iV. 3435. 1871 Zaterdag 22 April. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post9 3,85. Afzonderlijke Nommersn 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVBRTKNTIKN. Voor iederen reg-el/0.15. Grootere letters tiaar de plaatsruimte die zij beslaan. Uit den Gemeenteraad. Toen de voordracht van Burg. en VVeths.werd aangenomen, om Leiden in het bezit te stellen :an een sierlijk en doeltreffend gebouw voor openbare bijeenkomsten, is, zoo men zicb zal herinneren, tevens besloten, dat nader zou beslist «orden omtrent de aanwijzing der middelen tot dekking van de geraamte uitgave van 15,000. Nevens een voorstel van B. en Ws. tot aan wijzing van de middelen voor openbare wer- ten, die, het was reeds vroeger bepaald, door let opnemen van een bedrag van 17,000 zou den verkregen worden, stond er op de agenda een, dat den raad in overweging gaf, om even- eens van het middel van krediet gebruik te ma ten voor eerstgenoemd publiek werk, door onder hands een schuld van 15,000 tegen 5 pCt. aan te gaan met onze stadgenooten de firma Reime- ringer Zoon. Het was te verwachten, dat de voorstanders van een zuiver economisch beheer der financiën zich niet zoo grifweg zouden vereenigen met het aangaan van schuld, bij de zekerheid dat dit kon termeden worden, wegens het bezit van eigen dommen, waarvan het nog zou moeten bewezen «orden of er sterke redenen van algemeen nul bestonden, om die ter beschikking te hou den. De heer Krantz maakte het eerst ter loops deze opmerking, doch indien wij de bedoeling van dit gèacht lid juist begrepen hebben, dan gold lijn hoofdgrief meer den vorm, dan wel het be- :insel van het sluiten eener leening. We hebben kithaus Zijn klacht over gebrek aan publiciteit ten deze fiiet zoozeer opgevat als behoorende tot fe publiciteit, welke het voorstel van den heer Suys, waarover straks, bedoelde, dan wél dat Jet gemeentebestuur het voorbeeld niet heeft ge- rolgd van zeer vele provinciën en gemeenten, om, na voorafgaande bekendmaking van de conditiën, Jer stortingen, afiossing en rentebetaling, eene openbare inschrijving te openen, met dien ver stande, dat het hoogste bod in aanmerking komt, eene geldleéning dus boven pari, die door de autoriteiten in de wetenschap zeer aanbevolen wordt. Slaan wij den bal erg mis, als wij èn uit den geest van het gesprokene door den heer Krantz èn door andere leden afleiden, dat een gemeen tebestuur zelfs in de verste verte niet den schijn zich mag laden van begunstiging Zoo ja, dan mike een ieder voor zijn eigen eene gevolgtrek king uit de woorden van ons onafhankelijk raads lid Krantz, of, indien aan het aangaan der lee ning meerdere bekendheid in de gemeente ware gegeven, er niet meer mededinging zou zijn ge neest en of bij de onzekerheid van den rente koers wel eene leening had behooren gesloten 16 worden. Het beginsel zelf van het onwenschelijke om te leenen als men fondsen voorhanden hééft, werd krachtiger vooropgezet door den heer Hartevelt, aan wiens helder, zaakkundig en practisch oor deel dusdanige vraagstukken zoo goed toevertrouwd ujn. Zijn betoog dut 't abnormaal was om geld op te nemen tegen hoogeren interest, dan 't knpitaal dat op het Groothoek was ingeschreven aan rente opbracht, en dat het dus voordeeliger en regelmatiger was zich van onvoordeelig kapi taal ten behoeve van bewust Werk te ontdoen, lokte geen tegenspraak uit die op goede finantieele gronden berustte. Integendeel onze wethouder van financiën, de lieer De Fremery, was ten volle het gevoelen toegedaan, dat als er geld voorhanden is, niet moet geleend worden; maar voor ditmaal week hij ju de practijk van deze theorie af, wegens de vrees dat er uit den jaarlijkschen verkoop van inschrijving moeilijkheden zouden ont staan met Gedeputeerde Staten, waardoor per slot van rekening onze nazaten de dupe der geschiedenis zouden worden. Hij vond te meer vrijheid zijne adhaesie te schenken aan de leening, nu eeh paar döor hem geraadpleegde geldmannen hunne verwondering hadden te kennen gegeven, dat men in dezen tijd geslaagd was eene leening te sluiten a. pari lot de rente van 5 pCt. En als hij zich dan her innerde dat Rijnland dezen zomer geen geld tegen -ö-pCu kon krijgen, dan noemde hij de leening eene voordeelige zaak. De heer Buys, die de tneening van den heer Hartevelt ondersteunde, Hachtte evenwel meer de vrees weg te nemen die men voor de zonderlinge handelwijze van Gedeputeerde Staten koesterde, welke daarin zou bestaan, dat dit college wel eens op de gedachte kon komen om een lans te breken voor de bur gerij, en zeggen: „dit gaat zoo niet mijne heeren, verkoopt ge kapitaal, dat 't dan in de eerste plaats strekke om de belastingschuldigen te verlichten door den hoofdelijken omslag er mede te verminderen." Wel mocht de heer Buys daartegen aanvoeren .„Gedeputeerde Staten zijn immers geen despoten," waarin natuurlijk lag opgesloten, dat hetdagelijksch bestuur, bedoeld college nog al een despotiek tintje tegenover de gemeentebesturen toekende. Maar zoo ergens dan bestond er hier geen reden voor, want Gedep. Staten maken geen een jaar aan merking op do post tot aankoop van kapitaal. Veilig mogen we dan ook zeggen, dat de vrees van B. en Ws. veel te ver was doorgevoerd. Zeker zijn de gemeentebesturen aan een zeer omvattend toezicht van Gedeputeerde Staten onderworpen; maar in den zin van B. en Ws. zou dit toezicht bemoeizucht worden en sterk rieken naar het thans omvergeworpen Fransche centralisatiestelsel. Bo vendien vergeten wij niet dat Gedeputeerde Staten ook het oog niet sluiten voor de omstandigheden waaronder maatregelen vergezeld zijn gegaan, die aan hunnegóedkeuring onderworpen zijn geworden, en dan zullen zij er wel degelijk op letten dat de Leidsche burgerij ten hoogste prijs stelde op de ver bouwing der Gehoorzaal, ja daarvoor wel wat meer hoofdelijken omslag over had. Waarlijk, Burg. en Weth., vergeten wij niet dat de heer De Bosch Kemper in zijne Handleiding heeft gezegd, dat „hetgeen de Vaderlandsehe dichter zong te midden van de vernedering onder de Fransche suprematie' in 1805 z;Geen diviuglandij vormde immer slaven, „Maar slaven schiepen dwinglaudij" ook waar is ten opzichte van het administratieve." Bij eene vroegere gelegenheid verdedigden wij bij het bespreken der Gehoorzaal-qüaestie, het sluiten eener leening, tenzij andere middelen tot dekking mochten gevonden worden, tegenover hen die dezen nuttigen maatregel uit finantieele bezwaren bestreden. Nu heden een ander en beter middel dan eene leening werd aangeboden, schro- meu wij niet ons leedwezen uit te drukken dat ten slotte het voorstel van den lieer Hartevelt om de f 45000 door verkoop van inschrijving te vinden, is verworpen met 10 tegen 8 stemmen. Wij zien er geen bezwaar in eene leening aan te gaan om in tijdelijke ongelegenheid te voorzien, maar om geld op te nemen tegen 5 pCt. eene rente die wel is waar zeer gematigd is, ter wijl uien kapitaal bezit waarvan slechts 2'/, a 3 pCt. wordt getrokken, is het inslaan van een weg, die noch in het voordeel van het levend geslacht is noch in dat van onze nazaten. En nu de geschiedenis van den wassen neus of het publiciteils-stelsel te Leiden. Om en de bij is dit dood eenvoudig zaakje reeds eenige jaren hangende. De vorige redactie van dit blad en ook wij al sedert een ruime poos, hebben gelijk een ieder die doordrongen is van de onwederlegbare waarheid, dat bij vrije plaat selijke besturen het publiek op zijn belangen moet toezien, aangedrongen op het wegnemen der belemmeringen dié daaraan te dezer stede op aller schromelijkste wijze in dén weg staan. Gelijk bij alle zaken die slecht geregeld Zijn, de fouten van dag tot dag meer in het licht treden, zoo is het ook hiermede gegaan. De tijd heeft ons recht doen wedervaren, doen zien dat onze grieven niet ijdel zijn, maar zoo waar, dat als er langer op den slechtèn weg wordt voortgegaan, wij zouden vreezen, dat de Leidsche publiciteit in de gemeentezaken, spreekwoordelijk zal worden, als men hier of daar over slakkengang in de publi citeit heeft te klagen. Dit kwam in den laatsten tijd zóo zeer aan het licht, dat ons raadslid de heer Buys, een voorstel indiende om aan die diep ingewortelde sleur voor goed een einde te maken een voorstel dat in iederen regel uitwijst, hoe diep de voorsteller doordrongen is van hetgeen aan de ingezeteneu bij vrije Staatsinstellingen toekomt, dat namelijk de levensbestemming van het individu in den vrijen staat om deel te ne men aan het staatsleven, niet moet belemmerd wordendat de belangstelling van elk waarachtig staatsburger iu dé staatsaangelegeuheden, niet zijdeliDgs moet worden gefnuikt. Dit Voorstel nu van de frissche strekking om de pers binnen deze gemeente te maken tot het „voertuig," waardoor de ingezetenen tijdig in kennis komen van de belangen, klein of groot, hetzij die hun beurs of kerk, hun onderwijs óf gezondheid, hetzij die hunne meer persoonlijke belangen raken, die door hunne vertegenwoordi gers in vereeniging met het bestuur der gemèehte worden beheerd, kwam in de raadszitting van gisteren in behanSeling. Wie zou tegen zulk een voorstel bezwaar kunnen hebben? Immers A zal in de gelegenheid zijn om bij het voorstellen van eene vérot'dening die zijne gemoedsbezwaren krenkt, dit aan den raad met zijne gronden te kennen te geven. B kan rneenen dat door een of andere voordracht zijne rechten miskend worden. C zal geduchte bezwarén kunnen inbrengen tegen een maatregel om zijne kinderen naar een avondschool te zenden, wanneer zij reeds den gansohen dag Op de harde banken hebben gezeten en de lieve kleinen meer behagen er in scheppen om te spelen. Van personen komt men op kerkeraden, van kërkèradeó op maat schappijen, eommissiën enz. En zoo kan een ieder gebruik maken van zijn recht vin petitie, dat de wet gegeven heeft, om, waar het toezièht Óp zijn belangen aanleiding geeft zijn stem te doen hoo- ren, daartoe in de gelegenheid te zijn. Wie durft, zonder den blos der schaamte op hét aangezicht te krijgen, beweren dat zoodanig een gezonde toestand, die den geest onzer instel lingen volkomen weergeeft, te Leiden bestaat? Wij gevoelen het, dat zich niemand daarvoor zal en kan opdoen. Waar is het: men leest wat er reeds geschiedt is, m. a. w. men krijgt mosterd na den maaltijd, mosterd dien men kan bewaren Om den een of auder nademaal een zuur gezicht te doen trekken. Kortom burgers, als ge iets leest wat u e. a. in uwe belangen grijpt, dan staat ge voor een fait accompli, dan kunt ge wel spréken, maar dit is eeh spraak die gelijk zou staan met een poging om staven ijzer met handen te breken. Daarin verandering te brengen, te zorgen dat ge minstens een dag of zes a zeven, vooruit kunt lezen, nagaan, overdenken, wat in eën raadszit ting behandeld wordt, dit is het doel van het voorstel van uw geachten medeburger, den heer Buys; dat is het doel waarnaar wij, die niets liever wenschen dan de burgerij onpartijdig en gemoe delijk te kunnen voorlichten, reeds zoo lang streven. Dit streven is het ware begrip van de ver- eischten voor het publiek leven; dit streven is de roeping van de pers, die, then mogë haar beschou wen naar goedvinden, de pers blijft. En toch, ingezetenen, ons dagelijksch bestuur is biet van deze uieeuing; of ja, zij is het wel, doch wil het toch liever niet zijn; ofschoon het weer toch zoo half en half wel tot de meening overhelt. Waarom? óóidat hét'niet anders kan. 'Wie toch zon id éen stad als Leidenin de i9de eeuw, Voor een domper willen dóórgaan, nadat we allen id Nederland weten wat de licht schuwende staatsmanskunst ons land voor onheil berokkend heeft? Maar hoe redt zich nu het dagelijksch bestuur nit deze tweeslachtige positie? Het geeft een wassen neus, na eenige weken druk bezig te zijn geweest, hem zoo glimmend mogelijk te maken. B. en Weth. geven iu overweging om al de stukken, die voor de leden van den raad gedrukt worden, ook toe (e zenden aan de redacteurs der dagbladen, die daarvan tegen betaling der kosten willen gebruik makenmaar zij verzetten zich ten sterkste „wegens afdoende motieven" tegen het tweede gedeelte van het voorstel des heeren Buys, om de redacteuren in de leeskamer toe te laten en inzage van de geschreven stukken te geven. Tot juist begrip is voor alles noodig te weten, dat behalve de stukken, wier openbaarmaking door de wet geboden wordt en die waren voor eeu jaar of vier ook nog met moeite te bekomen zeer enkele stukken, in vergelijking met de vele belangrijke onderwerpen die aanhangig zijn, voor de leden gedrukt worden. Zooals het nu is, worden die weinige laatstbe doelde stukkeu eeu enkele maal publiek verkrijg baar gesteld. We hebben dan nooit nagelaten de aangekondigde waar te koopeu en meestal den inhoud in zijn geheel opgenomen. Wisten we bij toeval dat een of ander belangrijk stuk ge drukt was, zonder nog te kunnen gissen of het publiek er iets vau zou mogeu weten óf dat alleen de leden exemplaren bekwamen, dan hebben we vaak alle krachten ingespannen om te zorgen dat het publiek zijne belangen zou kennen. Maar dan was steeds het stereotype antwoord„Diestuk ken zijn alleen voor de leden gedrukt," en men lette wel, dit waren geen zaken wier strekking geheim moest worden gehouden. Welnu, het eenige onderscheid tusschen het tegenwoordig voorstel van B. eD Weth. en de oude sleur, is, dat we nu zullen te weten komen wanneer de stukken, die gedrukt worden, verkrijg baar zijn, en dat een paar van die rapporten als anderszins, die vroeger nog niet werden afgestaan, nu ook zullen verstrekt worden. En dat noemen wij, met den heer Buys: „een armzalig zoodje." Van de geschreven stukken, die doorgaans de belangrijkste zijn, mag het publiek niets weten. Somma summarum: een wanen neus. Wat nu het inderdaad bemoedigend debat be trof, dat in de zitting van gisteren aan deze dood eenvoudige zaak werd gewijd, zullen we niet treden in al hetgeen over de pers en de journa listiek iu het algemeen en meer bijzonder met het oog op de pers binnen deze gemeente, is ge- -sprokeu. Er'zijn vele en behartigenswaardige wen ken gegeven; maar eene eerste betrachting van, en in het belang van die wenken is, de zaak tot stand te brengen waarvoor wij hier pleiten. „Wilt gij," het zijn de woorden nit de uitstekende verdediging van den voorsteller, „eene oppervlak kige eriliek tegengaan, weluu zorgt dat de personen, die zich met de journalistiek bezig houden, be kend éljn met de stukken. Geeft hun die en ge hebt een waarborg dat hun oordeel juist zal zijn." Bemoedigend noemden we overigens het debat voor onze zaak, omdat niemautl dan de heer Dercksen, en dan nog slechts uit eeu zeer zon derling speciaal oogpunt, de publiciteit als begibsel en in den zin van den heer Buys heeft bestreden. Integendeel,zij ondervond wartneondersteuningbij den heer Cock, terwijl het verwerpelijke stelsel van het dagelijksch bestuur door geen enkel raadslid, zelfs niet door den Wethouder De Fremery, die niet aan het voorstel Buys wilde, met warmte in bescherming werd genomen. Welke waren de bezwaren van den heer Derck sen tegen de onoinstootelijke argumenten Van den heer Buys, wiens eerste rede we gisteren zoo veel mogelijk weergaven? De heer Dercksen zag in liet voorstel een stap om meer en meer op den weg te geraken, van toch vooral eerst te vernemen wat de publieke opinie zegt, zoodat de raadsleden wellicht hoe lan ger zoo meer van eigen opvatting afzien, maar van de publieke opinie moesten afhangen. Dit zou een weg zijn, die niet in overeenstemming is met ■de Nederlaudsche wetten. Waarlijk, geacht raadslid, we durven met de meeste bescheidenheid het gezegde te wagen, dat wij eene hoogere opvatting hebben van de zelf standigheid van de Leidsclien Raad vau die zelf standigheid althans, die liet goede zoekt overal waftr het te vinden is, al komt dit goede, men 1 vergunne ons nog eenmaal de afgezaagde uit- I drukking, van den stalknecht van den Noord-Bra- bantschen raadsheer. j Iu die opvatting voortgaande, meende spr. dat i dan volgens de bedoeling van den voorsteller in zijn voorstel niet zou moeten staan „meerdere be kendheid bij het publiek," maar „bij 'de journalis- Hek." Is nu de publieke opinie toegelicht alsdejour- i nalist het is? Is dit waar, vroeg spr., als alleen de journalist kennis inaakt met de stukken, en ook zijn oordeel duarover zal geven, dat zeer waar en juist kan zijn, maar ook zeer erroneus en zeer onwaar? Spr. had niet de bedoeling eenige i onaangenaamheid aan de pers te zeggen, maar hij zou liever als het op die wijze ging met een Fransch schijver den journalist toeroepen: „En arrière Waarom aan redacteurs andere rechten toe te staan dan aau zijne medeburgers? Waarom eeu voorrecht aau enkele personen boven het wezen- lijk publiek? Ziehier zoo goed als ons dit mogelijk was, den gedachtengang van den iieer Deicksen weerge- geven. Slechts eene enkele opmerking. In natolging van den lieer Dercksen, die reeds vroeger een gezaghebbend Engelscli schrijver, gisteren een Fransch schrijver aanhaalde, laten wij een Hol- I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1