over bepaalde vraagpunten, Juist om zijne rond
borstigheid te handhaven, waarop een beroep is
gedaan, kan de Min. niets stelligs beloven. Hij zou
veel kunnen beloven met 't oog op de verkiezin
gen, dat naderhand weer vervliegt, maar dat zijn
streken, waarmede hij zelf niet ophoudt. Hij kan
niet weten wat hij doen kan voor dat binnen
weinige weken alle onderzoekingen zijn afgeloopen.
Hij moet eerst bouwstoffen voor de begrooting
voor 1872 verzamelen en het geheel goed knnnen
overzien.
De heer Heijdenrijck vroeg: in welke richting
zult gij u, ten aanzien van 't belastingstelsel,
bewegen? In de goede economische richting, ant
woordde de Min. Die richting, welke strekt om
de nijverheid eu 't vrije verkeer te bevorderen.
Hij is steeds in die richting werkzaam geweest
en vestigt er de aandacht op, dat sedert de laatsle
jaren 16 a 17 millioen belastingen vervangen,
afgeschaft of verplaatst zijn, dat is ongeveer 22
a 23 pCt. van het geheele bedrag. De heer Van
Houten zeide, dat men hier binnenkomende
vriendschap en toorn moest achterlaten. De Min.
herinnert hem aan eene andere spreuk, en vreest
dat die spreker zal ondervinden, dat hij te vroeg
te veel heeft gesproken. Als Frankrijk had kun
nen gered worden door orateurs, het ware drie
werf gered geweest, want daaraan heeft het
Frankrijk nooit ontbroken. Maar waaraan dan?
Aan trouwe, edele, werkzame mannen van zaken.
De heer Van Kuyk meende, dat de Minister
slechts de zaken aan den gang hield en slechts
op kleine zaken 't oog had. Maar behoort het dan
ook niet tot den plicht van den Minister om op
kleine zaken toe te zien? Zoodoende heeft men
voor grootere zaken soms geld ter beschikking;
menschen die gewoon zijn in weelde te leven en
daaraan den vrijen teugel te vieren, die hebben
nooit geld op zak. Iedereen wil belastingen af
schaffen naar zijn eigen smaak, en dan vraagt
men om eene algemeene herziening; maar wat
verstaat ieder in 't bijzonder daaronder? Dat
wordt niet gezegd. Wat de Van Kuyk wil, weet
de Minister wel. Die wil terugkeeren tot het
oude stelsel; hij niet. Hij wil vooruit, maar ge
looft, dat zij de grootste vijauden van hervorming
van 't belastingstelsel zijn, die te veel op eens
willen doen.
De heeren W. Hoog en D. M. Van der Hoeff
verklaren dat hunne namen, onder de aanbeveling
van den heer Hoekwater, tot lid van de Provin
ciale Staten van Zuid-Holland, kiesdistrict Leider
dorp, zonder hun medewelen zijn geplaatst.
De heer Hoekwater van conservatieve zijde
voorgedragen, moet al zeer weinig aanbeve
lenswaardige hoedanigheden bezitten, dat men tot
schromelijke misleiding van de stemgerechtigden
de toevlucht moet nemen om zijn candidatuur te
bevorderen.
Welke waarde kan er nu gehecht worden aan
de overige namen die onder de bewuste aanbe
veling voorkwamen en wat te denken vau de
moraliteit van de zijde waarvan zij uitging?
In de vorige week heeft de vreeselijke ziekte,
die onze stad en ons geheele land op het oogen-
blik teistert, weder getoond, dat noch jeugd, noch
verdienste, noch hoopvolle toekomst in staat zijn,
hare wreede aanvallen af te keeren. J. W. Van
Geenen, de 20jarige brave zoon van een welbe
kend ingezetene onzer stad, is na een kortstondig
lijden het getal slachtoffers van den onbarmhar-
tigen vijand gaan vermeerderen. Wij willen schier
niet wagen de bedroefde ouders en betrekkingen
eene troost toe te spreken, die zij zelve het best
zullen vinden in de herinnering aan al het goede,
dat hun jong gestorven kind hier achter heeft
gelaten. Maar wij willen hun hier toch eene ver
zekering geven, die, ai is zij dan niet in staat
hunne smart weg te nemen, toch hun ouderhart
goed zal doen. Die verzekering is deze, dat ieder,
die den jong gestorvene gekend heeft, hem naziet
met een oog van bewonderingdat iedereen, wien
het hart op de rechte plaats zit, veel meer eerbied
gevoelt voor hem, die door eigen krachten zich
aan de maatschappij nuttig maakt, dan voor hem,
die hiertoe hetzij door een hooge positie, hetzij
door andere hulpmiddelen als van zelf geraken
kan; dat eindelijk Van Geenens vrienden en
bekenden allen van oordeel zijn, dat ditschoone
moeielijke werk inderdaad door hem was verricht.
Niet het minst wordt de afgestorvene betreurd
door zijnen leermeester, den heer Wetrens. Nadat
deze toch gedurende verscheidene jaren een vlijtig
en geduldig leerling in hem gevonden had, mocht
het den heer Wetrens gelukken, den jeugdigen
musicus te doen benoemen tot hulponderwijzer
voor de viool aan de muziekschool der Maat
schappij van Toonkunst. Op zestienjarigen leeftijd
aanvaardde Van Geenen deze inderdaad moeielijke
taak; en wij mogen het uit den mond van den
heer Wetrens zeiven verzekeren, dat het geduld
en de bekwaamheid, waarmede Van Geenen
zijne leerlingen onderwees, voorbeeldeloos waren,
en dat de muziekschool inderdaad een zwaar
verlies door het treurige sterfgeval heeft geleden.
Zaterdag is het stoffelijk overschot buiten de Mare-
poort ter aarde besteld. Ds. Knappert sprak daar
eenige hartelijke woorden tot de diepbedroefde
ouders, waarna de vader van den afgestorvene
hem en alle aanwezigen voor hunne deelneming
en den heer Wetrens in het bijzonder voor zijne
goede zorgen dank zeide.
Dat die goede zorgen niet hebben mogen strek
ken om hem, aan wie zij besteed werden, wel
licht een sieraad van zijne stad te maken, wij
betreuren het diep; maar dat de deelneming in
hnnne droefheid, door alle ingezetenen aan de
ouders oprecht geschonken wordt, daarvan ge-
looven wij hun hier de verzekering te mogen
geven.
Het Hbl. meldt, dat naast den Hoogl, Oudemans
van Amsterdam, ook Dr. Hugo de Vries, in het
vorig jaar te Leiden gepromoveerd, in aanmerkihg
komt als Hoogleeraar in de botanie te Groningen,
ter vervanging van Dr. H. C. Van Hall, die in
Juni a. s. emeritus wordt.
Men schrijft ons uit Alphen dd. 30 April. Naar
men verneemt is het gemeentebestuur alhier door
den heer Inspecteur van het Lager onderwijs aange
schreven om onverwijld het getal hulponderwij
zers op de openbare lagere school te vermeerderen.
Deze inmenging van hooger hand in de on-
dervvijs-aangelegenheden dezer gemeente is met
ontzaglijk veel genoegen waargenomen, in eenen
tijd dat door het gemeentebestuur die zaak met
de grootste mogelijke onverschilligheid, ja zélfs
met weerzin wordt behandeld.
Niet vele jaren geleden verheugde men zich
hier in het bezit van uitstekende scholen tot het
geven van meer uitgebreid lager ouderwijs, zoo-
wel aan jongens als aan meisjes, maar dat waren
voor ons de dagen van Olim 1 De eenige thans
nog bestaande school van dien aard, die ook
door het gemeentebestuur gesubsidieerd wordt,
is voor jougeus en deze heeft men van lieverleede
door vermindering van het subsidie in eenen
kwijnenden toestand gebracht, zoodat haar einde
nabij schijnt.
Deze vrees is geenszins voorbarig te noemen,
als men weet, dat toen dezer dagen een der
weinige vriedden van het onderwijs in den Raad
voor zijn lidmaatschap bedankte, men zich de
handen wreef van genoegen omdat nu alle kans
bestond, dat dit jaar het subsidie geheel zou
worden ingetrokken en hierdoor de hoofdelijke
ontslag weder iets zou kunnen dalen. Zij"
zoo zeide men, „die zich voor hun
kinderen de overtollige weelde van meer uitge
breid Lager Onderwijs willen veroorloven, moe
ten dat dan maar zelf bekostigen 11"
Voor de opleiding van meisjes bestaat letterlijk
niets meer, ja zelfs het gewone naaien en breien kan
door hen niet meer op eenige school geleerd wor
den. Geëmancipeerde vrouwen zijn dus van hier
uit het tegenwoordigen tijdvak niet te verwach
ten.
Op het stuk van beschaving en ontwikkeling
staat alles hier schijubaar stil en gaat dit nog
lang zoo voort, dan zullen hier weldra de Chi-
neezen van Zuid-Holland wonen.
Maar tempora mutantur et homines mutantur
in illis.
Men schrijft aan de Arnhemsche Courant uit den
Haag: De Prins van Oranje is vertrokken en
reeds te St.-Petersburg aangekomennatuur
lijk om eèn huwelijk te sluiten. Sinds zijne meer
derjarigheid kan de Prins het land niet verlaten,
of hij kreeg een verlovingsring mede, en men
berekende al hoeveel lampions men noodig had,
om bij 's Prinsen intocht met zijne gemalin te
illumineeren. Als Zijne Hoogheid naar Londen
ging, staken de Engelsche winkeliers de borst
omhoog; ging hij naar Dnitschland, dan schikten
de Duitsche winkeliers hunne toonkasten netjes.
Nu hij naar Rusland gereisd is, spreekt het van
zelf, dat de Russen, die in ons land zijn veel
zijn er niet zich reeds voorbereiden op de
komst van landgenooten, en mogelijk zich wel
oofenen om dienst te doen als zangers in de
Russische kapel.
Men beweert uit goede bron, dat een huwelijk
tusschen den Prins van Oranje en de achttien
jarige grootvorstin Maria Alexaudrowna eene be
sliste zaak is, die reeds voor eenigen tijd beslist
was. De komst van prins Gortschakoff in den
Haag zou daarmede in verband gestaan hebben.
Ik deel u slecht het pupliek gerucht mede, en
ik mag niet verzwijgen, dat er zijn, die het plan
ontkennen en beweren, dat het vertrek van dén
Prins van Oranja naar St.-Petersburg slechts het
laatste, maar ook het doeltreffend middel is ge
weest, om eindelijk graaf Van Zuylen, die ons,
in plaats van in Ruéland, te Driebergen scheen
te vertegenwoordigen, te bewegen naar zijne
standplaats te vertrekken.
Op mijne beurt hecht ik aan die laatste be
wering geen geloof.
De commissie van de Tweede Kamer in wel
ker handen zijn gesteld de inlichtingen over het
adres voor den S. E. W. Roorda van Eysinga,
ontslagen ingenieur in Ned.-Indië, omtrent zijne
uitzetting uit Indië aan de Kamer gezonden, heeft
een uitvoerig verslag uitgebracht, dat aldus eindigt:
Naar aanleiding van al die beschouwingen ver
meende de groote meerderheid der commissie,
dat de ontzegging van verblijf, waarover geklaagd
wordt, niet mag worden afgekeurd. Wel waren
eenige leden niet ingenomen met de bevoegdheid
in de art. 45, 46 en 47 van het regeeringsregle-
ment gegeven, vooral niet zoo als die daar is ge
regeld; maar die bevoegdheid en regeling zijn wet,
volgens die wet is gehandeld en uit dat oogpunt
is de maatregel tegen den adressant genomen,
vrij van blaam. Er kan dus door de Kamer niet
voldaan worden aan des adressant verzoek om
hetgeen hij noemt herstel van eer. Dezelfde meer
derheid vereenigde zich ook met het gevoelen van
den minister omtrent des adressants verzoeken
om herstel van zijne vrijheid, anders gezegd, ophef
fing van de ontzegging van verblijf, en om pensioen.
De wensch van den klager om voor den rechter
vervolgd te worden, kan evenmin door de Kamer
bevorderd worden. En aan zijn verzoek om nader
grondig onderzoek door de Kamer is thans in
redelijkheid voldaan. De groote meerderheid be
greep dus ook, dat over den meervermelden maat
regel thans van de zijde der Kamer behoort te
vallen een eindbesluit, waardoor de zaak bij haar
voor goed wordt afgedaan.
Een lid verklaarde echter, bij het einde der
gedachtenwisseling zich met de beschouwingen
der meerderheid niet te vereenigen.
De groote meerderheid der commissie heeft op
grond van het hiervóór aangevoerde de eer voor
te stellen, dat de Kamer besluite de inlichtingen
van den minister van koloniën met dankbetuiging
aan te nemen voor kennisgeving; wat de ver
zoeken van den adressant betreft, voor zoover
daaraan niet reeds is voldaan, over te gaan tot
de orde van den dag, en van dit verslag een
afschrift aan den minister te zenden.
De eommissie bestond uit de heeren Stieltjes,
Nierstrasz, Fransen van de Putte, Van der Lin
den en Luyben.
Morgen zullen in de afdeelingen van de Tweede
Kamer der jStaten-Generaal worden onderzocht
de volgende wetsontwerpen als: 1°. tractaten
met Groot-Brittannie wegens den afstand der
Nederlandsche bezittingen ter Koste van Guinea,
en de toepassing van een tractaat van den 6den
Februari 1858, tusschen het Nederlandsch Gou
vernement en den Sultan van Siak Srie Indra-
poera; 2". verandering der grens tusschen de
gemeente Dordrecht en Dubbeldamen 3°. nadere
bepalingen omtrent den accijns op de binnen-
landsche suiker.
De commissie, benoemd tot. het afnemen van
het eindexamen aan de Mil. Academie, dat den
20sten Mei een aanvang neemt, bestaat uit den
majoor Van der Star voorzitter, de kapiteins
Dommers, Pompe, Van Thiel, Simon, Hojel Boele,
Baud, den ridmeester Tediug van Berkhout, de
hoogleeraren Van Heusden en De Hollander, en
den lsten luitenant Van Pesch als secretaris,
allen van de Academie.
Het bericht dat de heer Sloet van de Beele
zich niet meer voor de Tweede Kamer verkies
baar zoude stellen, vóór eenigen tijd in de Alge
meene Vergadering van de Centrale Conservatieve
Kiesvereeniging meegedeeld, is, naar de N. R. C.
uit goede bron verneemt geheel bezijden de
waarheid.
In de Debating-Society Vooruitgang te Amsterdam
zal op Woensdag e. k. worden verdedigd de vol
gende stelling: liet is staatsplicht de koepokinenting
imperatief aan alle ingezetenen voor te schrijven."
De officier van administratie der 8de klasse
A. Vermeulen, dienende op Zr. Ms. wachtschip
te Willemsoord, wordt met den 15den aanstaande
op non-activiteit gesteld, en met den 16den daar
aanvolgende vervangen door den officier van admi
nistratie der 3de klasse J. C. Kluit.
BINNENLAND.
Amsterdam, 30 April. De kiesvereeniging de
Grondwet heeft tot candidaten voor de Provinciale
Staten van Noord-Holland gesteld, de heeren:
J. C. Koning, A. Roland Holst, Mr. P. R. Feith,
S. J. Hingst, S. Wildschut, P. J. Teding van Berk
hout, A. Rendorp, en de heeren J. P. Six, G. H.
Kuiper en J. Coninck Westenberg.
's-Gravenhaqe, 30 April. Z. D. H. de Prins
Von Wied is gisterenmiddag per Rijnspoor van
halfdrie uit Zweden in de residentie aangeko
men. Z. K. H. Prins Frederik met zijne beide
adjudanten hebben den Prins aan het station
ontvangen.
IJselmonde, 29 April. In eene vergadering
der vrijzinnige kiesvereeniging ^Eiland Uselmonde"
is beraadslaagd over het stellen van kandidaten
voor het lidmaatschap der Provinciale Staten en
werden als zoodanig gesteld, de heeren Mr. J.
B. Van Osenbruggeu, en C. Van Aken, respectie
velijk kantonrechter te Ridderkerk en Burge
meester te Hendrik Ido Ambacht.
Utrecht, 30 April. Gisterenavond is in eene
vergadering van het studentenkorps besloten, de
studentenfeesten dit jaar wegens de heerschende
ziekte niet te vieren. Een voorstel, om die feesten
uit te stellen tot Juni 1872, werd verworpen.
Deventer; 27 April. De heer majoor P. M.
Netcher, als wetenschappelijk hoofdofficier zeet
geacht, en als letterkundige wel bekend ge
noot de bijzondere onderscheiding, door het oj.
schiedkundig instituut te Gosianna, benoemd°t«
worden tot eerelid dier instelling, en dat a|,
blijk van hulde voor de belangrijke diensten doo
hem bewezen aan de geschiedenis van 't keizerrij
Brazilië door de uitgave van zijn werk
Hollandais au Brésil," van welk boek tevens do<
een der aanzienlijkste leden van het iostituu
Dr. Francisco Manoel Raposo de Almeide, een
Portugeesche vertaling wordt bezorgd.
Kampen, 29 April. Gepasseerden Dinsdag vj(
een meisje van een jaar of zeven, acht in de
Burgel en zou zeker verdronken zijn, ware uit
de heer Dr. Brill, leeraar aan het Gymnasiui
alhier, zonder zich een oogenblik te bedenket
gekleed en wel, in het water gesprongen. B(
mocht dien heer gelukken het reeds zinkend
kind te redden. Het voorbeeld van den heer Bril
moge menigeen die (zoo als hier ook het gen
was) naar een dergelijk ongeluk staat te kijke
zonder pogingen tot redding in het werk teste
len, ter navolging strekken. Dit is reeds de tweed
maal, dat de heer Brill, een zijner medemei
schen redt; immers, den gepasseerden wintei
had een afgescheiden student, die door hel ij
gezakt was, zijn leven aan de menschlievend
hulp van Dr. Brill te danken.
Middelburg, 29 April. Door de kiesvereeniginj
de Grondwet zijn tot candidaten voor leden de
Provinciale Staten in dit kiesdistrict gekozen d
heeren: W. J. Van Deinse, Mr. G. A. Fokker
Mr. N. J. C. Snouck Hurgronje, Jhr. Mr. J. IV
M. Schorer, Mr. W. Ph. Vis en H. P. Winkelmao
INGEZONDEN.
Vrijdag, 28 April, werd voor onze muziekmii
nende stadgenooten een concert gegeven doordi
Leidsche Zangvereeniging, onder medewerking
verscheidene in de kunst gevorderde dilettante
uit Leiden en Rotterdam. Het orchest was vei
sterkt door Haagsche musici. Is bet op zichrel
reeds een verblijdend verschijnsel wanneer b;
„dilettantismus" zijDe neven-beteekenis van itl
middelmatigs, knoeierigs verliest, wanneer (i
zoogenaamde dilettanten zich in richting en sin
ven de reine kunst ten doel stellenzoo is d
nog des te verblijdender wanneer de bedoeld
personen stad- en landgenooten zijn.
Het voor dezen avond uitgekozene concert
lokaal (de Schouwburg) was voor den klank da
stem niet zeer gunstig; de diepte van hetPodiui
deed de bovendien in aantal zwakke Bassen ei
zelfs de Tenoren niet voldoende tegen de sterk
bezette Sopranen en Alten uitkomen.
Toch is de uitvoering, zoowel over het geheel
als in de onderdeelen, bij de voortreffelijke lei
ding van den heer Wetrens, gelukkig geweest
De beide afdeelingen van Haydn's Jahresieilu,
Herfst en Winter gaven de solisten, inej. Koore-
mans (sopraan) en den heer De Goey (tenor)
uit Leiden, den heer Van der Wens (bas) uil
Rotterdam en ook aan de flink ingestudeerJi
koren, ruimschoots de gelegenheid, de vruchten
hunner studie en hunne kunstgaven ten toon ie
spreiden.
De sopraan heeft eene niet sterke, doch zeer
aangenaam klinkende stem, die bij voortgezelM
studie veel belooft; vooral het Von dir, o Fliia
enz. klonk ons recht frisch en schoon in de ooren.
De tenor is een ons sedert lang bekend talent
hij volvoerde zijne moeielijke practische tast
met gevoel; een weinig meer moeite aan de uil-
spraak besteed, ware echter wenschelijk geween
De bas heeft een gevoelige, volle stem, die om
tegenzeglijk reeds duidelijke sporen draagt vau
de school zijns meesters. In het recitatief: Sd'
werden kuf' und Fass, deed hij wel is waar asn
den eersten beginner denken; maar dit werd
geheel goed gemaakt door het recitatief, was:
mede de Winter aanvangt: Nun senket sich In
blasse Jahr en door het slot van de ariaEr bliek
hie, belhbrther Mensch.
Up een meeslepende wijze werden uitgevoerd
het Wijn-koor en het Jager-koor.
De alt-aria uit Samson was voor de debutanlt,
mej. De Graaf uit Leiden, niet zeer gelukkig
gekozen, daar wij haar voor korten tijd door
erkende grootheden op het gebied der kuosl
hoorden voordragen. De technische uitvoering was
intusschen zeer prijzenswaardig; de voordracht
daarentegen liet aan warmte en hoogere opvat
ting te wenschen oyer. De stem is niet onbedui
dend. Ook mej. De Graaf is eene leerlinge van
den heer Schneider.
De Hymne van L. Spohr werd door de dames
De Graaf en Le Lièvre, de heeren De Goey
Van der Weus zeer goed uitgevoerd.
Het concert werd besloten door eene compositie,
die hier nog nooit is opgevoerd, n.l. Schön £",n
van Max Bruchhet is een concertstuk, dat een weg-
slependen indruk maakt. De schoone barytonstem
van onzen tweeden Rotterdamschen gast, den
heer Van Hemert (ook een leerling van den heer
Schneider), de smaakvolle en bezielde voordracht
van mej. Le Lièvre uit Leiden, de krachtig6
medewerking van het koor maakten dit stuk tot
het sieraad van den avond. Het had een zeer