Lelden, 2 Juut
Sedert de vorige opgave zijn alhier door pok
keu aangetast 4 personeD, als hersteld opgegeven
2, overleden 4, zoodat in behandeling blijven 156.
Op de voordracht van B. en VV. te Amsterdam
tot benoeming van een hoogleeraar in de physio-
logie aan het Athenaem, in plaats van Or. W.
Kühne, vvien met 1*. Aug. eervol ontslag is ver
leend, worden aanbevolen de heeren Dr. F. Place,
adsistent van het phys. laboratorium te Leiden
en Or. VV. Preijer, hoogleeraar te Jena.
In de eerste helft der maand Mei zijn aan het
postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven,
die wegens onbekendheid der adressanten niet
bezorgd zijn kunuen worden:
Gastel te Alkmaar; J. Kliugeloe te Amersfoort
J. Gerritsen; Wed. Bakker, H. E. Jansen, W. J.
Van Praag, O. Gerueuz allen te AmsterdamVau
den Andel te OaarleM. Hertzveld te Eindhoven
W. Van Tuijl te's-Giaveuhage; Emmerlof te Gro
ningen O. Al. Paré te Hengelo; Versies te Leiden;
V. J. Bekker te Menuna(?); Jacobus de Braban
der te Soelerwoude; K. Van Staveren te Veen-
huizen.
Oe Amsterdamsclie conservatieve kiezersver-
eeniging Amsterdam heelt tot caudidaten voor het
lidmaatschap der Tweede Kamer gekozende
heereu H. A. lnsinger, Mr. E. H. 'sJacobenMr.
G. C. J. Van Reenen (aftredende leden). Tot can-
didaat voor het lidmaatschap der Provinciale
Staten is gesteld de heer A. M. J. Hendrichs.
In eene te Nieuwesluis gehouden vergadering
van het liberale kiescollege koning en \aderland,
te Bnelle, welke door 35 kiezers werd bijge
woond, is besloten tot het daarstellen van eeuige
onderafdeelingen hetwelk onmiddellijk is geschied
zooals de ligging der plaatsen in dit district zulks
het best aangaf, terwijl HH. kiezers door den
voorzitter van het hoofdbestuur, den heer Kraaien
hof!, uilgeuoodigd werden zooveel mogelijk tot
het coustitueeren van een bestuur voor elke onder-
aldeeling mede te werken.
Vervolgens werd met algemeene stemmen Dr.
Rombach tot candidaat voor de 2de Kamer ge
steld, terwijl de heer Vlielander Hein, advocaat
te 's-Hage, met 20 van de 23 uitgebrachte stem
men, de candidatuur bekwam voor de Prov. Sta
ten, in plaats van den heer Lette vau Üostvoorne,
die als zoodanig bedankt heeft.
De vrijzinnige kiesvereeniging de Grondwet, te
's-Gravenhage, heeft hedenavond iu eene talrijk
bezochte vergadering tot candidaat voor het lid
maatschap der Tweede Kamer Staten Generaal,
gekozen Mr. M. H. Godefroi, voormalig lui der
Kamer.
De kiesvereeniging de Grondwet te Amsterdam
heeft hedenavond tot candidaten voor de Tweede
Kamer gesteld: de heereu Mr. C. Fock, Mr. A.
S. Vau Nierop en J. P. De Bordes, en voor de
Provinciale Staten Mr. H. J. Kist.
In het hoofdkiesdistrict Haarlem is door de
kiezersvereeniging Eendracht met algemeene stem
men tot candidaat gekozen de heer Mr. G. Fock.
De kiesvereeniging Met God voor Nederland en
Oranje stelt als haren candidaat Mr. A. A. M. N.
Keuchenius.
Burgerplicht te Hoorn heeft met bijna algemeene
stemmen den lieer K. De Jong te Hoogcarspel
candidaat gesteld.
De Arnhemsche kiesvereeniging heeft voor het
lidmaatschap der Tweede Kamer candidaat ge
steld Mr. J. P. J. A. graaf van Zuylen van Nijevelt.
De kiesvereeniging de Westhoek van Drenthe heeft
in eene talrijk bezochte vergadering met alge
meene stemmen tot candidaat gesteld voor het
lidmaatschap van de Tweede Kamer voor het
hoofdkiesdistrict Steen wijk: Jhr. C. M. Storm van
's Gravesande, altredend lid.
Door de kiesvereeniging „ter bevordering van
Christelijke en Maatschappelijke belangen te Meppel,
is de lieer Mr. B. J. Gratama, hoogleeraar te
Groningen, tot iid van de Tweede Kamer (hoofd
kiesdistrict Assen) geproclameerd.
Te Assen is in eene bijeenkomst van kiezers
van de Christelijk-historische richting, professor
Gratama te Groningen tot candidaat voor de
Tweede Kamer gesteld.
De liberale kiesvereeniging te Dokkutn heeft
in de plaats van Mr. Van Blom, die bedankt
heeft, den heer W. A. Bergsma candidaat ge
steld.
Te Haarlemmermeer is door de centrale liberale
kievereeniging tot candidaat gekozen het aftredend
lid Jhr. Mr. J. VV. H. Rutgers van Rozenburg.
Het volgend levensbericht van den dezer dagen
overleden hoogleeraar F. Z. Erinerins komt voor
in de Gron. Ct. Sinds 1841 hoogleeraar in de
medische faculteit aan de Groningsche hooge-
scliuol, wijdde hij zich met onveruioeideu ijver
en welwillendheid aan de belangen van weten
schap en hoogeschool. Sterk van lichaam en geest
beide, was zijn leven een onafgebroken studie. Zelfs
den tijd van rust en uitspanning gebruikte lnj tot
onverpoosden arbeid, en bij de hervatting zijner
lessen aanvaardde hij zijne ambtsbezigheden met
omerminderde frischheid en opgewektheid. Wat
hij eens ondernam, volvoerde hij met voortvarend
heid zonder tijd of geldelijke opoffering te sparen.
Getuigen dat de uitgave van Aretaeus (1847) en
Soianus (1864) en bovenal de drie lijvige kwar
tijnen, bevattende de werken van Hippocrates,
die door hem op last van den Koninklijke Aca
demie van wetenschappen tusschen de jaren 1859
en 1864 zijn uitgegeven. Zijne studie was hem in-
en uitspanning tevens; wanneer hij zich met het
ont waren van de soms zeer bedorven tekstoverleg-
ging der Grieksche medici had bezig gehouden,
wendde hij zijne opmerkzaamheid op een anderge-
bied der letterkunde en verkwikte hij zich door
de werken van de grootste geesten van oudereu of
nicuweren tijd, onverschillig of zij in Engelsch ol
ltiiliaauseh, Grieksch of Latijn hadden geschreven.
Bij die buitengewone gaven had Erinerins een
gr..ote eenvoudigheid. Vyaud van alle aanmatiging
en vertoouiug, kende hij zich geen oordeel toe in de
zbken, die buiten den kring van ziju eigenlijk
vak lagen, of die uit haren aard voor een stellige
keunis niet vatbaar zijn. Wat den schijn van
ge/.wets of grootspraak had, wekte zijn beslisten
afkeur op. Evenzeer als hem dit verwijderde
van hen, die met grooteu ophef en wellicht met
etmge overdrijving den staf braken over be
staande toestauden, voelde hij zich aangetrokken
tot jeugdige beoeleiiaars der wetenschap, die met
degelijkheid, al ware het ook niet in ue richting
dn- hij zelf bij voorkeur zou heboen gevolgd, hei
terrein der meuschehjke kennis zochten uit te
breiden. Elk critiscli onderzoek had voor hem
gruote aantrekkelijkheid. De Leidsche philologi-
sche richting had hij op hel gebied van de geschie
dems der geneeskunde aangewend. Overtuigden
diep doordrongen was hij van Ue vormende kracht
et.ier klassieke opleiding, omdat hij er zelf de
heilrijke vruchten van hud ondervonden, en in
verschillende betrekkingen ook vroeger als curator
vu i het stedelijk gymnasium, trachtte hij underen
tot waardering van klassieken geest en grondige
studie op te wekken. Meer nog dan zijne woordeD
vei mocht ziju voorbeeld; de herinnering daaraan
za ongetwijfeld algemeen in eere blijven.
lil de gewone vergadering op Zaterdag 27 Mei
11. der aldeeling Natuurkunde, van de Konink
lijke Academie van Wetenschappen waren tegen
woordig de heeren: F. C. Donders, voorzitter,
G F. W. Baehr, P. Bleeker, J. A. Boogaard, R
Vau Rees, N. W. P. Rauweuhoff, W. Koster, C. H.
D. Buys Ballot, V. S. M. Van der Willigen, Th. W.
Engelman, J. Bosscha Jr., C. A. J. A. Oudemans,
A. Heyusius, E. H. Vou Bauuihauer, A. C. Oude-
muns, H. Vogelsang, A. H. Van der Boon Mesch,
P. M. Brutel de la Rivière en C. J. Matthes,
secretaris.
De heer G. Van Diesen heeft schriftelijk zijn
ai/.ijn verontschuldigd.
De secretaris bericht dat de basis-meettoestel
van Repsold van gouveruementswege den 12den
dezer is afgehaald en op den bodem Maibit, kapi
tein Popker, is scheep gegaan.
De heer A. C. Oudemans Jr. spreekt over een
nieuw kristallijn harszuur, het hoofdbestanddeel van
een hars, die in het hout van oude exemplaren
eener op Java groeiende couifera, Podocarpus cu-
pressina, varielas imbricata BI., voorkomt. Spreker
deelt de resultaten mede, bij het scheikundig
onderzoek, daarop door hem ingesteld, tot nog
toe verkregen, tiij stelt zich voor, dat onderzoek
voort te zetten, vooral met liet oog op de ontle
dingsproducten, welke onder den invloed van
allerlei agentia uit het podoearpinezuur ontstaan.
Eene voorloopige proef had reeds geleerd, dat
zwavelzuur daarvan eene splitsing te weeg brengt
in twee producten, waarvan het eene tot de vluch
tige vetzuren schijnt te behooren en in den reuk
met valeriaanzuur overeenkomt.
Naar aanleiding van het voorgedragene deelt
de heer G. A. J. A. Oudemans omtrent den ver-
moedelijken oorsprong der hars in de plant het
een en ander inede.
De heer Van der Boon Mesch handelt over
steentjes uil een gedeeltelijk overgebleven Urachut, en
over andere, waarvan het hoofdbestanddeel is
cystine. De heeren Koster en Vogelsang wisselen
daarover niet den spreker van gedachten.
Namens de commissie voor de zou-eklips van
12 December e. k. vertoont de heer J. Bosscha Jr.
het door den instrumentmaker Merz vervaardigde
spectroscoop, hetwelk door bemiddeling van de
heeren Kipp en Zoon, te Delft, met vier polaris-
copen in goede orde ontvangen is, en alsnu met
de eerste geschikte gelegenheid naar Java zal
worden opgezonden.
De heer Donders spreekt over de beoordeeling
van den afstand bij het zien. 11 ij deelt proeven mede
ten bewijze dat de accommodatie der oogen af
gescheiden van de convergentie der gezichtslijnen,
beginsel, dat de Amerikaansche toestanden be-
heerscht, kwam mij vóór in Europa met snelheid
vooruit te dringen naar het gezag? Eene groote
democratische omwenteling heeft onder ons plaats,
alle zien haar, maar niet alle beoordeelen haar
op dezelfde wijze; sommigen zien er eene nieu
wigheid in, die zij hopen nog tot staan te kunnen
brengen, daar zij haar voor een ongeluk houden,
terwijl andereu de beweging houden vooronwe-
derstaanbaar, omdat zij hun voorkomt als het
oudste, het meest blijvende en onafgebroken ver
schijnsel, dat in de geschiedenis bekend is.
Ik ga voor een oogenblik terug tot hetgeen
Frankrijk was voor zeven eeuwen geleden: ik
vind het rijk verdeeld onder eenige familiën, die
den grond bezitten en over de inwoners heer-
schen; het recht om te gebieden daalt af van
geslacht op geslacht met het erfgoedde menschen
hebben maar éen middel om invloed op elkander
uit te oefenen, de kracht, men ziet slechts éen
bron van macht, het grondbezit.
Maar het staatkundig overwicht der geestelijk
heid begint zich te vestigen en weldra uit te
breiden. De curie zet hare rijen open voor den
burger zoowel als voor den adelijken, door middel
van de kerk dringt de gelijkheid door tot inden
boezem der regeering, en hij die als lijfeigene
een alaafscb plantenleven zou hebben moeten
voortslepen, neemt als priester eene plaats iri
tusschen den adel, ja klimt zelfs somtijds op tot
boven den zetel der koningen.
Langzamerhand wordt de samenleving meer
bevestigd en beschaafd, de onderlinge betrekkin
gen der menschen talrijker en ingewikkelder. De
behoefte aan burgerlijke wetten begint zich
levendig te doen gevoelen; daardoor treden de
rechtsgeleerden op; zij komen te voorschijn
uit de duistere zetels der gerechtshoven en de
stoffige schuilhoeken der kanselarijen; ook zij
gaan zetelen aan de hoven tusschen de met her
melijn of ijzer uitgedoschte leenheeren.
De vorsten verarmen zich door groote onder
nemingen, de edelen putten hun vermogen uit
door bijzondere oorlogen, terwijl de burgers zich
door den handel verrijken. De invloed van het
geld op de staatszaken begint zich te doen ge
voelen. De koophandel is een nieuwe bron,
die zich opent voor de macht, en de geldbe
zitters beginnen eene staatkundige macht te
vormen, welke men vleit terwijl men haar ver
acht.
Stap voor stap verspreidt zich de verlichting;
men ziet den smaak voor letteren en schoooe
kunsten ontwaken, dan wordt het verstand een
beginsel van voorspoed, de wetenschap een re
geermiddel en de ontwikkeling van den geest
zekere aanwijzing geeft. Hij toont verder aan
dat men niet slechts uit de convergentie tot den
ufstund besluit, maar ook naar den bekenden
afstand bij de gesloten oogen der implu3ie tot
de vereischte convergentie geven kan, en verde
digt tegen Ewald Hering de projectie naar d
ge-.ichtelijnen. Hij verklaart het feit, dat de illusie
eener schilderij volkomener is bij het zien met
éen oog dan met twee oogen, uit de omstandig
heid, dat in het eerste geval de convergentie der
gezichtslijnen de voorstelling van den afstand
kan volgen, en ook werkelijk volgt, in het laatste
daarentegen onveranderd aan den afstand van
het doek der schilderij gebonden is.
In antwoord op eene vraag van den heer Van
der Boon Mesch betrekkelijk de projectie bij
divergerend scheelzien, met behoud van het ver
mogen om de beide gezichtslijnen door inspanning
op een punt te richten, deelt spreker mede, dat
bij divergerend scheelzien ieder oog doorgaans
juist projicieert, zoodat de normale dekpunten der
netvliezen hebben opgehouden de corresponderende
punten te zijn; dat evenwel een geval is waar
genomen, waarin onder zekere omstandigheden,
behalve de afzonderlijke projectie van ieder oog
naar de richting z.juer gezichtslijnen, eene iw cede,
en wel gelijktijdig, naar de corresponderende
punten voorkwam (Alfred Graefe); dat hij onder
steld had, van de corresponderende natuur der
beide gele vlekken bij divergerend scheelzien nog
ecnig blijk te zullen vinden in den storendeu
invloed van het nabeeld na krachtige inwerking
van magnesiumlicht op een der gele vlekkendat
eenter iu twee door hem opzettelijk onderzochte
gevallen zoodanige stoornis zich met had voor
gedaan, maar dat hij verwachtte, zoo ooit, zeker
in een geval, waarop hier door den heer Vau dei
Boon Mesch gewezen was, die stoornis te zullen
kiiuueu constateren, iu welk geval hij daarom
b jZonder belang stelde.
Iemand die zich V. uoemt, schrijft over hei
ongeluk op hel Schildmeer het volgende aan de
Prov. Gron. Ct.:
»Om vele eu verkeerde geheimzinnige geruch
ten omtrent het verongelukken van drie perso
nen, op den 30sten April 1.1. op het Schild
meer, tegen te gaan en meer licht aan het pu
bliek in deze duistere zaak te verschaffen, kan
het volgende dienen, dat door iemau-l is opge
maakt, niet alleen goed op het Sclnldmeer be
ki-ud, maar die vermeent ook met bet zeilen
met bootjes en jachten goed op de hoogte te zijn
Volgens zijne meening en zijne bekendheid mei
het meer, heeft de zaak op de volgende wijze
plaats gehad. Wanneer men van Apingedam op
het meer komt, heeft men eerst het Kleine meer
dan moet men, om op het Groote meer te ko
men, een scherpen hoek, genaamd de Tetjenhorn,
om. Is men om dien hoek heen, dan krijgt men
onmiddellijk den grootsten slag van het water,
't welk op het meer is, en ook den wind. Men
moet dan altijd op zijne hoede zijn en met een
lossen schoot of, als men zien kan, onmid-
dclijk in den wind opsturen, opdat men geen
ongeluk knjge. In den bewusten nacht, omstreeks
1 uur, woei er een hevige wind, te erg voor het
kleine bootje, om daarmede over liet meer te
zeilen. Misschien had de persoon, die aan het
roer was, den schoot ook wel vast, nademaal er
alle blijken zijn, dat het bootje, den genoemden
hoek ouigezeid hebbende, nagenoeg is omgeslagen,
ten minste zoo ver, dat de heeren S. en K,
er uit zijn gevalleu, en de heer P., die in
de bootjes groot is gebracht, zich daarin heeft
vast gehouden. P. schijnt toen met alle geweld,
't welk ook zichtbaar is, den mast met het
zeil omver gehaald te hebben, om de beide dren
kelingen te redden, 't Schijnt, dat hij S. ook nog
weder in 't bootje heeft gekregen, doch leven
luns. 't Is toch bewezen, dat S. ook in het meer
heeft gelegen. Verder schijnt hij toen al zijne
krachten aangewend te hebben, om ook K. te
redden, maar dat hij, wegens de rankheid van
de boot, toen zijn evenwicht heeft verloren, ol
dat K., die een zwaren mantel om had, hem zoo
heeft vastgehouden, dat zij niet bij machte was,
om zich wederom overeind te kunnen begeven.
Ten bbjke, dat dit vermoeden niet ongegrond is,
kau dienen, dat de lieer P., toen hij met de booi
is komen aandrijven, met het hoofd en de armen
onder water was tot aan de schouders toe, Ook
hieruit kan men opmaken, dat de boot nagenoeg
omgeslagen is, omdat zij half vol water was en
al de goederen, zooals riemen, boeken, parapluie
en de laarzen van P., die hij mede had genomen,
aangespoeld zijn en opgevischt werden.
„Aan vele valsche geruchten is reeds de bodem
ingeslagen door het vinden van K.aan wiens
lijk niets anders te zien was, dan 't geen men
gewoonlijk aan een drenkeling ziet. Nog moet
ik mededeeleu, dat de drie heereu, met wie ik
g-ied bekend was eu met wie ik veel heb om
gegaan, goede vrienden waren en't aan niemand
bekend is, dat er onder hen ooit een verkeerd
woord is voorgevallen.
„Ik hoop, mijnheer de redacteur! dat gij, door
deze inlichtingen aan het publiek bekend tema
ken, er toe bijdragen zult, om vele onwaarheden
te logenstraffen."
De Minister van Justitie heelt een wetsontwerp
ingediend, houdende bedreiging van straf teueu
de veruieliug en de onbruikbaarmaking van scüel
pen en andere vaartuigen door andere daiiiaj,,
artt. 434 en 435 van het wetboek van strafrecht
genoemde middelen. Men zal zich herinneren,dm
het wetsontwerp over hetzelfde onderwerp,
den vorigen minister ingediend, door de Tweede
Kamer is verworpen, nadat de drie artikelen
daarvan door de aanneming van een amendement
des heereu De Lange tot éen waren samengevat.
Het thans ingediende ontwerp luidt ai dus:
Art. 1. Hij, die opzettelijk en wederrechtelijk
schepen of andere vaartuigeu, die hij weet uat
geheel of ten deele aan een auder toebehoorenj
zonder diens toestemming, doet zinkeu of atiau-
den, of door andere dan de in de artt. 434 en
435 van het Wetboek van Strafrecht genoemd#
middelen vernielt of onbruikbaar maakt, wordt
gestraft met gevangenisstraf van éen tot vijl jaren;]
en ïudien hij de schipper is ol dezen vervang
met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaien.
De poging tot het in dit artikel omschreven
waubednjf is strafbaar.
De gevangenisstraf wordt echter bij straf bar J
poging met een derde verminderd.
Art. 2. Hij, die, niet het oogmerk om zich
andereu wederrechtelijk te bevoordeelen of aude
ren wederrechtelijk te beuadeeleu, schepen
andere vaartuigen doel zinkeu of stranden,
door audere dan iu de artt. 434 eu 43a van he
Wetboek van Strafrecht genoemde middelen vei
nielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft me
tuchthuisstraf van vijf lol tien jaren.
Art. 8. Hij, die door het opzettelijk en weder
reehtelijk doeu zinken of strauden, of het do#
audere dan iu de artt. 434 of 435 van het Wet
boek van Strafrecht genoemde middelen vermelei
of onbruikbaar maken vau schepen of ander
vaartuigeu bet leven van een ander in gevas
brengt, wordt gestraft met tuchthuisstraf van
tot 15 jaren eu, ingeval daardoor de dood var
een mensch is veroorzaakt, met tuchthuisstraf var
5 tot 2U jaren.
Art. 4. Art. 436 van het Wetboek van Straf
recht eu art. 20 der wet 29 Juni 1854 [Staalibk
n*. 102) zijn toepasselijk op liet in art. I omschre
ven wanbedrijf en de poging daartoe.
De Minister van Staat en Binnenlandsche Zakti
brengt ter kennis van gezagvoerders van vaal
tuigen die het Hollandsch Diep bevaren, date
2 dezer of op een der eerstvolgende dagen, a
thans voor de vaart nog vrij zijnde zuidelijk
opening van de vaste brug over het Hollamfol
Diep bij Moerdijk met bovenbouw zal words
overspannen, en de vaartuigen, die den zuidelj
ken wal houden, voortaan de vaargeul der dm,
brug zullen moeten doorvaren.
Bij beschikking van den Minister van Finantio
is bepaald dat de navolgende ambtenaren bij it
administratie der posterijen hunne functien zull-.|
uitoefenen als volgt, te weten: de surnumeru|
W. G. Kruseuian, ten postkantore te Sneek;
surnumerair A. Van Raab en Gastein, ten poil
kantore te Heerenveen; de surnumerair Cd
Rambonnet, ten postkantore te Bergen op Zoon
De Minister van Financiën heeft, bij resolutl
van 23 Mei jl', n". 12, beslist, dat petroleum atlht
vóór de toepassing van het tarief moet wordtl
gerangschikt onder den post „olie" (steeo- i
aardolie), belast met 55 cent de 100 kilogram.
Z M. heeft benoemd tot plaatsvervanger
kantonrechter te Oirschot C. Van Leenhof, notan
aldaar, en G. H. Peters, ontvanger der registrali
en domeinen aldaar.
Z. M. heeft benoemdtot kantonrechter i
Vollenhoven Mr. A. Hoeth, thans griffier bij hef
kantongerecht te Oudenbosch; tot griffier bij hei
kantongerecht te Oudeobosch W. P. Koningsleiol
thans griffier bij het kantongerecht te Hulst.
BINNENLAND.
Haarlem, 1 Juni. Gisterenavond is van Be-ij
wijk gevankelijk alhier getransporteerd zeti-1
De W een man, van ruim 70 jaren, algei»
bekend door zijn lust tot het doodschieteor-
honden, katten, kippen enz., ook de mensrfc
waren voor hem niet veilig. Gisteren heeft'
een oud man, die op een erf in zijne nabijhe;
gras sneed, een schot hagel in den rug gegem
welk feit zijne arrestatie onder luide hoerra's eene
onafzienbare menigte, ten gevolge heeft gehad
Helder, 30 Mei. Zr. Ms. raintorenschip Be/I'
ouder bevel van kapt. luit. ter zee J. K. Vaui
eene maatschappelijke kruclit; de geleerden krijgen
l -egang tot de staatszaken.
Naar mate inlusschen dat nieuwe wegen ont
dekt worden, om Lot macht te geraken, ziet men de
waarde eener hooge geboorte dalen. In de elfde
eeuw was de adeldom een onschatbaar goed, iu
de dertiende reeds is zij voor geld te krijgen, het
eerste geval van verheffing tot den adelstand
komt voor iu 1270 en zoo sluipt de gelijkheid
binnen bij de regeeriug door toedoen van de
edelen zeiven.
In de laatst verloopen zevenhonderd jaren is
liet somtijds gebeurt, dut de aristocratie eenig
staatkundig overwicht vergunde aan het volk,
oui daardoor de macht aan hare tegenstanders
te ontrukken of op te staan tegen 't vorstelijk
gezag. Vaker nog zag men de koningen aan de
lagere klassen in den staat een aandeel vergunnen
in de regeering, om daardoor den adelstand te
vernederen.
In Frankrijk zijn de kouingen de ijverigste
gelijkmakers geweest; waren zij eerzuchtig en
sterk dan beproefden zij, om hel volk op te hef
fen tot de hoogte der edelenwaren zij gematigd
en zwak dan lieten zij zelfs toe, dat het volk
zich boven hen zeiven verhief. De een bevorderde
de democratie door zijne talenten, de andere door
zijne ondeugden. Lodewijk XI en Lodewijk XIV
beijverden zich om alles gelijk te maken
den troon, Lodewijk XV is eindelijk met
zijn hof afgedaald iu het slijk.
Zoodra de burgers begonnen grondeigendom
verkrijgen langs anderen weg dan door leenro
righeid, eu dat ook roerend eigendom, voor M
ver bekend, macht en invloed kon geven, W«
er geene ontdekking gedaan in de kunsten, gen
verbetering aangebracht in handel of nijverhe
of zij werd een nieuw bestanddeel voor deslg
uieene gelijkheid der menschen. Alle ontstaat'
behoeften, alle begeerten die voldoening vrag'
zijn vorderingeu op den weg dier gelijkmakit
De smaak voor weelde, de zucht tot krijgsroe
het gezag der mode, de oppervlakkigste zoo"
als de diepste neigingen van het inenscliekj
hart schijnen samen te werken om de rijke»
verarmen en de armen rijk te maken.
Toen de werkzaamheid van het verstand
bron van kracht en rijkdom geworden was, nio*
men iedere ontwikkeling in de wetenschap,i^1
vordering in kennis, elk nieuw denkbeeld
schouwen als een kiem van macht onder I
bereik des volks.
Wordt vervol)^