Villen is kunnen. S°. 3448 Maandag A". 1871. 8 Mei. Mr. C. W. HUBRECHT Jhr. Mr. H. A. STEENGRACHT? LEIDSCB DAGBLAD. PRIJÖ DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden....-ƒ3.00. Franco per post3.85. Afionderlijke Nommers9 0.05. Deze C.oui'aat wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTENTIKN. Voor iederen regel0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan. De dag voor de verkiezingen voor de Provin cie Staten nadert en wij willeD nog een enkel oord tot de kiezers spreken om hen opmerk- tn te maken op het belang, dat aan den uit- daarvan verbonden is. Wij wezen er reeds erhaalde malen op, dat hij die zijne stem uit- rengt voor de Provinciale Staten indirect mede- erkt tot de samenstelling der Eerste Kamer co de Staten-Generaal. Afgescheiden dus nog van e wenschelijkheid om de belangen zijner pro- incie op te dragen aan helder denkende mannen, manneD, die begrijpen, dat de mensch het anzijn heeft gekregen om steeds naar hooger en Ier te streven, ontleenen ook de aanstaande erkiezingen hunne belangrijkheid aan den in dien zij op de samenstelling van een onzer oote Staats-lichamen uitoefenen. Wij leven in eo tijd, die de behartiging en behandeling van ulke groote vraagstukken medebrengt, dat de leinste bijdrage om de oplossing daarvan in ge- ■ettschten zin tot stand te brengen, niet raag ver- oitnd en licht geteld worden. Niemand, die den Iroom der gebeurtenissen nagaat, zal ontkennen, at op het oogenblik in geheel Europa machtige lementen «ich verzamelen, die evenmin te be ugelen zijn als de verschrikkelijke vernielende offen, die jaren lang in de diepte van een vul- aan koken en zieden om zich eindelijk door hevige uitbarsting alles verwoestend over het rdrijk uit te storten. Maar terwijl de uitwer- ing van den zich algemeen openbarenden geest iet kan en niet mag verhinderd worden, is den ensch het voorrecht geschonken dien geest ver- tandig te gemoet te kunnen komen, en hetzelfde esultaat zonder vernielende uitbarstingen te ver- rijgen. Wij hebben hier in de eerste plaats op het oog e dringend gevoelde behoefte om in den toe- tand des volks en vooral der arbeidende klassen erbetering te brengen. Het lijdt bij ons geen wijfel, dat wij met vasten tred de vervulling van et woord te gemoet gaan: ;/Alle menschen zijn elijk." De tegenwoordige crisis kan ons door een reedzame oplossing een belangrijken stap nader ot dat schoone doel brengeD. Maar hoe moeten ij die vreedzame oplossing verkrijgen? Moeten ij daarvoor de beweging met kracht onder- rukken of moeten wij zorgvuldig overwegen elke eischen billijk, welke onbillijk zijn, en aarna met vreugde aan de eersten toegeven? 'atuurlijk het laatste; het volk van Nederland a van geheel Europa is niet datgene waarvoor "mtnigen het zoo gaarne willen uitgeven, eene arrende onrechtvaardige massa, die nooit te- eden is met hetgeen zij heeft en zich ten koste n anderen een gemakkelijk werkeloos leven il verzekeren, het zijn eenvoudig menschen, die omen vragen, dat hun te gemoet worde gekomen o de opheffing van de vele onbillijke ongelijk- eden, die tusschen hen en hunne meer bevoor- eelde mede menschen bestaan. Reikt men dat volk de broederhand, het zal niet van zich stooten of verpletteren, maar trouwhartig en dankbaar aannemen. En nu roe- Pen wij uit volle overtuiging dat volk toe: Er !'jn staatkundige partijen in Nederland en geheel Europa, die u die broederhand niet willen toe- 'eiken, die niets liever zouden doen dan uwe 'eebtmatige eischen met geweld den kop in drukken. Weert die menschen met al uwe macht uit tedere betrekking of positie, waardoor zij invloed tonnen uitoefenen op de maatschappij. Brengt zeiven niet in de noodzakelijkheid om door tot bloed van uwe medeburgers te moeten ver zijgen, wat u door de hand der vriendschap '«hoort toegereikt te worden. De mannen die '■i bedoelen zijn al dezulke, die met hucDe -retige kracht willen tegenhouden wat door het 'weerstaanbare rad des tijds wordt voortge- «sven. Het zijn dezulken die de zoo eenvoudige 'tarheid niet willen erkennen dat men den snel- 'Retenden stroom dienstbaar kan maken aan de "litigate doeleinden, doch dat men er door ver bolgen wordt wanneer men hem tegen wil 'Ouden. Het zijn kortom allen die den zoo toe- gelijken naam dragen van reactionairen, terng- 'O'Rers, hetzij op hunne banier het woord „con- ""atief" of „Ultramontaan" geschreven staat!" Een tweede groote zaak houdt in Europa alle regeeringen en vertegenwoordigingen be zig. Het is de ongepaste, onverdragelijke aan drang van de ultramontanen, (waarmede zich in vele landen de conservatieven verbinden met het oog op hulp voor hunne bijzondere plannen) om de verschillende Regeeringen te doen in de bres springen voor het wereldlijk gezag van een geestelijk opperhoofdhet is de eisch vao die mannen om hun vaderland des noods aan bloedstorting en verwoesting prijs te geven, om een onding, dat Goddank eindelijk is opgeheven, weer in te voeren. Kiezers van Nederland, in dien het in de tegenwoordige omstandigheden deze mannen gelukt oin de leiding der zaken in han den te krijgen, dan zijn wij in onze ziel overtuigd, dat ons vaderland in de meest onvaderlandslie vende handen is gevallen waarin het zou kunnen komen. Zij zijn geen Nederlanders, maar zij zijn onderdanen van den Paus uw belaog zal hun dan pas eenigszins ter harte gaan, wanneer de Paus het wereldlijk gebied heeft terug bekomen, dat hij nooit had moeten hebben. En let op de onvermoeide pogingen, die vooral in Limburg en Brabant worden gedaan om die menschen in de Provinciale Staten te brengen. Overweegt, wij herhalen het, dat die Provinciale Staten de trap zijn, waarlangs men tot onze Eerste Kamer op klimt. Bedenkt eindelijk, dat, indien tegenover onze liberale Tweede Kamer eene Eerste mocht gevormd worden met eene reactionaire meerderheid een voortdurende bestrijding en verlamming zou onstaan van de vrijzinnige maatregelen door ons Lagerhuis en het ministerie Thorbecke genomen. Kiezers van het district Leiden, neemt ook gij die bedenkingen ter harte. Stelt u niet voor, dat gij door het uitbrengen uwer stem een klein ge wicht in den schaal legt, en dat het weinig af doet welke bijdrage de Provinciale Staten van uw gewest tot de samenstelling der Eerste Kamer mogen leveren. Tegenover de ultramontaansche woelingen in andere provinciën moeten alle vrij zinnige, gezonde krachten in onze gewesten wor den aangewend. Het is geen strijd van personen maar van beginselen, die wij voeren, omdat niet de personen maar de beginselen de welvaart van het volk in hunne maebt hebben. Welnu ia uw district zijn drie mannen candi- daten gesteld, wier leus het is om aan alle bil lijke eischen, die de vooruitgang komt vragen, te voldoen. Daartegenover staau mannen van partij, wier leuze is terug- in plaats van voor uitgaan, eene partij die naar ons inzien nog meer te beklagen dan te verfoeien is, omdat zij toch langzamerhand tegen wil en dank moet mede- gesleept worden met den stroom waartegen zij zocht op te werken. Wij hebben u reeds vroeger medegedeeld, welke aanspraken de candidaten der kiesvereeniging Het algemeen belang" op uw vertrouwen hebbeD. Wij vestigen vooral uwe aandacht op den ver dienstelijken man, die zich in de stad der weten schappen een groot gedeelte der Nederlandsche jongelingschap en het geheele vaderland voor eeuwig aan zich verplicht beeft. Maar al is de werkkring van de twee andere candidaten niet van hetzelfde gewicht en dezelfde uitgestrektheid als die, waarin zich de Hoogleeraar Buijs beweegt, zij hebben van hunnen rechtge- aarden, liberalen zin, hunne behartiging van het welzijn des volks in beperktere kring vol doende doen blijken om ons met volle overtui ging tot u te doen komen en u te doen toeroe pen: Kiezers brengt uwe stemmen uit op de HeereD Mr. J. T. BUYS, P. J. DE FREMERY, Mr. P. Dll RIEU, candidaten van de Kiesvereeniging„Het algemeen belang." Lelden, 6 Hel. In de zitting van de Tweede Kamer van gis teren, werd zooals men reeds weet, de Begrooting voor Buitenlandsche Zaken met algemeene stem men aangenomen, nadat de Minister van Buiten landsche Zaken, de heer Gericke van Herwijnen, in een door vorm en tact uitmuntende redevoe ring het buitenlandsch beleid der Regeering n. a. van internationaal belang had uiteengezet, ge kenschetst en verdedigd. Voorzeker nam daarbij de voornaamste plaats in zijne verklaring om trent het standpunt der Regeering tegenover de missie te Rome. Na hetgeen deswege door zoovele sprekers ge zegd was zou ZEzc. zich bijna kunnen onthouden er op terug te komen, ware 't niet om zijnerzijds kortelijk het standpunt aan te geven, waarop de Regeering zich had geplaatst. Hij had niet veel te voegen bij hetgeen in de Memorie van Beant woording staat en dat tot zijn groot genoegen vrij algemeen weerklank had gevonden. Hij ge loofde dan ook dat geen lid der Kamer, de om standigheden in aanmerking genomen eene andere beschikking zou hebben genomen, ten aanzien dezer missie. Evenwel had ook hij misschien uit zijne vroegere betrekking eenig recht verworven om open en rond zijne meening uit te spreken. In verschillende betrekkingen, waarin hij door 's Konings vertrouwen was geroepen, had hij zich steeds toegelegd om aller belaogen te behartigen en door woord en daad de eensgezindheid onder onze landgenooten, zooveel in hem was, te be vorderen. Het kwam den Minister voor en dit werd door velen erkend dat die zelfde ge dragslijn ook hier van toepassing was. Door op heffing der missie zouden zeer vele Nederlanders gekrenkt en gegriefd worden. Niet dan door zeer dringende redenen zou die opheffing worden ge rechtvaardigd. In de bestaande omstandigheden kon de Minister die dringende redenen echter niet inzien. In die opvatting werd hij nog ver sterkt door wat io andere landen was geschied, bepaald in die landen, die tot nu toe te Rome vertegenwoordigd waren. Er kon voor ons dus geen aanleiding bestaan om een voorbeeld te geven tot tegenovergestelde handelwijze van andere mogendheden. Redenen van geldelijk belang moesten hier geheel buiten aanmerking blijven. Die waren van zoo luttel beteekenis, dat zij geen overwegenden invloed op de beslising der quaestie konden uitoefenen. Hij hoopte dat de Kamer hem zou willen veroorloven, zich tot deze beschouwing te bepalen, en zich voor 't overige te refereeren aan de Memorie van Beantwoording ten aanzien van den invloed, welke veranderde omstandig heden zouden kunnen uitoefenen op den verderen loop der zaak. Terwijl vele leden der oppositie hunne inge nomenheid inet deze houding van de Regeeriog betuigden, ja die nader verdedigden, heeft de liberale partij tijdelijk met deze verklaringen genoegen genomen. De missie te Rome is dus op de begrooting gebleven, en deze verwierf de unanieme goed keuring. Deze tijdelijke berusting althans van de liberale leden der Kamer, in eene zaak, die naar hetgeen wij reeds vroeger hebben getracht aan te toonen, voor goed uitgemaakt had moeten worden, kan wellicht aan zeer vele overwegingen en bereke ningen van de verschillende partijen worden toegeschreven. hoe dit zij, wij onderschrijven uit volle over tuiging, het oordeel van het Vaderland, over de rede van den Minister van Buitenlandsche Zaken, dat de redeneering omtrent de missie, uit den mond van een ambtgenoot van den heer Thorbecke, met verbazing had gehoord. Met nog grooter verbazing vernamen wij de beslissing der Kamer. Welke zonderlinge zaken ziet men gebeuren als het naar de Juli-dagen loopt I UIT KATWIJH. Kiezers van het district LeiderdorpI Wat beteekenen de namen van 17 burgemees ters en wethouders, allen in het district woon achtig, onder de aanbeveling van den candida- tuur van de HH. EN T. Dat de candidatuur van deze heeren, door de geachtste mannen uit het district gewenscht wordt. 2'. Dat de candidatuur van hunnen ambtge noot, den burgemeester van Hillegom, verre van populair te noemen is. 3'. Dat er dus bijna geen grooter aanbeveling en tegen-aanbeveling denkbaar i9. In de maand April zijn binnen de gemeente Leiden geboren: 157 kinderen, als 77 zoons en 80 dochters, waaronder zijn begrepen 3 tweeling geboorten. Overleden200 personen, als 21 mannen 27 vrouwen, 72 zoons en 77 dochters; daarenboven als levenloos aangegeven 8. Gehuwd 26 paren. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 111 tot 132 vol wassen personen en van 36 tot 13 kinderen. De regeering heeft geantwoord op het voorloo- pig verslag nopens het wetsontwerp tot uitbrei ding der oefening van den eersten ban der dienst doende schutterijen. Tweeërlei bezwaar werd daartegen in het sectie-verslag aangevoerd. Vooreerst dat afdoende regeling van 's lands weerbaarheid daardoor op den achtergrond dreigt te geraken, ten andere, dat daar geen oogenblikkelijk gevaar te duchten is en men zich vleien mag, dat althans gedurende de eerste jaren, de vrede niet zal worden ver stoord, er geene genoegzame aanleiding voor dezen maatregel zou bestaan. Daarop antwoorden de Ministers van Binnenlandsche Zaken en die van Oorlog ditHoe bij den voorgestelden maat regel aan eene mogelijke vertraging der Dieuwe organisatie, betzij van de defensie in het algemeen, hetzij van de schutterijen in het bijzonder, gedacht kunne worden, is niet te begrijpen. Integendeel zal men, met geoefende manschap pen, die alleen menigvuldiger oefening, dan de bestaande wet toelaat, ons schenken kau, de middelen der nieuwe organisatie bij voorbaat versterken en hare werking bespoedigen. In de optimistische meening, waaruit het andere be zwaar ontsproot, dat althans gedurende de eerste jaren de vrede niet zal worden verstoord, wen- schen de Ministers te kunnen deelen, doch is dit een grond tegen het voorstel, dan geldt die thans tegen den eisch van verhoogde militaire ontwik keling in het algemeen. Waarom zich dan gehaast? Voorleden jaar werd, gelijktijdig met de samen roeping der militie, op de schutterijen krachtens art. 77 der wet van 1827, gelijke verplichting gelegd als nu wordt gevraagd. Hadden de gebeut° tenissen toen een voor ons land ernstigen keer genomen, ieder zou ingezien hebben, dat de maatregel te laat kwam otn eene aanvankelijke bruikbaarheid der dieustdoende schutterijen te verzekeren. Wil men de noodige voorbereiding eener zoo onmisbare wapenmacht wederom tot het laatste oogenblik uitstellen? Geld zullen de oefeningen kosten, de vraag kan alleen zijn, of hetgeen men daarvoor verkrijgt noodzakelijk zij. Voor de gemeenten kan uit den maatregel geen noemenswaardig geldelijk bezwaar meer voortvloeie'n. Dat een aanmerkelijk deel der arbeidende klasse gedurende eenige dagen van elke week gedwongen wordt zich aan den schutter lijken dienst te wijden," is eene hoogst overdreven voorstelling. Juister zou men van eenige uren van sommige dagen der week spreken. Het wetsontwerp tot uitbreiding der oefening van den eersten ban der dienstdoende schutterijen) heeft bij de memorie van beantwoording eenige' wijzigingen ondergaan en bevat thans de volgende artikelen Art. 1. De leden der dienstdoende schutterijen, die ongehuwd of weduwnaar zonder kind of kinderen óf die van den echt gescheiden zijn, zonder dat bij hen een wettig kind of wettige kinderen zijn verbleven, daaronder begrepen zij, die krach tens art. 23 en 21 der wet van 11 April 1627 (Staatsblad n'. 87) tot de reserve behouden, kunnen zoo wij dit, ook buiten de gevallen in art. 77 van die voorwet voorzien, noodig achten, jaarlijks tot tweeëndertig buitengewone oefeningen in den wapenhandel en het schieten worden verplicht, ongerekend de oefeningen vermeld in art 42 der wet van 1 April 1827 (Slbl. n°. 17). Elke oefening duurt niet langer dan twee uren, te rekenen van het oogenblik, dat de schutterij op de oefeningsplaats aankomt tot op dat, waarop zij die verlaat. Art. 2. De oefeningen, in het voorgaand artikel gevorderd, worden zooveel mogelijk in vereeniging met die der militaire bezetting, in de gemeente aanwezig gehouden. Zij kunnen onder de leiding van militaire officieren worden gesteld en bij elke oefening militaire officieren, onderofficieren en korporaals aan de schutterij worden toegevoegd. De kosten daarop vallende komen ten laste van 's Rijks kas. Art. 3. De kommandant der schutterij bepaalt, in overleg met burgemeester en wethouders, de dagen en uren waarop de oefeningen worden gehouden; wat de vereenigde oefeningen met de militaire bezetting betreft, mede in overleg met den militairen bevelhebber. Art. 4. De leden der schutterij beneden den rang van officier genieten voor elke der in art. 1 vermelde oefeningen aan welke zij behoorlijk deel nemen, eene vergdeding uit 'sRijk kas, waarvan het bedrag bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur zal worden geregeld. Art. 5. De leden der schutterijen, die krachten art. 8 dezer wet tot het houden van oefeningen wor den verplicht doch ingevolge art. 23 of 24 der wet van 11 April 1827 (Slbl. n'. 17) tot de reserve behooren, strekken in mindering van de sterkte in art. 23 van die wet bepaald. Art. 6. Ieder lid der schutterij is, in alles wat de dienst behoeft, gehoorzaamheid schuldig aan zijn meerdere in rang, onverschillig of deze tot de schutterij behoore, dan militair zij. Weder- keerig is de militair in alles wat den dienst be treft gehoorzaamheid schuldig aan zijne tot de schutterij behoorende meerderen in rang en ont houdt zich van misbruik van gezag jegens zijne minderen. Bij overtreding wordt het lid der schutterij volgens de wet van 11 April 1827 (Slbl. n'. en de militair volgens het crimineel wetboek en het regelment van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande of te water terecht ge steld. Art. 7. Deze wet treedt in werking met den dag harer afkondiging. Over het voorstel tot herziening van het reglement van orde der Tweede Kamer is rapport uitgebracht. Bij het onderzoek, waaraan 62 leden deelnamen, erkenden „vele" leden de behoefte aan diep in grijpende herziening, ten einde tot spoediger en betere afdoening van den wetgevenden arbeid te geraken. Over het voorstel der commissie was echter het oordeel over het algemeen niet gunstig. i Velen leden wenschten het stelsel van zelfstandige rapporteurs, dat de commissie niet had durven voordragen; slechts weinigen vereenigden zich met de voorgestelde splitsing tusschen wetsont werpen van wijden en die van geringen omvang. Het niet vervallen van onafgedane zaken bij slui ting der zitting vond bij de groote meerderheid onverdeelden bijval. Zeer vele leden wenschten een spoedige afdoening der herziening zonder langdurige beraadslaging over alle onderdeden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1