3529
A°. 187i.
Zaterdag
12 Augustus.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
Ondermeester.
c i its m
DAGBLAD.
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post.3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PKIJS DBR ADVSBTttNTIEN.
Vaoriederen regel0.15.
Grootere lettere naar de plaatsruimte die zy beslaan.
Gdg
eed'ljlets over de gemengde School
Een vraag van den dag.
St;, 'y' "b"!"' nsxsj jiw
„Daar is niets nieuws onder de zon," zegt
HOFI Salomo, of wie dat anders ook moge gezegd
.hebben, en ik wil gelooven, dat er in den tijd
*- van dien spreukspreker (niet eprookspreker, men
versta mij wel), toen er nog geen Fransche mo
des, geen Duitsche krupkanonnen, geen Engelsche
ballotbills waren, al heel weinig nieuws onder
de zon bestond. De mau toch zou raar opkijken,
als hij onze stoombooten, spoorwagens, onze tele
graaflijnen zag; als hij onze kranten las, vol van
conservatisme, liberalisme, communisme en de
goede hemel weet, welke ismes nog meer. En
toch heeft hij in deze weinige woorden eene waar
heid neergelegd, die slechts al te menigmaal door
de ondervinding treffend wordt bevestigd.
Ik weet het wel, de man behoorde tot de he
vigste ultramontanen, die ooit op aarde bestaan
hebben, daar hij lid was van de alleen zaligma
kende Israël ietische kerk en misschien wel dien
heerlijken tijd terug wenschte, waarin de benden
van Jozua en de Richteren onbarmhartig op de
arme heidenen inhieuwenmaar toch heeft bij
woorden genoeg gesproken, die van een opge-
klaarden zin en een scherpen blik getuigen, en
onder deze is de spreuk, waarmede ik begon wel
een, die de opmerking van alle tijden en plaatsen
verdient.
Alzoo: er is niets nieuws onder de zon. Passen
wij dit toe op onze hoog verlichte negentiende
eeuw, dan vinden wij ook in haar tal van men-
schen, vooral onder de bejaarden en onder zekere
andere soort, welke ik liefst niet noemen wil,
die altijd klagen en stenen, en ons verzekeren,
"dat de tijden hunner jengd, dat de dagen der
vrome vaderen beter waren dan de onze, die
dus 't oude terugwenschen. En toch, hoe groot
ook"het aantal der nieuwigheidschreeuwers is
en hoe hard ze huilne longen ook uitzetten, om
ons Hos te roepen, hoe boos onze dageD en hoe
verrukkelijk goed de vroegere waren, juist door hun
'geMijsch van nieuwigheid, nieuwigheidbrengen
zij er ons toe, om in die heerlijke vroegere tijden
eens een kritischen blik te werpen en dat onder
zoek met het resultaat te besluiten, dat het vroeger
al evenzoo gesteld was als thans, dat er dus geen
nieuws onder de zon is.
II.
Sedert de maatschappij al meer en meer i
verlichting en beschaving is vooruitgegaan, seder
de individus meer algemeene kennis hebben erJ
langd, heeft zich ook meer en meer 't verschijnsel
geopenbaard, dat de menschel), bevoegd of onbe-
Wanneer ik hier van #Gemengde school" spreek, bedoel ik
niet die gemeDgde school, door conservatieven en ultramontanen
*oo duchtig aangevallen en door hun tegenpartij zoo mannelijk
verdédigd. Dat onderwerp is reeds genoeg behandeld en van allo
kanten bekeken Ik bedoel de school vooi beiderlei kunne.
ETS UIT HET LEVEN
VAN EEN
ROEM AIT-CHATB/I AU
naverteld.
Vervolg).
J? ervolgens moet men zelf een eenvoudige overeeD-
Winst acte kunnen opstellen, zooals dit iD het dage
lijkse!) leven zoo dikwijls voorkomt, of wel eene
volmacht kunnen schrijven, of een proces-verbaal of
andere kleine onderhandsche acte. Hiervan leven
de notarissen recht vetjes; de wet staat ons toe
die zelf te maken en het geld in onzen zak te
houden. Ziedaar du éen punt; het tweede is zijne
eigene zaken te kunnen berekenen en na te gaan.
Zij allen, die de hulp van vreemden daarvoor
Knoeten inroepen, wagen ook om te gronde te
gaan. Niet slechts is het hij eiken handel volstrekt
taoodig, goed boek te houden, hetzij het een han
del zij in wijn, hout, ijzer, brandewijn of elke
voegd, een beslissend oordeel vellen over zaken,
welke zij vroeger boven hun sfeer zouden heb
ben gerekend. Ik spreek hier niet van dat legio
staatkundige tinnegieters; die zijn er misschien
wel ten allen tijde geweest, misschien wel reeds
tijdens Nimrod. Waarom anders toch zouden
zoovelen hem, tijdens Babels torensbouvv, verla
ten hebben Zéker weten wij, dat Alexander de
groote ze (die vitters op de regeering) reeds onder
zijn volk, ja, zelfs onder zijn soldaten had. De
staatkunde (ten minste het beoordeelen van de
daden der regeering, en dat kan men niet doen
zonder kennis te hebben van staatkunde) schijnt
ten allen tijde een populair goed te zijn geweest,
te oordeeleu naar de vatbaarheid welke iedereen
schijnt te bezitten, om de daden eener regeering
te beoordeelen. En al lachen de personen, die
op de kussens zitten, daarmede, en zeggen ze tot
die knappe menschen; de beste stuurlui staan
aan wal; dat neemt niet weg, dat Jan en alle
man zich de bevoegdheid toekent, om in woorden
en geschriften de daden der Regeering te gispen.
En heerschte die epidemie hier te lande gewel
dig tijdens de dagen onzer glorierijke Republiek
de kinderen en kindskinderen van die oude repu
blikeinen zijn te dien opzichte niet ontaard, maar
de waardige nakomelingen van hunDe waardige
vaderen.
En is nu de staatkunde eene zaak, welke de
burgers eener maatschappij als algemeen eigen
dom zich hebben toegerekeud, er is nog een ander
vak, hetwelk in de laatste jaren zoo populair is
geworden, dat ook de minst bevoegde er zijn
oordeel over velt met eene zekerheid, die
u verbaasd doet staan, met een pedanterie,
die, den in 't vak ervarene, dikwerf een glimlach
op de lippen brengt, of hem medelijdend de schou
ders doet ophalen: ik bedoel het onderwijs. En
vooral het lager onderwijs.
Aan wat al scheve beoordeelingen, aan wat al
lasterlijke aantijgingen toch heeft ous lager onder
wijs in de laatste jaren ten doel gestaao, en, nu
de gal schijnt uitgebraakt te zijn, nu uien 't moede
schijnt te worden, om altijd op hetzelfde aam
beeld te slaau, nu begint men langzamerhand
allerlei quaestiën op te werpen, waaronder er
sommigen zijn, die, het zij te recht of ten onrechte,
als levensquaestiën worden beschouwd.
III.
Is dat kwaad? Is bet te betreuren Ik zeg van
neen. Ik vind het gelukkig; want het geeft leven
in de brouwerij, en ik zeg van ganscher harte:
eere den manuen, die qnaestiën van den dag;
opwerpen; mits diezelfde mannen ze slechts Diet
tegen beter weten aan, ondanks de adviezen van
beter ingelichten, volhouden, maar zich door die
beter ingelichten op de ware hoogte van de zaak
laten stelleD.
Zeker toch is het, dat er geen quaestie wordt
opgeworpen, of zij brengt dit goede voort, dat zij
gelegenheid schenkt, om de zaak van alle kanten
te beschouwen en dat er bij die beschouwing
dikwerf gebreken voor den dag bomen, die ver
beterd moeten worden, of verbeteringen worden
aangebracht, waaraan men zonder die beschou
wing niet zou hebben gedacht. Van dien aard
zijn de quaestiën over 't schoolverzuim, 't veel
besproken kweekelingstelsel, de ^schooltafels, de
leerboekjes, enz., enz. Thans is er weer een nieuw
denkbeeld geopperd: de herstelling der gemengde
school voor beiderlei kunDe.
Indien ik vooraf aanmerk, dat de gemengde
school in mijne jeugd in de steden regel was en
thans nog op de dorpen algemeen is, dan wil ik
daarmede aan den eeDen kaDt te kennen geveD,
dat het denkbeeld niet nieuw is, aan den anderen
kant, dat de toestand nog bestaat. Van des te meer
belang oordeel ik het daarom, dat de zaak eens
ernstig overwogen wordt, en ik wil dat doen
zonder voorliefde voor de eene noch voor de an
dere; ik plaats mij op een onzijdig standpunt,
als iemand, die noch de eene, noch de andere
meening wenscht te beschermen. Zelfs ben ik er
van overtuigd dat, al wilde ik ook de gemeDgde
school met alle warmte aanbevelen, mijne stem,
evenals die van hem, welke zich tegen de afgezon
derde school heeft verheven, wel die eens roe
penden in de woestijn zou zijndaar in de steden
't openbaar onderwijs, zoo lager als middelbaar,
het beginsel der afgezonderde school huldigt.
IV.
Eer ik echter tot de beschouwing van bet punt
in quaestie overga, moeten we ods een zuiver
begrip vormen van de gemengde school voor bei
derlei kunDe.
En dan willen de voorstanders van dat systeem
niet jongens en meisjes door elkander plaatsen,
ook niet jongens en meisjes op dezelfde school in
afzonderlijke localen brengen; zij verlaDgen in
éen locaal beide geslachten, maar aan afzonder
lijke tafels.
Wanneer ik nn de zaak,'op die wijs toege
licht, uit een paedagogisch gezichtspunt beschouw,
dan vestig ik eerst mijn oog op het huisgezin,
waarin beiden, jongens en meisjes tegelijk
opgroeien, en de natuur ons dus als het ware
eeD wenk geeft en zoo nadrukkelijk toeroept:
„Wat God vereent, dat zal de iriensch niet
scheiden."
Hoe waar ook deze opmerking is, we moeten
de zaak dieper peilen en ons niet met macht
spreuken belielpeD. Zeker is het, en de ondervin
ding heeft het bewezen, dat in huisgezinnen,
waarin alleen jongens zijn, ook bij de meest-
zorgvuldige opvoeding, een zekere ruwheid
heerscht. Wel kan een verstandige moeder veel
tot beschaving en verzachting van 't karakter
harer zonen toebrengenmaar toch blijft er, zoo
lang zij kDapeD zijn, iets meer üugebildetes over
en zong Schiller niet doelloos:
„Sie vvehret die Knaben."
Zien we daarentegen die huisgezinnen, waar
broeders en zusters samenwonen, we ontwaren
terstond het verschil. En mag ons dat verschill
mogelijke graansoort, die gekocht en verkocht
wordt, maar eiken dag moet men nauwkeurig
zich rekenschap weten te geven van wat er is
gebeurd, of men heeft verloren of gewonnen, of
het zaak is, voort te gaaü, of er mede te eindi
gen. Dit alles nu zullen wij u onderwijzen, regel
van drieën, gezelschapsrekening, alles zal u dui
delijk worden uitgelegd tot de breuken toe; gij
hebt niets noodig dan een beetje oplettendheid,
maar vóór alles moet er orde zijn, en dieDeu wij
te weten of alle leerlingen in éeoe klasse kunnen
zitten, of dat wij er twee moeten hebben. Jean
Baptiste, geef hun een dictée, dan kunnen wij
dadelijk zien wie het meest van de school heeft
onthouden."
Dadelijk begon men; ik dicteerde eenige rege
len, waartoe wij twintig minuten noodig hadden
de groote grove handen gewoon den hamer, den
ploeg of den bijl te lianteeren, kunnen niet ge
makkelijk met de pen terecht. Toen de dictée
klaar was, bekeken Mr. Guillaume en ik de schrif
ten. De meesten onzer leerlingen, na een tijds
verloop van zeven of acht jaren uit het leger
teruggekomen, hadden eene zware hand, maar
zij waren toch nog in staat hunne letters te ma
ken, en zondigden alleeD tegen de spelling; wat
de meisjes betreft, zoo waren zij allen van ge
lijke kracht, zij wisten letterlijk niets: de goede
zusters haddeu haar niets geleerd dan psalmen
zingen en den Catechismus opzeggen.
Deze schromelijke onwetendheid verwonderde
mij zeer; ik konde het niet gelooven, en des te
minder, omdat de meisjes goed gezond verstand
bezaten en zelfs geestig waren, en inen ze voor
beter onderwezen hield dan de jongens, wanneer
men ze hoorde praten.
Helaas 1 helaas 1 nu ik sedert vijftig jaar het
zelfde tooneel dagelijks zie, ben ik wel terugge
komen van mijne eerste gedachte; ik weet nu
wat het ouderwijs der „goede zusters" beduidt
en anderen weten het ook. Alles wordt doelloos
onvruchtbaar gemaakt, door de od wetendheid der
vrouwen die hunne scholen verlateD.
Ach, hoe zwaar het mij ook vallen moge het
te erkennen, zoo voeden de Lutheranen en Joden
hunne kinderen veel beter op; zij houden er
zich veel meer mede bezig, en geven daarvoor
een gedeelte vaD hun fortuin ten beste. Zoodra
men in Lotharingen of in den Elzas reist, en een
welvarend dorp ziet, waar de landerijen goed
bebouwd zijn, en de bewoners ernstig, gezond,
de kinderen in den zomer zoowel als in den
winter goed gekleed, dan zal de eerste de beste
u zeggen, „dat is een Lutersch dorp 1" Indien des
Zaterdags de lieden deftig wandelen in zijden
kleederen, en rokken van laken, fluweelen vesten
al in de eerste kinderjaren niet in 't oog vallen,
zien we het meisje met den jongen knikkeren
en hoepelen, den jongen weieens 't vaderschap
over zusjes pop bekleeden, zoodra meisje en knaap
iets meer van htm eigenwaarde beginnen te ge
voelen is 't aardig om te zien, hoe zich hun
verschillend karakter ontwikkelt. De knaap voelt
zijn meesterschap in kracht, om de zuster te be
schermen, haar blijken van zijD moed (lees onbe
suisde waaghalzerij) te geven, hij zal bij haar
in vertrouwen op 't aantal klappen roemen,
die hij Jan of Piet bij een vechtpartij heeft toe
gediend, en de zuster zal zich om den sterkeren
broeder klemmen als 't klimop aan den eik, maar
ze zal ook beschavend en verzachtend op hem
werken. Ze zal trotsch zijn op zijn bescherming,
maar hem tegenhouden van noodeloos wagen,
hem bestraffen voor zijn vechtpartijen, kortom,
ze zal de Ompbale zijn, die den woesten Her
cules aan hare voeten leert spinDen. Men behoeft
al heel weinig ondervinding, om 't verschil te
zien tusscheD onderlinge vriendschap van broe
ders, van zusters en die van broeder en zuster.
In 't huisgezin, waar alleen knapen zijn, moge
door verstandige ouders de innigste liefde worden
aangekweekt, de eene broeder moge, desgevor-
derd, den andere, wanneer hij wordt aangeval
len, verdedigen, wanneer hij hulp noodig heeft,
helpen; maar de bijzondere individualiteit der
knapen belet de nauwe aansluiting, 't uiteen
loopend karakter verhindert de eigenlijke vriend
schap. Gij ziet het dan ook, hoe spoedig elk zijn
makker buiten den huiselijken kring,kiest. In
die gezinnen, waar alleen meisjes zijn, is 't veelal
nog erger gesteld. De. oudere wil heersehen oyer
de jODgere, de meer ontwikkelde laat hare gaven
schitteren voor de oogen der mioder begaafde,
jaloezie brengt twist en krakeel, waar vrede en
liefde moesteD heerschen, en, waar bij de kna
pen meestal hun weinige sympathie met elkander
op tateren leeftijd onverschilligheid voortbrengt,
ontaardt die bij de meisjes wel eens in haat eu
verwijdering. In die huisgezinnen, welke met
jongens en meisjes beiden gezegend zijn, ziet
men een milderen geest. Daar hecht zich elke
zuster 't meest aan een liarer broeders, en elk
der broeders 't meest aan eene zijner zusters,-en
votmen ze samen een baDd, die ons met welge
vallen in zulk eeD kring doet vertoeven, en die
versterkt wordt, naarmate zij in jareD toenemen,
ja, nooit wordt verbroken, al dwaalt er soms een
van de kudde af, al komen ze ook in verschil
lenden stand, al staan ze ook niet allen op den
zelfden trap van ontwikkeling. Wilt ge een tref
fend tafereel van zulk een huisgezin, leest dan
Mrs. Young's „Daisy Chain" en ge zult-daar
een ideaal viDden van een huisgezin, waar wel
een groot verschil van karakters, neigingen, in
zichten en bekwaamheden bestaat, maar waar
we die innige vereeuiging van broeder met zus
ter, zuster met broeder allertreffendst zien alge-
teekend.
Ia 'i Nederlandsch overgebracht onder dea titel tan: »Huis-
gezin aan den dokter." Wordt vervolgd.)
en met gouden ketting, zal men u zeggen; „ln dit
dorp wonen Joden 1" Maar vallen de daken in,
zijn de gebroken glasruiten met papier gestopt,
de straten door mesthoopen versperd, de menschen
armoedig, loopen de kinderen in lompen u na
oin een aalmoes, blootsvoets, met ongekamde haren
als halve wilden, u hunne kleine handjes toe
stekende, dan zijt gij zeker, dat ge in een onwetend
en bijgeloovig Roomsch Katholiek dorp zijt; en dit
bestaat niet alleen van het eene dorp tot het
andere, maar van laDd tot land; beschouwt de
Protestantsche kantons in Zwitserland, rijk eu
nijver zijn ze, en de kleine Roomsch Katholieke
kantons ten achteren en ellendig. Spanje in ver
gelijking met Engeland, Mexico tegenover de
Vereenigde Staten, overal is het hetzelfde. Dat
is de vrucht der Katholieke Apostolische en
Roomsche opvoeding der vrouw. Hij, die in
zijne woning een bijgeloovig wezen aantreft, dat
de helft van haren tijd in de kerk door brengt,
Laten wy hier in het Protestantsch Holland erkenneD, en
met schaamte erkennen, dat ook voor once vrouwen en meisjes nog
veel, oneindig veel te verbeteren valt in dit opzicht, en vooral ons
niet inbeelden dat onze vrouwelyke Katholieke Iandgenooten zooveel
lager staan in ontwikkeling dan hare Protestantsche zusters. Moge
ook in de opleiding, ontwikkeling en vorming onzer Nederlandschc
vrouwen en meisjes spoedig eene groote verbetering komen.
NOOT VAÜ DEN VEBTAiER,