met hunne voorlichting, maar door werkdadige
medewerking in die gedeelten, waar het werk
eener commissie vertraging had ondervonden,
krachtig hebben ondersteund.
Dat de werkzaamheden van dit onderzoek, dat
eenigermate gelijken tred moest houden met bet
onderzoek van het water, een tijdperk van vier
jaren hebben gevorderd, zal niemand bevreemden.
Dat onderzoek toch heeft geloopen over niet
minder dan 4214 huizen, door onvermogenden
bewoond. Omtrent het woord huiien herinneren
wij aan de beteekenis, daaraan in onze tabellen
en verslagen altijd gehecht: daaronder wordt
namelijk verstaan het geheele afzonderlijk be
staande gebouw, voor bewoning van een of meer
afzonderlijke gezinnen ingericht. In die beteeke
nis moet het oordeel en de indeeling in de drie
categoriën goed, matig en slecht worden verstaan.
Met betrekking tot de huren is daarentegen
altijd gelet op elke afzonderlijke woning, dat is,
dat gedeelte van een gebouw, dat voor eeu af
zonderlijk gezin tot woning verstrekt.
Het verdient hierbij te worden opgemerkt, dat
het aanvankelijk verkregen resultaat voor de lste
Wijk, in ons eerste verslag vermeld, dat ge
brek aan behoorlijke ruimte weinig wordt aan
getroffen, door het onderzoek in de overige
wijken volkomen is bevestigd. Gebrek aan be
hoorlijke ruimte is alleen bij uitzondering waar
genomen. In onze tabel is in de kolom der aan
merkingen vermeld, dat drie huizen, die in de
kolom van voldoende waren opgenomen, wegens
gebrek aan ruimte eigenlijk afkeuring verdienden.
Dit cijfer was te onbeduidend, om gebrek aan
ruimte onder de gebreken op te nemen. De huizen,
voor onvermogendeu bestemd, worden voor het
groote meerendeel slechts door éen of twee ge
zinnen bewoond. Het verschijnsel, dat een huis
door vier gezinnen bewoond wordt, doet zich
herhaaldelijk voor; maar huizen, door meer dan
vier gezinnen bewoond, belmoren tot de uitzon
deringen. Er zijn vele gezinnen, die niet meer
dan éen vertrek tot hunne beschikking hebben;
maar het groote meerendeel heeft er twee, waar
van echter een, deels tot zomerwoning, deels
tot bergplaats ingericht, in veel minder bewoon
baren staat is, dan het eigenlijke woonvertrek.
Het kwaad van kelderwoningen mag in onze
stad onbekend genoemd worden. Wij troffen niet
meer dan éen bewoond keldervertrek aan, waar
een weduwe met hare twee kinderen voor 50
cent per week eene vochtige en ongezonde woon
plaats vond, van tijd tot tijd door water over
stroomd.
Slechte muren, gebrekkig onderhoud en slechte riolen
bleken, even als in Wijk I, de hoofdgebreken in
de geheele stad zijn, Op deze hoofdgebreken heeft
het verder onderzoek zich vooral gericht. In het
oordeel over het meer of minder voldoende der
huizen konde en moest het algemeen onderzoek
zich tot deze drie hoofdgebreken beperken. In
dat oordeel hebben de verschillende Commissien
zich trouw gehouden aan hetgeen aanvankelijk
was besproken en aanbevolen, dat men namelijk
niet naar het onbereikbare grijpen, maar inte
gendeel de eischen voor voldoende woningen zoo
gematigd mogelijk stelleu zou.
Als goed zijn naar dien maatstaf onderscheiden
huizen aangemerkt, hoewel daarin niet onbelang
rijke gebreken werden gevonden, zoodra deze
door andere voordeelen eenigszins werden opge
wogen. Als matig zijn aangewezen vele huizen,
wegens belangrijke gebreken zeker als niet on
schadelijk te achten voor de gezondheid, zoodra
zij zich eenigszins gunstig onderscheidden boven
vele andere, die met het oog op algemeene ge
zondheid, volgens de laagst mogelijk gestelde
eischen bepaalde afkeuring verdienden.
Naar zulk een maatstaf hebben wij niet meer
dan 563 van de 2214 onderzochte huizen,
voor voldoende kunnen verklaren.
Van de 1651 overblijvende kouden 804, d. i.,
de kleine heeft, in de categorie van matig gebracht
worden, terwijl 847 als slecht moeten worden
aangemerkt.
Onder de gebreken staat bovenaan dat van
slechte muren, dat zijn in den regel, slecht en
zonder harde voeling gebouwde muren, die door
dit gebrek in de bouwing en door ouderdom
vochtig en vuil zijn geworden. Daarop volgen de
gebreken van slecht onderhoud, zoowel van ra
men, deuren, vloeren enz., als ook van het dak
en de goten, hetgeen ook mede de vochtigheid
en daardoor de ongezondheid der huizen ver
meerdert. Eindelijk volgt de slechte staat der
riolen, die in onderscheiden huizen medewerkt,
om de lucht vochtiger, vunziger en vuiler te
maken.
In ln 1651 onvoldoend geoordeelde huizen wer
den de muren afgekeurd over een getal van 1407.
in 11 SI werd het onderhoud, in 4Ï5 de staat der
riolen gebrekkig bevonden.
In deze 1651 onvoldoend geoordeelde huizen
werden de drie hoofdgebreken vereenigd gevon
den in een getal vau 289. Het groote meerendeel,
176, moest daarvan als slecht worden gequalili-
ceerd, Niettegenstaauue deu samenloop vau al
deze gebreken werd nog een getal van 118 als
matig aangemerkt.
Verder werden afgekeurd wegens samenloop
van gebreken in riolen en muren, als matig 20,
als slecht 27, totaal 47; wegens gebreken in riolen
en onderhoud, als matig 32, als slecht 20, totaal
52 wegens gebreken in de muren en onderhoud,
als matig 304, als slecht 381, totaal 685; wegens
gebreken in riolen alleen, als matig 31, als slecht
6, totaal 37; wegens gebreken in de muren al
leen, als matig 193, als slecht 193, totaal 386
eu eindelijk, wegens gebreken in onderhoud al
leen, als matig 111, als slecht 44, totaal 155.
Omtrent de cijfers der huren herinneren wij
aan de opmerking, reeds in het eerste verslag
gemaakt, dut men aan de cijfers van gemiddelde
huren het meeste gewicht moest hechten. De
cijfers van hoogste en laagste huren betreffen ge
ïsoleerde toestanden, die met den algemeenen
stand der huren weinig in verband staan. Zoo
geeft het cijfer der hoogste huren meer eenige
aauwijzing, tot welk een peil de commissie in
haar onderzoek van woningen voor onvermogen
den, althans in enkele of in een enkel geval is
opgeklommen, dan dat men daaruit gevolgtrekkin
gen omtrent huren van arbeiderswoningen in het
algemeen zou kunnen maken. Enkele uitzonde
ringen buiten rekening gelaten, rijzen die huren
gewoonlijk niet boven 1 Gl., hoogstens f 1.10 per
week- Dage prijzen, zooals 20, 22} en 25 cent
behooren evenzeer tot de uitzonderingen. Dat zijn
prijzen die in enkele gevallen worden betaald
voor een achterkamertje, aan een éenloopend
persoon, bloedverwant of ook wel vreemde, afge
staan. Dergelijke kleine woniugtjes behooren ge
lukkig tot de zeldzame uitzonderingen. Over het
algemeen dalen de prijzen niet lager dan tot 60,
55 eu 50 cent en in sommige gevallen tot 40 cent.
Het getal van woningen tegen dezen laatsten
prijs is zeer gering. Enkele geheel buitengewone
gevallen moet men natuurlijk buiten rekening
laten. Zoo vonden wij een vrij talrijk gezin ge
huisvest voor -30 cent. De prijs is laag; maar men
moet weten, wat het was, hetgeen hier tot wo
ning diende. Hel ongelukkige gezin had tot woon
plaats een zolder, waar eene kachelpijp door de
pannen gestoken was, om het doorluchtige ver
trek eenigszins te verwarmen. Er was geen andere
toegang, dan langs eene oude ladder, waarmede
men het zolderluik bereiken en binnenklimmen
kon. Niettegenstaande het gevaar, dat het open
staande luik voor de jeugdige bewoners aanbood,
leefde daar eene moeder met een vrij talrijk gezin,
waaronder nog zeer jonge kinderen.
Op het iniddencijfer der huren in de ver
schillende wijken, kunnen de enkele buitenge
woon hooge en buitengewoon lage huren geeri
invloed van eenig aanbelang oefenen. Indien men
nagaat, dat het iniddencijfer voor alle op dit punt
onderzochte woningen in de onderscheidene wij
ken verkregen is door optelling van de huren
van al de woningen voor minvermogenden in
die wijk, waardoor men in de meeste wijken
kwam tot een cijfer van 200600, terwijl die
som werd gedeeld door het cijfer der gezamen
lijke woningen; dan zal men inzien, dat een ge
tal van 2 of 3 zelfs van 6 kleine vertrekjes van
20 eu 30 cent huur per week op den middenprijs
van geen merkbare invloed zijn kan evenmin
als de enkele woningen waar een huurprijs van
f 1.50, f 1.75 f 1.80 wordt betaald. Het kleine
verschil, dat dergelijke uitgezonderd hooge of lage
huurprijzen op de middencijl'er der huren konden
uitoefenen, verdwijnt bijkans geheel, doordat het
verschil dat bijzonder lage huren zouden opleve
ren, wordt opgewogen door liet verschil, dat de
bijzonder hooge huren zouden aanbrengen.
De middencijfers waren in Wijk I voor de
goede woningen 70, voor de matige 62%, voor
de slechte 66'/,, voor alle te samen 66 cent; in
Wijk II voor de goede 79%, voor de matige
69%, voor de slechte 60% en voor alle te samen
70 cent; in Wijk III voor de goede 91, voor de
matige 73'/s, voor de slechte 68 eu alle te samen
Tt'l, cent; in Wijk IV voor de goede 109, voor
de matige 90'/t, voor de slechte 764/u en voor
alle te samen 91; in Wijk V voor de goede 89%,
voor de matige 79, voor de slechte 61 en voor
alle te samen 75%; in Wijk VI voor de goede
81%, voor de matige 68%, voor de slechte 59%
en voor alle te samen 69%; in Wijk VII voor
de goede 66, voor de matige 78, voor de slechte
67 en voor alle te samen 70%; in Wijk VIII vcor
de goede 77, de matige 65, voor de slechte 78%
en voor alle te samen 69 ceut; in Wijk IX voor
de goede 100 cent, terwijl in deze zoogenaamde
buitenwijk, uit enkele huizen bestaande, niet
anders dan betrekkelijk goede woningen gevon
den zijn.
De samenstelling van al de middencijfers der
negen wijken, gedeeld door dit laatste getal levtrt
als middencijfers voor huur der goede woningm
84®/|0, voor de matige 65®/io> T00r de slechte 59'/,,
en voor alle te samen 76*/,cent.
Hij deze berekening dient te worden opgemerkt,
dat de zoogenaamde buitenwijk, Wijk IX, omdat
zij slechts 9 woningen aan den singel, alle sis
goed aangemerkt, bevat, die in de termen vallen
voor ons onderzoek, eigenlijk buiten berekening
zouden kunnen blijven met betrekking tot hst
oordeel over de stad. Laat men deze Wijk buittn
berekening, dan wordt het middencijfer d;r
goede woningen, bijkans 83 en dat van al de drie
soorten te samen voor de 8 Wijken in de stad 73%
cent, terwijl het cijfer voor de matige blijft, als
boven werd opgegeven.
Reeds in ons verslag van hel vorige jaar maakten
wij de opmerking, dat de huren in Wijk IV,
waar betrekkelijk zeer weinig onvermogenden
wonen, van de overige wijken zeer ver
schillen en een belangrijk hooger cijfer berei
ken, hetgeen wij meenden te moeten toeschrij-
veu aan meerdere gemak, voor de onvermogende
bewoners dier wijk in het vorkrijgen van eenig
bijwerk. Met opzicht .ot het water is de toestand
in deze wijk ook iets gunstiger, daar de stads-
pompen aldaar voor het meerendeel beter, of
minder slecht, water leveren, dan de pompen in
overige wijken.
Laat men ook deze eenigszins exceptioneele
wijk buiten berekening, dan verkrijgt men voor
de 7 overblijvende wijken, voor de huurprijzen
van de woningen der onvermogenden, de vol
gende middencijfersvoor de goede 79} voor de
matige bijkans 71, voor de slechte 65} en voor
alle soorten te zamen 71'/u cent per week.
Ongeveer 70 cent per week kan men alzoo
als de gewone huur voor de onvermogenden in
Leiden beschouwen. Voor dien prijs vindt men
sommige werkelijk goede en gezonde woningen;
maar men vindt er ook van dien en van hooger
prijs, die, slecht onderhouden en slecht gebouwd,
tot de meest ongezonde verblijven moeten gerekend
worden. De ongelukkige bewoners blijven dik
wijls in die gezonde huizen een betrekkelijk
hoogen prijs betalen, voor een deel onbewust,
aan welke nadeelen en gevaren zij daardoor
zichzelf en hunne kinderen blootstellen. Hoe weinig
de bewoners op de eischen voor gezondheid ge
let wordt, blijkt bijzonder uit Wijk VII, waar
het iniddencijfer voor de matige woningen, 78
cent, dat voor de goede, 66 cent, ver overtreft.
In Wijk 1 is het middencijfer voor de slechte
woningen, 65% cent, hooger dan dat voor de ma
tige, 62% cent.
Hoewel de hoedanigheid en de bruikbaarheid
der woningen van invloed is op de de prijzen,
gelijk ook door de middencijfers voor de geza
menlijke wijken wordt aangewezen, is bijzonder
ook bij plaatselijke bezichtiging herhaaldelijk ge
bleken, dat de bewoners volstrekt geen besef
hebben van de onmisbare eischen van een gezonde
woning, hoe laag men de eischeu daarvoor ook
stelle. Het is er nog ver van verwijderd, dat voor
de belangen van de algemeene gezondheid in
dit opzicht voldoende zou gewaakt worden door
de zorg der eerste (hoewel niet de éenige) be-
ladghebbenden. Daarom meenen wij het als een
eerste plicht voor de burgers van Leiden in het
algemeen te moeteu aanbevelen, dat zij de ste
delijke Regeering steunen in de vaak moeilijke
taak van nauwgezet toezicht op het bouwen en
op de bewoning van huizen van onvermogenden.
Ook in onze overigens ruim gebouwde stad
bestaat er eeu streven, op sommige plaatsen, een
toenemend streven, om op eeu klein en bekrompen
terrein arbeiderswoningen te plaatsen, die geen
ander uitkomen hebben, dan aan een besloten
slop met een nauwen iegang aan de straat. Een
nauwlettend toezicht van Burgemeester en Wet
houders, krachtens artikel 310 en 311 der alge
meene politieverordening, ondersteund door den
goeden wil der bevolking, vermag daarentegen
veel, althans oin den voortgang van dat kwaad
te stuiten.
In ons vorig verslag werd door ons gewezen
op de wenschelijkheid, dat uitvoering zou worden
gegeven aan art. 230—245 der algemeene politie
verordening tegen de bewoning van huizen voor
de gezondheid nadeelig. Daarbij maaklen wij
melding van voorvallen uit de rechtspraak, waar
door de bezwaren tegen de uitvoering eeniger
mate schenen te worden verminderd. Wij billijk
ten echter de schroomvalligheid der Regeering,
oui tot toepassing van de strafverordening over
te gaan, anders dan in de uiterste noodzakelijk
heid. Daaromtrent is onze zienswijze onveranderd
gebleven. Nu echter het onderzoek over de ge
heele stad het resultaat heeft geleverd, dat veel
meer dan der woningen van onvermogenden
slecht en voor degezondheid nadeelig moet genoemd
worden, terwijl daaronder enkele zijn in zulk een
slechten staat, dat de bewoning lichtelijk een
kwijnend en ziekelijk leven ten gevolge zal heb
ben en onder bijzondere omstandigheden het
broeinest zal opleveren, waaruit zich epidemische
ziekten in verergerde mate over de stad versprei
den nu gelooven wij, dat de Leidsche burger
schap niet langer aarzelen mag, om hare volko
men goedkeuring te schenken aan krachtige
maatregelen der stedelijke Regeering, ten einde
eigenaars en bewoners te noopen om op te hou
den met het geven eener bestemmiug aan de
door hen in eigendom of gebruik bezeten huizen,
waardoor de algemeene welstand en het leven
der ingezetenen op zulk eene vreesselijke wijze
bedreigd wordt.
Het is ons aangenaam, terwijl wij der Regee
ring voor de bereid willigheid, waarmede zij onze
pogingen steunde tot bevordering van de alge
meene gezondheid, voor zooveel dit van hunne
onmiddelijke werking afhing, onzen bijzonderen
dank brengen, er te kunnen bijvoegen: dat zij,
waar het de behartiging der algemeene gezond"
heid betreft, hoewel noode tot ae toepassing van
strenge straf bepaliugen tegen de ingezetenen
overgaande, toch niet voor den moeilijken pli^
terugdeinst, om de strafbepalingen der vastge
stelde verordeningen in toepassing te bren^
tegen hardnekkigen onwil van eigenaars en°g
bruikers. Ernstig is zij, wij gelooven dit te in0»e
mededeelen, bedacht om aan de bepalingen de
politieverordeningen op dat punt uitvoering
geven. Daartoe zijn inlichtingen gevraagd; daat
voor wordt onderzoek gedaan.
Mochten eigenaars en gebruikers, voor dat het
tot de uiterste maatregelen komen moet, tot in.
keer komen; gelijk reeds enkelen, hoewel zee
enkelen, nadat wij hunne panden in slechten en
on bewoonbaren toestand hadden gevonden, althans
tot eenige verbetering zijn overgegaan.
Dit hopen en vertrouwen wij in allen gevalle
dat de Regeering, waar zij tot den moeielijken
maatregel komen moet, om zich door toepassing
van straf de ontevredenheid en den wrevel op
den hals te halen van enkelen, die voordeelen
mochten willen zoeken in strijd met het publiek
belang, aan de andere zijde door de verlichte
burgerschap krachtig zal worden gesteund in hare
maatregelen tot bevordering voor de algemeene
gezondheid.
Voor zoover meer en meer de meening wordt
uitgesproken, dat het eene ongeoorloofde hande
ling is, huizen in te richten, te bewonen en te
laten bewonen op zulk eene wijze, dat de alge
meene gezondheid daardoor bedreigd wordt, kan
deze publieke opinie veel tot verbetering bijdragen.
In den tegenwoordigen toestand onzer stad ii
echter meer noodig. Inzonderheid zal men ook
moeten kunnen rekenen op den materieelen steun
der meer gegoeden.
Terwijl de laatste hand aan het onderzoek ge
legd werd, is in onze sectie ernstig in overwe
ging gekomen de oprichting eener bouwvereeni-
ging. Indien met een behoorlijk kapitaal wonin
gen op verschillende plaatsen der stad aangekoeti
en verhuurd worden, terwijl hetgeen na uitkee-
ring van eene behoorlijke rente aan de aandeel
houders van de zuivere winst overblijft, op dt
meest zuinige wijze wordt besteed totopbouwiü;
van goed ingerichte en gezonde arbeiders-wonin
gen, waardoor de oude en gebrekkige woningen
langzamerhand worden vernietigd, zou zulk eens
vereeniging, op deugdelijke grondslagen gevestigd
en ordelijk beheer voerende, ongetwijfeld levens
vatbaarheid hebben. Het voorbeeld van anden
steden heeft het geleerd.
Men bedoelde daarmede zelfs niet in de verte
eenig beroep op de mildadigheid. Integendeel lag
in de bedoeling de vestiging eener onafhankelijke
vereeniging, zoo ingericht, dat zij eene solide
geldbelegging tegen 5 pCt. aan de kapitalisten
zou uanbieden. Hadden de buitengewone omstan
digheden in ons werelddeel het niet verhinderd,
dan zouden reeds in den afgeloopen zomer de
Leidsche ingezetenen zijn uilgenoodigd tot deel
neming aan zulk eene vereeniging, waarvoor
door den voorzitter dezer sectie vele besprekingen
gehouden en onderhandelingen gevoerd zijn.
Wat tot nog toe door deu verschrikkelijken en
gruwelijken oorlog tusschen naburige staten werd
teruggehouden, zal, naar wij hopen, weldra na
het sluiten van den zoo lang gewenschten vrede
ten uitvoer gelegd worden.
Het geldt hier de grootste en de meest gewich
tige belangen van de gansche bevolking. Wij
merkten het reeds in een vorig verslag op, dal
er wat den gezondheidstoestand betreft, een nauwe
band bestaat tusschen de geheele bevolking. Wij
voegden er bij; zoo daaromtrent twijfel bestaan
mocht, de verschrikkelijke epidemiën der laatste
jaren zouden daar zijn, om het te bewijzen.
Meermalen werden wij, ook in onze algemeens
vergaderingen, aangespoord, om middelen tot her
stel aan te wijzen. Wij moesten daaraan weer
stand bieden, zoolang het onderzoek naar den
feitelijken toestand niet geheel was afgeloopen.
Thans is dat onderzoek voleindigd. De resultaten
liggen voor U, waaruit onwedersprekelijk is be
wezen, dat de toestaud van de woningen der
onvermogenden dringend voorziening eischt. Eens
klaps daarin verandering te willen brengen, zou
tot het rijk der dwaze illusiëu behooren; maar
men kan door de oprichting en ondersteuning
eener bouwvereeniging een begin maken op den
weg, die langzaam, maar zeker, tot genezing der
kwaal leiden kan.
Mogen onze medearbeiders van een langdurig
en moeitevol onderzoek de voldoening smaken,
dat zij hunne medeburgers de handen zien aan
het werk slaan, om ook in dit opzicht de alge
meene volksgezondheid te helpen bevorderen, en,
dat het niet noodig zij, dat vooraf een nieuwe
spoorslag aan dat werk gegeven worde door zware
epidemiën, waardoor ook aan de meest onver
schilligen de oogen zouden worden geopend.
Aldus uitgebracht op de algemeene verga
dering van 27 Februari 1871.
A. Heynsius,
President.
F. B. Cohinck Lijsfsting,
Secretaris.