Dinsdag
2 Mei.
S\ 3443.
A0. 1871.
Ir. Mr. H, A. Slecngraclil vao Duivenvoorde
feuilleton van liet „Leidscli
Dagblad".
DE FAMILIE-JUWEELEN.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden/3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke NommersB 0,05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKEXENTIEN.
Voorlederen regelƒ0.15.
Grootere lette» naar de plaatsruimte die zij beslaan.
I Aan de kiezers in het district Leideü voor de
Irovinciale Staten in Zuid-Holland wordtop nieuw
■p het hart gedrukt:
dat in onze eeuw, den Hetnel zij dank, meer
hu in eenige andere de innige belangen van
■Ie staatsburgers, van den hoogsten tot den laag
ten door de gestelde machten worden ter harte
[nomen;
Iclat dus bij iedere verkiezing in meerdere of
lindere mate het geluk van huis en haard, de
bijheid, de welvaart, de onafhankelijkheid van
It persoon afzonderlijk betrokken is;
Idat het niet alleen een dure plicht, maar een
(eerlijk Voorrecht is, naar zijn vermogen tot de
■vordering dier belangen bij te kunnen dragen;
I dat daarom de woorden „lauwheid, onverschil-
Lheid en nalatigheid" in onzen tijd en onzen
llaat niet meer t'hujs behooren dat wij derhalve
lie kiezers, die met ons meenen dat liberale,
(rijgevige beginselen den meesten waarborg geven
or de bevordering van het volksbelang, uitnoo-
s; i_,
[«en hunne stemmen uit te brengen op de heereo
Mr. J. T. BUYS,
fi tc.'j tif
P. J. BE FREMEKY,
Mr. P. BU RIEU,
Ididaten van de Kiesvereeniging: „Het algemeen
f»J."
UIT KATWIJK.
1 In het Kies-district, Leiderdorp begint men
jch voor de aanstaande verkiezingen voor leden
Bn de Provinciale Staten meer en meer gereed
houden.
I Een aantal, ja een zeer groot aantal kiezers
ieett in dat district, zijne keuze aanvankelijk
leeds bepaald. Zonder twijfel zullen allen die
Ich bewust zijn van het groote belang der pro-
iinciale verkiezingen, hunne stemmen uitbren-
]en op liet aftredend lid den Heer
Mr, t, W. II11 BR ECHT.
I De herkiezing van dien kundigen, eerlijken,
Jumaoen man, acht men verzekerd. Zijne wel
willendheid is aan alle partijen bekendhij heeft
let .district hetwelk hij vertegenwoordigd bij
litnemendheid aan zich verplicht.
1 Doch wien zullen wij tot opvolger van den
taardigen ,Hoog trachten te benoemen, vroegen
leien zich af? En het antwoord liet niet lang
|p zich- wachten. - :,„a
J hunnen candidaat zijn. Zij hebben zich bij
pie provinciale verkiezing niet uitsluitend laten
Nen, door .zijne politieke kleur. Zij hebben zich
['gevraagdIs hij de man die ons voegt, is hij
de kundige rechtschapen man, die wij wenschen,
op wien wij willen en kunnen rekenen De
algemeene sjmpathie welke zijne candidatuur
vindt, is daarop het antwoord.
De heer Hoekwater, burgemeester van Hillegom,
schijnt zijn tegen-candidaat te zullen worden.
Men vroeg zich af, welke rechten kan de heer
Hoekwater laten gelden, in het district waarin
hij, betrekkelijk slechts sedert kort woont? Zijne
betrekking als burgemeester kan het voorzeker
niet zijn. Gedeputeerde Staten immers, worden
door de Provinciale Staten verkozen. De heer
Hoekwater éénmaal lid van Provinciale Staten
zijnde, zou het lichaam helpen benoemen, dat
hem, in zijne betrekking als burgemeester, moet
controleren. Dergelijke combinaties achtte men
ongepast. Geven zijne kundigheden, geeft zijne
rechtskennis, geven zijne grondbezittingen hem
dan recht op den candidatuur? Men wist het
niet, men liet de vraag aan anderen ter beant
woording over. Mr. H. A. Steengracht echter,
wij herhalen het, staat als kundig, eerlijk en
rechtschapen te boek. Zijne uitgebreide grond
bezittingen geven hem bovendien reeht op een
plaats in de Provinciale Staten. "En dat Vecht
zullen zeer velen in het district hem den 9den Mei
trachten te verschaffen.
Lelden, 1 Mei.
De algemeene beschouwingen der Staatsbegroo-
ting zijn Zaterdag ten einde gebracht. Van de zes
dagen, die daaraan werden gewijd, mag deze
éen van de belangrijkste genoemd worden. Im
mers de Regeering heeft andermaal op ondubbel
zinnige wijze aan de Vertegenwoordiging van
het Nederlandsche volk doen gevoelen, dat het
haar niet om woorden, maar om daden te doen
is, dat zij wars is van veel te beloven met het
oog op de verkiezingen, dat naderhand weer ver
vliegt. Geen enkele poging zou zij doeu om de
kiezers te winneD, en de heer Heemskerk Az.
moge nu gezegd hebben, dat deze Regeering zich
hooger stelde dan de Engelsche Staatslieden, die
bij de naderende verkiezingen gewoon zijn tot
het publiek te spreken, de Minister Thorbecke
antwoordde hierop: „Andere landen andere zeden,
al is het beklag van (len heer Heemskerk ligt
verklaarbaar, daar er soms leden zijn, die bijjhet
naderen der verkiezingen meer spreken dan daarna.
Moest men daarom hetzelfde van Ministers ver
wachten? Toch was de grief van terughouding, een
verwijt daarom ongegrond, omdat het zijnen oor
sprong vond in den afkeer der Regeering van ver
toon, van iederen schijn orü stemmen te winnen.
Zoo lang het tijdstip tot volbrenging harer taak
nog niet gekomen is, was de Regeering van dat alles
afkeerig, ook van beschouwingen over Regèérings-
beginselen. Maar zoo zelfs in des Ministers Thor
becke „woord van inleiding" met geen enkel
woord gesproken was van den census en 'l hooger
onderwijs, hetgeen wel 't geval is geweest, zou
iemand dan betwijfelen dat het Ministerie niet
verlangde dat 'die gewichtige onderwerpen aan
de orde zouden komen? Alleen omdat daarvoor
deze zitting te kort schoot zijn zij niet ter behan
deling aangeboden. De Regeering betreurde dit;
maar dit opende de gelegenheid om de census-
quaestie, het Hoogeronderwijs, en de belasting
herziening in de volgende zitting geleidelijk af
te doen. Bij een weinig welwillendheid van
oordeel zou men moeten inzien, waren de
opmerkelijke en veelbeteekenende woorden van
den heer Thorbecke, dat hij zich bijzonder ge
lukkig zou achten waoneer het kiesrecht, dat in
1850 veel te wijd geregeld was, door deze regee-
riDg kon worden uitgebreid en wanneer bij haar
de overtuiging was doorgedrongen, dat de natie
zoover in ontwikkeling was vooruitgegaan dat
de uitbreiding een rechtmatig verlangen kon
heeten. n.,
Een nieuw leven, eene nieuwe ontwikkeling
te brengen in het hooger onderwijs kon er
iemand gevonden worden, meer naijverig op de
vervulling dier taak dan hij? De klacht over
terughouding lostte zich dus op in het doel der
regeering om in deze zitting niet te streven naar
hetgeen niet bereikbaar was.
Voor al het andere bleef het gouvernement in
het volgende jaar schuldenaar van het land en
van de vertegenwoordiging.
De repliek die de Minister Thorbecke aan
andere leden gaf, ademde gelijken geest in en
helderde menig misverstand of misvatting op.
Aan het slot van 's Ministers redevoering richte
hij het woord tot den heer v. d. Putte, die ge
zegd had; „Maak het uwe vrienden niet on
mogelijk u te ondersteunen." De Minister ant
woordde: Maak het ons niet onmogelijk onze
taak te volvoeren. Wij hebben ons niet verant
woord gerekend, ons aan het bewind te onttrek
ken. Wij hebben blijk van zelfopoffering willen
geven. Kunnen wij bij de vervulling van onze
taak rekenen op vriend en vijand, het land zal
er wel bij varen. Men had in de discussie van 1849
en 1850 in herinnering gebracht. Het gouverne
ment en de Kamer hadden toen het streven veel
tot stand te brengen. Daartoe is goeden wil
noodig. Moge dit niet ontbreken, dan zal het werk
half gedaan zijn eer het wordt aangevangen
De heer Fransen van de Putte gaf hierop aan
het slot der discussie een antwoord, dat met het
bovenstaande in verband beschouwd de beste
verwachting voor de overeenstemming tusschen
Regeering en Kamer doet, verwachten.
Nooit was te vergeefs een beroep gedaan op
zijn goeden wil, zeide de heer v. d. Putte, en
nooit zou, het,te vergeefs geschieden en ten be
wijze daarvan gaf hij met het oog op redevoe
ringen door de -heeten De Roo v. Alderwerelt
en Stieltjes uitgesproken, in overweging, of het
mogelijk zou zijn jde begrooting voor oorlog als
nog zóo in te richten, dat, door terugneming der
nota van wijzigingen, zij geheel het karakter
van credietwet voor de volgende zes maanden
behield. Dan zou ook de Minister van Financiën
ontwaren dat de oude vriendschap blijvend was.
Deze. lichtpunten uit het debat, dat aan den
zesdaagschen strijd van meeningen en beginselen
een einde maakte, laten wij ten besluite volgen
door de aan het begin der zitting uitgesproken
merkwaardige redevoering van den Minister van
Financiën.
De heer Blussé repliceerde op de nadere op
merkingen van sommige sprekers, zooals: de be
grooting sluit niet, dat is geen normale toestand.
Maar, vroeg de Min., zijn wij in een normalen toe
stand? De gewone begtooting Vvordt in 't midden
van het jaar opgemaakt terwijl wij nu reeds bijna
een half jaar in 't dienstjaar zijn, waarover de
begrooting loopt. De uitkomsten van vroegere
diensten doen zich nu veel meer en beter kennen
dan in Juli of Augustus van 't vorige jaar. Hij
heeft reeds gezegd dat de dienst van 1871 in ver
gelijking met 1869 /'654,000 iheer opbrengst telt.
maar in vergelijking van 1870 en de eerste drie
maanden van 't loopende jaar, (die wegens lang-
durigen vorst en stremming veel minder opbrach
ten) toch de middelen f 450,000 meer hebben op
gebracht dan in 't vorig jaar. Er is dus een voor-
deelig verschil van 1,281,000, terwijl het te kort
f 1,221,000 bedraagt, waaronder nog zijn 170,000
voor den verkoop van grond, dat is kapitalisatie.
Dan is er nog 5 ton bespaarde rente op schatkist
biljetten, behalve wat er gewoonlijk vrijvalt op
de uitgaven. Al$ men dat alles te zamen voegt
vraagt de Min.: is dat nu zóo ongunstig, dat de
Min. daarom moest vooruitloopen op de herzie
ning van 't belastingstelsel? Kan men dan zeggen
met den heer v. d. Putte, dat de Min. Zijn voor
malige medeleden in het alternatief brengt om
hunne beginselen te verloochenen óf een ministe-
rieele crisis te provoceren? De Min. meent dus te
hebben aangetoond dat de begrooting wel degelijk
sluite en dat de middelen tot dekking der uitgaven
aangewezen zijn. Maar zegt zegt de Min.,
zijn schatkistbiljetten dan geen middelen,is het
iets anders dan autorisatie om te leenen voor
een korten tijd. Als de Min. autorisatie heeft
om te leenen volgens art. 1 der wet op de mid
delen is hij toch niet gedwongen dit te doen,
hij kan 't uitstellen, wanneer er ruimte van
geld in kas is, en dat is het geval. Op dit oogenblik
is er ƒ32.000.000 geld in kas. En wat doet men
bij gemeenten bij groote kasruimte? Men geeft
het geld in beleening, dat uiag de Staat echter
niet doen; maar mag hij 't dan niet gebruiken
tot uitsparing van renten voor eene leening? Som
migen hebben den Min. aangespoord, geprikkeld
ja getart tot opheldering, welke zijne finantieele
plannen zijn. Men erkent daarbij echter, dat
't onredelijk zou zijn uitgewerkte plannen te
vragenmaar is 't dan niet nog veel onredelijker
om stukken van plannen te vragen, die beoordeeld
of veroordeeld worden, vóór dat men in staat is
het geheel te overzien. In andere landen worden
de wetten na hare aanneming aan een plebisciet
onderworpen, hier wil men de wet die nog niet
is aangenomen, aan een plebisciet onderwerpen
eD dus omgekeerd handelen. Voor de verkie
zingen hebben de leden dat niet noodig. De can
didaat staat daar met zijn algemeen karakter
als volksvertegenwoordiger, niet tot verklaring
(Novelle naar het Hoogduitech).
(Vervolg.)
«Ik hoop, mijnheer de baron, dat die zaak u een
j—aarschuwing voor uw ganSche leven zal zijn en
rBhet zal mij'in dat geval nimmer berouwen u de
hulpzabne hand geboden te hebben. Het bericht
'at gij de beminnelijke Rosalie gelukkig maakt,
atüBal voor mij steeds een aangename tijding zijn.
^Rllag jk u nu verzoeken dezen wissel ih te vüllen,"
'Dg hij voort, terwijl hij een wissel in blanco
't den zak haalde.
'R Montecaldo beet zich op de lippen al6 iemand
s een hevigen pijn moet bestrijden.- „Zou de
|^ak geen tijd hebbeü tot Da mijn huwelijk?"
..R'oe8 hÜ-
De president glimlachte stuw„ik moet binnen
p dagen een nieuwe oproeping der erfgenamen
l*aa kapitein Lambert doen plaatsen en ik ge-
Joof, dat het in uw belang is dat d ie tegen dien
■"id overleden zijn."
„Welnu," zeide Montecaldo vast besloten; „het
zij zoo, ik, kan het meisje niet verliezen, ik moet
het offer breügen."
„Er blijftu nog genoeg over, troostte de president,
de oude 1 Eadauer zal met de huwlijksgift niet-
karig zijn. Ik 1 verwacht binnen vier dagen
bericht, hoe mijn zwager het doodbericht heeft
opgenomen en terwijl gij de maat vhn het me
daillon naar Parijs zendt, om daar een nieuw
portret te lateu maken dat spoedig genoeg kan
geschieden, neem ik op mij de juweelen te be
waren."
„Ik geloof rriet, dat ik u aanleiding gegeven heb,
om mij te wantrouwen," viel Montecaldo hem
geraakt in de rede.
„Volstrekt niet baron; het is slechts wegens
de zekerheid en volgens de orde dat men een
pand behoudt, totdat men gedekt is. Gij zult dat
wel bij ondervinding weten."
-Montecaldo beet zich op de lippen en gaf zwij
gend het etui aan den president" En wat waar
borgt mij voor uwe stilzwijgendheid, mijnheer
de president," vroeg hij toen eenigszins angstig.
„Vooreerst mijn Woord,"antwoorddedeze trotsch,
en dan het gevaar om eene rijke erfenis te ver
liezen, als mijn zwager ooit te weten kvvam dat
ik zijne wenschen om u te believen verijdeld bad,
maar ik hoop het bestemevrouw Baum zal zoodra
zij het portret maar hqeft, nergeus meer van spre
ken en daarmede is de zaak ten einde."
Montecaldo knikte, hoewel nog verstoord, toch
toestemmend met het hoofd.
„En nu goedpn nacht, mijnheer de baron," zeide
de president wien zijn stormachtig opgewonden
gemoed naar buiten dreef. „Slaap wel en wees
getroost. In acht of tien dagen verwacht ik het
nadere," 8
Toen de president naar buiten trad in de zoele
nachtlucht, ademde hij diep en als verlichtiedere
ster, die aan den hemel flonkerde, scheen hem
geluk te wenschen.
„Heeft mijnheer de president mijn dienst de
zen avond nog noodig?" vroeg de lange politie
beambte die achter hem het hotel verlaten had.
Neen Schater, het is goed zoo, gij kunt gaan."
De president was heden zoo buitengewoon min
zaam, dat de agent van politie schier meende dat
het dezelfde stem niet kon zijn en toen hij lang
zaam weg ging, meende hij zelfs de president in de
stilte van den nacht met zich zelve te hooren
spreken. „-r
„Hij bidt," zeide de agent en kon zich niet
weerhouden om met het hoofd te schudden, toen
hij aan den hoogmoed van den gestrengen heer
dacht.
„Binnen acht dagen is het testament veranderd,"
juichte de president, toen hij verder ging en hij
moest nu eu dan stilstaan, zoo klopte hem het
hart. Zijne vreugde bad een gebed kunnen wor
den vol innigen dank, maar de zuchten en tranen
eener verlatene weduwe die hij berooven wilde,
bluschte den glans daarvan uit, toen het voor
Gods troon opsteeg en de weegschaal zijner
schuld waarin deze iranen vielen, zonk diep, zeer
diep. -
De wind woei door de groote lindenboomen,
die het huis in het stille Uarzdal omgaven en
voerde een zoeten geur in de geopende vensters.
Daar binnen zweeg alles, het was of er hier geen
levend wezen woonde, zoo doodstil was alles.
En toch zien wij, als wij een blik in de huis-
kamer van den Chevalier werpen, dat hij tehuis
en dat Martin, die heden even als altijd, heiu be-
waakt, en bediende, in zijne nabijheid is.
Zij waren zeer verouderd, die beide mannen,
en als men den Chevalier, die slapend opden divan
lag, in het bleeke, vervallen gelaat zag, dan kon
men duidelijk zieo, dat zijne dagen geteld waren.
Wordt vervolgd).