6 December. N°. 3820. Dinsdag A°. 1870. TP, rail; LEinSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nomrners 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJÖ DEK ADVEBTKNTIKN Voor iederen regelO-If Grootere letters naar de plaatsruimte die lij bealaan. Leiden, 5 December. Het feit dat de graaf Van Zuylen van Nyevelt, chöon naar men verzekert, door den minister buitenlandsche zaken herhaaldelijk gelast onmiddellijk naar zijn post te begeven, igtans niet vertrekt en te Utrecht in het genot ijlt van een traktement van ƒ28,000, wekt met den groole ergernis. Het zeggen is dat de heer jest van Limburg zoodanigen staat van zakeu et op zijn verantwoording willende hebben, bij lorlduring aandringt om van zijne portefeuille worden ontheven. (iV. R. Ct.) Je aan maak van geweren, stelsel Beaumont, welke Maastricht op de fabrieken van de heeren evens thans wordt vervaardigd, wordt met acht voortgezet. De fabrieken, buiten de stad degen, worden ook daartoe in gereedheid ge acht. Id de maand November ziju binnen de gemeente iden, geboren: 100 kinderen, als<49 zoons en dochters, waaronder zijn begrepen 2 tweeling- boortenoverleden 77 personen, als 10 mannen, vrouwen, 32 zuons en 18 dochters, daarenboven levenloos aangegeven 2; gehuwd 26 paren. Door een groot aantal houders van oliligatiën laste der Oost Indische Maatschappij van ad- iuistratie en lijfrenten werd dezer dagen te msterdam eene vergadering gehouden tot bespre- ng hunner belangen bij de regeling van de ken dier Maatschappij. De daar aanwezigen besloten tot het erlangen iner billijke regeling, gesamenlijk de noodige appen te doen en hebben ten slotte Mr. T. M. Asser tot hunnen gemachtigden benoemd, welke lier in de algemeene vergadering voor hen als odanig zal optreden. te de dezer dagen te 's-Gravenhage gehouden w»adering der vereeniging ter beoefening der 'njgawetenschap, behandelde de kapitein van den 'ener al en staf, de heer J. H. Kromhout het be- jigrijk onderwerp: (de innndatiën). De verdedigende kracht van Nederland, zoo ing spreker zijne rede aan, is gelegen in zijne undatiën, en hoewel verscheidene buitenlaDd- Iche schrijvers van naam dit ontkennen, zoo blijft och deze meening zijne kracht behouden en dat vel meer bijzonder omdat buitenlanders in het ilgemeen geen goed begrip hebben van de gesteld- leid van den Nederlandsclien bodem en daarom liet volledig kunnen oordeelen over de in ons aderland te stellen inundatiën. Tot eenige hoofdpunten zou de heer Kromhout ijne voordracht resumeeren en wilde als eerste rant eene verklaring geven van het Amsterdam se peil, als zijnde dit het vergelijkingsvlak oor alle rivieren en wateren door het geheele lijk en (als zoodanig in onafscheidelijk verband taande met de inundatiën. Het nulpunt van dat ergelijkingsvlak, gemeenlijk A. P. genoemd, komt overeen met de dagelijksche vloedhoogte van het IJ te Amsterdam en is meer bepaaldelijk gere- ;eld naar den dijksteen in de kolkwaterkeering al daar. Vervolgens het karakter der inundatiën bespre kende, werd meer bijzonder uitgeweid over de diepte en breedte daarvante diep mogen de inundatiën niet wezen, omdat zij niet bevaarbaar mogen zijn, al ware het ook slechts voor plat boomde vaartuigen in den regel is eene diepte tan 15 tot 50 centimeters voldoende, omdat toch de menigvuldige slooten en wateren in ons land bij eene inundatie genoegzame hinderpalen voor den vijand opleveren. Ook de breedte mag niet te ruin: genomen tvordeu; die van éen uur gaans is in den regel voldoende; meerdere breedte is overbodig en strekt alleen tot het onbruikbaar maken van ter- tein, hetwelk tot de verdediging niets hoegenaamd 'afdoet. Vervolgens gaf hij een uitvoerige beschrijving 'an de inundatiën in da jaren 1629 en 1672, op gehelderd door een paar duidelijke kaarten; waarna hij verder de belangstelling der hoor- zeer gaande maakte bij de behandeling •Ier Geschiedenis van de Hollandsche waterliniën. In het jaar 1672 waren het de legers van Lo- dewijk XIV, die ons land met den ondergang dreigden, en toen ondervond men de grootste nadeelen van geen voldoende maatregelen tot het stellen van inundatiën te hebben genomen. Vooreerst toch is alleen te danken geweest aan de weinige voortvarendheid der Fransche be velhebbers, dat zij niet door drongen tot het hart van Holland; en toen, na veel talmen en het nemen van talrijke resolutiën, de Staten last gaven tot het in staat van verdediging brengen der waterlinie, moesten overal dijken doorgesto ken worden, zonder dat men eenigszins kon na gaan hoe ver het water loopen zou. Het gevolg hiervan was, dat vooral tusschen de rivieren de Merwede, de Lek en Hollandsche IJssel verschei dene duizende bunders land overstroomden, zonder dat het noodzakelijk was voor de verdediging. Na 1672 werd er weder niet aan gedacht, dat wij door onze inundatiën de grootste legers van den vijand kuuuen tegenhouden; alleen tusschen 1792 en 1796 begon men de zoogenaamde Oud-Hol- landsche waterlinie in gereedheid te brengen. Evenwel is men niet voor 1853 begonnen te werken aan de zoogenaamde Nieuwe Utrechtsche linie. Spreker gaf alsnu eene duidelijke beschrijving dezer Unie en drukt deu weusch uit dat zij in 1872 in verdedigbaren toestand zal zijn. Hij ein digt zijne belangrijke voordracht met er op te wijze, hoe lange jaren er voorbij ziju gegaan, zonder dat men het minste ten koste heeft gelegd aan hetgeen in zulk een nauw verband staat met het bewaren onzer onafhankelijkheid. Naar men verneemt zal er ten gevolge van eene overeenkomst tusschen 't gemeentebestuur van Oudewater en de regeering een telegraaf-post- kantoor te Oudewater gevestigd worden. DE PERIODIEKE PEES. Het Utrechtsch Dagblad wijdt eenige beschouwin gen aan de ministrieële crisis, en vindt het treurig dat natie en pers zich nog maar altijd tevreden moeten stellen met de vraag: „Zuster Anna, ziet ge nog niets komen;" dubbel treurig en beden kelijk omdat de parlementaire werkzaamheden worden verdaagd en groote en gewichtige vraag stukken die aanhangig waren of zouden komen niet ter beslissing geraken. Het is dus blijkbaar dat de samenstelling van een nieuw kabinet tijd en moeite kost, die nood lottige bewijzen schijnen te leveren, minder wel licht nog voor de zwakheid der gematigd liberale partij, dan wel voor de bezwaren, die bekwame en onafhankelijke mannen gevoelen, om hunne betrekkingen, hun persoon, hun naam en reputatie op te offeren aan een portefeuille. Eu inderdaad, er behoort al de kracht eener opofferende vader landsliefde, verloochening van eigen rust en ge noegen toe, om in den tegenwoordigen tijd een ministerbaantje te aanvaarden! Hierin ligt, meer dan in de inoeielijkheid om bekwame mannen van gematigd vrijzinnige beginselen te vinden, de ware reuen, waarvan onze minister-krisissen, telkens meer dat noodlottig karakter van onop losbaarheid erlangen. En deze oorzaak is bevor derd, beeft hare kracht en beteekenis gekregen door toedoen van onze vertegenwoordigers, van onze dagbladpers en van de natie. Men maakt be lachelijk, men insinueert, oppert vermoedens, kritiseert met de scherpste taal elke handeling, ja dikwerf elk persoon, die aan een partij niet welgevallig is. Zoo niet zijn de heeren Foek en Brocx door den vorst belast met de formatie van een nieuw kabinet, of men spot reeds met elk die zich met deze twee overblijfselen van het cadaver zou willen verbinden! Neen 1 wij zijn op deze wijze niet op den weg om onze regeering een waardige plaats te doen innemen, om er de deugdelijkste en rechtscha- penste mannen in te krijgen, om onzen staatstoe- stand naar binnen en naar buiten te bevestigen, door vertoon van eensgezindheid, duurzaamheid, waarheid en kracht! Wij zullen nu zoo wat voort tobben en kost bare tijd verspillen en het tegenwoordig zittingjaar heeft groote kans een weinig vruchtbaar jaar te wor den. Dan komt de tijd van den verkiezingsstrijd voor de kamer. Wellicht dat uit dien strijd nog de beste vrucht zou zijn: een bepaalde zegepraal vaneen der hoofdpartijen in deu lande en dus een be wind in haar geest. Maar gaat men zoo voort dan blijft alles onafgedaan, treedt er een soort vaii regeeringlooslieid in, die voor binnen- en buiten landsche belangen meer en meer bedenkelijk en gevaarlijk dreigt te worden. Van de zijde der buitenlandsche gebeurtenissen koestert het U. D. vrees voor de toekomst, maar ook wordt het verontrust door den loop onzer binnen- laudsche gebeurtenissen. Ook professor Fruin te Utrecht breekt in hetzelfde blad een lans voor den hoogleeraar Opzoomer tegen „de schandelijke bejegening" die den laatste in de Arnhcmsche Courant is ten deel gevallen, een bejegening waarvan het overbodig is, de onbetamelijkheid en ongerijmdheid opzet telijk aan te toouen. Aan Opzoomers goeden naam zal het geen kwaad doen. Maar waar moet het heen, vraagt prof. Fruin, indien zich noemende liberalen op die wijze uit partijzucht strijd voe ren tegen de uitstekendste mannen hunner eigen partij? Welk onafhankelijk man zal op den duur lust gevoelen zich met de politiek in te laten, indien hij, op het eerste gerucht, dat hem eene portefeuille is aangeboden, aan diergelijke beje gening blootstaat? Waarlijk, indien de Arnh. Cl. zich met grond wil beklagen, dat zoovele libera len zich aan de publieke zaak onttrekken, gelijk dit in haar nommer van Zondag 11. is geschied, moet zij geen plaats inruimen aan artikelen als dal, waardoor zij thans hare kolommen ont sierd heeft. Hel Noorden bespreekt de verklaring van den Minister van Binnenlandsche Zaken waarvan de vergadering te Utrecht het gevolg is geweest, en die inhield dat de Regeering geen rijkssubsidie wil geven voor de Londensche Nijverheids-Ten toonstelling in 1871. De Minister had wel eene rijkscommissie voor die tentoonstelling benoemd, maar op geld van het Rijk behoefde zij niet te rekenen. Met zoodanige Staatsvoogdij wil de minister de industrie in ons land niet belasten, al handelt het buitenland ge heel anders. Dit kan slechts bewijzen dat Neder lands regeering en Nederlands industrie daarin die van alle landen vooruit zijn. Het Noorden noemt de verklaring, evenals opde bovenbedoelde verga dering een groot woord, liever nog een klein woord, een woord waaruit zelfs bleek, dat men niet goed begreep, wat men zeide. De Minister waarschuwt de industrieelen tegen Staatszorg en daarom weigert hij den gevraagden onderstand aan de Nederlaudsche inzenders voor de tentoon stelling van 1871, terwijl hij een Staatscommissie benoemt. Deze handelswijze is, volgens het blad, juist het tegenovergestelde van de leer, die ver kondigd wordt. Want in het benoemen der Staats commissie zou men een onder-voogdij stellen kun nen zien, doch het enkel geven van geld is dit niet. Had de Minister gezegd tegen de industrieelen, dat zij zeiven voor hunne belangen, ook voor de commissie moesten zorgen, en een subsidie gegeven voor de kosten, dan zou er zeker minder sprake kunnen zijn van Staatsvoogdij dan uu. Het Handelsblad behandelt in het zesde van zijn reeks artikelen over de censusverlaging de opvattingen en uiteenzetting in het voorloopig verslag der formule in art. 76 der grondwetplaat selijke gesteldheid." Het meeningsrerschil spruit volgens het blad voort uit een schromelijke begripsverwarring. Toch is de quaestie volgendenvijze gemakkelijk op te lossen. „Indien men zich slechts vooraf een juist begrip vormt van de beteekenis, die de census in ons kiesstelsel heeft, dan volgt, dunkt ons, de uitleg ging der grondwettige bepaling daaruit van zelf. In een land met rechtstreeksche verkiezingen wil men in theorie aan alle burgers deel geven in de aanwijzing van de vertegenwoordigers. Het gevaar echter, dat niet iedere stem zelfstandig is en dat velen uit onkunde ten nadeele van het algemeen belang van het kiesrecht zouden gebruik maken, noopt tot het stellen van zekere beperkingen, en die heeft onze grondwet gezocht in den census. Zij heeft het kiesrecht afhankelijk gesteld van een zekere geldelijke bijdrage aan 's lands kas, welke nu eens hooger, dan weder lager kan zijn, omdat de beperking niet overal even uitgebreid behoeft te wezen. Waar zij gesteld moet worden, hangt van den toestand van iedere plaats in het bijzonder af, en vandaar het voorschrift, dat bin nen de grenzen van ƒ20 en ƒ160 de census moet worden geregeld naar „de plaatselijke gesteldheid." Daarin is dus niet een enkele les van voorzich tigheid gelegen, maar een imperatief voorschrift, dat eigenlijk reeds uit den aard van den census voortspruit. Daaraan zal de wetgever zich steeds moeten houden, zoolang art. 76 der grondwet onveranderd bestaat, tenzij er bewezen wordt, dat er geen verschil tusschen de gemeenten is en op een gelijk censusbedrag overal slechts de ongeschikte personen worden, uitgesloten. De ver houding tot de bevolkiDg en het verschil van be drijf doet tot den census uiets af tsuzij daaruit eenigen invloed op de ontwikkeling der burgers kau worden opgemaakt. De hoofdzaak blijtt ech ter deze, dat de wetgever, bij elke herziening van den eensus, voor iedere plaats in het hijzonder hetzij dan kiesdistrict of gemeente dat cijfer tusschen 20 en ƒ160 vaststelle, hetwelk slechts de massa van ongeschikte personen van het kies recht uitsluit. Dit is het begiusel geweest, waarop de wet van 1850 gebouwd is, en dit moet ook de leiddraad zijn voor de herziening van 1870." Over een der meest epineuse quaestiën, die hij liet kiesrecht ter sprake komen: de opneming der capaciteiten, zegt het Handelsblad o. a. het volgende: „Zonder herziening der grondwet, welke in dit opzicht een betreurenswaardig struikelblok ople vert, kunnen de capaciteiten niet geholpen wor den. Vroeg of laat zal bet noodig zijn tot zulk een stap over te gaan, zonder welke elke regeling van het kiesrecht gebrekkig blijft. Daarvoor moe ten echter rustiger tijden worden afgewacht, en eerst meet worden uitvoering gegeven aan de vele voorschriften der groudwet, die nog een doode letter ziju gebleven. Dan kan het denkbeeld in aanmerking komen, door enkele leden geuit, om de woorden „plaatselijke gesteldheid" te vervangen door andere, waaronder van zelt de capaciteueu begrepen zijn of door enkeleu aanslag in de in komsten-belasting, tot welk bedrag ook. Aan zulk een uiterste is thans echter niet te denken. Maar reeds veel kan voor de capaciteiten gedaan wor den door een betere regeling der directe belas tingen. Van dien aard is b. v. de splitsing van de personeele belasting tusschen inwonende perso nen, zoo als wij onlangs aanprezen en ook in het verslag wordt aangeraden, vreemd genoeg, even als andere punten, die ten slotte worden opge somd, „door een enkel lid en zonder dat dit weer klank vond." Het meest kuimen echter de capa citeiten worden geholpen door de invoering eener algemeene inkomsten-belasting, die onafhankelijk i6 van het bezit van grondeigendom of de bewo ning van een geheel huis of de uitoefening van een patentplichtig bedrijf. Ook uit dit oogpunt blijkt de noodzakelijkheid om de directe belas tingen te regelen, alvorens een nieuwe ceusustabel wordt vastgesteld." B1NN ENLAND. Amsterdam, 5 December. De Amsterdamsche afdeeling der Vereeniging lol bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid hield dezer dagen eene be langrijke vergadering. Nadat door een der leden daartoe ter meetiug op 30 Nov. naar Utrecht afgevaardigd werd verslag uitgebracht omtrent het aldaar voorgevallene, en na eenige discussie besloten, een brief van adhaesie aan de tentoon- stelliugs-commissie (zonder bezwaar van 's Rijks schatkist) te richten, benevens een aan het hoofd bestuur der Vereeniging, met verzoek om bij den Minister van Binnenlandsche Zaken als het ge voelen der afdeeling over te brengen, dat buiten landsche tentoonstellingen zonder Rijkssubsidiën onmogelijk zijn. Daarna werd op voorstel van bet bestuur besloten om een wedstrijd te doen houden door meubelmakerskuechts, waarvan liet programma nader opgemaakt zou worden, en hield de heer Hubrecht de aangekondigde ver handeling over „Katoen." De fabrikatie werd in hare verschillende phases uitgelegd en door keu rige teekeningen en fraaie monsters toegelicht, allen behoorende tot de collectie der handelsschool. Delft, 5 December. Het bestuur der vereeni ging Frederik Hendrik alhier, heeft het eere-lid- maatschap dier vereeniging aangeboden aan deu heer majoor Veeren, kommandant van het 1ste bat. van het 4de rog. inf. alhier in garnizoen, als een blijk van erkentelijkheid voor de vele en herhaalde blijken van welwillendheid die de vereeniging van zijne zijde mocht ontvangen. Dat eere-lidmaatschap is door den heer Veeren vol gaarne aangenomen. Gouda, 5 December. Op eene bestuursvergade ring ran het schoolverbond, afdeeling „Gouda", gehouden 30 November 11., werd weder verslag uitgebracht omtrent den staat van het schoolver zuim alhier, en daaruit bleek, dat van de 1941 kinderen van de 6IS jaar in deze gemeente, nog 196 geen onderwijs ontvangen. Hoezeer het niet te ontkennen valt, dat dit cijfer nog belang rijk is, mogen echter de vrienden vanhetonder- wijs zich met een aanvankelijk welslagen ver heugen. Drie maanden vroeger was dit cijfer 245, en neemt men nu in aanmerkiug, hoe moeilijk het valt, kinderen van behoeftige ouders aan den arbeid te onttrekken, of anderen na een langen werkdag naar de avondschool te doen gaan, dan kan men voorloopig met dit succès tevreden ziju. Op dezelfde vergadering werd besloteD, oin eerstdaags de kinderen van de avondschool van den heer Reuhl op chocolademelk en krentenbrood te onthalen, terwijl de eigenlijke kinderfeesten voor de getrouwe schoolbezoekers, tot eenezomer- uitspanning zullen worden gemaakt. Schoonhoven, 5 December. Door de Kamer van Koophandel en fabrieken alhier is met eenparige stemmen besloten om het adres van den heerM. H. Jansen te Delft, aan de Tweede Kamer der Staten-Geueraal, tot het verleenen van eenige rijkssubsidie voor de daarstelling eener geregelde stoomvaart van Vlissingen op Noord-Amerika, krachtdadig te ondersteunen. Dikksland, 5 December. Ten opzichte van de werking der afdeeling van het schoolverbond in deze gemeente kan men 't volgende mededeelen 't Getal kinderen van 514 jaren in deze ge meente bedraagt 437, ultimo October waren 113 kinderen van de school ahvezig. Toen de leden van 't bestuur de huisgezinnen waartoe die kin deren behoorden, bezochten, bleek dat 21 kinde ren de school niet meer bezoeken, door 't leeren van een vak of van vrouwelijke handwerken. Er bleven dus nog 89 over waarvan 40 met No vember ter school zijn gekomen. Van de overige 49 zijn 22 met December school gekomen, 7 door ziekte of lichaamsgebreken met in staat de school te bezoeken en bij de overblijvenden worden op nieuw door het bestuur pogingen aangewend, om hen tot het bezoeken der school aan te sporen. Utriciit, 5 December. In de afgeloopene week bereikte het sterftecijfer in deze gemeente 46; de pokken-epidimie heeft in vele gevallen eeu kwaad aardig karakter aangenomen, en kiest voorname lijk hare offers ouder de volwassenen. Arnhem, 5 December. De gemeenteraad heelt besloten aan het comité voor het in 1871 aldaar te houden 10de Nederlandsch nationaal Zangers-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1