1^—11.-I ...i— Tail'iOO.OOO 'franken voor het ministerie van land- er bouw en knoplmndél aangevraagd worden, om ie tegemoet te komen aan de kosten, veroorzaakt ■a®' door de runderpest. Kit jyn Duitwchluml. tte Niettegenstaande de geestelijke heeren meestal 'w* een onberekenbaren invloed op de verkiezingen toefenen zorgen zij gewoonlijk wel niet zoo ver ito fe gaan dat zij ODder het bereik van de strafwet jonden kunnen vervallen. Ken pastoor uit Forst vo gen den Moezel 'eclitér', heeft zich door zijne °l staatkundigen geestdrift (sic) zoover laten mee- J'' slepen, dat bij zelfs deze voorzichtigheid uit het je oog verloor. ïe Coblentz stond hij 27 Juni jl. terecht, bèschuldigd„van bij de op 3 Maart 1871 vo' te Forst plaats gehad hebbende verkiezingen, met v® voorbedachten rade een ongeoorloofde handelÏDg loe bedreven te hebben." Hem werd te laste gelegd, u jdat hij op den middag van genoemden datum, nadat hij reeds des morgens zijn stemrecht uit- geoefend had, op nieuw in het kies lokaat was ar verschenen, en bij deze gelegenheid een stem- n briefje, dat na de grootte te oordeelen den naam 'e moest bevatten des tegenstanders van den cleri calen candidaat uit de bus genomen en er een 'ii ander briefje vóór had in de plaats gelegd. H Bovendien werd hij beschuldigd van voor twee aanwezige kiezers zonder hunne toestemming ie het briefje te hebben ingevuld en in de bus ge- >ee' worpen, en hunne namen vervolgens op de kie- nis zerslijst te hebben gezel als bewijs, dat zij gestemd bij hadden. De aangeklaagde bestreed de eerste daad- os zaak, doch erkende de tweede met de veiont- rs schuldigiug, dat hij meende, in overeensteminiug roe met de betrokkene kiezers te handelen, waariD ;gt hij derhalve geene vervalsching der stemming gi kon zien. De rechtbank nam de eerste daadzaak eef als bewezen aan en veroordeelde den beschul- ;e digde op grond van 108 van het Noord- ijft Duitsche strafwetboek tol eene gevangenisstraf os van 14 dagenverder was zij echter van oordeel, te dat de door den beklaagde erkende daadzaak der ■d i uitoefening van het stemrecht voor twee andere ve: kiezers, niet als overtreding van het aaDgehaald rai artikel kon beschouwd wordeu. Zoowel door li den beklaagde als door het openbaar ministerie w word tegeu het vonnis appèl aangeteekend. ierj De Magi. Zeil. geeft de volgende donkere be ste; schouwing over het onderwijs aan de Pruisische en universiteiten rdi *Het zwaarste heeft onder de algemeene geld- af schaarschte van de Pruisische staats-huishouding kt het onderwijs geleden. Wanneer de toeestand nog at eenigen tijd voortduurde, zooals zij in de laatste fe; jaren bij een nagenoeg gelijk blijvend of met onbe- t duidende sominen verhoogd budget geweest is, dan tfe zou waarlijk de wetenschap en de ontwikkeling af van het volk in groot gevaar verkeeren. Onze Pruisische universiteiten gaan in vergelijking met \i. de andere Duitsche Stalen zichtbaar achteruit; tej een bewijs daarvoor is de daadzaak, dat Leipzig le in den laatsten tijd meer studenten gekregen heeft dan Berlijn. In Pruisen vergenoegt men er jmi zich mee, nu en dan tot bevrediging van de open- p, bare tneening eeu beroemden natuuronderzoeker (bi te benoemen, en iaat daarvoor de groote meei- ch derheid der professoren in zulk een treurigen >ek toestand blijven, dat het te verwonderen is dut Jl de treurige dood van den beroemden Psycholoog ei Benecke niet reeds talrijke navolgingen heeft at gevonden. Het kan nagerekend worden, dat de ij tracteinenten van de Pruisische professoren heden idit door elkander eenige honderden thalers minder a 0' dragen dan in 1815. Daarbij zijn de overige hulp- ree bronnen, die de docenten zich vroeger openden eli, wezenlijk beperkt. Er zijn geene gedwoogene pi colleges meer, eu de materialistische geest des eU[ tijds brengt er helaas de studenten meer en meer j toe, slechts die lessen te gaan hooren, die voor do hunne broodstudie strikt noodzakelijk zijn. De doctorale promoties hebben in enkelen faculteiten „in hunne waarde verloren en worden zeldzamer, cht Wanneer er niet, den hemel zij dank, in Duitsch- 9t land nog ideale naturen waren, die zich ter liefde 5V0 van de wetenschap half laten verhongeren, tot D, hun haar grijs geworden is, boe zou er dan nog aar iemand toe komen, leeraar aan eene Universiteit te worden P Hij kan bet misschien even als de [D beroemde taalonderzoeker Heize aan den avond )U zijns levens tot 800 thaler tractement brengen. j Het kan echter ook gebeuren, dat hij het, niet- d- tegenstaande al zijne verdiensten, nooit zoo ver at brengt, wanneer niet het toeval van eene benoe- jjuj ming in het buitenland den Pruisischen minister -w'i van onderwijs dvyingt om hem een bijzondere iej toelage aan te bieden. iui De graaf van Frankenberg heeft zich in een ap brief verdedigd tegen de beschuldigingen van den j aartsbisschop van Mainz als zou hij in den rijksdag vQpr don paus beleedigende uitdrukkiugen hebben •oc gebezigd. In dien brief logenstraft hij tevens de ju bewering, die de aartsbisschop tegen kardinaal tbi) Antonelli had geuit, dat de clericale partij in den s i rijksdag in hare vrijheid van spreken zou be at leannerd geworden zijn. pe, 'i Oo«tenrt)k-Hong. Monarchie. d'< -- ,A*d Köln. Zeitung wordt over de Oosten- rijksche toestanden het volgende uit Weenen hi geschreven r&i tOnschendbaarheid der constitutie beteekent letterlijk, dal de cbnstitatie noch van hooger noch van lagerhand geschonden mag worden, docji dit sluit hare ont\vikk<diiig, naai de veranderlijke iqesiainieu niet nil; dat mag echter slechts langs constitutioneelen weg plaats hebben, dat wil zeggen in cisleithanie met toe stemming vaii den rijksdag, zooals dit gebeurd is met de Februari-grorndwet van 1861 en de Deceuiber-constitutie van 1867. Wilde inen onder onschendbaarheid verstaan het vasthouden aau de letter der constitutie, dan moest in Engeland nog op den huidigen dag de Magna Charta van T716 van kracht zijn. In iederen staat worden door den tijd grondwets-veranderin-gen noodig gemaakt, en zoo heeft b. v. ook het jeugdige product van het Duitsche rijk na de opname der Znid-Duitsche Staten zulk eene bewerking moeten ondergaan onze December-constitutie had dadelijk na hare invoering het ongeluk, door de Polen slechts ouder voorbehoud en door de Czechen in het geheel niet, aangenomen Ie worden. Alle sedert dien tijd onophoudelijk in het werk gestelde pogingen leden noodzakelijk schipbreuk op de bemoeiingen der Slaven, voornamelijk van de Czechen, om een staat in den staat te vórmen, en zich niet aan de gemeenschappelijke constitutie te onderwerpen. Onverwachte groote gebeurtenissen moesten tus- schen beiden komen, om onze Slaven handelbaarder te maken; ik meen de stichting van het Duitsche rijk. De hoofden van de Czechen-partij in Praag verklaar den onlangs in de Pokrok, die sedert kort hun orgaan geworden is, dat zij aan de onderdruk king van hunne Duitsche landgenooteu niet dachten. Liet Duitsche element mocht zich nu eenmaal onder den Habsburgschen schepter ver heugen in eene bijzondere bescherming, en verder zou eene Pruisische inmenging voor de Czechen nog vrij wat nadeeliger zijn dan de December- constitutie. Dezelfde vrees hebben de Polen voor de macht van Rusland, en zij verheugen zich daarom in de vriendschappelijke betrekkingen tusschen Oostenrijk en het Duitsche Keizerrijk, waardoor de Pruisische wapenen in bedwang worden gehouden. De omstandigheden en gezind heden kunnen derhalve voor een nieuwe poging tot eene verzoening niet gunstiger zijn; kan on der aannemelijke voorwaarden en met het uit zicht op eetie algemeene overeenstemming beproefd worden. Ook in Hongarije stelt uien een levendig belang in de verkiezing van de partijen in het Duitsch Slavische gebied, laat het aan ernstige aansporing hiertoe niet ontbreken, en brandmerkt van te voren ieder hardnekkig -verzet tegen dat gene, wat het gemeenschappelijke rijk krachtiger maakt en daardoor aan de verschillende deelen ten goede komt. Ook de regeering van het Duitsche, rijk, dat weet tneu bier, zal de eindelijke oplos siüg van onze inwendige verwikkelingen met voldoening aanschouwen, en het versterkte Oosten rijk als een des te welkomer vriend begroeten. TELEGRAMMEN Mew-York, 12 Juli. Het verbod op het houden van den optocht is ingetrokken. De troepen en de politie hebben orde om de Protestanten te be schermen. De Gouverneur heeft de burgerij aan gemaand, met de autoriteit mede te werken tot handhaving der openbare orde. Beriyn, 12 Juli. De Prov. Corresp. meldt, dat men bezig is met de betaling van het eerste half milliard der Fransche oorlogscontributie. Het grootste gedeelte is reeds ontvangen. Volgens het vredestractaat moeten na die betaling de depar tementen der Somme, Beneden-Seine en Eure door de Duitschers ontruimd worden. Parya» 12 Juli. Men verzekert dat er quaestie zou zijn, oui het recht van 20 pCt. op de garens te vervangen door een directe belasting, maar er is nog niets dien aangaande beslist. De heer Thiers is heden alhier aange komen. De dag voor de opening der zitting van den krijgsraad is nog niet vastgesteld. Mew-York, 12 Juli. De aangekondigde procesies der Protestanten heeft hedennamiddig te 2 uren eeu aau vang genomen. De Katholieken vielen den optocht aan, waarop de troepen vau hunne vuurwapenen gebruik maakten, zoodat twintig personen gedood en verscheidene gekwetst wer den. Ook aan den kant der soldaten en politie hebben verscheidene liet leven verloren. De on geregeldheden dureh voort; twaalf regimenten zijn onder de wapenen. Men vreest voor een ern- stigen opstand in den aanstaanden nacht. Meer dan 60 der ourussstókers, naar aan leiding van den optocht der Protestanten, zijn ge dood en 150 gewond. Zes politieagenten en 10 soldaten hebben daarbij het leven verloren. Triest, 12 Juli. Volgens particulier bericht uit Alexandria heeft de Fransche consul-generaal aldaar zijn landgenooten aangemoedigd, om zich iu massa te verzetten tegen de maatregelen door de Egyptische regeering genomen. De gemelde regeering heeft dit feit ter kennis gebracht van de gezamenlijke consuls-generaaldaarenboven heeft zij het plau om nadrukkelijke vertoogen deswege iu te dieneu bij het Fransche kabinet. Berlijn, Juli. Volgens de Spenersche Zeitung sal DuiUchlaud eerst na de volledige ontruiming van het Frhïi^che door de Duitsche troepen., 9p, geyregjjjtje /wijz^v Frauschc lgiuivcriiViu«,*;i vei (egenwoordigïl worden. liel/.cll :c blad bevestigd het bericht, dat van hier uit geenerlei stappen zijn gedaan tot ophef fing van art. 5 van het Prager vredesverdrag. Londen, 13 Juli. Volgens uit Dublin ontvan gen bericht is een moordaanslag gepleegd op den hoofdcommissaris van politie aldaar. De genoemde commissaris en een agent, die hem te hulp snelde, zijn gekwetst, maar niet gevaarlijk. De dader is gevat. Prins Oscar van Zweden is te Londen aange komen. De Londensche dagbladen bevatten beschou wingen over het waarschijnlijk besluit, dat in de zitting van het Hoogerhuis van heden zal worden genomen, ten opzichte van de tweede lezing der army-bill. Aan de Timet wordt uit Madrid gemeld, dat Serrano zich bezig houdt met de samenstelling van een nieuw kabinet, waarin Zorilla of Rodri guez als minister van financiën zou optreden. STATEN-GEi\ERAAL. TWEEDE KAMER. De memorie van toelichting bij het wetsontwerp tot regeling van de invoering der Nederlandsche Parmacopoea, luidt aldus //Toen in het begin van 1867 door den genees kundigen raad van Zuid-Holland gewezen was op de noodzakelijkheid van herziening der Pharmacopoea Neerlandica, en de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, daarover gehoord, dit gevoelen ondersteund had, werd bij Koninklijk be sluit van 1 Maart 1867, n°. 77, eene commissie be last met de vervaardiging van een supplement op dat formulierboek, bevattende wijziging en aanvul ling overeenkomstig den tegenwoordigen staod der wetenschap. Die commissie, onder voorzitterschap van den hoog leeraar F. A. \V. Miquel, bestaande uit den hoog leeraar C. A. J. A. Oudemans, secretaris dèr com missie, den hoogleeraar P. J. Van Kerckhoff, Dr. J. E. De Vrij en de heeren G. J. Jacobson, P. J. Haaxman en F. J. Swartwout, verzocht, reeds kort na h$re benoeming, wijziging van haar man daat. Tegenover bét" gevoelen der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, die aan een supplement op de Pharmacopoea de voorkeur gaij ontwikkelde zij de gronden, waarop de rervaar- diging eener nieuwe Pharmacopoea haar raadzaam scheen, de moeilijkheid namelijk ora over den arbeid van hare voorgangers kritiek uit te oefenen, de om vang en het zonderling voorkomen van een supplement, waarin zou moeten aangewezen worden wat uit de Pharmacopoea moet vervallen, wat gewijzigd, wat bijgevoegd moet worden, en de moeilijkheid om zulk een boek te gebruiken. Zij wees ook op het voorbeeld van andere Staten, waar telkens, na een zeer tijds verloop eene nieuwe Pharmacopoea wordt uitgegeven. De commissie gaf tevens den wensch te kennen dat zij met minstens twee praktizeerende geneeskun digen, liefst uit verschillende streken des lands, mocht worden aangevuld. Aan den wensch der commissie werd voldaan bij Koninklijk besluit van 16 Mei 1867, waarbij n«n haar de vervaardiging eener nieuwe Pharmacopoea werd opgedragen eu tot leden werden benoemd Dr. H. Fabius te Amsterdam en Dr7 J. J. Homoet te Arnhem. Later verzocht Dr. De Vrij, wegen» verschil vain gevoelen met zijne medeleden, als üd der commissie ontslagen te worden. Bij Koninklijk besluit van 28 October 1867 werd hem een eervol ontslag verleend en in zijne plaats benoemd de heer C. H. Vap Ankum. De commissie is thans met haren arbeid gereed en heeft dien, met een beknopt verslag van nare ver richtingen, aan de Regeering aangeboden. Kort voor die aanbieding, toen het handschrift reeds voltooid was, ontviel aan de commissie haar voorzitter; in haar verslag getuigt zij van hem dat hij door zijn helder oordeel, zijne veelomvattende kennis, en de gemakkelijkheid, waarmede hij zich in het Latijn wist uit te drukken, der commissie uitstekende diensten heeft bewezen en haar door zijne humaniteit den arbeid liebt heeft gemaakt. Door de commissie wordt de wensch uitgesproken, dat de Pharmacopoea slechts in eene taal, en wel in de Latijnsche, worde uitgegeven. Zij roept de volgende redenen in: 1°. Het is zeer moeielijk voorschriften in twee talen gelijkluidend te omschrijven en het is niet goed aan eene Latijnsche en Nederlandsche Pharmacopoea kracht van wet te geven, indien beide niet volkomen eens luidend zijn. 2#. De Pharmacopoea is een beschrijvend werk, en de beschrijvingen, die daarin voorkomen, kunnen, wegens de wetenschappelijke kunstwoorden, juister en beknopter in het Latijn dan in het Nederduitsch gegeven worden. 3°. Indien alleen eene Nederlandsche Pharmaco poea wordt ingevoerd, is het te vreezen dat de apo thekers het Latijn zullen veronachtzamen, waardoor zij buiten staat zouden geraken keonis te nemen van den inhoud der Pharmocopoeën van andere Staten, in het Latijn geschreven. 4°. De Latijnsche taal wordt overal verstaan, en bet is te vreszen dat eeue Nederlandsche Parmaco poea voor andere natiën een gesloten boek zal zijn. 6°. De meeste andere Staten van Europa, althans die van Gcrmaanschen stam, doen hunne Pharmaco- poeën in het Latijn het licht zien. 6°. Er behoort verband te bestaan tusschen de taal, waarin de recepten geschreven worden en die, waarin de Pharmacopoea is opgesteld. De meerderheid van de vergadering van genees kundige inspecteurs was daarentegen van oordeel dat, hoezeer zij in het gevoelen der commissie deelde, dat de Pharmacopoea slechts in éene taal behoort te worden vastgesteld, aan eene uitgave in de Neder- landschs taal de voorkeur moet gegeven worden. Hare meening steunde op de volgends gronden: 1°. alle officieele stukken en bovenal de wetten en verordeningen «ijn in ^le landtaah geschreren - 2°. pharmaceutische onderwerpen kunnen in de Nederlandsche taal nauwkeuriger en voor onze land genooten meer verstaanbaar worden uitgedrukt dan in het Latijn. Het personeel van pharmaceuten, voor 1865 gevestigd, zal niet zoo sposdig vervangen zijn door hen die het Latijn genoegzaam machtig zijD om een codex uitsluitend in die taal te bezigen. 3*. eene Nederlandsche Pharmacopoea loopt geen gevaar, in1 eene andere taal en daardoor misschien onnauwkeurig te worden overgebracht en gebruikt. Van beide tegenover elkander staande gevoelens geeft de ondergeteekende de voorbeur aan dat van de commissie, aan welke de vervaardiging der Phar macopoea is opgedragen. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten- Generaal van 8 Mei jl., werd door een der leden in bedenking gegeven de nieuwe Pharmacopoea niet bij de wet, maar bij Koninklijk besluit te bekrach tigen. Door den Minister werd toén herinnerd dat hij dit reeds in 1849, bij de invoering der tegen woordige Pharmacopoea, had voorgesteld* De gronden daa voor, ontwikkeld bij de beraad slaging over de wet van 12 Augustus 1849 (Stbl. n*. 36), in de zittingen der Tweede Kamer van 14 en IQ Juli van dat jaar, waren de volgende: Het onderzoek en de kennis, noodig om een werk van zoo bijzondere wetenschap als de Pharmacopoea met oordeel goed te keuren, liggen buiten den kring der Staten-Generaal. Doch, gesteld dat dit hét geval ware, dan nog zou het werk voor bekrachtiging door de wet minder vatbaar zijn. De deugdelijkheid of bruikbaarheid eener Phar macopoea hangt af van de vorderingen der weten schap, van de inzichten van de mannen der kunst, van ondervinding 'en van proeven, bjuiten de Ka mer, buiten den wetgever om genomen. Bij-gevolg zal zij, hoe goed het opstel voor een gegeven tijd stip zij, dikwerf aan verandering onderhevig wezen; zoodat eene wet, waarbij de Pharmacopoea wierd bekrachtigd, om niet bij gebleken nieuwe eischen der ervaring ten achteren te zijn, wellicht anders zou moeten worden gedrukt en uitgegeven dan zij op het oogenblik der vaststelling luidde. Die bezwaren bestaan niet bij bekrachtiging door een algemeenen maatregel van inwèndig bestuur. De regeering is omringd door deskundigen, welke zij telkens kan raadplegen en die de wijzigingen kun nen aanduiden, die door de vorderingen der weten schap in de Pharmacopoea noodzakelijk zijn geworden. De commissie, met de vervaardiging der nieuwe Pharmacopoea belast, is van hetzelfde gevoelen. Art 1, alinea 1. Het is niet noodig dat bij elke verandering, door de vorderingen der wetenschap geëischt, eene geheel nieuwe uitgave van de Phar macopoea in het licht worde gegeven. Het is een voudiger nu en dan wijzigingen, welke noodig zijn, bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur te bekrachtigen. Alinea 2. Volgens art. 4 'der wet van 1 Juni 1865 Staatsblad n°. 61) moeten in elké apotheek de ge neesmiddelen, welke en zoo als die in de Pharma copoea zijn aangegevon, voorhanden zijn. Deze bepa ling zou, op het nieuwe volledige formulierboek zonder eenige uitzondering toegepast, voor vele apo thekers een noodelooze last wezen. Een aantal aer genoemde middelen worden zeld< n voorgeschreven en in sommige apotheken nooit ter gereedmaking ge vraagd. Daarom schijnt het raadzaam hat voorschrift van srt. 4 der genoemde wet te beperken tot die middelen, welke in den algemeenen maatregel van bestuur, waarbij de Pharmacopoea wordt vastgesteld, zullen aangewezen worden. De commissie belast met de vervaardiging eener nieuwe Pharmacopoea, op die onderscheiding reeds bedacht, heeft de middelen die naar haar oordeel niet in elke apotheek voorhanden behoeven te zijn, afzon derlijk gemerkt. De wetgever van 1865 moest eene door de wet bekrachtigde Pharmacopoea onderstellen zoodra hare vaststelling en verandering aan een Koninklijken maatregel van bestuur overgelaten wordt, kan het geen bezwaar hebbeii dat die ook, krachtens deze wet, beperke waar beperking nuttig is. En ook die beper king zal denkelijk van tijd tot tijd wijziging behoeven. Art. 3 vernieuwt niet het uitsluiteud recht, aan den Staat bij art. 2 der wet van 12 Augustus 1849 (Staatsblad n°. 36) voorbehouden. De Pharmacopoea zal dus vrij kunnen worden nagedrukt. Komt de nadruk met de officieele uitgave geheel overeen, dan is hij even bruikbaar ala deze. In het andere geval geldt-natuurlijk alleen de óffi cieele uitgaaf, De Minister van Staat en if an Binnent. Zaken (get.) Thobbecke, LAATSTE BERICHTEN. Per Telegraaf's-Gkavrnhagk, 13 Juli. Z. M. heelt benoemd tot raadsheer bij den Hóogen Raad der Nederlanden F. B. Coninck Liefstiug, rechter bij de arrondissements rechtbank te Leiden. 's-Gravknhage, 13 Juli. Door Z. M. den Koning zijn gepensioneerd: G. J. De Klerk hervormd predikant te Haarlem, f1225 in te gaan den lsten October a. s.; J. H. (Julkoen id. te Bt. Laurens en Brigdamme (Zeeland) f 794 in te gaan 1 Oct. a. s.A. G.'De VisSer, wed. L. De Jóng, predi kantsweduwe te Waspik (Noord Brabant) f 100 in te gaan T Oct. a. s.en H. C. Van Etten, pastoor te Steeubergeó (Noord-Brabant) f537 in gegaan den lsten Juli 11. H. M. de Koningin heeft zich gisterenmiddag te drie uren langs den llollandschen Spoorweg naar Haarlem begeven en is deazelfden avond, te halfelf in de residentie teruggekeerd. De Koning van Zweden en Noorwegen zal zich bij het aanst. huwelijk van den Vorst Zu Wied met Prinses Marie der Nederlanden doen vertegen woordigen door baron F. J. Von Wrede, den luitenant-generaal, chef van het Militaire Huis des Koniugs, die den 16den dezer alhier verwacht wordt. Ook de buitengewone gezant en gevol machtigd minister van Beijeren in Nederland eu België, residerende te Brussel, de heer Niet- hammer, zal zijn souverein bij die gelegenheid vertegenwoordigen. Daar de conservatie van Moud en Tanden vol gens het oordeel van alle Geneesheeren noodig en. nuttig is voor de gezondheid van den mensch eu tegen veel pijn eu onaangenaamheden vrij waart, moet men het als plicht beschouwen, daartoe het beroemde, met het schitterendste suc ces bekroonde Anatherfa-HIondivater van Dr. POPP te. Weenen aan te bevelen. Geen middel werkt zoo krachtig en zeker tegen ontsteking der tanden, verrotting, mondzweren, bederf in den mond, zelfs tegen scheurbuik, als dit heerlijk Water, dat tevens yoor Gezonden het zekerste voorbehoedmiddel tegen alle mondziekten is. Op wekkend, verfrisschend, den adein zuiverend, werkt het bijzonder op de tanden, wier gezond heid en natuurlijke kleur behouden en weder hersteld worden. Het geneest bederf der tanden, de pijn die door holle en aangestoken tanden wordt teweeggebracht en licht bloedend tand- vleesch. Tegen alle tandpijn (rheumatisch of ner veus) is het eene snelwerkende en zekere remedie, terwijl het den adem verfrischt doordien het alle schadelijke zelfstandigheden uit den mond ver drijft. De heilrijke gevolgen van dit middel kun nen derhalve niet genoeg aan alle tandlijders worden aanbevolen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 3