N°. 3419.
Zaterdag
A°. 1871.
1 April.
Feuilleton van liet „Leidsck
Dagblad".
DE FAMIL1E-JUWEELEN.
LGIDSCH
DAGBLAD
F»RIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVEBTBNTIEN.
Voor iederen regel.0.15.
Grootere letters naar 4e plaatsruimte die zij beslaan.
UIT DEN GE3IEENTERAAD.
Wij openen met deze nadere beschouwing van
iet verhandelde in de zitting van den Gemeen-
eraad van gisteren, eene nieuwe rubriek in dit
ilad.
Het voornemen daartoe werd reeds vroeger
joor ons gekoesterd, maar stuitte af op bezwaren,
aartegen een ieder die vreemdeling is in de
plaats waar hij zich komt vestigen te kampen
leeft; bezwaren die zeker moeilijker te over-
innen zijn voor den vreemdeling wiens vverk-
iring het is zich aan de publieke zaak in hare
rerschillende uitingen te wijden,
ilaar die hinderpalen, zijn voor den publicist
ivemnin onoverkomelijk, als voor de vele bur
gemeesters, die tot deze gewichtige betrekking
jenoenid worden in steden, waar zij t'huis zijn,
lis een kat in een vreemd pakhuis.
Iutegendeel de inan die aan het hoofd eener
gemeente staat, waarin hij nooit gewoond heeft,
noge hij toegerust zijn met de bekwaamheden
ie in hooge mate daartoe vereischt worden, zal
neindig meer hinderpalen ontmoeten bij zijn
itreven om een burgervader te kunnen zijn in
en waren zin des woords.
„La critique est aisée, l'art est di/licile": maar
laaroin juist onthielden wij ons steeds van cri-
iiek, waar volkomen kennis van zaken ontbrak;
andaar die geleidelijke opklimming onzer be-
oeiingen in de zaken dezer gemeente; vandaar
lat wij onze rechten en plichten eerst dan ver-
utóen, wanneer wij meenden op vasten bodem
staan.
Eene consciencieuse voortzetting van deze ge-
'ragslijn is de taak die wij thans op onze sellou
ts leggen.
Zelfstandigheid en onpartijdigheid zullen haar
leiden, en het is natuurlijk dat ons oordeel
eheerscht zal worden door de verlichte begin-
:len die wij steeds voorstonden.
Die beschouwingen zullen dan slechts worden
geleverd, als wij van oordeel zijn dat de behan-
elde onderwerpen of de gevoerde beraadslagin
gen daartoe aanleiding geven.
Al dadelijk hebben wij te spreken over de
;itting van gisteren, en wel over hetgeen voor
hallen is met het adres van de kerkeraden der
hristelijke gereformeerde gemeenten alhier, tot
et doen vervallen of wijzigen van artikel 3 der
erordening van 4 Maart 1871, tegen de versprei-
ling van besmettelijke ziekten door schoolbezoek.
Tot inleiding een woord over eene quaestie
ie daarmede in nauw verband kan worden
gebracht: voor ons eene oude bekende.
Wij bewereu dat hel bewust adres, ingekomen
léene week na de vaststelling van de betrokkeo
verordening, het sprekendst bewijs is van de
ellendige wijze waarop de publiciteit binnen
deze gemeente geregeld is.
Ware de ontwerp-verordening of slechts haar
doel en strekking, tijdig vóór de behandeling dooi
de vertegenwoordigers der gemeentenaren publiek
gemaakt, de kerkeradeu zoudeu in de gelegen
heid zijn geweest, hun grieven vooraf den raad
kenbaar te maken.
Wij onthouden ons van gevolgtrekkingen te
maken omtrent den invloed, welke daardoor op
het oordeel van onzen gemeenteraad had kunnen
uitgeoefend wordenmaar zeer zeker zou dit
oordeel dan niet belemmerd zijn geworden door
de omstandigheid, die nu, afgescheiden van de
quaestie, bij vele leden heeft kunnen wegen, dat
namelijk de raad op een eenmaal gevallen besluit
zeldzaam terugkomt.
Dit gevoelde de heer Dercksen dan ook ten
volle, toen hij 't gisteren noodig achtte den raad
te herinneren aan het gezegde van den Engel-
schen staatsman, dat als eene vergadering meent
op een besluit te moeten terugkomen, dit een i
bewijs is, dat zij dien dag verstandiger handelt.
Wij zullen hierop niet doorgaan, maar besluiten
met onze bevreemding te uiten dat B. en Ws.
omtrent het aanhangig voorstel van den heer Buys,
tot regeling der publiciteit op goede grondslagen,
nog steeds een plechtig stilzwijgen bewaren.
Met gespannen verwachting zien wij een prae-
advies van het dagelijksch bestuur over dit voor
stel te gemoet.
Wat het onderwerpelijke vraagstuk betreft, kun
nen we met eenige korte opmerkingen volstaan.
Wij betuigen onze volkomene instemming met
de argumenten van de voorstanders der verorde
ning. De tegenstanders die de bevoegdheid, om de
maatregelen bij de verordening voorzien testellen,
niet betwistten, bleven ook nu nog van de gulden
vrijheid meer verwachten, dan van den „on-
menschkundigen", „harden", „onbillijken", „on-
doelmatigeu", en „zedelijken", dwang.
Wij vragen echter of die dwang, als hij dien
naam verdient, dan zulke slechte gevolgen heeft
gehad?
Is onze gemeente, dank zij de spoedige en
doortastende maatregelen van het gemeentebestuur,
niet tot dusver betrekkelijk van de epidemie be
vrijd gebleven?
Richt die epidemie niet de meeste verwoestingen
aan, in gemeenten waar men weifelend te werk
ging en .waar men de put zal dempen als het
kalf verdronken is?
Waarlijk de heer Goudsmit kon zich niet kern
achtiger uitdrukken, toen hij het gevoelen der
tegenstanders van den dwang aldus karakteri
seerde, dat men de zaak maar moest laten loopen
tot er eerst eenige duizenden menschen waren
gestorven, ten einde dan te beproeven of de erva
ring voldoende was om de vaccinatie met d wang
in te voeren; een argument dat des te meer kracht
bekwam, na de paradox van den heer Cock, dat
bij vrijheid zich meer menschen zouden laten
inenten dan bij dwang en dus ook minder sterven.
De heer Cock vergat ten eenemale, dat de
zoogenaamde dwang, juist voorgeschreven was
voor hen die de gemoedsbezwaren hadden, door
den heer Buys in de vorige raadsvergadering
zoo juist van alle gewicht ontdaan.
Nog verdient opmerking het mal figuur dat de
heer Le Poole maakte. Met al den eerbied, dien
wij voor de overtuiging van dit raadslid op het
gebied van ouderwijs hebben eene overtuiging die
de o. i. verderfelijke beginselen van het sectarisch
onderwijs boven de neutrale school verkiest, was
zijn ongemotiveerde uitval tegen eene zinsnede
in het rapport van B. en Ws., waarbij gezegd
werd dat het gemeentebestuur de vrijheid van
ODderwijs binnen deze gemeente huldigde, zoo
onhandig mogelijk.
De heer Le Poole kreet dit gezegde voor ironie
uit; maar toen de voorzitter met een zeldzaam
aplomb en veel geestdrift bewijzen vorderde, dat te
Leiden geen vrijheid ven onderwijs bestond, kroop de
heer Le Poole, in zijn schulp.
En toen de voorzitter vroeg of de heer Le Poole
een voorstel er van wenschte te maken om de
aangevallen zinsnede uit het rapport te doen ver
vallen, antwoordde hij ontkennend.
De heer Le Poole heeft hierdoor weder ruim
schoots stof gegeven ter beoordeeling van het
peil der oppositie tegen het uitmuntend geregeld
onderwijs binnen deze gemeente.
Wij zijn er hem ten hoogste dankbaar voor,
ook met het oog op de verkiezingen op den der
den Dinsdag in Juli a. s.
Lelden, 31 Haart.
Men verzekert dat Z. R. H. Prins Hendrik
met de eerste boot der Maatschappij „Nederland",
welke 15 Mei a. s. van hier naar Batavia ver
trekken zal, de reis zal medemaken tot Suez.
De commissie van voorbereiding voor de op
richting van eene Alphensche Buurt-Spoorweg-
Maatschappij heeft in hare eergisteren te Alphen
a/d Rijn gehouden vergadering besloten, afge
vaardigden naar den Minister van Binnenland-
sche Zaken te zenden, ten einde te onderzoeken,
in hoe ver er grond bestaat om te kunnen ver
wachten, dat de door de heeren Knijff en Kaptein
te Woerden geprojecteerde spoorwegverbinding
van Leiden en Woerden, via Alphen, kans heeft
om verwezenlijkt te worden. Daar de voormelde
commissie aan het ontwerp Knijf-Kaptein de voor
keur geeft boven een buurt-spoorweg, is het ver
krijgen van zekerheid of dat ontwerp zal worden
uitgevoerd, voor hare aanvankelijke plannen van
het grootste belang. Tot afgevaardigden zijn be
noemd: de heeren II. F. Fijnje van Salverda,
oud hoofd-inspecteur van den waterstaatS. Her-
rewijn Jz., koopmau en lid der Staten van Zuid
Holland, en A. P. Zaalberg, burgemeester, allen
te Aarlanderveen.
Onder de bekroonden op de tentoonstelling van
vee en pluimgedierte, gehouden den SOiten Maart
te Schiedam, door de afdeelingen Rotterdam,
Schiedam en omstreken der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, komen voor: D. Nie-
kerk, te Leidscheudam, 3de prijs f 20, voor koeien
uitsluitend met hard voeder gemest; A. Van der
Burg, te Hazerswoude, eerste prijs f 10, voor
vette schapen, onverschillig welk ras, en de 2de
prijs f 5.
Een prijs van het bestuur, bestaande in f 10,
werd o. a. toegekend aan K. S. Heelkema, te
Leiden.
De tentoonstelling, begunstigd door helder we
der, werd druk bezocht.
Het vee munt zeer uit in schoonheid en grootheid.
De Minister van Financiën heeft geantwoord
op het verslag nopens het ontwerp tot aanvulling
der wet op de Middelen.
Voor zooveel die voorgestelde wijze van aan
vulling voor het dienstjaar 1871 reeds bij de alge-
meene beschouwingen over de definitief vast te
stellen begrooting ter sprake is gebracht, kan de
Minister van zijne zijde zich aan het antwoord
op die beschouwingen gedragen. Dit geldt bepaal
delijk ten aanzien der opmerkingen omtrent het
uitstellen van het sluiten eener geldleening voor
de voltooiing de Staatsspoorwegen.
De gunstige toestand van 's Rijks kas, waarom
trent opheldering werd gevraagd, is inzonderheid
aan de volgende oorzaken toe te schrijven.
Vooreerst hieraan dat, terwijl de belastingen
geregeld, op een betrekkelijk klein bedrag na,
reeds in het jaar waarover de dieDst loopt worden
opgebracht, reeds een belangrijk bedrag aan uit
gaven eerst in den loop van het daarop volgende
jaar betaald behoeft te worden, ten andere aan
de aanwezigheid in 's Rijks kas van gedeponeerde
Provinciale en 's Rijks bijzondere fondsen, onder
welke laatste inzonderheid dat voor den aanleg
der Staalsspoorwegen, waarvan het saldo op uit.
Februari II. nog eeue som van ongeveor6,600,000
bedroeg, en ten derde aan de zeer gunstige wer
king in dit opzicht, van de wet van 23 April 1864
(Staatsblad n°. 35) tot regeling van de wijze van
beheer en verantwoording der geldmiddelen van
Nederlandsch Indië. Ingevolge die wet worden
zeer belangrijke sommen, die onder de vroegere
orde van zaken, tijdelijk onder berusting bleven
van de Nederlandsche Handelmaatschappij, thans
zoodra zij beschikbaar zijn, in 's Rijks schatkist
overgebracht. Op 1°. Januari 1871 bedroeg het
beschikbaar saldo van het Departement van Kolo
niën, na aftrek der geheele bijdrage, aan's Rijks
schatkist over 1870, ruim f 12,600,000 en thans is
het na aftrek van een evenredig gedeelte der
bijdrage over 1871 tot ongeveer f 14,890,000 ge
klommen.
In de behoeften der Indische kassen wordt
sedert eenigen tijd vooreen grooter deel dan vroeger,
door afgifte van gou vernemen tswissels voorzien.
De uitzending van specie, die, uit den aard der
zaak, steeds eenige maanden vroeger dan de be
taling der wissels geschiaden inoet, kon daardoor
worden ingekrompen. Ook deze maatregel heeft
tot de belangrijkheid ran het laatst bedoelde saldo
hijgedragen.
Voorts heeft tot de beperking der uitzendingen
en dus tot de ruimte van kas hier te lande kun
nen medewerken de aanwezigheid in de Indische
kassen van de saldo's der dienst 1366 en vroeger.
Ook het voorhanden zijn van een nog buiten bestem
ming gebleven saldo op de dienst 1867 der Indi
sche begrooting zal daartoe hebben bijgedragen.
(Novelle naar het Hoogduitsoh).
Vervolg.)
„Hond," riep de president bij deze woorden,
Hie zijne eer aantastten, op een onderdrukten van
I toorn bevenden toon, en greep den jood tegelij-
Ikertijd met ijzeren vuist aan de keel. Ellendeling
I n»t durft ge zeggenMaar, alsof hij zich besmet
1 had, zoo stiet hij hem verre van zich en zeide
I terwijl Danziger van schrik en smart jammerde;
['k zal als een verstandig man met u spreken,
l2|e gij toe of gij mij verstandig kunt hooren-"
«Als ik mij verwaardig, u met mijn vroeger
I 'even bekend te maken, zoo geschiedt dit om u
,e overtuigen, dat ik steeds met energie getracht
heb, mij uit bezwarende omstandigheden te hel
pen, en dat ik nooit de bedaardheid en de be-
I zonnenheid verloren heb, die daartoe behoort."
«Met het geld van andere menschen," prevelde
I Roziger echter duidelijk genoeg, dat de Presi
dent het hoorde, hij verschool zich echter vrees
achtig half achter de tafel, toen hij in de oogen
van den trotschen man hetzelfde toornige vuur
van zooeven bemerkte.
„Ik verlang, zooals ik straks zeide, dat gij mij
verstandig, dat is voor alle dingen, zonder inso-
lente aanmerkingen, aanhoort," vervolgde de pre
sident, „ik kon anders ongeduldig worden en de
zaak haren loop laten. Bedenk, dat gij alleen
wat te verliezen hebt, ik.... en als gij weet
wat eer is, zoo zult gij mijn woord gelooven,
ik niets meer. Als ik dus spreek, is het om
uwentwil.
Toen ik regeeringsraad werd, en dat is reeds
meer dan twintig jaar geleden, had ik mijn klein
vermogen niet alleen doorgebracht, maar ik had
ook ongeveer twaalf tot vijftienduizend thaler
schulden. Dat is niet veel als men bedenkt, dat
een jong mensch van de vroegste jeugd af aan
gewoon aan de vorderingen en genietingen der
hooge gezellige kringen, en nadat hij uit eigene
middelen zich de geestelijke beschaving, dus het
materieel, dat de staat noodig heeft om de machine
in werking te houden, verschaft heeft juist door
dien staat gedoemd wordt, om jaren lang voor
niets voor hem te werken. Het is verder genoeg
als ik u zeg, dat het joden waran, bij wie ik
leende.
De behoeften en mijne bezoldiging vermeerder
den niet gelijkmatig.... de vroegere gewoonten
vergeet men niet, kan uien niet vergeten omdat
ze weer nauwkeurig te samenhaDgeD, met onze
maatschappelijke stelling, waarvoor wij in zekere
mate den staat verantwoordelijk zijn. Mijn kleine
kapitaal was reeds uitgeput, toen ik de hooge-
school verlietna verloop van tien jaren, had ik
vijftienduizend thaler schulden en had toch slechts
vrij eenvoudig geleefd. Toen kreeg ik eene erfenis,
dezelfde, waarop mijne schuldeischers mij geld
geleend hadden. Het wa6 wel is waar vijftigdui
zend thaler, maar als men er daarvan vijftien
duizend voor schulden afneemt en tegelijkertijd
zijn huishonden moet inrichten, dat een dubbel
inkomen vereischt, zoo is het natuurlijk, ja zelfs
plicht tegenover de zijnen, dat men beproeft, het
verlorene terug te winnen."
„Zeker, zeker," zeide Danziger toestemmend,
„een man, die ook maar eeu ideetje van zaken
heeft en na aftrek der schulden toch nog altijd
vijfendertigduizend thaler heeft, mag niets ver
zuimen."
„Goed, ik speculeerde dus, ik speelde, maar ik
was ongelukkig; aan de groene tafel evenals op
de beurs verloor ik onophoudelijk, eu toen mijne
vrouw stierf was mijn vermogen ook weg. Onder-
tusschen was ik president geworden, en had een
goed tractement; ik zou er mij mede vergenoegd
hebben, als ik geene dochter gehad had, wier
toekomst ik met ijver ter harte nain. Dientengevolge
was het mijne eerste zorg om mijne dochter eene
trouwe, waardige moeder te geven, en toen dacht
ik aan haar materieel welzijn; mijne tweede
vrouw bezat een vermogen van 25 duizend thaler,
dat zij vol vertrouwenn ter mijner dispositie stelde.
Gij weet welke pogingen ik aangewend heb, na
dat eerst mijne schulden weer afbetaald waren,
om met de rest het verlorene terug te winnen.
Gij waart mijn raadgever, en daarom als er
onverhoopt van schuld de rede kan zijn, mijn
medeschuldige."
„Met uw verlof, mijnheer de president,"
riep Danziger, „Gij hebt mij, een arm maar
eerlijk man gevraagd hoe en waarin gij zoudt
speculeeren; en ik heb den rijken man geant
woord dien ik eveneens voor eerlijk hield; als gij,
mij gezegd hadt„Danziger hier zijn vijftien dui-
zand thalermaar het is het laatste, ik heb
buiteudieu nog schuldenwat inoet ik daar
mede doen, dan zou ik geantwoord hebben: „mijn
heer de president, vestig het in goede hypothe
ken eu als gij in ieder geval het geluk de hand
wilt bieden, waag er dan duizend thaler aan en
niet ineer, maar dat hebt gij mij niet gezegd, en
daarom kon ik u niet zoo antwoorden. G.j hebt