tuchtiging te
Leeuwarden gedetineerd was, wegens deelneming
aan hei Rotterdamsche oproer, kwijtschelding te
verleenen van zijn overigen straftijd. Van de 6
jaren confinement, waartoe hij was veroordeeld,
had hij nog 4 jaren ten zijnen laste.
Behalve de Vletter, zijn nu nog slechts twee,
terzelfder zake veroordeelden gedetineerd, die
eene straf van 7 jaren hebben te ondergaan.
De keizer van Duitschland heeft, volgens de
berichten van verscheidene bladen, in een der
gelijk gevaar verkeerd als Z. M. onze geëerbie-
ligde Koning. De oorzaak van de afgewende
ramp was hier echter niet een spoortrein, maar
le schandelijke onmatigheid van een Oosten
rijksch onderdaan. Wij weten niet in hoeverre
jnen het gevaar, even als dat van onzen Koning,
grooter gemaakt heeft, maar indien het zoo ge
beurd is, dan is bet vreeselijk.
Door een of ander onverklaarbaar toeval had
zich een dronken koetsier op den keizerlijken
bok weten te werken, met dat treurige gevolg,
dat het rijtuig begon te slingerenMaar met
bewonderenswaardige tegenwoordigheid van geest
wist ook hier keizer Wilhelm te handelen. Zon
der zich namelijk een oogenblik te bedenken.
Het hij het rijtuig ophouden, stapte er uit en
i zette een zijner nuchtere lakijen op de plaats
van den dronken koetsier. Deze, die een practisch
man schijnt te zijn geweest, heeft van de onver
hoopte, gelegenheid dadelijk gebruik gemaakt om
in het: gras te gaan liggen slapen. De keizer
chter is, niettegenstaande het groote gevaar
vaaraan hij pas ontsnapt was, koelbloedig weer
in zijn rijtuig gaan zitten en heeft waarschijnlijk
edurende de verdere reis gedacht: „Wat zullen
ijn volk en Europa daar wel van zeggen als
dat hoorenf
Het Nederlandsche eskader onder bevel van
den schout-bij-nacht Wichers, belast met het af
halen der beenderen, van de op de citadel van
Antwerpen gesneuvelde officieren, is hedenmid
dag te 12 uren te Antwerpen aangekomen, onder
het bulderen van het geschut.
Wij vernemen, dat het stoomschip Prins Hen
drik van de stoomvaart-maatschappij Nederland
gisteren van de werf van de heeren John Elder
C°. te Glasgow is te water geloopen.
Jhr. Philip Bloinmaert, vermaard vlaamsch
letterkundige en geschiedschrijver, is te Gent,
zijne geboortestad, overleden, in den ouderdom
van 68 jaar.
Hij was ridder der Leopolds-orde, correspon
derend lid der Belgische academie en eere- of
briefwisselend lid van de meeste Nederlandsche
geleerde genootschappen Hij laat eene kostbare
bibliotheek achter.
In de N. H. C. is de volgende circulaire inge
zonden
tl. H.I
Het ontzettend aantal slachtoffers der laatste
cholera-epidemie te dezer stede, in verband ge
bracht met de zoo sprekende uitkomsten der sta
tistiek in Engeland omtrent den invloed van slecht
drinkwater op het verbreiden dezer ziekte, en met
den onhoudbaren toestand, waarin het water der
grachten en vaarten hier ter stede verkeert, heb
ben stellers dezer circulaire, de handen doen ineen
slaan, om, ten bate van het algemeen, de zuive
ring van water langs scheikundigen weg toe te
passen. Zij ondervonden tot heden allerwege de
grootste medewerking. Aan het op eene lijst ge
stelde hiervolgende verzoek werd binnen weinig
tijds voldaan
„De ondergeteekenden wenschen, aanvankelijk
„op kleine schaal, de gelegenheid open te stellen
„tot het verkrijgen van drinkwater, gezuiverd
„volgens het systeem van professor Gunning. Zij
„willen op een terrein, aan hen daarvoor koste
loos afgestaan, een aantal tonnen plaatsen, waar
„het water gezuiverd zal worden, en zij willen
„dan dat water door de stad debiteeren.
„Voor de daarstelling der daartoe vereischte
„inrichtingen is noodig eene som van f 500, die
„vermoedelijk niet terugbetaald zal kunnen wor
„den. Terwijl de ondergeteekenden hun toezicht
„over deze zaak gratis zullen geven, verzoeken
„zij dat eenige personen, die, even als zij zelve,
„belang stellen in de openbare gezondheid, die
„som zullen bijeenbrengen door bijdragen van 25.
Dr. Th. van Doesburgh.
Rotterdam, A. C. Cramer.
Augustus 1871. A. S. van Reesema.
Spoedig zal nu een begin gemaakt worden met
den verkoop van het water. De prijs zal van het
verbruik afhaükelijk zijn en zoo laag mogelijk
gesteld worden. Ten einde dien te kunnen rege
len, verzoeken wij allen, die het gezuiverde water
wenschen te gebruiken, van de verlangde hoe
veelheid schriftelijk opgave te doen aan éen der
ondergeteekenden. Voorloopig zal echter niet meer
dan 10 kan per dag aan éen adres kunnen afge
leverd worden. Zoo spoedig mogelijk zal inen
trachten die hoeveelheid te vermeerdereu.
De heer Dr. Th. van Doesburgh, die sedert
Maart 1867 het water op de Nieuwe Rotterdam-
sehe Gasfabriek volgens deze methode zuivert,
heeft het toezicht der zaak op zich genomen. De
heer D. J. Cramer Jr., ingenieur derzeli'de fabriek,
niet de waterzuivering bekend, heeft later aan
de onderteekenaars der lijst zijne medewerking
aangeboden en zal met de heeren A. C. Cramer,
lid van den Geneeskundigen Raad van Zuid-
Holland, en A. S. van Reesema de leiding der
zaak op zich nemen.
Hopende dat aller medewerking tot bestrijding
van het kwaad ten gevolge moge hebben een ge
lukkige uitkomst, teekeuen wij met achting,
Dr. Th. van Doesburgh, N. R. Gasfabriek.
A. C. Cramer, Hugo de Grootstraat, 58.
A. S. van Reesema, Zuidblaak, 86.
D. J. Cramer Jr., N. R. Gasfabriek.
Gelijk men uit deze circulaire zal hebben ge
zien, zoo voegt het blad er aan toe, is de som,
die voor de oprichting der zaak noodig was, reeds
bijeengebracht en zal nu spoedig een begin wor
den gemaakt met den verkoop van het water.
Na de drinkwaterleiding er nog niet is, moet het
van groot belang worden geacht, dat de gelegen
heid wordt opengesteld om goed gezuiverd drink
water te bekomen. Wij vertrouwen dan ook, dat
vau die gelegenheid een zeer druk gebruik zal
worden gemaakt, waardoor dan tevens de prijs
zoo laag zal kunnen dalen, dat dit water ook
voor deu geringen stand bereikbaar zal zijn.
Wij nemen het volgende over uit een memo
randum van Dr. John Simon, medisch adviseur
bij de Privy Counsil in Engeland, dat door de
Nieuwe Roti. Gour. wordt medegedeeld:
Daar cholerieke besmetting in allerhande graden
van hevigheid kan voorkomen, zoo vooronderstelt
Dr. Simon, dat, ondanks 't strenge toezicht in de
zeehavens, een besmet individu onopgemerkt de
kiem der ziekte te midden der Britsche bevolking
zou kunnen overbrengen. In dat geval dus
lezen we behoeft er voor die bevolking geen
dreigend gevaar te bestaan indien slechts de
vereischte sanitaire maatregelen niet verzuimd
worden. En opdat alle plaatselijke overheden de
bedoelde maatregelen mogen in acht nemen, is
't niet onnuttig ter harer kennis te brengen, wat
de wetenschap omtrent 't ontstaan van cholerieke
epidemiën (althans in Engeland) ons leert.
Gelukkig voor 't menschdom, is Cholera zóo
weinig besmettelijk (in den zin, immers, waarin
men kinderpokken en roodvonk besmettelijk pleegt
te noemen), dat, bij behoorlijke zorg, schier geen
gevaar bestaat voor overslaan der ziekte op hen
die lijders verzorgen of anderzins nabijzijn. Maar
Cholera heeft eene eigenaardige besmettelijkheid,
die, waar plaatselijke gegevens medewerken, met
verschrikkelijke kracht en op onbepaalden afstand
van den lijder ageeren kan. 't Is, namelijk, de
eigenaardigheid van Cholera (niet enkel van haar
hevigen vorm, maar zelfs van de lichtste diarrhee
die de epidemische invloed kan veroorzaken),
dat alle stoffen, door den patient uit maag
of ingewanden ontlast, besmettelijk zijn; en dat
de besmettelijkheid dier stoffen, blijven ze aan
zichzelf overgelaten, gedurende eenige volgende
dagen immer sterker wordt. Naar alle waarschijn
lijkheid, kan de lijder andere personen niet be
smetten, dan door middel van de ontlaste stoffen
eu door deze nog indirect voor zoover deeltjes
er van door voedsel, water of lucht in't organisme
van andereu worden overgebracht. Alzoo: wan
neer een geval van Cholera ergens is ingevoerd,
zal de ziekte zich niet verspreiden dan naar
mate haar, door middel van de bovengenoemde
indirecte besmetting, daartoe gelegenheid gelaten
wordt. Ten einde nu recht te begrijpen, hoe die
gelegenheid tot verspreiding verstrekt wordt, heeft
men voor oogen te houden1°. dat cholerieke
ontlasting, zonder voorafgaande desinfectie in een
riool of beerput gelaten, den geheelen inhoud
daarvan, en vermoedelijk ook de opstijgende dam
pen, besmet; 2°. dat 't besmettend vermogen van
cholerieke ontlasting zich uitstrekt tot alle bedden-,
linnengoed en andere voorwerpen, die er mede
in aanraking kwamen; en die voorwerpen, zoo
niet terdege gedesinfecteerd, evengoed als' den
lijder zelf, tot dragers maakt van de ziekte, overal,
waar ze (lot wasschen als anderzins) worden
heengezonden; 3°. dat cholerieke ontlasting, door
lekking of doorsijpeling, of hoe dan ook, en in
hoe geringe hoeveelheid ook, toegang verkregen
hebbende tot wellen of andere reservoirs van
drinkwater, onmiddellijk aan al dat water 't ver
mogen tot voortplanten der ziekte eigen maakt.
Slaat men acht op deze drie wegen van indirecte
besmetting dan zal men gemakkelijk beseffen,
hoe éen enkel geval van Cholera, misschien van
den lichtsten graad (zóo licht misschien, dat nie
mand 't vermoedt), met medewerking van plaatse
lijke gegevens, voor de geheele massa der bevolking
de verschrikkelijkste gevolgen kan na zich slepen.
Hoe nu de gemelde drie wegen tot verspreiding
der ziekte versperd Door dadelijke desinfectie
van de uitwerpselen der lijders, zoowel als van
de daarmee bezoedelde voorwerpenen door zoig
te dragen, dat geen cholerieke ontlasting, noch
iets wat daarvan sporen zou kunnen bevatten,
in aanraking gebracht worde met tot drinken
bestemd water. Dit is ontwijfelbaar een eerste
middel; doch de bevolking, wier leven op
't spel staat, kan niet genoegzaam vertrouwen
op de zekerheid dat 't streng en algemeen zal
toegepast worden. Om hier nog niet te spreken
van nalatigheid, zijn ook de graden van cholera
te verschillend, en ontsnappen de lichte gevallen
te gemakkelijk de aandacht, dan dat men zou
kunnen bouwen op individueele desinfectie.
Wat men dus behoeft, is een plaatselijke regeling,
diedecholeia-smetstof, hoewel niet gedesinfecteerd,
onbekwaam maakt tot inwerking op de massa
der bevolking.
fpr.tea 'K
TS TJIT I IET LEVEN
van een
HBCKMAIT-CHATBXAIJ"
naverteld.
Vervolg).
Deze vrouw, klein van gestalte, vierkant ge-
45 i ouwd> net een stompen neus, geel vel, een gelaat
el rimpels en dik grijs kroeshaar, had veel van
11,86, ene oude heidin, zij zag er verdrietig uit.
«Vrouw Hulot!" zeide de zuster, „hier is Jean
.-.'aptistti Renaud, vroeger ondermeester in Chène
IS r endu, hij zal mij vervangen. Hij zal nu voortaan
nderwijs geven. Alles blijft bij het oude; het
°ut -dat de kinderen medebrengen is als altijd
i";u'u, en gij zult dus vrij brand hebben."
De Boude vrouw wierp, zonder een woord te
-.eggen, een sluwen blik op mij, zooals apen dit
Ldoen. „Dat is u immers hetzelfde, vrouw
'ulotl niet waar?'1
„Ja," gaf zij ten antwoord, als ik het hout mag
hebben, is het mij goed.
„Kom, dan zullen wij naar boven gaan," voegde
de zuster mij toe, mij beduidende voor te gaan.
De oude vrouw giDg met ons mede, 't zij uit
nieuwsgierigheid of om eene andere reden. Boven
gekomen, zag ik een tamelijke groote kamer, tot
nu toe het vertrek van zuster Eleonora; de muren
waren met kalk bestreken; het kleine raampje,
in het dak getimmerd, was bijna geheel achter
klimop verscholen. Van daaruit kon men het pad
overzien, langs 't welk ik gekomen was, iets la
ger het pijnbosch, en nog verder het beuken- en
eikenwoud, lager in de diepte het dal met een
blauwachtigen nevel bedekt eu daarachter de
aaneengeschakelde heuvelen en de onbegrensde
vlakte. Hoe menigwerf heb ik mij verlustigd in dit
heerlijk natuurtooneel! Het was mijn eenige troost.
Zuster EleoDora ging op en neer door de kamer,
zij pakte met groote haast al haar goed in een
klein koffertje, in een kwartier was alles klaar.
Zij liet mij niets achter dan eeD gewijd palmtakje
en daaronder een wijwaterbakje van grof aarde
werk. „Zie zool" zeide zij glimlachende, „nu zijt
ge thuis. Hier hebt gij de lijst van de scholieren,
er zijn er tweeënveertig.
Hier te Roches is het gebruikelijk, dat de zus
ter of de schoolmeester het middagmaal neemt
bij de ouders der kinderen, leder hunner ontvangt
hem op zijn beurt. Kijk, de elfde is aan de beurt,
bij Jaques Laroche zult gij hedenmiddag eten en
ook hedenavond. Morgen bij Claude Fip, de
twaalfde."
Zij had op de lijst achter eiken naam een
kruisje gezet; ik was verpletterd!
Watt hier te Roches werd alzoo de onderwij
zer behandeld, gelijk de varkenshoeder der andere
dorpen van de bergen, hier hing hij af van de
genade der inwoners?Nu eerst besefte ik
mijn treurigen toestand! ik liet het hoofd han
gen. Een oogenblik werd ik door de wanhoop
verbijsterd, en wilde ik dienst nemen; het schijnt
wel, dat dit op mijn gelaat te lezen stond, want
zuster Eleonora, zoo vroolijk en opgeruimd zoo
even, werd doodsbleek; zij kon mij niet troosten
en stond beteuterd; maar spoedig bezon ik mij
en bracht mij te binnen de beschuldiging, van
j een rijk meisje te hebben willen verleiden, mij
voor altijd aan zou kleven indien ik heenging,
dat het oneindig beter ware, nog twee of drie
maanden te wachten, omdat mijn besluit dan
veel begrijpelijker zoude zijn, en men mij niets
zou kunnen verwijten, dat de burgemeester dan
gedwongen zou wezen mij een goed getuigschrift
uit te reiken. Deze overdenking zette mij ter neder.
Ook zuster Eleonora was van den schrik beko
men. „Gij hebt groot ongelijk met u zoo te be
droeven, Jean Baptiste," zeide zij, zoetjes glim
lachend, „de lieden zijn hier niet slechter dan te
Chène-Fendu, integendeel, zij zijn godsdienstiger
ook zult gij hier meer verdienen. Ieder scholier
betaalt acht stuivers 's maands, er zijn er twee
en veertig, dus dat maakt bijna zeventien fran
ken, niet medegerekend kost en inwoning, vuur,
en de kleine overwinst bij het leveren van pa
pier, catechismus en pennen, die de onderwijzer
gewoonlijk bezorgt. De wasch zal u bijna niets
kosten, die bezorgt vrouw Hulot, ook zijt gij
hier uw eigen baas, en dat is wel iets waard
Wat de kinderen betreft, zoo zijn zij precies als
de andere kinderen van de bergen, een beetje
woest, maar opgevoed in de vreeze der Heilige
Mysteriën. Met behulp van uwe nieuwe leerwijze
waarvan zuster Adelaide mij heeft gesprokeD,
zult gij ongetwijfeld binnen korten tijd goede
leerlingen maken, en de pastoor zal tevreden zijn."
Dit alles gezegd hebbende op een goedaardigen
loon, neigde zuster Eleonora zeer diep voor mij,
en wenschte mij eene goede gezondheid;daarna
nam zij het eene, en vrouw Hulot het andere
eind van haar kleine koffertje, en beiden gingen
de trap af.
Ik liet mij door de mooie praatjes van de slimme
zusters niet om den tuin leiden; ook boezemde