Lelden, 2 Juut Sedert de vorige opgave zijn alhier door pok keu aangetast 4 personeD, als hersteld opgegeven 2, overleden 4, zoodat in behandeling blijven 156. Op de voordracht van B. en VV. te Amsterdam tot benoeming van een hoogleeraar in de physio- logie aan het Athenaem, in plaats van Or. W. Kühne, vvien met 1*. Aug. eervol ontslag is ver leend, worden aanbevolen de heeren Dr. F. Place, adsistent van het phys. laboratorium te Leiden en Or. VV. Preijer, hoogleeraar te Jena. In de eerste helft der maand Mei zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, die wegens onbekendheid der adressanten niet bezorgd zijn kunuen worden: Gastel te Alkmaar; J. Kliugeloe te Amersfoort J. Gerritsen; Wed. Bakker, H. E. Jansen, W. J. Van Praag, O. Gerueuz allen te AmsterdamVau den Andel te OaarleM. Hertzveld te Eindhoven W. Van Tuijl te's-Giaveuhage; Emmerlof te Gro ningen O. Al. Paré te Hengelo; Versies te Leiden; V. J. Bekker te Menuna(?); Jacobus de Braban der te Soelerwoude; K. Van Staveren te Veen- huizen. Oe Amsterdamsclie conservatieve kiezersver- eeniging Amsterdam heelt tot caudidaten voor het lidmaatschap der Tweede Kamer gekozende heereu H. A. lnsinger, Mr. E. H. 'sJacobenMr. G. C. J. Van Reenen (aftredende leden). Tot can- didaat voor het lidmaatschap der Provinciale Staten is gesteld de heer A. M. J. Hendrichs. In eene te Nieuwesluis gehouden vergadering van het liberale kiescollege koning en \aderland, te Bnelle, welke door 35 kiezers werd bijge woond, is besloten tot het daarstellen van eeuige onderafdeelingen hetwelk onmiddellijk is geschied zooals de ligging der plaatsen in dit district zulks het best aangaf, terwijl HH. kiezers door den voorzitter van het hoofdbestuur, den heer Kraaien hof!, uilgeuoodigd werden zooveel mogelijk tot het coustitueeren van een bestuur voor elke onder- aldeeling mede te werken. Vervolgens werd met algemeene stemmen Dr. Rombach tot candidaat voor de 2de Kamer ge steld, terwijl de heer Vlielander Hein, advocaat te 's-Hage, met 20 van de 23 uitgebrachte stem men, de candidatuur bekwam voor de Prov. Sta ten, in plaats van den heer Lette vau Üostvoorne, die als zoodanig bedankt heeft. De vrijzinnige kiesvereeniging de Grondwet, te 's-Gravenhage, heeft hedenavond iu eene talrijk bezochte vergadering tot candidaat voor het lid maatschap der Tweede Kamer Staten Generaal, gekozen Mr. M. H. Godefroi, voormalig lui der Kamer. De kiesvereeniging de Grondwet te Amsterdam heeft hedenavond tot candidaten voor de Tweede Kamer gesteld: de heereu Mr. C. Fock, Mr. A. S. Vau Nierop en J. P. De Bordes, en voor de Provinciale Staten Mr. H. J. Kist. In het hoofdkiesdistrict Haarlem is door de kiezersvereeniging Eendracht met algemeene stem men tot candidaat gekozen de heer Mr. G. Fock. De kiesvereeniging Met God voor Nederland en Oranje stelt als haren candidaat Mr. A. A. M. N. Keuchenius. Burgerplicht te Hoorn heeft met bijna algemeene stemmen den lieer K. De Jong te Hoogcarspel candidaat gesteld. De Arnhemsche kiesvereeniging heeft voor het lidmaatschap der Tweede Kamer candidaat ge steld Mr. J. P. J. A. graaf van Zuylen van Nijevelt. De kiesvereeniging de Westhoek van Drenthe heeft in eene talrijk bezochte vergadering met alge meene stemmen tot candidaat gesteld voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer voor het hoofdkiesdistrict Steen wijk: Jhr. C. M. Storm van 's Gravesande, altredend lid. Door de kiesvereeniging „ter bevordering van Christelijke en Maatschappelijke belangen te Meppel, is de lieer Mr. B. J. Gratama, hoogleeraar te Groningen, tot iid van de Tweede Kamer (hoofd kiesdistrict Assen) geproclameerd. Te Assen is in eene bijeenkomst van kiezers van de Christelijk-historische richting, professor Gratama te Groningen tot candidaat voor de Tweede Kamer gesteld. De liberale kiesvereeniging te Dokkutn heeft in de plaats van Mr. Van Blom, die bedankt heeft, den heer W. A. Bergsma candidaat ge steld. Te Haarlemmermeer is door de centrale liberale kievereeniging tot candidaat gekozen het aftredend lid Jhr. Mr. J. VV. H. Rutgers van Rozenburg. Het volgend levensbericht van den dezer dagen overleden hoogleeraar F. Z. Erinerins komt voor in de Gron. Ct. Sinds 1841 hoogleeraar in de medische faculteit aan de Groningsche hooge- scliuol, wijdde hij zich met onveruioeideu ijver en welwillendheid aan de belangen van weten schap en hoogeschool. Sterk van lichaam en geest beide, was zijn leven een onafgebroken studie. Zelfs den tijd van rust en uitspanning gebruikte lnj tot onverpoosden arbeid, en bij de hervatting zijner lessen aanvaardde hij zijne ambtsbezigheden met omerminderde frischheid en opgewektheid. Wat hij eens ondernam, volvoerde hij met voortvarend heid zonder tijd of geldelijke opoffering te sparen. Getuigen dat de uitgave van Aretaeus (1847) en Soianus (1864) en bovenal de drie lijvige kwar tijnen, bevattende de werken van Hippocrates, die door hem op last van den Koninklijke Aca demie van wetenschappen tusschen de jaren 1859 en 1864 zijn uitgegeven. Zijne studie was hem in- en uitspanning tevens; wanneer hij zich met het ont waren van de soms zeer bedorven tekstoverleg- ging der Grieksche medici had bezig gehouden, wendde hij zijne opmerkzaamheid op een anderge- bied der letterkunde en verkwikte hij zich door de werken van de grootste geesten van oudereu of nicuweren tijd, onverschillig of zij in Engelsch ol ltiiliaauseh, Grieksch of Latijn hadden geschreven. Bij die buitengewone gaven had Erinerins een gr..ote eenvoudigheid. Vyaud van alle aanmatiging en vertoouiug, kende hij zich geen oordeel toe in de zbken, die buiten den kring van ziju eigenlijk vak lagen, of die uit haren aard voor een stellige keunis niet vatbaar zijn. Wat den schijn van ge/.wets of grootspraak had, wekte zijn beslisten afkeur op. Evenzeer als hem dit verwijderde van hen, die met grooteu ophef en wellicht met etmge overdrijving den staf braken over be staande toestauden, voelde hij zich aangetrokken tot jeugdige beoeleiiaars der wetenschap, die met degelijkheid, al ware het ook niet in ue richting dn- hij zelf bij voorkeur zou heboen gevolgd, hei terrein der meuschehjke kennis zochten uit te breiden. Elk critiscli onderzoek had voor hem gruote aantrekkelijkheid. De Leidsche philologi- sche richting had hij op hel gebied van de geschie dems der geneeskunde aangewend. Overtuigden diep doordrongen was hij van Ue vormende kracht et.ier klassieke opleiding, omdat hij er zelf de heilrijke vruchten van hud ondervonden, en in verschillende betrekkingen ook vroeger als curator vu i het stedelijk gymnasium, trachtte hij underen tot waardering van klassieken geest en grondige studie op te wekken. Meer nog dan zijne woordeD vei mocht ziju voorbeeld; de herinnering daaraan za ongetwijfeld algemeen in eere blijven. lil de gewone vergadering op Zaterdag 27 Mei 11. der aldeeling Natuurkunde, van de Konink lijke Academie van Wetenschappen waren tegen woordig de heeren: F. C. Donders, voorzitter, G F. W. Baehr, P. Bleeker, J. A. Boogaard, R Vau Rees, N. W. P. Rauweuhoff, W. Koster, C. H. D. Buys Ballot, V. S. M. Van der Willigen, Th. W. Engelman, J. Bosscha Jr., C. A. J. A. Oudemans, A. Heyusius, E. H. Vou Bauuihauer, A. C. Oude- muns, H. Vogelsang, A. H. Van der Boon Mesch, P. M. Brutel de la Rivière en C. J. Matthes, secretaris. De heer G. Van Diesen heeft schriftelijk zijn ai/.ijn verontschuldigd. De secretaris bericht dat de basis-meettoestel van Repsold van gouveruementswege den 12den dezer is afgehaald en op den bodem Maibit, kapi tein Popker, is scheep gegaan. De heer A. C. Oudemans Jr. spreekt over een nieuw kristallijn harszuur, het hoofdbestanddeel van een hars, die in het hout van oude exemplaren eener op Java groeiende couifera, Podocarpus cu- pressina, varielas imbricata BI., voorkomt. Spreker deelt de resultaten mede, bij het scheikundig onderzoek, daarop door hem ingesteld, tot nog toe verkregen, tiij stelt zich voor, dat onderzoek voort te zetten, vooral met liet oog op de ontle dingsproducten, welke onder den invloed van allerlei agentia uit het podoearpinezuur ontstaan. Eene voorloopige proef had reeds geleerd, dat zwavelzuur daarvan eene splitsing te weeg brengt in twee producten, waarvan het eene tot de vluch tige vetzuren schijnt te behooren en in den reuk met valeriaanzuur overeenkomt. Naar aanleiding van het voorgedragene deelt de heer G. A. J. A. Oudemans omtrent den ver- moedelijken oorsprong der hars in de plant het een en ander inede. De heer Van der Boon Mesch handelt over steentjes uil een gedeeltelijk overgebleven Urachut, en over andere, waarvan het hoofdbestanddeel is cystine. De heeren Koster en Vogelsang wisselen daarover niet den spreker van gedachten. Namens de commissie voor de zou-eklips van 12 December e. k. vertoont de heer J. Bosscha Jr. het door den instrumentmaker Merz vervaardigde spectroscoop, hetwelk door bemiddeling van de heeren Kipp en Zoon, te Delft, met vier polaris- copen in goede orde ontvangen is, en alsnu met de eerste geschikte gelegenheid naar Java zal worden opgezonden. De heer Donders spreekt over de beoordeeling van den afstand bij het zien. 11 ij deelt proeven mede ten bewijze dat de accommodatie der oogen af gescheiden van de convergentie der gezichtslijnen, beginsel, dat de Amerikaansche toestanden be- heerscht, kwam mij vóór in Europa met snelheid vooruit te dringen naar het gezag? Eene groote democratische omwenteling heeft onder ons plaats, alle zien haar, maar niet alle beoordeelen haar op dezelfde wijze; sommigen zien er eene nieu wigheid in, die zij hopen nog tot staan te kunnen brengen, daar zij haar voor een ongeluk houden, terwijl andereu de beweging houden vooronwe- derstaanbaar, omdat zij hun voorkomt als het oudste, het meest blijvende en onafgebroken ver schijnsel, dat in de geschiedenis bekend is. Ik ga voor een oogenblik terug tot hetgeen Frankrijk was voor zeven eeuwen geleden: ik vind het rijk verdeeld onder eenige familiën, die den grond bezitten en over de inwoners heer- schen; het recht om te gebieden daalt af van geslacht op geslacht met het erfgoedde menschen hebben maar éen middel om invloed op elkander uit te oefenen, de kracht, men ziet slechts éen bron van macht, het grondbezit. Maar het staatkundig overwicht der geestelijk heid begint zich te vestigen en weldra uit te breiden. De curie zet hare rijen open voor den burger zoowel als voor den adelijken, door middel van de kerk dringt de gelijkheid door tot inden boezem der regeering, en hij die als lijfeigene een alaafscb plantenleven zou hebben moeten voortslepen, neemt als priester eene plaats iri tusschen den adel, ja klimt zelfs somtijds op tot boven den zetel der koningen. Langzamerhand wordt de samenleving meer bevestigd en beschaafd, de onderlinge betrekkin gen der menschen talrijker en ingewikkelder. De behoefte aan burgerlijke wetten begint zich levendig te doen gevoelen; daardoor treden de rechtsgeleerden op; zij komen te voorschijn uit de duistere zetels der gerechtshoven en de stoffige schuilhoeken der kanselarijen; ook zij gaan zetelen aan de hoven tusschen de met her melijn of ijzer uitgedoschte leenheeren. De vorsten verarmen zich door groote onder nemingen, de edelen putten hun vermogen uit door bijzondere oorlogen, terwijl de burgers zich door den handel verrijken. De invloed van het geld op de staatszaken begint zich te doen ge voelen. De koophandel is een nieuwe bron, die zich opent voor de macht, en de geldbe zitters beginnen eene staatkundige macht te vormen, welke men vleit terwijl men haar ver acht. Stap voor stap verspreidt zich de verlichting; men ziet den smaak voor letteren en schoooe kunsten ontwaken, dan wordt het verstand een beginsel van voorspoed, de wetenschap een re geermiddel en de ontwikkeling van den geest zekere aanwijzing geeft. Hij toont verder aan dat men niet slechts uit de convergentie tot den ufstund besluit, maar ook naar den bekenden afstand bij de gesloten oogen der implu3ie tot de vereischte convergentie geven kan, en verde digt tegen Ewald Hering de projectie naar d ge-.ichtelijnen. Hij verklaart het feit, dat de illusie eener schilderij volkomener is bij het zien met éen oog dan met twee oogen, uit de omstandig heid, dat in het eerste geval de convergentie der gezichtslijnen de voorstelling van den afstand kan volgen, en ook werkelijk volgt, in het laatste daarentegen onveranderd aan den afstand van het doek der schilderij gebonden is. In antwoord op eene vraag van den heer Van der Boon Mesch betrekkelijk de projectie bij divergerend scheelzien, met behoud van het ver mogen om de beide gezichtslijnen door inspanning op een punt te richten, deelt spreker mede, dat bij divergerend scheelzien ieder oog doorgaans juist projicieert, zoodat de normale dekpunten der netvliezen hebben opgehouden de corresponderende punten te zijn; dat evenwel een geval is waar genomen, waarin onder zekere omstandigheden, behalve de afzonderlijke projectie van ieder oog naar de richting z.juer gezichtslijnen, eene iw cede, en wel gelijktijdig, naar de corresponderende punten voorkwam (Alfred Graefe); dat hij onder steld had, van de corresponderende natuur der beide gele vlekken bij divergerend scheelzien nog ecnig blijk te zullen vinden in den storendeu invloed van het nabeeld na krachtige inwerking van magnesiumlicht op een der gele vlekkendat eenter iu twee door hem opzettelijk onderzochte gevallen zoodanige stoornis zich met had voor gedaan, maar dat hij verwachtte, zoo ooit, zeker in een geval, waarop hier door den heer Vau dei Boon Mesch gewezen was, die stoornis te zullen kiiuueu constateren, iu welk geval hij daarom b jZonder belang stelde. Iemand die zich V. uoemt, schrijft over hei ongeluk op hel Schildmeer het volgende aan de Prov. Gron. Ct.: »Om vele eu verkeerde geheimzinnige geruch ten omtrent het verongelukken van drie perso nen, op den 30sten April 1.1. op het Schild meer, tegen te gaan en meer licht aan het pu bliek in deze duistere zaak te verschaffen, kan het volgende dienen, dat door iemau-l is opge maakt, niet alleen goed op het Sclnldmeer be ki-ud, maar die vermeent ook met bet zeilen met bootjes en jachten goed op de hoogte te zijn Volgens zijne meening en zijne bekendheid mei het meer, heeft de zaak op de volgende wijze plaats gehad. Wanneer men van Apingedam op het meer komt, heeft men eerst het Kleine meer dan moet men, om op het Groote meer te ko men, een scherpen hoek, genaamd de Tetjenhorn, om. Is men om dien hoek heen, dan krijgt men onmiddellijk den grootsten slag van het water, 't welk op het meer is, en ook den wind. Men moet dan altijd op zijne hoede zijn en met een lossen schoot of, als men zien kan, onmid- dclijk in den wind opsturen, opdat men geen ongeluk knjge. In den bewusten nacht, omstreeks 1 uur, woei er een hevige wind, te erg voor het kleine bootje, om daarmede over liet meer te zeilen. Misschien had de persoon, die aan het roer was, den schoot ook wel vast, nademaal er alle blijken zijn, dat het bootje, den genoemden hoek ouigezeid hebbende, nagenoeg is omgeslagen, ten minste zoo ver, dat de heeren S. en K, er uit zijn gevalleu, en de heer P., die in de bootjes groot is gebracht, zich daarin heeft vast gehouden. P. schijnt toen met alle geweld, 't welk ook zichtbaar is, den mast met het zeil omver gehaald te hebben, om de beide dren kelingen te redden, 't Schijnt, dat hij S. ook nog weder in 't bootje heeft gekregen, doch leven luns. 't Is toch bewezen, dat S. ook in het meer heeft gelegen. Verder schijnt hij toen al zijne krachten aangewend te hebben, om ook K. te redden, maar dat hij, wegens de rankheid van de boot, toen zijn evenwicht heeft verloren, ol dat K., die een zwaren mantel om had, hem zoo heeft vastgehouden, dat zij niet bij machte was, om zich wederom overeind te kunnen begeven. Ten bbjke, dat dit vermoeden niet ongegrond is, kau dienen, dat de lieer P., toen hij met de booi is komen aandrijven, met het hoofd en de armen onder water was tot aan de schouders toe, Ook hieruit kan men opmaken, dat de boot nagenoeg omgeslagen is, omdat zij half vol water was en al de goederen, zooals riemen, boeken, parapluie en de laarzen van P., die hij mede had genomen, aangespoeld zijn en opgevischt werden. „Aan vele valsche geruchten is reeds de bodem ingeslagen door het vinden van K.aan wiens lijk niets anders te zien was, dan 't geen men gewoonlijk aan een drenkeling ziet. Nog moet ik mededeeleu, dat de drie heereu, met wie ik g-ied bekend was eu met wie ik veel heb om gegaan, goede vrienden waren en't aan niemand bekend is, dat er onder hen ooit een verkeerd woord is voorgevallen. „Ik hoop, mijnheer de redacteur! dat gij, door deze inlichtingen aan het publiek bekend tema ken, er toe bijdragen zult, om vele onwaarheden te logenstraffen." De Minister van Justitie heelt een wetsontwerp ingediend, houdende bedreiging van straf teueu de veruieliug en de onbruikbaarmaking van scüel pen en andere vaartuigen door andere daiiiaj,, artt. 434 en 435 van het wetboek van strafrecht genoemde middelen. Men zal zich herinneren,dm het wetsontwerp over hetzelfde onderwerp, den vorigen minister ingediend, door de Tweede Kamer is verworpen, nadat de drie artikelen daarvan door de aanneming van een amendement des heereu De Lange tot éen waren samengevat. Het thans ingediende ontwerp luidt ai dus: Art. 1. Hij, die opzettelijk en wederrechtelijk schepen of andere vaartuigeu, die hij weet uat geheel of ten deele aan een auder toebehoorenj zonder diens toestemming, doet zinkeu of atiau- den, of door andere dan de in de artt. 434 en 435 van het Wetboek van Strafrecht genoemd# middelen vernielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van éen tot vijl jaren;] en ïudien hij de schipper is ol dezen vervang met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaien. De poging tot het in dit artikel omschreven waubednjf is strafbaar. De gevangenisstraf wordt echter bij straf bar J poging met een derde verminderd. Art. 2. Hij, die, niet het oogmerk om zich andereu wederrechtelijk te bevoordeelen of aude ren wederrechtelijk te beuadeeleu, schepen andere vaartuigen doel zinkeu of stranden, door audere dan iu de artt. 434 eu 43a van he Wetboek van Strafrecht genoemde middelen vei nielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft me tuchthuisstraf van vijf lol tien jaren. Art. 8. Hij, die door het opzettelijk en weder reehtelijk doeu zinken of strauden, of het do# audere dan iu de artt. 434 of 435 van het Wet boek van Strafrecht genoemde middelen vermelei of onbruikbaar maken vau schepen of ander vaartuigeu bet leven van een ander in gevas brengt, wordt gestraft met tuchthuisstraf van tot 15 jaren eu, ingeval daardoor de dood var een mensch is veroorzaakt, met tuchthuisstraf var 5 tot 2U jaren. Art. 4. Art. 436 van het Wetboek van Straf recht eu art. 20 der wet 29 Juni 1854 [Staalibk n*. 102) zijn toepasselijk op liet in art. I omschre ven wanbedrijf en de poging daartoe. De Minister van Staat en Binnenlandsche Zakti brengt ter kennis van gezagvoerders van vaal tuigen die het Hollandsch Diep bevaren, date 2 dezer of op een der eerstvolgende dagen, a thans voor de vaart nog vrij zijnde zuidelijk opening van de vaste brug over het Hollamfol Diep bij Moerdijk met bovenbouw zal words overspannen, en de vaartuigen, die den zuidelj ken wal houden, voortaan de vaargeul der dm, brug zullen moeten doorvaren. Bij beschikking van den Minister van Finantio is bepaald dat de navolgende ambtenaren bij it administratie der posterijen hunne functien zull-.| uitoefenen als volgt, te weten: de surnumeru| W. G. Kruseuian, ten postkantore te Sneek; surnumerair A. Van Raab en Gastein, ten poil kantore te Heerenveen; de surnumerair Cd Rambonnet, ten postkantore te Bergen op Zoon De Minister van Financiën heeft, bij resolutl van 23 Mei jl', n". 12, beslist, dat petroleum atlht vóór de toepassing van het tarief moet wordtl gerangschikt onder den post „olie" (steeo- i aardolie), belast met 55 cent de 100 kilogram. Z M. heeft benoemd tot plaatsvervanger kantonrechter te Oirschot C. Van Leenhof, notan aldaar, en G. H. Peters, ontvanger der registrali en domeinen aldaar. Z. M. heeft benoemdtot kantonrechter i Vollenhoven Mr. A. Hoeth, thans griffier bij hef kantongerecht te Oudenbosch; tot griffier bij hei kantongerecht te Oudeobosch W. P. Koningsleiol thans griffier bij het kantongerecht te Hulst. BINNENLAND. Haarlem, 1 Juni. Gisterenavond is van Be-ij wijk gevankelijk alhier getransporteerd zeti-1 De W een man, van ruim 70 jaren, algei» bekend door zijn lust tot het doodschieteor- honden, katten, kippen enz., ook de mensrfc waren voor hem niet veilig. Gisteren heeft' een oud man, die op een erf in zijne nabijhe; gras sneed, een schot hagel in den rug gegem welk feit zijne arrestatie onder luide hoerra's eene onafzienbare menigte, ten gevolge heeft gehad Helder, 30 Mei. Zr. Ms. raintorenschip Be/I' ouder bevel van kapt. luit. ter zee J. K. Vaui eene maatschappelijke kruclit; de geleerden krijgen l -egang tot de staatszaken. Naar mate inlusschen dat nieuwe wegen ont dekt worden, om Lot macht te geraken, ziet men de waarde eener hooge geboorte dalen. In de elfde eeuw was de adeldom een onschatbaar goed, iu de dertiende reeds is zij voor geld te krijgen, het eerste geval van verheffing tot den adelstand komt voor iu 1270 en zoo sluipt de gelijkheid binnen bij de regeeriug door toedoen van de edelen zeiven. In de laatst verloopen zevenhonderd jaren is liet somtijds gebeurt, dut de aristocratie eenig staatkundig overwicht vergunde aan het volk, oui daardoor de macht aan hare tegenstanders te ontrukken of op te staan tegen 't vorstelijk gezag. Vaker nog zag men de koningen aan de lagere klassen in den staat een aandeel vergunnen in de regeering, om daardoor den adelstand te vernederen. In Frankrijk zijn de kouingen de ijverigste gelijkmakers geweest; waren zij eerzuchtig en sterk dan beproefden zij, om hel volk op te hef fen tot de hoogte der edelenwaren zij gematigd en zwak dan lieten zij zelfs toe, dat het volk zich boven hen zeiven verhief. De een bevorderde de democratie door zijne talenten, de andere door zijne ondeugden. Lodewijk XI en Lodewijk XIV beijverden zich om alles gelijk te maken den troon, Lodewijk XV is eindelijk met zijn hof afgedaald iu het slijk. Zoodra de burgers begonnen grondeigendom verkrijgen langs anderen weg dan door leenro righeid, eu dat ook roerend eigendom, voor M ver bekend, macht en invloed kon geven, W« er geene ontdekking gedaan in de kunsten, gen verbetering aangebracht in handel of nijverhe of zij werd een nieuw bestanddeel voor deslg uieene gelijkheid der menschen. Alle ontstaat' behoeften, alle begeerten die voldoening vrag' zijn vorderingeu op den weg dier gelijkmakit De smaak voor weelde, de zucht tot krijgsroe het gezag der mode, de oppervlakkigste zoo" als de diepste neigingen van het inenscliekj hart schijnen samen te werken om de rijke» verarmen en de armen rijk te maken. Toen de werkzaamheid van het verstand bron van kracht en rijkdom geworden was, nio* men iedere ontwikkeling in de wetenschap,i^1 vordering in kennis, elk nieuw denkbeeld schouwen als een kiem van macht onder I bereik des volks. Wordt vervol)^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2