Dit bericht is geheel en al onwaar, voor zoo
verre mijn persoon betreft.
Ziehier het feit en de toedracht der zaak.
De vier Fransclie krijgsgevangenen of deser
teurs: Isidore ilirault, Anselme Monnerel, Uenri Drou
en Anloine Delord, de drie eersten opperwachtmees
ters bij de huzaren, de laatste huzaar, allen ont
vlucht in burgerkleeding uit de Pruisische vesting
Wezel, werden Zondag namiddag den 27sten Nov.
jl. omstreeks 5 uur, door den Burgemeester te
Heeze, in mijne handen gesteld, en naar mijne
woning uithoofde hunner uitputting met eene
kar gebracht.
Ingevolge mijne iustructiën gaf ik bevel tot
hunne opname in het huis van arrest alhier, met
bepaling dat zij den volgenden morgen om II
ureu per trein naar Achel (België) zouden worden
uitgeleid, zonder hen in handen van de Belgische
autoriteit te stellen.
De cipier van het huis van arrest werd door
mij verzocht voor hunne behoorlijke verpleging
en verzorging het noodige te verrichten. Hij moest
hen niet voor tien uren 's morgeus doen opstaan,
(zij waren zeer uitgeput wegens zeven slapelooze
uachtenom uit de handen der Pruisen te ontkomen),
terwijl voor hun vertrek voor warme spijzen
zoude gezorgd worden.
Die buitengewone voeding was op kosten van
ons comité van het lloode Kruit, hetwelk ook voor
buitengewoon reisgeld zoude zorg dragen.
Dienzelfdeu avond ging ik ten tweede male
lieu in de gevangenis alhier een bezoek brengen,
om mij over hunne behoorlijke verpleging te
vergewissen, en hen nogmaals gerust te stellen,
dat zij conform hun verlangen naar België en
niet naar Pruisen zouden worden gebracht.
Nu keert dienzelfden avond, omstreeks elf uren
de 1ste luit. Arr. Kommandant der Kon. Maré-
chaussées alhier, van eene inspectie uit Oirschot
terug.
Hij verneemt aan het station van den aldaar
gestatiouneerden maréchaussée het voorval, met
mijne iustructiën en bevelen.
Een ieder zoude in de meening verkeeren dat
hij zoude zeggen i/dat is
of, „het zijn mijne
zaken niet daar de Officier van Jusitie handelt."
Geenszins: hij zegt en beveelt (wellicht omdat
men in Nederland de doodstraf heeft afgeschaft,
die men in Pruisen moet helpen uitvoeren) „mor
gen per eersten trein naar Pruisen."
En zulks zonder mij daarvan kennis te geven
daar ik eerst den volgenden morgen omstreeks
10 uren, toen die Fransclie deserteurs reeds naar
Venlo getransporteerd waren, die tijding vernam.
Hij was daartoe onbevoegd en ziju bevel on
wettig, omdat wanneer de Officier van Justitie
spreekt, hij moet zwijgen en gehoorzamen.
Daarenboven hadden die militairen niets meer
met de Pruisen te stellen; het «treed tegen alle
regelen van volkenrecht, hen dus aan de Prui
sische autoriteit over te geven. In een woord,
het was eene barbaarscbheid Nederland on
waardig.
Hadde ik tijdig dit onwettig bevel vernomen,
zoo zoude ik den hulp-Officier vau Justitie, den
lsten luitenant der kon. maréchaussées alhier, in
persoon, des noods met al zijne brigade-komman
danten en maréchaussées, gereq-uireerd hebben,
om die Fransclie ontvluchte krijgsgevangenen naar
België uit te leiden, of ik zoude hem met al zijne
ondergeschikten de deur van de gevangenis heb
ben gewezen. De cipier van het huis van arrest,
onbewust dat hij in strijd met mijne bevelen
handelde, hij verkeerde in de meening dat ik
van zienswijze veranderd was, zoude hen anders
niet de gevangenis hebben doen verlaten.
Welk denkbeeld moeten die Franschen, allen
van eene zeer beschaafde opvoeding, zich van mij
wel gevormd hebben, ik die hen zoo herhaalde
lijk gerust stelde. In hun oog blijf ik een verra
derlijk sujet.
Ik heb mij onmiddellijk over de handelwijze
van dien ongeschikten hulp-Oflicier van Justitie
bij den Heer Procureur-Generaal in Noord-Bra-
bant beklaagd.
Ik verlang te vernemen of een hulp-Officier
van Justitie boven een Officier vau Justitie ge
plaatst is.
Tot heden werd artikel 38 wetboek van straf
vordering steeds anders uitgelegd.
In mijne hoedanigheid van Officier van Justitie
ben ik door de onwettige en onmenschelijke be
velen vau dien hulp-Officier gekrenkt.
Voor altijd is miju prestige in dit Arrondisse
ment, daar het voorval publiek is geworden, ge
knakt, indien ik niet geheele voldoening van
hooger hand krijg en de handelingen van dien
hulp-Officier, in stede zoo als het gerucht loopt
van te zijn goedgekeurd, niet worden afgekeurd.
Heeft zulks niet plaats, dan is ieder Officier van
Justitie ouder voogdijschap van deu minsten hulp
officier van Justitie."
Bij beschikking van den Minister van Marine
van den Gdeu dezer, n°. 21, is aan den bootsman
in het vaste korps dek- en onderofficieren C.
Houtgraaf!', toegekend de gouden medalje voor
vijftig jaren eerlijke en trouwe militaire dienst.
Blijkens mededeeling van de Belgische admi
nistratie, is de telegrafische gemeenschap met
Hévre en verder met geheel zuidelijk Frankrijk
afgebroken. Alleen voor het noordelijk gedeelte
van Frankrijk kunnen nog berichten worden
aangenomen.
De scheepsklerk W. A. Le R-ulte wordt met
den lsten Januari aanstaande geplaatst op Zr.
Ms. wachtschip te Willemsoord.
Bij Koninklijk besluit van 5 dezer zijn pen
sioenen verleend ten laste van deu Staat, aan
Johannes Japikse Jr., gewezen hulponderwijzer
te Lisse, ten bedrage van ƒ88 's jaars; en Tjibbe
Hessels Tjibbes, zich volgens aangenomen fami
lienaam uoemenüe en sclirijveude Tjibbe Hessels
Jongsma, gewezen hoofdonderwijzer te Oostwold,
gemeente Beek, ten bedrage van ƒ266 's jaars.
Z. M. heelt benoemd tot plaatsverv. kantour.
te Doeticliem J. F. De Vroom, notaris te Zelhem.
DE PERIODIEKE PEES.
In Themis, Rechtskundig Tijdschrift, 4de stuk, 1870,
vinden we een betoog, dat we op verzoek in
zijn geheel overnemen:
Naar aanleiding van het werk:
Réforme de ["instruction préparatoire en Belgique,
par Adoiphe Prins et hermaun i'ergameni, avocats
la cour d'appel de Bruxelles. Paris, Durand;
Bruxelles, Claasseu. 1870, 210 pag. iu-8°., schrijft
Mr. A. De Pinto.
Alles heeft zijn tijd. Ook slechte wetten kunnen
niet tot in het oneindige worden gehandhaafd.
Wanneer eenmaal de behoefte aan verbetering
algemeen gevoeld en erkend wordt; wanneer het
besef daarvan bij het volk is doorgedrongen wan
neer die wensch zich begint te openbaren, dan
moet wel die wet volgen, op strafte van een doode
letter te worden. In het strafrecht is in onze eeuw
daarvan eeue rijke ondervinding opgedaau. Wat
al oude stellingen, die men lang voor oumisbaar
verklaard had, zijn verdwenen, om nooit terug
te keeren en nooit teruggeweuscht te worden.
Met wat al oude overleveringen, die men ons
geleerd had te eerbiedigeu en aan te nemen, zonder
onderzoek, heelt men gebioken, zonder dat er zich
iemand meer over beklaagt.
De beun schij,.i nu aan de stral'vorderiug. Meer
en meer toch begint zich bij ons en bij anderen,
die zich tot heden toe beholpen hebben met den
Code d'lnstr. of met zijne stelsels en beginselen,
de behoefte te doen gevoelen om daarvan einde
lijk bevrijd te worden. Wat men in België begint
te zeggen, wordt bij ons al luider en luider ver
kondigd
„Nous aussi, nous avous subi le régime des lois
franjaises; après un trop long sommeil, ilsemble
que l'esprit national se réveille aujourd'hui;
puisse-t-il se souvenir de son passé, admirer un
peu moins tout ce qui vient de la France, un
peu plus ses vieilles coutumes germaniques; et
se donner eufin, eu instruction criminelle, coiimie
en toute chose, un régime libre et digne de lui."
Een steen aan te dragen voor dit schoone werk,
ziedaar het doel van de schrijvers van dit boek.
Zullen zij en anderen die met hen deze taak
ernstig opvatten, daarin slagen? Er is, geloof ik,
niemand die daaraan twijfelt. De hervorming van
het strafproces is eenvoudig eene zaak van tijd;
wat wij hebben is niet langer houdbaar, en de
eenige vraag kan nog maar zijn, of er eenige
jaren langer of korter zullen noodig zijn, om ook
dat overblijfsel van de Fransclie heerschappij af
te zvi eren.
De toestand in België en in Nederland is nage
noeg dezelfde. Er is echter éen niet onbelangrijk
verschil. Wij hebben sedert lang verworpen de
buitensporige en tyranuieke macht van den Fran
schen rechter van instructie; of, zoo als de schrij
vers hem noemen, juge d'in format ion, door de meeste
zijner bevoegdheden over te brengen bij de raad
kamer. Dat is zeker eene verbetering, al heeft
men in onzen recluer-commissaris ook doen ver
loren gaan alles wat in den Franschen rechter
van instructie nog te vindeu was van het rech-
terskarakter, en hem eenvoudig gemaakt tot een
ondergeschikt werktuig van de beschuldiging.
Maar, wat daarvan zijn moge, het is niet aan
gedeeltelijke wijziging eu verbetering dat wij
behoefte hebben, maar aan grondige hervorming.
Het stelsel deugt niet, de beginselen en grond
slagen zijn verkeerd. Dat alles kan men niet goed
maken door het te wijzigen of zoogenaamd te
verbeteren. Men moet het geheel wegwerpen.
Het Fransche stelsel kan uitmuntend geschikt ziju
om in stilte met veel zorg eene reeks van ware
of denkbeeldige bezwaren op te sporen en netjes
in elkander le schikkeumaar om ons op den
weg der waarheid te brengen, daartoe is het zoo
volkomen ongeschikt, dat men bijna geneigd zou
zijn er aan te twijfelen, of dat wel het doel ge
weest is, dat de wetgevers vau 1SÜ8 er zich mede
hebben voorgesteld. En juist dat stelsel hebben
wij behouden, juist dat stelsel schittert in Neder
land nog in zijne volle glorie, met alle zijne ge
breken. Die eenzijdige, geheime instructie, die
„alle rechten der verdediging opoffert aan die der
beschuldiging", die instructie, waarin zelfs voor
de verdediging geene enkele plaats is, die alleen
schijnt te zoeken naar bewijzen van schuld, om-lat
zij zelfs de mogelijkheid van onschuld niet schijnt
te vermoeden bij hem op wien eenmaal de justitie
de hand gelegd heeftdie préventieve gevangenis
eindelijk met al hare. ondragelijke uiishruiken,
eu zoo vele andere ellendige zaken; dat alles
hebben wij nog; en wie daarvan verlost wil
worden, moet voor goed breken met den Code
van 1808.
Dat is het doel van deze schrijvers. Hunue
hoofddenkbeelden zijnwij hebben afstand ge
daan van de lichamelijke pijnbank, het wordt
tijd, dat wij bevrijd raken van de overblijfselen
der morele pijnbank; de beschuldiging is vrij,
de verdediging moet ook vrij zijn; vrij onder
zoek, waarvan alleen de waarheid het doel is,
en daarom gelijke wapenen voor beide partijen,
voor den staat die zijne rechten en de veiligheid
zijner burgers, voor den beklaagde, die zijne
vrijheid en zijne eer verdedigt.
Er is in het Fransche stral'-proces éene, zoo
al niet geheel onverklaarbare, dan toch zeer on
verdedigbare anomalie, eene samenkoppeling van
twee volstrekt ouvereenigbare begrippen. Voor
de voorloopige instructie heeft het den processus
inquisitorius behoudenbij het eind-onderzoek
heeft bet den processus accusatorius daarvoor in
de plaats gesteld. Wil men nu nog twisten over
de vraag, welke dezer bcile vormen uc voorkeur
verdient, wat echter sedert lang geene vraag
meer is, het zij zoo. Maar beiden kunnen nooit
samen gaan; en een stelsel: „qui a l'une douue
la lumière, l'oralité, la publicité, a I'autre l'oui ure,
les écritures, le secretis onlogisch, onjuriedisch,
onverdedigbaar. De schrijvers hebben dat zeer
goed gezien. Dat is voor hen het uitganspunt.
Dat is het denkbeeld, dat alle hunne beschou
wingen, klachten en wenschen beheorscht. Zij
verlangen ook voor het voorloopig onderzoek
het accusatoir proces; dat onderzoek moet daarom
zijn contradictoir, mondeling, openbaar; aan ieder
willen zij daarbij zijne eigenaardige rol aanwij-
en„aan het openbaar ministerie de zorg oinde
bewijzen van schuld te verzamelen; aan den
beschuldigde en aan zijn raadsman het bewijs
der onschuld of de oplossing van de ingebrachte
bezwaren; aan den rechter van instructie, de
beslissing.
Hoe zij die denk jeelden willen verwezenlijken,
dat is het wat zij ons mededeelen in het merk
waardig werk, waarvan ik uu nog trachten wil
den korten inhoud mede te deelen.
De schrijvers verdeelen hun arbeid in drie
deelen. Het eerste behelst een beknopt geschied
kundig overzicht vau de oude eu nieuwe wet
gevingen tot aan de Fransche revolutie. Het tweede
bespreekt de tegenwoordige wetgevingen van de
voornaamste staten van Europa en America. Het
uitvoerigst wordt daarin stilgestaan bij de I ran-
sche wetten, wier gebreken vrij nitvoerig wor
den uiteengezet, eu bij Engeland, met welks
wetten zij zeer ziju ingenomen, eu die zij in
hoofdzaak als voorbeeld verlangen aan te beve
len voor hun land, met deze wijziging noglans,
dat zij de instelling van het openbaar ministerie
wenschen te behouden, en de openbare aanklacht
van staatswege niet willen vervangen door de
private beschuldiging der Engelsche wetten.
In het derde en belangrijkste gedeelte einde
lijk deelen de schrijvers ons hunne voorstellen
tot hervorming mede.
Deze komen in het kort hierop neder t de in
structie wordt gevoerd in het openbaar voor den
rechter van instructie, die de getuigen hoort door
beide partijen aangevoerd, en de verdere bevelen
voor de instructie, als huiszoeking, beslag van
papieren, brieven enz., voorloopige aanhouding
geelt, na partijen over eu weder le hebben gehoord.
De verklaringen der getuigen, die alleeu dienen
voor zijue inlichting, worden niet in schrift ge
bracht, ten zij dit voor eenen enkele verlangd
wordt door éene der partijen, die er belang in
stelt, dat zij niet zal verloren gaan. Het deel, dat
de raadkamer thans neeuit aau de voorloopige
instructie, vervalt hiermede; maar de kamers van
beschuldiging voor criminele zaken willen de
schrijvers behouden; doch haaronderzoek blijft be
perkt tot het rechtspunt en tot een toezicht over de
vormen, die in het stelsel der schrijvers merkelijk
vereenvoudigd worden. De beklaagde kan, als hij dit
noodig acht in ziju belang, inlichtingen eu ver.
klaringen geven; hij kan spreken, maar hij be
hoeft dit niet. Hij wordt niet ondervraagd. Daar
mede vervalt alle discussie tusschen hem en
deu rechter, die thans zoo dikwijls aanleiding
geeft tot tooneeleu die noch voor de rech
terlijke waardigheid noch voor de ontdekking
der waarheid zeer bevordelijk zijn; en evenzeer
ook alle pogingen eu middelen om een beklaagde,
die men hardnekkig of verstokt vindt, omdat hij,
schuldig of ook wel onschuldig, maar slecht be
spraakt, eu niet opgewasseu tegen knapper men-
schen dan hij, niet goedvindt de wapenen tegen
zichzelven te leveren door te bekennen wat hij
wel of misschien niet gedaan heeft, tot bekente
nis te brengen, iets waarop in ons tegenwoordig
stelsel wel eens al te veel prijs gesteld wordt.
Is de instructie afgeloopen, dan beslist de rechter
van instructie; de beklaagde wordt ontslagen Li
verwezen hetzij naar de correctionnele ten
zitting, hetzij naar de kamer van beschuldit
Politie-overtredingen worden door hem als t .t|j
rechter beoordeeld en beslist; in zoo verre
vangt hij de tegenwoordige rechtbanken van
kele politie.
Staan wij nog een oogenblik stil bij twee
ken van uitnemend gewicht, de préventieve
vangenis eu de schadeloosstelling.
De schrijvers verlangen de préventieve
gems niet af te schaffen; maar zij stellen
geheel nieuw stelsel voor, dat er, naar hu
meeuing, de misbruiken van zal doen verdwiji
leder agent van de judicieele politie kan we-
ieder misdrijf, al of niet op heeter daad ben
den beklaagde voorloopig aanhouden en bret
voor den rechter van instructie; die, wanneet
feit strafbaar is, met gevangenis van ten mi
drie maanden, de aanhouding kan verandere
eene préventieve gevangenis, waarvan dew
duur is 12 dagen, maar die later kan wot
verlengd tot hoogstens 36 dagen. Daar het
dier gevangenis alleen is om zich te verzekei
dat de beklaagde voor den rechter zal verst
nen, volgt daaruit niet het verbod om zijne
dedigers, zijne familie en zijne vrienden te s
ken. Echter kan in de crimineele zaken, als
belang van het onderzoek dit vordert, de
klaagde worden buiten toegang gesteld. Van
bevel hetzij tot préventieve gevangenis, hetzi
buiten-toegang-stelling, dat niet verleend w
dan na contradictoir debat, kan de beklaagdt
hooger beroep komen bij de correctionnele r
bank. Ieder préventiel gevangene eindelijk
zijue voorloopige iu-vrijheid-stelling vorderen
der geldelijken of persoonlijken borgtocht
twee geachte en gegoede honorables et tolval
personen, die voor hem instaan.
En nu de schadeloosstelling. Deze wordt
de schrijvers met warmte verdedigd. „Zoo
wijls, zeggen zij, de maatschappij een offer
dert van éen harer leden, moet zij hem daan
schadeloos stellen; als zij hem een lap groi
een stuk van een muur wegneemt, moet zij
hem de waarde van vergoedenen als zij
afneemt wat hij het dierbaarste op aarde he
zijne vrijheid, zijne eer, zou zij hem niets d:
voor verschuldigd zijn?'
Zij verklaren
denkbeeld te hebben van „zulk een recht,
zich boven het recht stelt."
ig
>ke
ei
a<
iuI
o
re
'0c
tdi
Lo
rl
il
ii
eb
Zij verlangen de schadeloosstelling, hetzij
beklaagde al of niet is gevangen geweest,
verlangen herstel van eer, voor zoo ver die i
gelijk is, zoowel als vergoeding van materie
schade. Zij verlangen, om in het eerste te vo
zieu, dat aan den vrijgesprokene kosteloos,
worden uitgereikt eene expeditie van het vom
dat hij ten koste van den Staat zal kunnen opi
baar maken, als hij dit wil. Zij verwerpen
delijk de onderscheiding tusschen hen die i
vrijgesproken bij gebrek aan bewijs en hen
onschuldig zijn bevonden. Ieder toch die is vi
gesproken, is, naar de wet, onschuldig. Eindel
meen ik, dat het de bedoeling des schrijvers
dat, in ieder geval, aan den vrijgesprokene zuil
worden vergoed de kosten voor zijne verdedig]
aangewend. Dit echter is niet zeer duidelijk.
Men ziet het, de schrijvers zijn stoute hervi
mers, die rond voor hunne zaak uitkomen,
die zich niet met halve, en daarom slechte,
thans onvoldoende, maatregelen tevreden stellf
maar moedig den vinger leggen op de wond,
de geheele wond, op het gevaar af van te w
deu uitgekreten voor revolutionnaire niveleu
Die beschuldiging trouwens treft nagenoeg ied
voorstel tot hervorming; maar die beschuldigii
die veelal in de plaats treedt van wederleggi
van wat men niet wederleggen kan, is doorgaaf3
ongegrond. De vraag blijft echter over
Zijn uu alle die voorstellen der schrijvers onvol
waardelijk goed te keuren en even aannem
lijk? Ik zal dit niet beslissen, maar liever
vraag voor het oogenblik in het midden late
Men kan het eens zijn over de kwaal, en to
verschillen over de middelen van genezin
spreekt van zeiven. Bovendien niet ieder lijd
aan dezelfde ziekte, niet ieder land, kan met
zelfde middelen geholpen worden. Maar dit
dunkt mij, zeker, dat wel niemand meer betw:
ten zal, dat wij krank, dat wij zeer krank z
en dat wij ook in dit opzicht leven onder eei
wet, die wij ons haasten moeten hoe eer h
liever door eene andere, door eene betere te
vangen. „Mais ce que nous croyons," zeggen
schrijvers in hunne conclusie, „c'est que dans Iff
les cas le lecteur pense désorrnais comme noi
que le systême du code de 18(18 a fait son tem,
et qu'il faut le modifier dans un sens accusatoire
Ik geloof dat met hen.
A. De Pinto.
BINNENLAND.
n
Amsterdam, 9 December. Heden stond voor
crimineele Kamer van het Prov. Gerechtshof
hier terecht C. F. J. Verhees, beschuldigd vi
poging tot moedwilligen doodslag in den nacl
van 12 op 13 October jl. gepleegd aan zekere
fi
ef
I.
S:
ve :h
0