Lelden, 11 Augustus.
Het concert door het park-harmonie-orkest van
den heer Stumpff gister-avond in Musis Sacrum
gegeven is naar aller groot genoegen afgeloopen
Wat betreft het bewaren der orde is gebleken
dat het besluit, op de laatste algemeene vergade
ring omtrent de kinderen genomen, goede resul
laten oplevert. Met enkele uitzonderingen hebben
de ouders welwillend medegewerkt om de com
missarissen hierin te gemoet te komen. De be
diening, wij kunnen het niet ontkennen, is nog
niet wat zij wezen moest. Vooral is voor de
meeste menschen, die het zich aan hun tafeltje
wat gezellig willen maken, een groote grief, dat
zelfs reeds een uur vóór het aanvangen der mu
ziek geen thé-ketels met toebehooren meer te
krijgen zijn. Hoewel vooral door het vrouwelijk
personeel aan het buffet bijna het onmogelijke
gedaan werd om hieraan tegemoet te komen,
zal wel de eenige afdoende manier zijn om een
voorraad nieuwe thé-ketels, bladen enz. aan te
schaften en zoo mogelijk nog een tweede thé-
buffet in te richten.
De uitvoering van de muziek-stukken was uit
stekend. Door den daverenden slag, waarmede
de Marsch van Wenzel aanvangt uit hunne ge
sprekken of overpijuzingen opgewekt, werd de
aandacht der toehoorders langs de krachtige
tooueu der overture van Webers Freyschüti geleid
naar de heerlijke 4de symphonie van Niels Gade,
wat compositie en uitvoering betreft een waar
dige tegenhanger van Mendelsohn's syuiphonie,
die Dunkier ons te genieten gaf. De potpourri
uit de Dame Blanche, hoewel geheel het karakter
dragende der opera, die haar het aanzijn gaf, n. 1,
van „lieve muziek" kwam ons wat al te lang
gerekt voor.
Van de tweede afdeeliug was de hoofdpersoon
de heer P. Froschart, Leidenaar van geboorte,
die in zijne compositie «Ie Toreador," maar
vooral in de „toegift," die dezen keer met
milde hand werd verstrekt, zijn gevestigden roem
als solo-trompettist glansrijk handhaafde. Het slot
stuk van het programma leerde het publiek op
een liefelijke en iudrukwekkende wijze, hoe de
dorpsbewoners in Noorwegen, onder het gezang
der vogels, des zomers gewoon zijn de kerk te
bezoeken, de schapen naar huis te drijven, me
nuetten te dansen en naar bed te gaan.
De vraag daarlatende of het tot vermijding
van verwarring niet beter ware, dat van de
commissie der sociëteit in het vervolg dergelijke
feestelijkheden uitgingen, heeft het publiek alle
reden om de heereo, die dezen keer het concert
op touw hebben gezet, voor hunne moeite en
zorg hartelijk dank te zeggen.
Burg. en Weth. alhier, gezien het aan Gede
puteerde Staten dezer provincie gericht verzoek
schrift van Jaeger en Comp., fabriekanten wo
nende te Nieuwer Amstel, waarbij zij vergun
ning verzoeken om het stoomwerktuig in het fabriek-
gebouw aan den Vestwal nabij de voormalige
Marepoort, Kadaster Sectie A. u". 475, te mogen
bezigen tot bet uitoefenen eeuer katoenvlechterij
en twijoenj; gelet op het koninklijk besluit van
81 Januari 1824 (Staatsblad n". 19); doen te
weten, dat tot het booren der eigenaars en be
woners van de naast bijgelegene en belendende
panden, ten opzichte der informatiën de commodo
et incommodo, door Burgemeester en Wethouders
zal worden gevacceerd op het Raadhuis dezer
Gemeente, op Maandag den 14den Augustus aanst.,
's voormiddags te elf urenzullende de belang
hebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen
het verzoek op dien tijd in te brengen, terwijl,
bij verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden
zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet.
Sedert de vorige opgave zijn alhier door pokken
en slechts denkt aan het doen lezen van missen,
die man troost zich met zijn pijp te rooken, kaart
te spelen en te drinken in de kroeg. Waarom
zou hij arbeiden voor den Pastoor? hij raakt
moedeloos en gaat ten onder. Hij, die thuis
eene ontwikkelde, goed onderwezen vrouw vindt,
die hem van zijne kinderen verhaalt en met hem
spreekt over zijne zaken, die hem goeden raad
geeft, hij blijft thuis; daar is zijn geluk en zijn
vertrouwen, weldra wordt hij een burger, lid
van den Gemeenteraad en de andere wordt zijn
knecht. Wij hebben in Frankrijk gepeupel aan
Spanjaarden gelijk, eu de burgerij aan Engelschen
de vrome zusters zijn op de hand der Spanjaarden,
de schooljufvrouweD, met actes, op die der Engel
schen.
Zij noemen zich even goede Roomsch Ka
tholieken als de anderen, maar zij stellen de
cijferkunst boven den Catechismus, om een voor
beeld aan het volk te geven, want zij vinden
den Catechismus zeer geschikt voor het volk;
ook is het gemakkelijker voor haar om de meisjes
uit het volk aan de goede zusters over te laten,
voorgevende dat dit de eisch is van de vrijheid
van onderwijs, en dat men die vrijheid moet
eerbiedigen. Ik voor mij zeg dat het eene schande
is, en ik noodig zulke eigenbatige lieden in hun
belang uit van gedrag te veranderen, Maar ik
aangetast 1 persoon, als hersteld opgegeven 4,
overleden geene, zoodat in behandeling blijven 20.
In de eerste helft der maand Juli zijn aan het
postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven
die wegens onbekendheid der adressanten niet
bezorgd zijn kunnen worden.
A. Van Diemer, Wed. Dooremans, Broeder
allen te Amsterdam; J. Staphorst te Groningen;
P. M. Van Nierop te Harderwijk; Mevr. Delfos
te Koudekerk; Vau den Broeke, Eleonore Mann
Wed. J. Zuylhoiï-Colijn, J. M. Van Vliet, allen te
Beiden; C. Barnhoom te Rijndijk; K. De Jong
te IJsselmoude; Wed. Bijl te Zevenhuizen.
De heer H. J. Veth alhier verkreeg in den
Amsterdamschen Gemeenteraad 7 stemmen voor
leeraar in de nat. historie aan hoogere burger
en handelschool. De heer Dr. H. De Vries is echter
benoemd met 18 stemmen.
Wegens het niet houden der kermis te Alphen,
te Aarlanderveen en te Outshoorn, is door een
vereenigde commissie van leden uit die drie ge
meenten het plan gevormd om, 22 en 23 dezer,
het volk door gepaste en eigenaardige wedstrijden
en vermakelijkheden feest te doen houden. Een
som van 14 a 15 honderd gulden, meest door
vrijwillige inschrijving bijeengebracht, is reeds
tot dit doel beschikbaar gesteld, en verschillende
personen zijn druk in de weer om een en ander
voorloopig te regelen.
Het rijtuig van Z. M. den Koning heeft verschil
lende bladen gelegenheid gegeven, om in korte
artikeltjes elkander eenige lichte speldeprikjes te
geven over onjuistheid van opvatting, overdrijving
van het gebeurde enz. In het klein was het iets
dergelijks als de pennestrijd over jufvrouw Ja
cobs van Sappemeer, waarover, (het zij in 't voor
bijgaan gezegd) gisteren weder een ingezonden
6tuk in de Arnh. Courant, tengevolge waarvan het
Dagblad heden de Rotterdammer een veeg geeft, ter
wijl de Rotterdammer met des Dagblad's vrees
voor de onzelijkheid der burgerschool-meisjes
een weinig den spot drijft.
Wij kunnen nu gelukkig onze lezers verzeke
ren, dat zonder eenige quaestie alle gevaar voor
het rijtuig van den Koning en voor Z. M. zelf
voorlopig geweken is. Ja, na het lezen der over
de zaak gevoerde debatten, hellen wij bijna tot
de oneerbiedige meening van de Arnh. Cour. over,
die meent dat er volstrekt geen gevaar geweest
is. Met het rijtuig van den Koning, zegt zij, is
iets gebeurd, dat dagelijks met andere rijtuigen
gebeurt, de koetsier heeft, toen hij bij het aan
komen van een trein de rails over moest, ge
wacht tot de trein voorbij was. Wij bevelen steeds
alle koetsiers, die hunne reputatie en hun hoofd
niet willen verliezen, aan, in deze zaak het voor
beeld van Zijner Majesteits koetsier te volgen.
Naar aanleiding van de uitnoodiging, door den
Minister van Oorlog tot de gemeentebesturen hier
te lande gericht, bij punt 3 in de Staats-Courant
an den Ssten dezer gedane mededeeling betref
fende de wijze, waarop de stoffelijke overblijfselen
der destijds op het Citadel van Antwerpen begraven
Nederlandsche officieren van dóar naar het kerkhof
te Ginneken zullen worden overgebracht, is van
de zijde van sommige dier besturen nadere in
lichting gevraagd, omtrent het bedrag van het
reisgeld, dat voor rekening vau het Departement
van Oorlog kan worden uitbetaald aan, met de
medaille der genoemde Citadel versierde, gewezen
officieren en militairen, die aan de plechtigheid
der ter-aarde-bestelling vau gezegde overblijfselen
wenschen deel te nemen, en het verlangen te
kennen geven de bedoelde vergoeding te bekomen.
Met het oog daarop heeft de Minister van Oorlog
de eer, de hierbedoelde gemeentebesturen Dader
uit te noodigen, aan de hierbedoelde en in hunne
gemeente woonachtige personen, die zich daartoe
bij hen aanmelden, de vrachtkosten uit te betalen
voor hun vervoer naar Breda, hetzij per spoortrein,
stoomboot of ander publiek middel van vervoer
enz., zijnde aan den raad van administratie der
Koninklijke Militaire Akademie dezerzijds de
vereischte bevelen gegeveD, om aan diegenen der
voorschreven kategorie van oud-strijders, welke
zich tot dat einde bij hem vervoegen, de kosten
uit te keereD, zoowel van hun verblijf te Breda
als voor de terugreize naar hunne woonplaats.
Wij lezen in het Handelsblad de volgende logi
sche argumentatie:
Blijkens het verslag van den secretaris der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, heeft het
hoofdbestuur geweigerd te voldoen aan den wensch
van een onbekend auteur, die een strijdschrift
tegen de koepokinenting verspreid wenschte te
zien onder de leden der Maatschappij.
De Tijd, dit vermeldende, merkt op:
„Wij zijn, gelijk men weet, geen tegenstanders
van koepokinenting, maar begrijpen nogtans
niet waarom men hierover niet zoowel het tegen
als het vóór zou mogen lezen. Wij vestigen trou
wens alleen de aandacht op de aangehaalde woor
den, om te doen zien, dat de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, ondanks den afschuw van haren
president tegen „het staat geschreven" en „het
is gesproken," er een index op na houdt, tot we
ring van boeken, die gericht zijn tegen hetgeen,
naar haar zin, „geschreven" staat of „gesproken" is."
Nu zien wij ook niet in, waarom men niet
over eenige zaak bet vóór en tegen zou mogen
lezen. Integendeel wij zouden niets liever zien,
dan dat iedereen dit deed en dat b. v. de lezers
van de Tijd, of van ieder ander ultramontaansch
dagblad, ook geregeld het Handelsblad, of ieder
ander liberaal dagblad lazen.
Tusschen laten lezen en doen lezen is echter een
belangrijk verschil en dit ziet de Tijd over het
hoofd. Wij bespeuren thans met genoegen, dat
het blad zijne lezers aanraadt, ook bladen van
andere richting te lezen, maar toch twijfelen wij,
of de redactie van de Tijd op zich zou willen
nemen aan zijne abonnés ook het Handelsblad te
zenden.
Om de proef op de som te nemen verzoeken
wij de Tijd beleefdelijk ons premier-Amsterdam,
dd. Woensdag 9 Aug., over te nemen en aldus
onder zijne aboDnés te verspreiden. Ons dunkt,
ook dit behandelt eene zaak, waaromtrent het
zeer nuttig zijn kan, het voor en tegen te hooren."
(liet bier bedoelde art. had tot onderwerp de
stiijd vooral in Duitschland tegen het ultramon-
tanisme eü het resultaat, waartoe hij waarschijn
lijk zal voeren, n. 1. scheiding van kerk en staat).
Van een onzer laDdgenooten ontving de Amst. Ct.
uit Versailles de volgende particuliere mededee
ling:
„De heer Drouyn de Lhuys heeft verslag uit
gebracht van de onderstand door vreemdelingen
aan Fransche landbouwers verleend, om voor hen
de rampen des oorlogs zoo veel mogelijk te leni
gen. Onder de vreemde landen noemt hij Enge
land het eerst; hierop volgt onmiddellijk Neder
land, zoodat ons land N'. 2 staat. De Nederland
sche landbouwers waren door hem aangezocht
om aan huune Fransche vakgenooten het noodige
zaad voor de landerijen te verschaffen. „Gedurende
mijn verblijf in Nederland, reeds vele jaren ge
leden," zegt Drouyn de Lhuys in zijnen brief
van 27 December 1870, „heb ik gezien hoe mild
dadig alle beurzen, alle harten zich openden ten
behoeve van de slachtoffers der openbare rampen
welke dit land nu en dan ondervindt." Dit be
roep der Nederlandsche liefdadigheid bleef niet
onverhoord. Reeds den 7den Januari 1871 ant
woordde de heer Jacobson te 's-Gravenhage aaD
den heer Drouyn de Lhuys, dat hij diens verzoek
had medegedeeld aan den graaf van Bylandt, door
Arn
wien te Sédan een ambulance was beste
worden, en die bij zijne terugkomst een
tot het verstrekken van den verlangden 1 f^est "i
had opgericht. Den 8sten Januari gaf jji
Van Byland zelf kenDis van de instellu^>r®e)
bedoeld comité, dat hem tot voorzitter
7den Febr. berichtte de heer Drouyn de tf
dat reeds verscheidene subcomités in de [Bcieel
ciën werkzaam waren. Voorts ontving dtke P
Drouyn de Lhuys briesen betreffende deel»-!»
aan de speciale inschrijvingen, die door dtP te
bouwmaatschappij te Breda en door die Jeere
burg geopend waren. Laatstgenoemde zot®63 Li
den 19den Mei een wissel van 10,000 fr. 'wege
van de Fransche land bouw maatschappij, nt'oeE
de heer Drouyn de Lhuys voorzitter is, het at'onl
dan ook onlangs schriftelijk zijne innigeëes'c
telijkheid aan de Nederlandsche comités .'en-
eenigingen betuigd." edeno
- r
Wij stemmen geheel in met het volgenc'^ tQt
wij lezen in de N. R. C. j
Aan de lezers van de Kleine Courant won
de heeren J. T. Buys, D. Cordes, tl. Vao E,
M. W. Scheltema Ez., B. J. Tideman, A.C.?
heim en Joh. C. Zimmerman een oproepii^j*'1^
daan, om een blijk te geven van hulde u,
nagedachtenis van Simon Gorter.
Een schoone gedachte: den man, dien ii
waardig.
1st ei
aagw
.zaagi
di;
b, Z
n dijl
N.
Gorter (zoo lezen wij) wist terwijl
vankelijk, van den kansel, en, toen een ongeit
lijden hem dit verbood, door de vrije pers,
strooide van ware godsvrucht, van zin
goede en schoone en echte humaniteit iliïndl
eene snaar te doeD trillen, waarvan de
er.
dieper doordrong dan een betoog of zede:
Hij was inderdaad een strijder voor eet
beginsel, zwak van lichaam, maar sterk vai
en vol energieen zijne vrienden weten, ir a'a
dacht en handelde zooals hij, schrijvend, ailur£'
trachtte te doen denken en leven.
De genoemde heeren wenschen een loc
ELDEI
nd n
een te brengen, om daarmede in de eerste
het onderwijs der kinderen van Gorter
bekrompen wijze te doen voortgaan en volt'
en, zoo mogelijk, iets meer voor hen te dtt
r hie
i; ot
e koe
kwa
Elke resime aan een hunner, met de at
1 wei
zing „voor het Gorterfonds," zal goed k,
worden.
opo
Aan allen, die door een goeden daad de TaKC
dachtenis van een goed en uitmuntent mant2en(
vereeren, bevelen wij de zaak oprecht aan
Bij den boekhandelaar Martinus Nijhen°e
's-Gravenhage verscheen dezer dageDAfrika'
Studiën,
Afrika's
Koloniaal Bezit en Particuliere Ha»!
Westkust, door Robidé van der As
bekend op dit gebied, vooral als redactet
vroegere Koloniale Jaarboeken. De schrijver
het
de
ingel
deze brochure uitgegeven naar aanleidio:
den voorgenomen afstand onzer bezittingen
gstuli
Kust van Guinea, welken afstand hij zeertc
steunt. Ten sterkste kunnen wij de lezing
er, r
jt te
itraa
studie aanbevelen aan ieder, die, zonder
aan
studie, veel wil weten van de handelsge^j T
denis en geografie van Afrika's Westkust.!.
r go
moge zij eeoe aansporing wezen voor dei
delaar om de rijke bronnen van handel w!
ook voor ons land, te doen vloeien. De het: L
gen
der Aa wijst met veel talent den rijkdom^
middelen daartoe aan.
d-ari
Ten opzichte van den afstand onzer bezitt-[(jers
doet het hem leed tegen de heer De Jo[1(jeei
moeten optreden, nu deze „een voor hem '"bliek
terrein behandelt in deze praktische quaesltK
den dag"; ook ons doet het leed, dat (li(|je
v. d. Aa deze quaestie, vergeleken met t> jg a
hij op geografisch terrein geeft, wat te t
de hoogte behandeld heeft. (dril,
imed
zeg te veel, ik maak mij boos, en dat is niet
gopd, ik keer liever tot mijne geschiedenis
terug
Deze jonge meisjes alzoo hadden niets geleerd,
maar aangezien hare ouders tot de rijksten van
het dorp behoorden, kleine burgers, die vooruit
gingen, wilden zij, zonder groote kosten, dat zij,
vóór haar huwelijk nog iets anders zouden kun
nen dan zingen in de kerk. Daarom had het
bericht van eene heropening der avondschool hen
zeer verblijd, en toonden deze jonge meisjes een
goeden wil.
Bespeurende, dat zij behalve de letters niets
kenden, en dat het met de jongens niet veel
beter was gesteld, zoo besloten wij, Mr. Guillauine
en ik, om hun eerst de allereerste beginselen van
de spraakkunst te onderwijzen, alsmede de tien
taaldeelen, de verbuigingen, de vervoegingen,
zooals dit de gewoonte is. De eerste lessen gingen
met verbuigen en opzeggen voorbij, maar wij
vorderden zeer langzaam. De goede lieden,
den ganschen dag bezig met hun werk,
hadden niet veel tijd tot studeeren, en de
uitleggingen van het zelfstandig naamwoord,
het bijvoeglijk naamwoord, het werkwoord, het
lidwoord, leidden tot niets. De oplettendheid en de
goede wil der leerlingen baatten niet meer, en
zij begonnen reeds zéér ontmoedigd te worden,
totdat ik op een avond, na den maaltijd, aan Mr.
Guillaume zeide, dat onze leerwijze mij veel te
langzaam toescheen, dat men best le, la, les kon
schrijven, zonder te weten dat het lidwoorden
waren, en een werkwoord vervoegen zonder
altijd te moeten spreken van deD tegen woordigen,
verledenen of toekomenden tijd, dat deze woor
den voor inenschen, die van handenarbeid leef
den, vreemd eu zonder beteekenis bleven, eD dat
het mij veel beter en veel eenvoudiger toescheen
om goede dicté's te geveD, eu dan dadelijk met
de deur in het huis te vallen, zeggende: „Gij
hebt daar eene fout gemaakt om die en die reden."
Alzoo zouden de leerlingen, hunne fouten ziende,
ze ook veel gemakkelijker begrijpen, en zouden
zij ontheven worden van de noodzakelijkheid om
de spraakkuust uit te pluizen, die dikwijls nog
zoo bitter duister is, zelfs voor hen die sinds lang
de spelling door oefening kennen. Mr. Guillaume
luisterde naar mij, zouder te antwoorden, en ik
sprak nog verder: „Vooronderstel dat ik aaD
iemand Nancy wil beschrijven; zoude ik hem
eene lijst geven van de straten, de gebouwen, en
de huizen, om van buiten te leeren, met een dik
boek vol uitleggingen omtreDt de ligging van
elke plaats, van elke fontein, van elke straat?
Zoude het niet beter zijn hem de stad te laten
zien? Zoude hij alzoo in acht dagen niet meer
leeren, dan anders in zes maanden?
„Wel zeker," zeide Mr. Guillaume, „da! d(je[
klaar als de dagmaar waar blijven »,Wnr
met de volzinnen, met de oefeningen, dei|eft
kunsten, en zooveel nuttige boeken meei|Jlen
studie wordt zoo al te eenvoudig." geVs
Hij werd bijna boos toen ik aldus zijne ven
manier van onderwijzen aanviel; maar, as»?ee 1
onze scholieren den moed verloren, gaf bi; Q g
vrijheid mijn gang te gaan met de groote»-i5<tó
tevens betuigende, dat hij zich wel wachlt:.ste
om eene dergelijke proef met de kleintjes l'j j
men, tot reden gevende, dat de kinderen idei
binnen kort precies zooveel zouden vve'-' geu
wij, dat zij allen eerbied voor ons zoude»
liezen en bovendien dat het lijnrecht in -,s n
was met het voorschrift van den schoolopt'ljad
Meer vroeg ik niet, en onverwijld bracht ik®' N.
nieuwe leerwijze onder toezicht van den t^rs
man, in praktijk. tcht
De dicté's begouneu. Voor mij was al de "'"den
ik moest al dien tijd praten, de fouten ÏÉ[:Lvo
ren, uitleggcD, en wijzen hoe de goede spHj s]
was. Ik zeide de regelen van de sprtwb-luk
vóór, en de leerlingen leerdeu die met
moeite; alles ging goed en zij maakteD -nsti.
vorderingen.
Wordt verm¥) dt
:1e lo njtwabnaid ,-iaiü ,iuod ,npw ffi