N°. 3337. Dinsdag A°. 1870. 27 December. I Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DE FAMILIE-JUWEELEN. flnj orn. LEIDSCII DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRI.IS DER ADVERTKNTIKN Voor iederen regel0.15. Grootere letters naar de plaateruimte die zij beslaan. [THOOEDE VAN HET KERSFEEST ZAL MAANDAG DIT BLAD NIET WOKDEN UITGEGEVEN. tbel Lelden, 2J= December. len schrijft aan het Noorden uit Leiden Jlr. O. W. Star Numan en V. De Stuers, die een gelijk aantal stemmen bekomen hebben ir het commies griffierschap onzer Tweede Ka- r, waren nog niet lang geleden academiebur- s. Tusschen hen bestaan deze punten van over- ikomst, dat zij beiden lang aan de academie keerden en hard hebben gestudeerd. Maar aan i anderen kant, welk een verschil. Dr. Stuers, teekenaar der geestige platen in den studenten- nanak, de geestige spreker op onze corps ver leringen, bezit een groote mate vernuft, waar hij met zijne kennis veel nut kan doen; ir en tegen Star Numan, de zwaarmoedige, de and van alle studenticositeit, de boekeneter, i weinig licht zal hij met zijne wetenschap steken. Is hij Groeniaansch, zooals een corres- Ipdent in de Zutphensclte Ct. als nieuwste bericht den Haag mededeelt? Vrij zeker durf ik u rzekeren, dat hij een ultra-conservatief is, die el te zwaarmoedig is om ooit enthousiast te nnen worden voor eenig denkbeeld van voor lang. Hij zal een heirleger van schrijvers te- u aanhalen, waarvan gij schrikt, maar zelf ft hij nog nimmer eenig nieuw denkbeeld gevonden. Dit is zeker, hij zal den ernst aan Kamer niet ontnemen. Mr. Star Numan heeft dissertatie geschreven van een meer dan ge ne dikte over Bijnckershoek, waarover hij zeer gewerkt heeft. Toch zeide een der professo- van dat boek„het is dik maar er staat niet lel in." Had het lot anders beslist, de Kamer- len zouden een uitmuntend portret-teekenaar commies griffier hebben gekregen. Maar alea eta est, en Mr. O. W. Star Numan zal zitten n de linkerzijde van den heer Dullert." Moge Uwe Majesteit en het Vorstelijk Huisin deze beproeving den troost gevoelen, dien alleen berusting in Gods wil en vertrouwen in Zijne liefde kunnen geven. Het ontwerp-adres van rouw-beklag aan den aning door de Eerste Kamer der Staten-Gene- l aangeboden, wegens het overlijden van H. H. Mevrouw de Prinses Frederik der Neder- nden, luidt aldus: Sire Met groot leedwezen heeft de Eerste Kaïner Staten-Generaal van Uwe Majesteit de mede ding ontvangen van het treurig verlies, dat Sire! Uwen beminden Oom, en geheel het minklijke Huis getroffen heeft. Wij beseffen ten volle den omvang der smart, 3 het gemoed vervult van hen, die in Mevrouw Prinses Frederik der Nederlanden eene waar- ;e Echtgenoote, eene geliefde Moeder en eene iog gewaardeerde betrekking betreuren. Het Nederlandsche Volk deelt in den rouw er het afsterven der edele Vorstin, wier herin- ring dierbaar zal blijven, niet alleen bij den Hirenden Echtgenoot en Uwer Majesteits Huis, aar ook bij de geheele Natie. Wij naderen Uwe Majesteit met het eerbiedig rzoek, dat zij de oprechte betuiging van onze ïp gevoelde deelneming gelieve aan te nemen. Het Handelsblad maakt heden eenige opmerkin gen nopens de qnaestie Keer-Dibbits. Trekt men de genoeg bekend geworden feiten, welke tot de schorsing van den heer Dibbits hebben geleid, te samen, dan blijkt daaruit ten slotte dat beide personen den eerbied, dien zij elkander verschuldigd zijn, hebben voorbijgezien, maar dat. de oneerbiedige handelwijze van den leeraar is uitgelokt door de grievende houding van den curator. Pleit voor den heer Dibbits dus reeds de ver zachtende omstandigheid, dat hij geprovoceerd is, daarbij komt nog dat het een eerste ver- eischte van de schooltucht is, dat de leeraar in zijn klasse souverein zij, gedurende den tijd dat hij onderricht geeft. Het lid van het college van toezicht op het middelbaar onderwijs heeft zich dus zwaar ver grepen aan de waardigheid van den leeraar, niet alleen door een der eerste en meest elementaire eischen der beleefdheid in den wind te slaan, maar vooral door tegenover de leerlingen aan merkingen te maken en den leeraar als niet tegenwoordig te beschouwen. Wanneer nu de meerderheid van het college van toezicht niettegenstaande de verzachtende omstandigheden, die voor den heer Dibbits schij nen te pleiten, in het vergrijp tegenover een medelid, reden gezien heeft de schorsing van den leeraar aan het dagelijksch bestuur voor te dra gen, en wanneer B. en W. zich verplicht hebben geacht zulk een gestrenge straf uit te spreken, dan hebben beiden slechts gebruik gemaakt van hunne bevoegdheid, al kan men niet ontkennen, dat de straf onevenredig schijnt aan het misdrijf. Nu dat misdrijf echter gepleegd is, zal de raad, bij de beoordeeling der redenen, hoogstens de criminaliteit van het vonnis kunnen afkeuren en daardoor den leeraar de overtuiging schenken, dat hij over een na uittarting ontvallen woord in de achting zijner medeburgers evenmin gedaald is als in die zijner leerlingen. Maar daarmede mag de zaak niet ten einde loopen. Wat gisteren met den heer Dibbits ge beurd is, kan heden met andere leeraren het geval zijn. Plichtbesef in de eerste plaats, maar ook de gestrenge straf, tegen den heer Dibbits uitgesproken, zal den leeraar terughouden zijne gevoeligheid op dezelfde plaats te doen blijken. Mag echter de onderwijzer aan zulk een handel wijze blootgesteld blijven? Ook deze vraag verdient overweging. Nu van deze eigenlijk nietige zaak zulk een ophef is gemaakt, nu oneerbiedigheid tegenover een curator zoo gestreng is gestraft, eischt de billijkheid, dat ook den leeraren, tegen wie een lid van het college van toezicht zich in den persoon van éen hunner op vrij wat ernstiger wijze vergrepen heeft, vol doening worde gegeven en zij voor herhalingen worden gevrijwaard. De ophanden zijnde perio dieke verkiezing van leden voor dat college geeft den raad daartoe eene uitstekende gelegenheid. Professor P. Harting voert in het Ulrechtsch Dagbl. voor den heer Dr. Dibbits, „een der voortreffe lijkste kweekelingen der Utrechtsche Hoogeschool" een warm pleidooi, en vertrouwt ten slotte dat de Amsterdamsche gemeenteraad het over den heer Dibbits gevelde vonnis niet ratificeeren zal; maar mocht dit onverhoopt wel het geval zijn, dan kan die heer zich verzekerd houden, dat hij daardoor niet het allerminst dalen zal in de achting van allen, op wier goede meening hij prijs stelt. De leerlingen der IVde klasse van de Hoogere Burgerschool te Amsterdam hebben over deze zaak het volgende aan het Handelsblad ingezonden: „Met genoegen lazen wij gisteren in uw geacht blad de alleszins getrouwe opsomming der betreurens waardige feiten, die Zaterdag 3 Dec. jl, op de hoogere burgerschool zijn voorgevallen. Evenwel zij het ons vergund eene kleine aanmerking te makeD, en die is, dat de titel „verwaande ploert," door den heer P. Keer Jr. zoo beleefdelijk ge bruikt, klaarblijkelijk niet op een der leerlingen, maar op onzen geachten leeraar, Dr. H. C. Dib- bets, zeiven, betrekking had. Met diep leedwezen vernemen wij, dat tot de schorsing van dien leeraar voor éene maand werkelijk is besloten, en dat wij dus gedurende dien tijd van de lessen van dien algemeen beminden en zeer geachten heer verstoken zullen zijn. Wij nemen voorts de vrijheid om te vragen, of eene zaak behoorlijk onderzocht heeten kan, als niemand dergenen, die bij het geval tegenwoordig zijn geweest, werd ondervraagd en men dus enkel afging op de verklaring der betrokken personen." Tot Lid van de Provinciale Staten van Fries land in het hoofdkiesdistrict Sneek is ter vervanging van wijlen den heer J. Van Weideren baron Rengers gekozen, de heer F. Z. Reneman van Harich met 553 stemmen. De heer Jhr. Dr. J. Van Weideren baron Rengers, Surnumerair bij de posterijen, bekwam 295 stemmen. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 179 tot 222 vol wassen personen en van 77 tot 105 kinderen. Te Arnhem is gisterenmorgen op eenenzeven tigjarigen leeftijd overleden, de heer Mr. E. Scbei- dius, ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw, deken van de orde der advocaten, audi teur-militair, en oud-lid van den gemeenteraad. In zijne verschillende betrekkingen was de over ledene steeds met voorbeeldigen ijver werkzaam; terwijl hij door zijne welwillendheid en rechtscha penheid zich de algemeene achting had verwor ven. Eene korte, maar hevige ziekte maakte een einde aan het nuttige leven van den man, wiens verlies door velen zal worden gevoeld. Bij den Hoogen Raad der Nederlanden is gis teren als advocaat bij dat hoogste rechterlijk collegie beëedigd de heer Mr. F. A. H. Von Weckherlin. Wegens gebrek aan onderwijzend personeel kan de middelbare school voor meisjes te Arnhem, niet vóór Februari geopend worden. Uit Metz schrijft men van 22 December. Heden werd het stoffelijk overschot van den officier van gezondheid 1ste kl., der Nederlandsche marine, Dr. F. P. Praeger van de 2de Ned. ambulance, gisteren overleden, plechtig ter aarde besteld. De lijkstoet zette zich van het hotel de Metz in beweging. Allen die daarbij tegenwoordig waren, volgden het lijk te voet, als: de Pruissischecom mandant te Metz, de prefect, de maire van Metz, kolonel Maschek, hoofd, de doctoren Baum Sen., Baum, Jun., Liernur, Titzing, leden van de Ned. ambulance, de Fransche predikant Verger, de doctoren der andere ambulances, hooggeplaatste personen, verscheidene Nederlanders en vrienden van den overledene, en eenige herstelde Fransche militairen. Op de begraafplaats, een half uur van Metz gelegeD, werd eerst door den predikant Verger op indrukwekkende wijze het woord ge voerd, daarna door kolonel Maschek, die den verdienstelijken levenswandel van den overledene schetste, in kernachtige taal zijne diensten her dacht, en er op wees, dat Nederland en een groot deel der lijdende menschheid door den dood van dien menschlievenden en bekwamen geneesheer een zwaar verlies leed. Allen waren zichtbaar bewogen, en na de laatste eerbewijzing door het werpen van aarde op de lijkkist in de groeve, keerden zij in rijtuigen huiswaarts. Het zwaarst drukt echter dat verlies de joDge echtgenoot van de overledene, die zich reeds geruimen tijd hier bevindt en, evenals haar man, vele diensten in de ambulance bewees en groote zorg voor de lijders droeg; zij was belast met een belangrijken tak van vrouwelijke admi nistratie. De kaasmarkt te Haarlem zal in de maand Januari 1871 niet gehouden worden. Uit de Kaapkoloniën zijn berichten aangeko men tot 19 November. Aan het Kaapsch Volksblad is ontleend „Met de vorige mailboot is van een tochtje naar Europa naar zijn vaderland teruggekeerd de heer G. Mijburgh. In Holland kijnde, wérd hem de toen vacante betrekking van Consul-Generaal der Ne derlanden voor dit land opgedragen. Het kan de Hollandsch-Afrikaansche bevolking, onder welks de heer Mijburgh de vertegenwoordiger is van een der oudste en aanzienlijkste familiën, niet an ders dan aangenaam zijn te vernemen, dat de Nederlandsche Regeering hare keuze op dezen heer heeft gevestigd. De heer Dibbitz, officier van gezondheid bij het Nederl.-Indische leger, tijdelijk hier gearriveerd met het Nederlandsche schip tledea, en alhier overleden, werd op plechtige wijze en met mili- (Novelle naar het Hoogduitsch). Vervolg.) Toen het rijtuig voor het huis stilhield, sprong lix er uit en schelde; het bleef echter daar men stil en de knaap had intusschen tijd het ,b. is vooreerst van buiteu op te nemen. Het scheen heel nieuw, was in een lichten, modernen stijl ge- uwd, en helder gewit, terwijl alle ramen van Dene jalousiën voorzien waren. Om het huis t door een ijzeren hekwerk was omgeven, lagen aie bloembedden, maar nergens was iemand zien en Felix moest nogmaals schellen eer men den gang langzame schreden hoorde. Den rei- fters scheen juist geen gastvrije ontvangst te ichten, want de deur werd slechts een weinig opend, en een man, met grijs haar, vroeg op wen toon en in Elsasser Duitsch„Wie is ar, bij wie moet gij zijn t" Martini" riep Felix van vreugdejuichend, die den ouden bediende van zijn oom herkende, die hem reeds naar West-Indiën vergezeld had, „Mar tin, ik ben het immers, Felix,van Bork en mama." Bij de eerste Fransche woorden, die den ouden man hoorde, vloog de deur wijd open en het vol gend oogeublik hield hij den knaap van vreugde en verrassing bevende in zijne armen. „Heilige maagd, is dat waarlijk madame en de jonge heer," riep hij uit en hij was zoo ontsteld, dat hij geheel vergat, de dame bij het uitstappen van het rijtuig behulpzaam te zijn, „wat zal mijn heer wel zeggen, en wat brengt u naar Duitsch- land, mevrouw, naar dat koude, treurige land Mevrouw Von Bork zuchtte, zij bedacht, hoe treurig haar leven .was, en dat zelfs in het schoone Frankrijk niet ieder vreugde bereid was. „Breng mij naar mijn broeder, Martin," zeide zij treurig. Dienstvaardig opende Martin de huisdeur en bracht de reizigers toen in een ruim, koel salon, waar hij de jalousiën opende, en madame ver zocht het zich gemakelijk te maken, terwijl hij haar goed zoude bezorgen. Mevrouw Von Bork zag opmerkzaam om zich heen, het vertrek was fraai en elegant gemeubeleerd, maar het had de leegte van het onbewoond zijn, en niettegen staande de hitte werkte de daarin heerschende koelte onaangenaam op haar. Eene oude, netgekleede meid, die een nieuws- l gierigen blik door de halfopenstaande kamer- I deur wierp, zorgde verder voor het goed en Mar. tin kwam weer binnen. Hij scheen buitengewoon opgewonden te zijn,'en de anders zoo bedaarde, welgemanierde bediende, die nooit de. grenzen overschreed die het respect tusschen hem en zijn heer gesteld had, zag in dit oogenbhk in de zuster van zijn meester, niet de adelijke dame maar slechts de Franjaise wier taal hem als met een tooverslag in zijn geliefd Frankrijk verplaatste. Want Martin hoewel een Elsasser van geboorte, had toch slechts het kleinste deel van zijn leven in de Duitsche provinciën doorgebracht en was geheel en al Franschman. „Mijnheer de Chevalier doet eene wandeling," zeide hij „en daarbij is hij juist in dezen tijd zoo aangedaan en prikkelbaar, dat het raadzaam is hem eerst op die verrassing voor te bereiden, madame en de jonge heer komen alleen vroeg hij toen aarzelend, en terwijl hij een angstigen blik op de rouwkleederen van mevrouw Von Bork wierp. Zij bedekte have oogen met haar zakdoek en begon bitter te weenen en de oude knecht be greep alles uit dat zwijgende antwoord. „Die arme baron," zeide hij met bevende stem, „en wat was hij voor een heerl zoo ininzaam en vriendelijk jegens iedereen jegens groot en klein, en de schoonste officier en beste ruiter der geheele armee." Zij knikte inet smartelijke zelfvoldoening. „Maar waarom bleeft gij niet in Frankrijk?" vroeg de oude man aarzelend. „Daar is het toch een heel ander leven als hier en een andere lucht en de menschen zijn daar beter en verstan diger en ook gelukkiger als hier." „Wel, het is hier wel mooi," viel Felix hem in de rede, „ik zou hier wel willen blijven met mama." „In den zomer," gaf Martin toe, „ja in den zomer dan is het nog wat, maar hoe lang duurt die hier?" Drie vierden des jaars is het hier winter, dan kan men weken lang niet uil het huis, de sneenw ligt ellen hoog en als het in Frankrijk reeds lente is dan begint hier eerst de jammer en ellende. Dan stort het water als een razend monster van de bergen, rokt alles mede wat het in den weg komt en vernietigt niet zelden de gansche have, het zuur verdiende des armen, en stremt in de dalen alle verkeer. Eerst laat wijkt de sneeuw voor de zonnestralen eu dan komen er ook wel weer menschen in het dal, maar wat voor menschen? Dom en onge schikt zijn ze, die Duilschers, ze hebben geen begrip van de eenvoudigste behoeften, ze nemen geen rede aan, als men ze tea bestwil raadt. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1