1^—11.-I ...i—
Tail'iOO.OOO 'franken voor het ministerie van land-
er bouw en knoplmndél aangevraagd worden, om
ie tegemoet te komen aan de kosten, veroorzaakt
■a®' door de runderpest.
Kit jyn Duitwchluml.
tte Niettegenstaande de geestelijke heeren meestal
'w* een onberekenbaren invloed op de verkiezingen
toefenen zorgen zij gewoonlijk wel niet zoo ver
ito fe gaan dat zij ODder het bereik van de strafwet
jonden kunnen vervallen. Ken pastoor uit Forst
vo gen den Moezel 'eclitér', heeft zich door zijne
°l staatkundigen geestdrift (sic) zoover laten mee-
J'' slepen, dat bij zelfs deze voorzichtigheid uit het
je oog verloor. ïe Coblentz stond hij 27 Juni jl.
terecht, bèschuldigd„van bij de op 3 Maart 1871
vo' te Forst plaats gehad hebbende verkiezingen, met
v® voorbedachten rade een ongeoorloofde handelÏDg
loe bedreven te hebben." Hem werd te laste gelegd,
u jdat hij op den middag van genoemden datum,
nadat hij reeds des morgens zijn stemrecht uit-
geoefend had, op nieuw in het kies lokaat was
ar verschenen, en bij deze gelegenheid een stem-
n briefje, dat na de grootte te oordeelen den naam
'e moest bevatten des tegenstanders van den cleri
calen candidaat uit de bus genomen en er een
'ii ander briefje vóór had in de plaats gelegd.
H Bovendien werd hij beschuldigd van voor twee
aanwezige kiezers zonder hunne toestemming
ie het briefje te hebben ingevuld en in de bus ge-
>ee' worpen, en hunne namen vervolgens op de kie-
nis zerslijst te hebben gezel als bewijs, dat zij gestemd
bij hadden. De aangeklaagde bestreed de eerste daad-
os zaak, doch erkende de tweede met de veiont-
rs schuldigiug, dat hij meende, in overeensteminiug
roe met de betrokkene kiezers te handelen, waariD
;gt hij derhalve geene vervalsching der stemming
gi kon zien. De rechtbank nam de eerste daadzaak
eef als bewezen aan en veroordeelde den beschul-
;e digde op grond van 108 van het Noord-
ijft Duitsche strafwetboek tol eene gevangenisstraf
os van 14 dagenverder was zij echter van oordeel,
te dat de door den beklaagde erkende daadzaak der
■d i uitoefening van het stemrecht voor twee andere
ve: kiezers, niet als overtreding van het aaDgehaald
rai artikel kon beschouwd wordeu. Zoowel door
li den beklaagde als door het openbaar ministerie
w word tegeu het vonnis appèl aangeteekend.
ierj De Magi. Zeil. geeft de volgende donkere be
ste; schouwing over het onderwijs aan de Pruisische
en universiteiten
rdi *Het zwaarste heeft onder de algemeene geld-
af schaarschte van de Pruisische staats-huishouding
kt het onderwijs geleden. Wanneer de toeestand nog
at eenigen tijd voortduurde, zooals zij in de laatste
fe; jaren bij een nagenoeg gelijk blijvend of met onbe-
t duidende sominen verhoogd budget geweest is, dan
tfe zou waarlijk de wetenschap en de ontwikkeling
af van het volk in groot gevaar verkeeren. Onze
Pruisische universiteiten gaan in vergelijking met
\i. de andere Duitsche Stalen zichtbaar achteruit;
tej een bewijs daarvoor is de daadzaak, dat Leipzig
le in den laatsten tijd meer studenten gekregen
heeft dan Berlijn. In Pruisen vergenoegt men er
jmi zich mee, nu en dan tot bevrediging van de open-
p, bare tneening eeu beroemden natuuronderzoeker
(bi te benoemen, en iaat daarvoor de groote meei-
ch derheid der professoren in zulk een treurigen
>ek toestand blijven, dat het te verwonderen is dut
Jl de treurige dood van den beroemden Psycholoog
ei Benecke niet reeds talrijke navolgingen heeft
at gevonden. Het kan nagerekend worden, dat de
ij tracteinenten van de Pruisische professoren heden
idit door elkander eenige honderden thalers minder
a 0' dragen dan in 1815. Daarbij zijn de overige hulp-
ree bronnen, die de docenten zich vroeger openden
eli, wezenlijk beperkt. Er zijn geene gedwoogene
pi colleges meer, eu de materialistische geest des
eU[ tijds brengt er helaas de studenten meer en meer
j toe, slechts die lessen te gaan hooren, die voor
do hunne broodstudie strikt noodzakelijk zijn. De
doctorale promoties hebben in enkelen faculteiten
„in hunne waarde verloren en worden zeldzamer,
cht Wanneer er niet, den hemel zij dank, in Duitsch-
9t land nog ideale naturen waren, die zich ter liefde
5V0 van de wetenschap half laten verhongeren, tot
D, hun haar grijs geworden is, boe zou er dan nog
aar iemand toe komen, leeraar aan eene Universiteit
te worden P Hij kan bet misschien even als de
[D beroemde taalonderzoeker Heize aan den avond
)U zijns levens tot 800 thaler tractement brengen.
j Het kan echter ook gebeuren, dat hij het, niet-
d- tegenstaande al zijne verdiensten, nooit zoo ver
at brengt, wanneer niet het toeval van eene benoe-
jjuj ming in het buitenland den Pruisischen minister
-w'i van onderwijs dvyingt om hem een bijzondere
iej toelage aan te bieden.
iui De graaf van Frankenberg heeft zich in een
ap brief verdedigd tegen de beschuldigingen van den
j aartsbisschop van Mainz als zou hij in den rijksdag
vQpr don paus beleedigende uitdrukkiugen hebben
•oc gebezigd. In dien brief logenstraft hij tevens de
ju bewering, die de aartsbisschop tegen kardinaal
tbi) Antonelli had geuit, dat de clericale partij in den
s i rijksdag in hare vrijheid van spreken zou be
at leannerd geworden zijn.
pe, 'i Oo«tenrt)k-Hong. Monarchie.
d'< -- ,A*d Köln. Zeitung wordt over de Oosten-
rijksche toestanden het volgende uit Weenen
hi geschreven
r&i tOnschendbaarheid der constitutie beteekent
letterlijk, dal de cbnstitatie noch van hooger
noch van lagerhand geschonden mag worden, docji
dit sluit hare ont\vikk<diiig, naai
de veranderlijke iqesiainieu niet nil; dat mag
echter slechts langs constitutioneelen weg plaats
hebben, dat wil zeggen in cisleithanie met toe
stemming vaii den rijksdag, zooals dit gebeurd
is met de Februari-grorndwet van 1861 en de
Deceuiber-constitutie van 1867.
Wilde inen onder onschendbaarheid verstaan
het vasthouden aau de letter der constitutie,
dan moest in Engeland nog op den huidigen
dag de Magna Charta van T716 van kracht
zijn. In iederen staat worden door den tijd
grondwets-veranderin-gen noodig gemaakt, en
zoo heeft b. v. ook het jeugdige product van het
Duitsche rijk na de opname der Znid-Duitsche
Staten zulk eene bewerking moeten ondergaan
onze December-constitutie had dadelijk na hare
invoering het ongeluk, door de Polen slechts ouder
voorbehoud en door de Czechen in het geheel
niet, aangenomen Ie worden. Alle sedert dien tijd
onophoudelijk in het werk gestelde pogingen leden
noodzakelijk schipbreuk op de bemoeiingen der
Slaven, voornamelijk van de Czechen, om een
staat in den staat te vórmen, en zich niet aan
de gemeenschappelijke constitutie te onderwerpen.
Onverwachte groote gebeurtenissen moesten tus-
schen beiden komen, om onze Slaven handelbaarder
te maken; ik meen de stichting van het Duitsche rijk.
De hoofden van de Czechen-partij in Praag verklaar
den onlangs in de Pokrok, die sedert kort hun
orgaan geworden is, dat zij aan de onderdruk
king van hunne Duitsche landgenooteu niet
dachten. Liet Duitsche element mocht zich nu
eenmaal onder den Habsburgschen schepter ver
heugen in eene bijzondere bescherming, en verder
zou eene Pruisische inmenging voor de Czechen
nog vrij wat nadeeliger zijn dan de December-
constitutie. Dezelfde vrees hebben de Polen voor
de macht van Rusland, en zij verheugen zich
daarom in de vriendschappelijke betrekkingen
tusschen Oostenrijk en het Duitsche Keizerrijk,
waardoor de Pruisische wapenen in bedwang
worden gehouden. De omstandigheden en gezind
heden kunnen derhalve voor een nieuwe poging
tot eene verzoening niet gunstiger zijn; kan on
der aannemelijke voorwaarden en met het uit
zicht op eetie algemeene overeenstemming beproefd
worden. Ook in Hongarije stelt uien een levendig
belang in de verkiezing van de partijen in het
Duitsch Slavische gebied, laat het aan ernstige
aansporing hiertoe niet ontbreken, en brandmerkt
van te voren ieder hardnekkig -verzet tegen dat
gene, wat het gemeenschappelijke rijk krachtiger
maakt en daardoor aan de verschillende deelen
ten goede komt. Ook de regeering van het Duitsche,
rijk, dat weet tneu bier, zal de eindelijke oplos
siüg van onze inwendige verwikkelingen met
voldoening aanschouwen, en het versterkte Oosten
rijk als een des te welkomer vriend begroeten.
TELEGRAMMEN
Mew-York, 12 Juli. Het verbod op het houden
van den optocht is ingetrokken. De troepen en de
politie hebben orde om de Protestanten te be
schermen. De Gouverneur heeft de burgerij aan
gemaand, met de autoriteit mede te werken tot
handhaving der openbare orde.
Beriyn, 12 Juli. De Prov. Corresp. meldt, dat
men bezig is met de betaling van het eerste half
milliard der Fransche oorlogscontributie. Het
grootste gedeelte is reeds ontvangen. Volgens het
vredestractaat moeten na die betaling de depar
tementen der Somme, Beneden-Seine en Eure
door de Duitschers ontruimd worden.
Parya» 12 Juli. Men verzekert dat er quaestie
zou zijn, oui het recht van 20 pCt. op de garens
te vervangen door een directe belasting, maar
er is nog niets dien aangaande beslist.
De heer Thiers is heden alhier aange
komen.
De dag voor de opening der zitting van den
krijgsraad is nog niet vastgesteld.
Mew-York, 12 Juli. De aangekondigde procesies
der Protestanten heeft hedennamiddig te 2 uren
eeu aau vang genomen. De Katholieken vielen
den optocht aan, waarop de troepen vau hunne
vuurwapenen gebruik maakten, zoodat twintig
personen gedood en verscheidene gekwetst wer
den. Ook aan den kant der soldaten en politie
hebben verscheidene liet leven verloren. De on
geregeldheden dureh voort; twaalf regimenten
zijn onder de wapenen. Men vreest voor een ern-
stigen opstand in den aanstaanden nacht.
Meer dan 60 der ourussstókers, naar aan
leiding van den optocht der Protestanten, zijn ge
dood en 150 gewond. Zes politieagenten en 10
soldaten hebben daarbij het leven verloren.
Triest, 12 Juli. Volgens particulier bericht uit
Alexandria heeft de Fransche consul-generaal
aldaar zijn landgenooten aangemoedigd, om zich
iu massa te verzetten tegen de maatregelen door
de Egyptische regeering genomen. De gemelde
regeering heeft dit feit ter kennis gebracht van
de gezamenlijke consuls-generaaldaarenboven
heeft zij het plau om nadrukkelijke vertoogen
deswege iu te dieneu bij het Fransche kabinet.
Berlijn, Juli. Volgens de Spenersche Zeitung
sal DuiUchlaud eerst na de volledige ontruiming
van het Frhïi^che door de Duitsche
troepen., 9p, geyregjjjtje /wijz^v Frauschc
lgiuivcriiViu«,*;i vei (egenwoordigïl worden.
liel/.cll :c blad bevestigd het bericht, dat van
hier uit geenerlei stappen zijn gedaan tot ophef
fing van art. 5 van het Prager vredesverdrag.
Londen, 13 Juli. Volgens uit Dublin ontvan
gen bericht is een moordaanslag gepleegd op den
hoofdcommissaris van politie aldaar. De genoemde
commissaris en een agent, die hem te hulp
snelde, zijn gekwetst, maar niet gevaarlijk. De
dader is gevat.
Prins Oscar van Zweden is te Londen aange
komen.
De Londensche dagbladen bevatten beschou
wingen over het waarschijnlijk besluit, dat in
de zitting van het Hoogerhuis van heden zal
worden genomen, ten opzichte van de tweede
lezing der army-bill.
Aan de Timet wordt uit Madrid gemeld, dat
Serrano zich bezig houdt met de samenstelling
van een nieuw kabinet, waarin Zorilla of Rodri
guez als minister van financiën zou optreden.
STATEN-GEi\ERAAL.
TWEEDE KAMER.
De memorie van toelichting bij het wetsontwerp
tot regeling van de invoering der Nederlandsche
Parmacopoea, luidt aldus
//Toen in het begin van 1867 door den genees
kundigen raad van Zuid-Holland gewezen was op
de noodzakelijkheid van herziening der Pharmacopoea
Neerlandica, en de Nederlandsche Maatschappij ter
bevordering der Pharmacie, daarover gehoord, dit
gevoelen ondersteund had, werd bij Koninklijk be
sluit van 1 Maart 1867, n°. 77, eene commissie be
last met de vervaardiging van een supplement op
dat formulierboek, bevattende wijziging en aanvul
ling overeenkomstig den tegenwoordigen staod der
wetenschap.
Die commissie, onder voorzitterschap van den hoog
leeraar F. A. \V. Miquel, bestaande uit den hoog
leeraar C. A. J. A. Oudemans, secretaris dèr com
missie, den hoogleeraar P. J. Van Kerckhoff, Dr.
J. E. De Vrij en de heeren G. J. Jacobson, P. J.
Haaxman en F. J. Swartwout, verzocht, reeds
kort na h$re benoeming, wijziging van haar man
daat. Tegenover bét" gevoelen der Nederlandsche
Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, die
aan een supplement op de Pharmacopoea de voorkeur
gaij ontwikkelde zij de gronden, waarop de rervaar-
diging eener nieuwe Pharmacopoea haar raadzaam
scheen, de moeilijkheid namelijk ora over den arbeid
van hare voorgangers kritiek uit te oefenen, de om
vang en het zonderling voorkomen van een supplement,
waarin zou moeten aangewezen worden wat uit de
Pharmacopoea moet vervallen, wat gewijzigd, wat
bijgevoegd moet worden, en de moeilijkheid om zulk
een boek te gebruiken. Zij wees ook op het voorbeeld
van andere Staten, waar telkens, na een zeer tijds
verloop eene nieuwe Pharmacopoea wordt uitgegeven.
De commissie gaf tevens den wensch te kennen
dat zij met minstens twee praktizeerende geneeskun
digen, liefst uit verschillende streken des lands, mocht
worden aangevuld.
Aan den wensch der commissie werd voldaan bij
Koninklijk besluit van 16 Mei 1867, waarbij n«n
haar de vervaardiging eener nieuwe Pharmacopoea
werd opgedragen eu tot leden werden benoemd Dr.
H. Fabius te Amsterdam en Dr7 J. J. Homoet te
Arnhem.
Later verzocht Dr. De Vrij, wegen» verschil vain
gevoelen met zijne medeleden, als üd der commissie
ontslagen te worden. Bij Koninklijk besluit van 28
October 1867 werd hem een eervol ontslag verleend
en in zijne plaats benoemd de heer C. H. Vap
Ankum.
De commissie is thans met haren arbeid gereed en
heeft dien, met een beknopt verslag van nare ver
richtingen, aan de Regeering aangeboden. Kort voor
die aanbieding, toen het handschrift reeds voltooid
was, ontviel aan de commissie haar voorzitter; in
haar verslag getuigt zij van hem dat hij door zijn
helder oordeel, zijne veelomvattende kennis, en de
gemakkelijkheid, waarmede hij zich in het Latijn wist
uit te drukken, der commissie uitstekende diensten
heeft bewezen en haar door zijne humaniteit den
arbeid liebt heeft gemaakt.
Door de commissie wordt de wensch uitgesproken,
dat de Pharmacopoea slechts in eene taal, en wel in
de Latijnsche, worde uitgegeven. Zij roept de volgende
redenen in:
1°. Het is zeer moeielijk voorschriften in twee talen
gelijkluidend te omschrijven en het is niet goed aan
eene Latijnsche en Nederlandsche Pharmacopoea kracht
van wet te geven, indien beide niet volkomen eens
luidend zijn.
2#. De Pharmacopoea is een beschrijvend werk, en
de beschrijvingen, die daarin voorkomen, kunnen,
wegens de wetenschappelijke kunstwoorden, juister
en beknopter in het Latijn dan in het Nederduitsch
gegeven worden.
3°. Indien alleen eene Nederlandsche Pharmaco
poea wordt ingevoerd, is het te vreezen dat de apo
thekers het Latijn zullen veronachtzamen, waardoor
zij buiten staat zouden geraken keonis te nemen van
den inhoud der Pharmocopoeën van andere Staten,
in het Latijn geschreven.
4°. De Latijnsche taal wordt overal verstaan, en
bet is te vreszen dat eeue Nederlandsche Parmaco
poea voor andere natiën een gesloten boek zal zijn.
6°. De meeste andere Staten van Europa, althans
die van Gcrmaanschen stam, doen hunne Pharmaco-
poeën in het Latijn het licht zien.
6°. Er behoort verband te bestaan tusschen de
taal, waarin de recepten geschreven worden en die,
waarin de Pharmacopoea is opgesteld.
De meerderheid van de vergadering van genees
kundige inspecteurs was daarentegen van oordeel dat,
hoezeer zij in het gevoelen der commissie deelde, dat
de Pharmacopoea slechts in éene taal behoort te
worden vastgesteld, aan eene uitgave in de Neder-
landschs taal de voorkeur moet gegeven worden.
Hare meening steunde op de volgends gronden:
1°. alle officieele stukken en bovenal de wetten en
verordeningen «ijn in ^le landtaah geschreren -
2°. pharmaceutische onderwerpen kunnen in de
Nederlandsche taal nauwkeuriger en voor onze land
genooten meer verstaanbaar worden uitgedrukt dan
in het Latijn. Het personeel van pharmaceuten, voor
1865 gevestigd, zal niet zoo sposdig vervangen zijn
door hen die het Latijn genoegzaam machtig zijD
om een codex uitsluitend in die taal te bezigen.
3*. eene Nederlandsche Pharmacopoea loopt geen
gevaar, in1 eene andere taal en daardoor misschien
onnauwkeurig te worden overgebracht en gebruikt.
Van beide tegenover elkander staande gevoelens
geeft de ondergeteekende de voorbeur aan dat van
de commissie, aan welke de vervaardiging der Phar
macopoea is opgedragen.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van 8 Mei jl., werd door een der leden
in bedenking gegeven de nieuwe Pharmacopoea niet
bij de wet, maar bij Koninklijk besluit te bekrach
tigen. Door den Minister werd toén herinnerd dat
hij dit reeds in 1849, bij de invoering der tegen
woordige Pharmacopoea, had voorgesteld*
De gronden daa voor, ontwikkeld bij de beraad
slaging over de wet van 12 Augustus 1849 (Stbl.
n*. 36), in de zittingen der Tweede Kamer van 14
en IQ Juli van dat jaar, waren de volgende:
Het onderzoek en de kennis, noodig om een werk
van zoo bijzondere wetenschap als de Pharmacopoea
met oordeel goed te keuren, liggen buiten den kring
der Staten-Generaal.
Doch, gesteld dat dit hét geval ware, dan nog zou
het werk voor bekrachtiging door de wet minder
vatbaar zijn.
De deugdelijkheid of bruikbaarheid eener Phar
macopoea hangt af van de vorderingen der weten
schap, van de inzichten van de mannen der kunst,
van ondervinding 'en van proeven, bjuiten de Ka
mer, buiten den wetgever om genomen. Bij-gevolg
zal zij, hoe goed het opstel voor een gegeven tijd
stip zij, dikwerf aan verandering onderhevig wezen;
zoodat eene wet, waarbij de Pharmacopoea wierd
bekrachtigd, om niet bij gebleken nieuwe eischen der
ervaring ten achteren te zijn, wellicht anders zou
moeten worden gedrukt en uitgegeven dan zij op
het oogenblik der vaststelling luidde.
Die bezwaren bestaan niet bij bekrachtiging door
een algemeenen maatregel van inwèndig bestuur.
De regeering is omringd door deskundigen, welke
zij telkens kan raadplegen en die de wijzigingen kun
nen aanduiden, die door de vorderingen der weten
schap in de Pharmacopoea noodzakelijk zijn geworden.
De commissie, met de vervaardiging der nieuwe
Pharmacopoea belast, is van hetzelfde gevoelen.
Art 1, alinea 1. Het is niet noodig dat bij elke
verandering, door de vorderingen der wetenschap
geëischt, eene geheel nieuwe uitgave van de Phar
macopoea in het licht worde gegeven. Het is een
voudiger nu en dan wijzigingen, welke noodig zijn,
bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur te
bekrachtigen.
Alinea 2. Volgens art. 4 'der wet van 1 Juni 1865
Staatsblad n°. 61) moeten in elké apotheek de ge
neesmiddelen, welke en zoo als die in de Pharma
copoea zijn aangegevon, voorhanden zijn. Deze bepa
ling zou, op het nieuwe volledige formulierboek
zonder eenige uitzondering toegepast, voor vele apo
thekers een noodelooze last wezen. Een aantal aer
genoemde middelen worden zeld< n voorgeschreven en
in sommige apotheken nooit ter gereedmaking ge
vraagd.
Daarom schijnt het raadzaam hat voorschrift van
srt. 4 der genoemde wet te beperken tot die middelen,
welke in den algemeenen maatregel van bestuur,
waarbij de Pharmacopoea wordt vastgesteld, zullen
aangewezen worden.
De commissie belast met de vervaardiging eener
nieuwe Pharmacopoea, op die onderscheiding reeds
bedacht, heeft de middelen die naar haar oordeel niet
in elke apotheek voorhanden behoeven te zijn, afzon
derlijk gemerkt.
De wetgever van 1865 moest eene door de wet
bekrachtigde Pharmacopoea onderstellen zoodra hare
vaststelling en verandering aan een Koninklijken
maatregel van bestuur overgelaten wordt, kan het
geen bezwaar hebbeii dat die ook, krachtens deze wet,
beperke waar beperking nuttig is. En ook die beper
king zal denkelijk van tijd tot tijd wijziging behoeven.
Art. 3 vernieuwt niet het uitsluiteud recht, aan
den Staat bij art. 2 der wet van 12 Augustus 1849
(Staatsblad n°. 36) voorbehouden.
De Pharmacopoea zal dus vrij kunnen worden
nagedrukt. Komt de nadruk met de officieele uitgave
geheel overeen, dan is hij even bruikbaar ala deze.
In het andere geval geldt-natuurlijk alleen de óffi
cieele uitgaaf,
De Minister van Staat en if an Binnent. Zaken
(get.) Thobbecke,
LAATSTE BERICHTEN.
Per Telegraaf's-Gkavrnhagk, 13 Juli. Z. M.
heelt benoemd tot raadsheer bij den Hóogen Raad
der Nederlanden F. B. Coninck Liefstiug, rechter
bij de arrondissements rechtbank te Leiden.
's-Gravknhage, 13 Juli. Door Z. M. den Koning
zijn gepensioneerd: G. J. De Klerk hervormd
predikant te Haarlem, f1225 in te gaan den lsten
October a. s.; J. H. (Julkoen id. te Bt. Laurens
en Brigdamme (Zeeland) f 794 in te gaan 1 Oct.
a. s.A. G.'De VisSer, wed. L. De Jóng, predi
kantsweduwe te Waspik (Noord Brabant) f 100
in te gaan T Oct. a. s.en H. C. Van Etten,
pastoor te Steeubergeó (Noord-Brabant) f537 in
gegaan den lsten Juli 11.
H. M. de Koningin heeft zich gisterenmiddag
te drie uren langs den llollandschen Spoorweg
naar Haarlem begeven en is deazelfden avond,
te halfelf in de residentie teruggekeerd.
De Koning van Zweden en Noorwegen zal zich
bij het aanst. huwelijk van den Vorst Zu Wied met
Prinses Marie der Nederlanden doen vertegen
woordigen door baron F. J. Von Wrede, den
luitenant-generaal, chef van het Militaire Huis
des Koniugs, die den 16den dezer alhier verwacht
wordt. Ook de buitengewone gezant en gevol
machtigd minister van Beijeren in Nederland
eu België, residerende te Brussel, de heer Niet-
hammer, zal zijn souverein bij die gelegenheid
vertegenwoordigen.
Daar de conservatie van Moud en Tanden vol
gens het oordeel van alle Geneesheeren noodig
en. nuttig is voor de gezondheid van den mensch
eu tegen veel pijn eu onaangenaamheden vrij
waart, moet men het als plicht beschouwen,
daartoe het beroemde, met het schitterendste suc
ces bekroonde Anatherfa-HIondivater van Dr.
POPP te. Weenen aan te bevelen. Geen middel
werkt zoo krachtig en zeker tegen ontsteking
der tanden, verrotting, mondzweren, bederf in
den mond, zelfs tegen scheurbuik, als dit heerlijk
Water, dat tevens yoor Gezonden het zekerste
voorbehoedmiddel tegen alle mondziekten is. Op
wekkend, verfrisschend, den adein zuiverend,
werkt het bijzonder op de tanden, wier gezond
heid en natuurlijke kleur behouden en weder
hersteld worden. Het geneest bederf der tanden,
de pijn die door holle en aangestoken tanden
wordt teweeggebracht en licht bloedend tand-
vleesch. Tegen alle tandpijn (rheumatisch of ner
veus) is het eene snelwerkende en zekere remedie,
terwijl het den adem verfrischt doordien het alle
schadelijke zelfstandigheden uit den mond ver
drijft. De heilrijke gevolgen van dit middel kun
nen derhalve niet genoeg aan alle tandlijders
worden aanbevolen.