N°. 3362.
A". i874.
Woensdag
25 Januari.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
DE LUCHTVAART
\nO
ifrf
LEID
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.00.
3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PKIJB DER ADVBKTKNT1KN.
Voor iederen regel"AS.
Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lolden, 2d Januari.
De Gemeenteraad te 's-Gravenhage heeft in de
zitting van heden benoemd tot leeraar in de
Nederlandsche Taal, Geschiedenis en Aardrijks
kunde bij de Hoogere Burgerschool aldaar, de
heer Van Aalst, candidaat in de letteren te
Leiden.
De N. R. Ct. beschouwde het als een dure plicht,
om het goede werk van het Roode Kruii te on
dersteunen. Zij prijst dat voor de bewoners der
te Fransebe provinciën, door den vijand gebrand-
j schat en verwoest, iets vaD den overvloed wordt
JMafgezonderdmaar dat nu nog een derde Vereent-
ging, het Blauwe Kruit, verrijst om de milddadig
heid in Nederland te exploiteeren voor de krijgs
gevangenen, dat kaa zij niet goedkeuren. Het
kan Duitschland, als het zijn plicht kent, zoo
JHmoeilijk niet vallen, de krijgsgevangenen behoor
lijk te onderhouden. Het zou een beleediging voor
Duitschland zijn als de liefdadigheid vau andere
volken het werk op zich zou nemen, waartoe
volgens alle regeleD, de gelukkige overwinnaar
zelf verplicht is. En jegens de armen in Nederland
zou het een onrecht zijn.
B(j ons eigen volk wordt ook geleden. De winter
heeft zijne vele nooden, door ziekten nog ver
meerderd. Veel is er te doen, eer bij eigen armen
de ellende dragelijk is gemaakt. De liefde kent
geen grens van taal en volk, 't is waar, maar
er is ook geen wet, die voorschrijft, om bet leed
in de verte, dat in de nabijheid te vergeten.
De N. R. Ct. wenscht aan het Blauwe Kruit,
vrucht van onberaden ijver, in Nederland eene
ipoedige uilvaart toe.
Eene commissie bestaande uit de heeren W.
Marten Westerman, Hubrecht, J. Smits. G. H.
i Kuiper en J. Gosscbalk hebben aan de ingezete
nen' van Amsterdam eene circulaire gericht, om
hunne medewerking in te roepen tot het stichten
eener avondschool voor volwassenen, waartoe
het imtiatief is genomen door de Amsterdamsche
afdeeling der vereenigiog tot bevordering van
Fabrieks- en Handwerknijverheid.
Te Meerssen is overleden de heer Jhr. Mr. W.
A. Vrijthof!, raadsheer in het provinciaal gerechts
hof in Limburg.
Ter gelegenheid van 's Konings verjaardag op
19 Febr. e. k. zullen in de verschillende garni
zoensplaatsen des rijks wederom militaire feesten
plaats hebben, waarbij de meesters en prevöts
op de onderscheidene wapens zullen worden be
noemd, en voorts aan instructeurs der verschil
lende vakken van onderwijs geldelijke beloonin
gen zullen worden toegekend.
(^In de vergadering der Kiesvereeniging Burger
plicht te Rotterdam in een debat gehouden over
het recht van vrede en oorlog in den contlilulioneelen
Staat." De heer Mr. H. Troslorff, die het debat
inleidde, wenschte dit onderwerp niet te bespre
ken in een volkenrechtelijken zin. Hij zou dus
bijv. niet de vraag stellen wanneer de oorlog
wettig is, of welke rechtsgevolgen er uit kunnen
voortvloeien, maar zich alleen bepalen tot dit
éene: aan vvien moet het recht tot oorlogsver-
klaring en het sluiten lan vrede worden toege
kend? Daaromtrent meende hij het volgende te
moeten uiteenzetten.
Onze tegenwoordige grondwet is ook op dat j
punt ontwikkeld uit de grondwetten van 1814,
1815 en 1840. Reeds in die van 1814, was het
recht tot oorlogsverklaring en het sluiten van
vrede toegekend aan den Souvereinen Vorst, maar
onder bepaling van kennisgeving aan de Staten-
Generaal; derhalve met eenige controle van de
zijde der volksvertegenwoordiging. Met die van
1815 en vervolgens met die van 1840 werd weer
een stap verder gedaan, waarna in die van 1848
de bekende bepalingen in art. 55, 56 en 57 wer
den vastgesteld.
Wanneer men nu de geschiedenis der Neder-
landsche constitution nagaat, dan blijkt het, dat
ten opzichte van het recht van vrede en oorlog
een steeds toeneuieuden invloed aan de Staten-
Geueraal is toegekend.
Gaat men terug tot vroegere tijdperken, dan zal
men zien dat toen aan dit recht voor het hoofd
des lands vele beperkende bepalingen verbonden
waren.
Onder de Republiek heerschte ten dien aanzien
eene schromelijke verwarring. Het recht ran
oorlog en vrede berustte wel bij de Algemeene
StateD, die trouwens de souvereiniteit des lands
hadden; maar de wijze waarop het moest worden
uitgeoefend, was evenals de leiding der diplomatie
zóo gecompliceerd, dat men er zich over moet
verwonderen dat het land daardoor niet meer in
ongelegenheid kwam. Van daar dat de wijze,
waarop vele belangrijke tractacten werden gesto
ten, niet met de constitutie overeenstemde. Men
denke slechts hoe de Triple Alliantie tot stand
kwam, hoe het in 1654 ging bij de onderhande
lingen met Engeland, hoe in 1780 de Stedelijke
RegeeriDg van Amsterdam met Amerika een han
delsverdrag sloot tegen Engeland, enz.
Nu valt bet niet te ontkennen, dat er tegen
woordig een streven bestaat om ter zake van het
recht van oorlog en vrede eene wijziging te ver
krijgen, meer in den geest van den vroegeren
volksinvloed. Vao eene andere zijde echter, wenscht
men de tegenwoordige bepalingen op dat punt
te handhaven. Trouweus, waartoe die wijziging?
Het bezwaar, hetwelk tegen de thans bestaande
bepalingen wordt aangevoerd, komt hierop neer:
dat het recht van oorlog en vrede berust in han
den van éen man. Maar hier staat tegenover,
dat onze vrijzinnige constitutie daaromtrent de
noodige waarborgen voor het land bevat. Voor
eerst tocb bestaat hier de ministerieele verant
woordelijkheid; ten tweede de verplichting tot
onmiddelijke kennisgeving aan de Staten-Gene
raai; ten derde kunnen de daaromtrent ge-
wenschte inlichtingen aan de Staten-Generaal
alleen dëu geweigerd worden, wanneer de me-
dedeefifig niet bestaanbaar is met liet belang of
de zekerheid des lands; in de vierde plaatsheeft
men het recht van interpellatie. Nu kan men
wel beweren dat dit alles niet baat, omdat de
Volksvertegenwoordiging bij eene oorlogsverkla
ring staat voor een fait accompli, maar tot den
oorlog is geld noodig, en de beschikking daar
over berust toch bij de Staten-Generaal. Boven
dien bevat onze Grondwet de bepaling (in art.
179) dat vreemde troepen niet dan met gemeen
overleg des Konings en der Staten-Generaal in
dienst kunnen worden genomen; waarbij nog
kouien de bepalingen ten opzichte der militie en
het bijeenhouden van militietroepen. Zulke waar
borgen komen ook voor in de conilitutiën van
de meeste landen.
Het ligt in den aard der zaak, dat er in niet-
monarchale copstitütioneele Staten niet zooveel
strijd over dat recht zal heerschen. De aard der
zaak brengt mede, het toe te kennen aaD dit
deel der Volksvertegenwoordiging, bij hetwelk
de hoogste macht in den Staat berust, zooals in
Amerika bij het Congres, in Zwitserland bij de
Buudesversammlung. Maar opmerkelijk is belgeen
men in Engeland omtrent de zaak opmerkt. Daar
heeft het Hoofd van den Staat de meest uitge
strekte macht Daar buiten, en hiertegenover het
Parlement de meest absolute macht naar binnen;
maar toch zal geen Minister aldaar een tractaat
sluiten zonder het Parlement er in te kennen.
Naar het inzien van den spreker, behoort het
recht van vrede en oorlog ie blijven berusten bij
den Vorst, omdat deze is de vertegenwoordiger
des volks naar buiten, onverschillig door welko
bepalingen eener constitutie hij vis-a-vis zijne
onderdanen in de uitoefening direct of indirect
mocht zijn gebonden. Daarbij komt nog iets: het
recht van oorlogsverklaring is niet te scheiden
ran de diplomatie. Eer de oorlog wordt verklaard,
is er op diplomatiek terrein veel voorafgegaan;
de oorlogsverklaring is eigentlijk de laatste der
diplomatieke handelingen in een toestand, waarin
de oorlog toch reeds onvermijdelijk was geworden.
In zulk eene belangrijke aangelegenheid zal een
Minister van Buitenlandsche Zaken wel niet han
delen zonder overleg met zijne ambtgenooten; en
indien hem ten deze de verplichting tot overleg
met de Staten-Generaal was opgelegd, is het de
vraag of hij dan altoos nog tijdig genoeg zal kun
nen haudelen, en of hij door openbaarmaking van
onderscheidene bijzonderheden het land niet veel
eer in gevaar zou brengen.
Op grond van dit een en ander concludeerde
de spreker tot onveranderd behoud van de artt. 55,
56 en 57 der Grondwet.
Een der aanwezigen meende echter de vraag
te moeten stellen, of de in onze Grondwet opge
nomen waarborgen wel voldoende zijn. Het komt
toch altoos hierop neer, dat men na eene oorlogs
verklaring staat voor een fail accompli, en dat
hieromtrent zekere zaken geheim blijveD.
Een ander spreker stelde als amendement op
de conclusie voor: art. 55 der Grondwet onver
anderd te handhaven, maar den wensch uit te
spreken, dat bij eventueele herziening der Grond
wet de artt. 56 en 57 zouden worden vervangen
door eene bepaling in dien ziDdat jhet sluiten
van verdragen behoort tot de Wetgevende Macht."
Te midden van den strijd voor én tegen het
beginsel van het amendement, werd o. a ook
aangevoerd, dat er toch eenmaal een tijd zal
komen, waarin men onze eeuw, juist wegens
het bestaan van recht tot oorlog, achterlijk zal
noemen. Van een anderen kant werd echter te
kennen gegeven, dat dit denkbeeld wel kan gelden
voor eene verre, maar niet voor de naaste toe
komst, daar zich toch juist in onze eeuw voor
beelden opdoen, waaruit blijkt dat er eéne nog
te sterke richting tot bevordering van den oorlog
bestaat. Zoo werden in den loop van het debat
nog verschillende andere punten ter sprake ge
bracht; doch eigenlijk strekte dit meer tot we-
derzijdsche toelichtingen van de aangevoerde
argumenten, dan tot opening van nieuwe ge
zichtspunten.
Toen het vervolgens tot eene stemming zou
komen, maakte een der leden bezwaar om zoo
terstond in zulk een gewichtig onderwerp een
beslissend ja of neen uit te spreken. Dit scheen
ook met eenige andere leden het geval te zijn
althans eenige hielden zich buiten stemming.
Het resultaat was: dat het amendement ten gunste
eener wijzigiug der genoemde grondwettige be
palingen, met eene meerderheid van 9 stemmen,
en vervolgens de conclusie tot onveranderde
handhaving der genoemde artikelen met eene
meerderheid van 1 stem, werd verworpen.
Uit Haarlem wordt van gisteren medegedeeld
Alhier wordt verhaald, dat een der bedienden
van den heer B., houtkooper, buiten deze stad,
een postduif heeft opgevangen, bij welke een
missive werd gevonden van den Eranschen minis
ter Jules Favre aan zijneu collega Gainbetta, het
bericht inhoudende dat men te Parijs voornemens
was een uitval te doen op de belegeraars."
De gemeenteraad van Groningen beeft eene
verordening vastgesteld, bepalende, dat aan ieder
huis, waar de pokken-epidemie heersebt, een
bord van gemeentewege zal worden gehecht,
waarop het woord: kinderziekte. Heeren doctoren
en de inspecteur van het geneeskundig staatstoe
zicht worden uitgenoodigd, de patiënten aan de
secretarie der gemeeDte op te geven.
Het verwijderen der borden of onleesbaar ma
ken van het daarop voorkomende, wordt gestraft
met eene boete van f 1 tot f 25 en van 13 dagen
gevangenisstraf. Het raadslid Dr. Tellegen deed
de eigenaardige mededeeling, dat bij de militairen,
waaronder de pokken hebben geheerscht en de
hervaccinatie van 917 Dec. 11. heeft plaats gehad,
sedert dien tijd gecne gevallen lijn bijgekomen.
De Staalt-Courant bevat de volgende rivierbe-
richten.
Keulen, 23 Januari. Waterstaud 8 voet 41/, duim
boven nul. Weinig drijfijs.
Emmerik, 23 Januari. IJs vast. Waterstand
20 voet 3 duim. Gewassen 3 duiin.
1
Ml!
F"1!
inrt.
I
f'
lil
i,
gedurende liet beleg van Parijs.
Vervolg).
Er heeft zich een geval voorgedaan, dat twee
ballons, die te zamen opgelaten waren, bij elkaar
bleven en op dezelfde plaals Deerkwamen. Wan
neer in zoodanig geval een der beide ballons
vroeger dan de andere daalt, kan men veilig
aannemen, dat dit door verkeerde besturing of
eenig ongeval geschiedt.
Tot nogtoe hebben wij het vrije oplaten der
ballons behandeld; we zullen thans nog een en
ander mededeelen aangaande de door touwen
weerhouden luchtballons Op die wijze werdeD
de'ballons, in den eersten tijd der uitvinding, in
den oorlog gebruikt. Ih 1794 maakte men er op
die' wijze bij den veldslag van Fleurus gebruik
van. Aan de natuurkundige Contelle en Conté
Werd opgedragen te Meudob éene school voor
aëronauten op te richten, die tot in 1803 in wer.
king bleef, toen ze door deu eersten consul werd
opgeheven, oui, naar men beweerde, de officieren,
die toen aan liet hoofd stonden, te verwijderen,
die den leerlingen republikeinsche beginselen
zouden inprenten. Voor hel eerst vindt men het
gebruik der ballons in oorlogstijden bij den veld
slag van Sollëriuo terug, toen de heer Eugène
Godard aan het Erausche leger als aéronaut werd
toegevoegd en dan ook door de mededeeliüg eener
onverwachte nadering van den vijand metgelukkig
gevolg werkzaam was. Tijdens deu Amerikaanschen
oorlog werd van de luchtballons, bij militaire
verkenningen, herhaaldelijk gebruik gemaakt. Men
begrijpt van boeveel nut eeu door touwen weer
houden ballon als observatie-middel kan zijn,
vooral in eene vlakke streek. Men kan bijna on
middellijk tot eene hoogte van 300 meters boven
den beganen grond stijgen en van die hoogte alle
bewegingen van den vijand waarnemen, en door
een te voren geregeld telegraphiscben toestel hier
van beneden mededeeliogen doen. De voordeelen
van dergelijke militaire waarnemingen zijn dus
niet gering.
De daaraan verbonden zwarigheden zijn daar
entegen van verschillenden aard. Vooreerst kan
het vijandelijk vuur den ballon doen bersten en
den aéronaut kwetsten of dooden. Dit bad o. a.
plaats bij het Rijn-leger in 1795; maar men moet
dit onder de oorlogskansen rangschikken; bij
hevigen wind is uien echter niet minder in ge
vaar en eindelijk is het zeer moeilijk om zich
overal het noodige gas te verschaffen.
Waar de vrije luchtvaart den aéronaut eene
aangename gewaarwording geeft, wanneer hij
zich onbekommerd aan de beweging die hij on
dergaat overgeelt, veroorzaakt de opstijging van
een door touwen weerhouden ballon een zeer
onaangenaam gevoel wanneer er wat veel wind
is. Men gevoelt dan de worsteling tegen den wind,
die bij vermeerdering van hévigheid, hein den man
nen, die den ballon weerhouden, lichtelijk zou
kunoeu omrukken. Wat de toebereidselen tot
het oplaten aangaat, zoo is niet ieder zoo gelukkig
om, zooals de lieer Giffard in 1867, een stoom-
windas ter zijner beschikking te hebben, dat
natuurlijk de zaak zeer vereenvoudigt.
De kabels, die aan den ballon bevestigd zijn,
loopen door stevige katrollen, die door windassen
in beweging gebracht worden. Bij de opstijging
worden de kabels door de mannen tot op eene
zekere hoogte gevierd, vervolgens aan de katrollen
et windassen toevertrouwd. Door middel van
een fluitje of vooraf bepaalde teekenS, bij voor
beelddoor verschillende vlaggen, of wel het gemak
kelijkste door middel van een telegraphisch toestel,
worden uit den ballon de noodige bevelen aan
die mannen gegeven, maar wat men niet ver
hoeden kan, is de werking der luclitstroomen
van den dampkring tegen den ballon, en het
toenemende verlies van gas, indien de ballon
verscheidene dagen achtereen op zijn observatie
punt moet blijven.
In dat geval is het onvermijdelijk om eiken
morgen de hoeveelheid gas die den ballon in de
laatste vierentwintig uren heeft verloreD, weer
aaD te vullen.
De moeilijkheid om zich overal bij militaire
waarnemingen lichtgas te verschaffen, heeft doen
besluiten om tot het gebruik vau het zuivere
waterstofgas, zooals de eerste aëronauten gebruik
ten, terug te keeren, en de toestellen tot de ver
vaardiging daarvan, de ballons le doen volgen.
Het labriceeren is vrij kostbaar, maar de benoo-
digde toestellen zijn gemakkelijk te vervoeren.
(Wordt vervolgd.)
Te Parijs stierf voor weinige dagen in den
ouderdom van 97 jareD, de secretaris vau den
beruchten Fouquier-Tinville, Lambert geheeten,
zeker wel de laatste getuige van het Franjche
schrikbewind van 1793 tot 1794.