he 3 t tusscl len Op Jing i mii idien erwijl Engeland. an 't grootste belang voor Engeland is de nieuwde opwerping van de Oostersche quaes- Engeland kan na den Krim-oorlog, ten ge lere waarvan het gelakte 't streven van Rus- id om Konstantinopel meester te worden, en do' ook de bedreiging tegen het politiek even- ilemoii c|it van Europa den kop in te drukken, niet in Et perschillig toezien dat Rusland zich hoe schijn- onbednidend dan ook tracht te onttrekken egeslti i de positie, waarin het tractaat van 1856 islands macht in het Oosten afgebakend heeft, lis er dus een quaestie is, waarin het voor 3 p geland moeielijk, ja onmogelijk wordt om het "d woi I Jusver met succes gevolgd stelsel van onzij- - |heid tegenover de Europeesche geschillen te ivaren, dan is het wel deze. De Engelsche iden zijn daarvan eveneens overtuigd en het om van hun zienswijze te dien opzichte te ;n blijken, dat Wij hier den hoofdinhoud .laten pCt. üg n ;n. bben iepen, eren i. iet b: 33 TT rTENTLiAND. vau een artikel dat in het hoofdorgaan het ij: r Engelsche pers, de Times', voorkomt. De Times is niet verrast door den plotselingen skleed p van de Russische regeering. „Het was on- i luis j ikbaar," zegt het blad, „dat de thans plaats- ten li jpende gebeurtenissen zonder invloed zouden 'oore jveu op de algemeene politiek van Europa, let ii De Times ontwikkelt dit in hoofdzaak aldus: i van) Hoewel alle volkeren en regeeringen van wes- 1 e gei ijk Europa voldaan waren over den uitslag ooda: e deu oorlog in 1854, omdat aau de aggresieve aid t litiek en de aanmatiging van Rusland een s brui welige kuak werd toegebracht, was er éen iit 1« igendheid die niet juichte over de vernedering Rusland onderging, eu dit was Pruisen. Ofschoon het Duitsche volk, in het bijzonder de Zuid-Duitsche Staten, tegen Ruslanq ge luid was, was het Pruisische hof met zijne mili- jie en officieele aristocratie, niet gunstig jegens geallieerden gezind. Pruisen kwam tegen de ihtvaardigheid van den oorlog op en maakte grief van Rusland tot de zijne, te wetendat Westersche mogendheden het Mahomedanisme ;enover het Christendom in bescherming na- in. Onderscheidene oorzaken werkten tot ruisens houding mede. De nauwe betrekking er bestond tusschen de regeerende stam- ilzen van St.-Petersburg eu Berlijn; de zwak- lid van den overleden koning van Pruisen, de lijkvormigheid van de regeeringsstelsels en irpsi ilitieke beginselen van Rusland en Pruisen, aar volgens de Times lag de hoofdoorzaak in de loezy van Pruisen tegen Frankrijk sedert den I aWslag bij Jena, een hartstocht die vooral levendig I getouden door de aanspraken en bedreigingen li de Franschen tegen de Rijnprovinciën. Deze jaloezy werd opnieuw gevoed door de ■ooüsbeklimming van eeu Bonaparte, denatuur- jke vijand van Pruisen, zoodat Pruisen zeer keerig was van een alliantie waarin het een Indergeschikte rol zou spelen in tegeuoverstel- Dg van die, van zijn erfvijand. Zoo werd dan den Krim-oorlog, onder de leiding in Frankrijk als eerste militaire mogendheid ■voerd, door Pruisen met leede oogen gadege lagen. Het geschil is voorts veelal beschouwd als een |uel tusschen de keizers van Frankrijk en Rus- ind en men heeft zelfs aan Napoleon de bedoe- - 1 ng toegeschreven een gelegenheid gezocht te ebben om oorlog te voeren, ten einde zijn nog iet gevestigd gezag te versterken. De Times spreekt it tegen, en beweert dat Engeland evenals ■raukrijk door de publieke opinie tot dezen oor- |og gedreven werd. Intusschen schreef Rusland zijn vernedering aan e mogendheid toe die het sterkste leger naar fe Kriui zond en die de Russische gezant naar ■'arijs deed komen om de vredesvoorwaarden te 'ernemen. Fraukrijk werd daarom zoowel te lil-Petersburg als te Konstantinopel beschouwd Is de speciale bewaker van het tractaat van 856, terwijl men zich tevens voorstelde dat het u het vervolg niet zoo gemakkelijk zou gaan in ingeland de geestdrift op te wekken, die tot het jdalïnden van een leger naar de Krim aanleiding gaf. [dei Rusland ziet zijn grootsten tegenstander thans »ni «achteloos. De keizerlijke macht is verdwenen, cbl if Frausche legers zijn vernietigd: de Czaar heeft rei hans de overtuiging bekomen dat de degen die loc Frankrijk omhoog hield om de tractaten vau 1856 at a beschermen, voor goed verbrijzeld is. De allian- ufl ie van 1856 is feitelijk verbroken. Ie» Rusland grijpt deze gelegenheid aan en vraagt gf r'jziging van het tractaat te Parijs, op 't oogen- ive klik dat de stad, waarin dit gesloten is, in een lijl Wtlagenswaardigeo toestand verkeert. Zoodra ten Rusland de toestemming heeft van den overwin- idf naar van Sédan eo Metz, denkt het dat den andere daten van Europa geen tegenstaud zullen bieden ig® mtlieu het wijziging van 't tractaat te Parijs ui eischt. be Daarin nu, heeft volgens de Times, Rusland :Dt buiten den waard gerekend. Het blad keurt :ei vooreerst den vorm van de circulaire en haar )d ontijdigheid af, en acht iedere vordering vaD ui «enig gewicht onaaunemelijk. (Toen de Times et [dit schreef was de circulaire van Gortschakoff die onder de telegrammen bij uittreksel voorkomt, i. hi erlii VM 501 5 lOffii r ht be rlog Eei lati d.H zei racl hei wei auk: it, d: zijl erei :n doe ingi ikke 1; rde H t h 50 1 onu irvi •ooi ■eet nog niet bekend). De bepalingen van het Parijzer tractaat zijn door de groote mogendheden, waar onder Pruisen, op plechtige wijze bekrachtigd en zijn zoo vrijgevig mogelijk, zelfs vrijgeviger dan Rusland kon verwachten. Dat Engeland er nu in zou toestemmen die bepalingen te vernietigen uit krachte van een eisch gegrond op de tegen woordige machteloosheid van Frankrijk, kan het blad niet gelooven. Indien echter Rusland in staat is een geval uit te denken tot eene minne lijke herziening van het tractaat, dan zal Europa gereed zijn, om daarnaar te luisteren. Voorts kan de Times niet aannemen dat er eene geheime overeenkomst tusschen Duitschland en Rusland bestaat, al worden op dit oogenblik vele wederzijdsche bewijzen van sympathie gewisseld. Duitschland zou voor het geval dat 't waar is, het eerste onder de vergrooting van Rusland lij den. Rusland beseft dat 't van Pruisen nog meer te duchten heeft dan van Frankrijk, vooral wat betreft de Oostzee-provinciën. Het zou ook geheel tegen 't belang vau Duitschland strijdeu, indien Rusland op den Donau en de Zwarte Zee vrij spel had. Dit alles in het breede uiteenzettende, komt het blad tot de conclusie dat de politiek van het Vereenigd Duitschland niet kan zijn de ver- grootingsplannen, die door den oorlog van 1854 zijn verijdeld, in de hand te werken." Na het hekend worden van den tekst der cir culaire van prins Gortschakoff, die onder onze telegrammen voorkomt, acht de Kölnische Zeitung, die gisteren onder den indruk van de eerste be richten van Ruslands stap, even als de Times tegen de schending van het verdrag vau 1856 opkwam, de opgeworpen Oostersche quaestie niet ernstig. Daarin verklaart Rusland dat het aan geen andere bepalingen van het tractaat zal raken, dan die zien op de bepalingen nopens de neu traliteit der Zwarte Zee, de zoogenaamde Con vention des détroits. Dit moge nu het zedelijkheids gevoel van Europa schokken, maar men kan volgens de Köln. Zeit. er niet veel aan doen. Het is de vraag of Engeland en Oostenrijk daar over ook zoo los heenglijden. De keizer van Rusland moge verklaren, dat het geenszins in zijn bedoeling ligt de Oostersche quaestie op het tapijt te brengen, maar indien Engeland en Oostenrijk zich met het fait accompli, waarvoor Rusland hen tracht te stellen, niet tevreden zijn en Rusland op zijn beurt blijft volhouden dat het zich niet langer aan de bepalingen van het tractaat van 1856 gebon den acht, voor zooverre zij zijne Souvereiniteits- rechten iu de Zwarte Zee beperken, dan is er reeds een geschil, dat hetzij op een cougres, hetzij door de wapenen zal moeten worden beslecht. De circulaire vau prins Gortschakoff moge de zaak don ook zoo onschuldig mogelijk doen voor komen, wij gelooven dat zijn redeneering niet in den door hem beoogden zin zal worden op gevat, maar tot ernstige gebeurtenissen zal aan leiding geven. Luxemburg. Z. K. H. PriDS Hendrik, stedehouder van den Groothertog heeft op het adres van antwoord der Kamer van afgevaardigden het volgende antwoord gegeven. „Mijne Heeren Ik betuig mijn oprechten dank aan de Kamer van Afgevaardigden van het Groot hertogdom Luxemburg voor het zoo onbevangen en vaderlandslievend adres, dat zij goedgekeurd heeft onder de ernstige gebeurtenissen die sedert de opening van het zittingjaar hebben plaatsge had. De vertegenwoordigers leveren hierdoor andermaal het bewijs aan het vaderland en Europa, hoe innig de Luxemburgers gehecht zijn aan de orde van zaken, aau het Groothertogdom door het verdrag van 11 Mei 1867 geschonken en hoezeer zij het op prijs stellen, dat door, de nauwgezette eu oprechte inachtneming der onzij digheid van het Groothertogdom door de regee- ringeD der beide naburige en met het Groother togdom bevriende natiën, die nabij zijn greDzen in een smartelijkeu oorlog gewikkeld zijn, de Luxemburgsche bodem voor de rampen en de onheileu van den strijd gespaard is gebleven. Met de wettige vertegenwoordigers des lands, zie ,ik dan ook de toekomst van het Groother togdom zonder bezorgdheid te gemoet, daar ik vertrouw op de onwankelbare en trouwe liefde, die de Koning-Groothertog ons toedraagt en daar ik ook vast vertrouw op de eerlijkheid van de Souvereinen die het LondeDsch tractaat ondertee- keod hebben, en die zich bewust zijn van den gelukkigen en voorspoedigen toestand van het Groothertogdom, in" zijn onzijdigeti en onafhan- ketijken toestand. - Met de levendigste belangstelling sedert 20 jaren den vooruitgang van het Groothertogdom Luxem burg hebbende kuDnen nagaan, dank zij het on wrikbaar vertrouwen en de hartelijke toegene genheid van den Koning-Groothertog, Mijn door- luchtigen broeder, zullen al mijne pogingen gewijd zijD aan het geluk en den voorspoed der goede eD getrouwe Luxemburgers." TELEfcrRAMMEN. Brussel, 15 November. In antwoord op eene interpellatie van den heer Brasseur, omtrent een nota van Pruisen over de hoiiding van de Bel gische drukpers tegenover dit land, heeft de Mi nister van Binnenlandsche Zaken zich aldus uit gelaten „Op den 8 October jl. deelde de Pruisische gezant aan het Ministerie eenige opmerkingen vanwege zijn Gouvernement mede, omtrent de houding van een deel der Belgische drnkpers, door welke de vriendschappelijke gevoelens van Duitschland jegens België zouden kunnen verstoord worden. Ik heb daarop geantwoord, dat, volgens de grond wet, de Belgische drukpers vrij in hare daden en oordeelvellingen, en dat het'Gouvernement daarvoor in geenen deele verantwoordelijk is. De Regeering heeft al het mogelijke gedaan, om een strikte onzijdigheid te bewaren, en alle con flicten te voorkomen. De pers heeft haar, door haar vaderlandslievende houding, dien plicht ge makkelijk gemaakt." Lhidens eene dépêche uit Luxemburg, zou den Rusland, Engeland en Oostenrijk Prins Hendrik hebben geluk gewenscht wegens de enthousiastische ovatie, die hem, bij zijne komst in het groothertogdom, van de zijde der Luxem burgers is ten deel gevallen. St.-Petersburg, 15 November. Prins Gortscha koff heeft den 19/31 Oct. eene circulaire uitge vaardigd. Nadat hij daarin heeft uiteengezet de verschillende wijzigingen, die de tractaten hebben ondergaan, welke beschouwd worden als het fon- dameut voor het Europeesch evenwicht, en met name het tractaat van 1856, zegt de Minister dat de Keizer geen tractaten kan erkennen, die in vele hoofd bepalingen geschonden zijn en die slechts verplichtend blijken daar waar zij de directe be langen des Keizerrijks betreffen, die niet langer in gevaar gebracht mogen worden. De Keizer kon zich diensvolgens niet langer door de bepalingen van het tractaat van 1856 gebonden achten, voor zoo verre zij zijne souvereioiteitsrechten in de Zwarte Zee' beperken. Hij Beschouwt het derhalve als zijn plicht om de additioneele overeenkomst van het tractaat op te zeggen, waarbij liet aantal en de afmeting van de oorlogschepen worden geregeld die de oeverstaten zich voorbehouden in de Zwarte Zee te onderhouden. Hij geeft dahr- van aan de Mogendheden op loyale wijze kennis en geeft den Sultan zijne volle rechten terug, gelijk hij al zijne rechten voor zich zelf terug: neemt. De Keizer heeft alleen de veiligheid en de waardigheid van zijn rijk op het oog. Het ligt geenszins in zijne bedoeling de Oostersche quaesüe op het tapijt te brengen. Zoowel te dien aanzien als in alle andere opzichten heeft hij geen anderen wensch dan het behoud en de bevestigino van den vrede. Hij blijft dan ook de algemeene be ginselen van het tractaat van 1856 handhaven die de stelliug van Turkije in Europa hebbeD afgebakend. Hij is bereid met de mede-ondertee kenaren van het bedoelde traktaat in overleg te treden, ten einde des verkiezende eene 'andere overeenkomst in het leven te roepen, die op billijke wijze de rust in het Oosteu en het staatkundig evenwicht van Europa kau verzekeren. Beiden zullen op hechtere grondslagen gevestigd zijn, wan neer zij geregeld worden op eene meer rechtvaar dige wijze dan door het traktaat van 1856, dat geene groote mogendheid in normale omstandig heden mag erkennen. Saarbrtlcken, 15 November. Berichten uit Ver sailles van den 12den melden, dat bij den aanval van de Loire-arinee op het eerste korps Beieren de Franschen iu de eerste linie goede troepen (Algiersche en RomeiDSChe regimenten) stelden Deze regimenten werden driemalen teruggeslagen Ten Noorden van Parijs is de Duitsche armee thans ook in den rug gedekt, door de nieuw aan gekomen troepen. Marseille, 15 November. Bij de verkiezingen van leden voor den gemeenteraad heeft de retiu- blikeinsche partij gezegevierd. Herlijn, 16 November. Officieel wordt uit Ver sailles dato 15 dezer bericht, dat voor Parijs en aan de Loire niets van eenige beweging des vijands is waargenomen. Brussel, 15 November. De Indépendance behelst een telegram uit Weenen, waarin wordt bericht dat Engeland, Turkije, Oostenrijk en Italië tegen over Rusland dezellde gedragslijn zullen voffien en een collectieve nota opstellen. Florence, 16 November. De konin^ zal morgen ten gehoore ontvangen Photiades Rey, gezant van Turkije, tot overhaudigin zijner geloofsbrieven De dagbladen beschouwen den stap van Rusland als van emstigen aard. Rio Janeiro, 22 Oct. De regeering heeft eene hoeveelheid b pCts. staatsschuldbrieven ten be drage van 20.0UO coutos de reis, aan de Bauk van Brazilië verkocht, en wel, naar verzekerd wordt, voor den prijs van 91*. pOt.'Na de join-ste verklaringen van den minister van financiën had het publiek gedacht; dat de schatkist uov behoor lijk voorzieu was. New-York, 13 November. Blijkens nader be richt is de uil Donaldsonville outvaogen mede- deeling betreffende een opsiafid der negers aldaar zeer overdreven. Berlijn, 16Novetnber. Volgens geruchten welke in diplomatieke kringen ip Ouilpop zijn' maar allezins bevestiging eischeii, is Engeland daartoe door de regeering te Parijs en de delegatie te Tours uitgenoodigd, geneigd om de onderhande lingen over den wapenstilstand wederom op te vatten, ten einde deu weg tot het bijeenkomen van een congres te banen. Men betwijfelt den goeden uitslag dezer pogiug. Dresden, 16 November, Het Dresdener Journal meldt: De minister van staat, Vou Friesen is heden uit Versailles vertrokken en wordt te^en het einde dezer week bier verwacht. Brussel, 15 November. Uit Tours wordt ge meld, dat het komuiando der Oost-armee is op geheven. Den bevelhebber Michel is het opper commando van de divisie cavalerie opgedragen. Het departement van de Beneden-Loire is° in staat van bele^ verklaard. Te~ Toulon is ftoques in vryh^id gesteld. I Marktberichten. Amsterdam, 16 November. Tarwe, stemming prijshoudendN. B. Pools 3S0 op tijd. Rogge, stem ming iets hooger; Galatz 202, 205, 208 c. z/k. Galatz 211 optijd; Petersburg 194f c. z/k. Leve ring, stemming iets hooger; Maart 208, 209,210; Mei 212. Raapolie, 6/\v. 50&; vliegend 49 Mei 45fc, 45&; Dec. 47*L 48. Lijnolie 6/\v. 83; vliegend 31^; voorjaar 32&, 33; December 31%, 31*6, 31&. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. In de Memorie van Beantwoording op het Yoor- loopig "Verslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk Vil, B. Departement van Financiën) verontschuldigt Z. Exc. de minister van financiën zich omtrent de niet indiening der comptabiliteits-ontwerpen, welke hoofd zakelijk is toe te schrijven aan de reorganisatie van die aideeling van het Departement bij welke de be werking van nieuwe comptabiliteits-ontwerpen behoort. De Minister heeft den arbeid du echter ter hand doen nemen en vleit zich dien eerlang tot een goed einde te kunnen brengen. De indiening van het ontwerp eener nieuwe wet omtrent de grootboeken der Nationale Schuld werd verijdeld door de andere werkzaamheden van wet- gevenden en administratieven aard, welk het afge- loopen zitting jaar opleverde. Omtrent de verplichting, van de Nederlandsche Bank om zich met de geheele dienst van 1s Rijks schatkist te belasten, zijn onderhandelingen aanhan gig, en de vraag, of de tegenwoordige inrichting van de administratie der directe belastingen, in- eu uit gaande lechten en accijnsen beter werkt dan de laatst voorgaande, kan de minister in allen deele bevestigend beantwoorden. Rechtstreeksche maatregelen strekkende tot her ziening der belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen, welke luidens art. 59 der wet van 26 Mei 1870 (Stbl. N°. 82) voor 1 Januari 1875 moet geschieden, zijn nog niet génomen en konden ook bezwaarlijk du reeds genomen worden. Die wet treedt den lsten Januari aanst. in werkiüg en hare uit voering heelt eene reeks van instruction en beschikkin gen gevorderd, aan welker samenstelling, sedert de bekrachtiging der wet, onafgebroken is gearbeid. Eerst Da het in werking treden van een eu ander zal kun nen worden overgegaan tot het ontwerpen der wet telijke regelen waarnaar, volgens genoemd wets-artikel, de bevolen herziening moet plaats hebben. Irt de Memorie van Beantwoording op het voor- loopig vérslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk II (Hooge Collegièn van Staat) verklaart Z. Exc. de Minister van Einantien zich van beschouwingen om trent de meerdere of mindere doelmatigheid van de verbouwing van de vergaderzaal van de Eerste Ka mer der Staten-Generaal te kunnen onthouden, daar deze door de huishoudelijke Commissie dier Ka mer is bestuurd. Z. Exc. is tevens van oordeel, dat het oogenblik tot eene herziening der wet van 1861 nog met schijnt gekomen, en vereenigt zich ge heel met de zienswijze van die leden der Kamer, die aanmerking hebben gemaakt op de aanschrijvin gen, door den directeur van het Kabinet namens den korting tot de Commissarissen des Konings ge richt. Yam. die zienswijze heeft de Regeering te zij ner tijd door het doen der noodige aanschrijvingen aan de betrokken ambtenaren doen blijken. In de Memorie van Beantwoording op het verslag over Hoofdstuk YII C. (Herv. en andere Eeredien sten), verwijst Z. Exc. de Minister van financiën naar het Kon. besluit van 29 October jl. [Stbl. n°. 173), waarbij de tot dusver bestaande afzonderlijke afdee- lingen voor de zaken der Eerediensten met ingang van 1 Januari aanst. zijn opgeheven, en het beheer der zaken voor het vervolg is geregeld, Op dien grond meent Z. Exc. zich thans van nadere beschouwin gen ter dezer zake te kunnen onthouden. Aan de bij .de Memorie van Toelichting gedane mededeelin- gen kan thans nog worden toegevoegd, dat eene voordracht tot intrekking der aldaar vermelde beslui ten van 1814, 1815 en 1816 bij den Raad van State aanhangig is. Een voorstel tot intrekking van het Keizerlijk decreet van 16 Juli 1810 zal weldra aau dat Staatslichaam worden toegezonden. Tot de formeele buiten-werking-stelling der publi- catiën van het Departementaal Bestuur Van de jaren 1804 en 1805 betrekkelijk de rechten der floreen- plichtigen ten opzichte van het beheer der kerkelijke goederen en fondsen is de tusschen komst van den wetgever niet noodig. De Minister blijft van oordeel, dat eene regeling der kerkelijke pensioenen niet alleen de Protestant- sche kerkgenootschappen moet betreffen. Z. Exc. de Minister van Oorlog heeft in zijne Memorie van Beantwoording op het verslag over Hoofdstuk VIII (Oorlog) zeer uitvoerig geantwoord. Z. Exc. had eene zoo scherpe kritiek over het bestuur van Oorlog, als in dat verslag voorkomt, niet ver wacht en te minder, omdat op denzelfdeu dag is uitgebracht het verslag over Hoofdstuk I, waarin zijne handelingen welwillend worden beoordeeld. De inhoud van het verslag over Hoofdstuk VIII heeft hem aanleiding gegeven aan Z. M. te verzoeken hem een eervol ontslag uit zijne betrekking wel to willen verleenen. De min. betoogt, dat het bij de wet van 24 Juli jl. (Stbl. N°. 141) toegestane crediet van vier rnil- lioen geen invloed op de raming der uitgaven voor 1871 kon uitoefenen. Dat hij niet de beschouwingen ikan deelen van die leden, die het verkeerd achten zich in vredestijd te wapenen tegen een oorlog die denkelijk nooit zal komen, behoeft hij niet te zeggen. Hij betreurt zeer, dat die uitdrukkingen worden aangetroffen in een openbaar Staatsstuk, dat is uit gegaan van de vertegenwoordigers der Nederlandsche natis. Het blijft een waar woord, dat eene natie, welke de middelen verwaarloost om hare onafhankelijkheid te handhaven, die onafhankelijkheid niet waard is. Zoo op éen Staat in Europa de verplichting rust om zijoe onafhankelijkheid des vereischt, gewapen derhand te verdedigen, het is op ons land met zijn roemvol verleden, met zijne terrein gesteldheid zoo bij uitstek gunstig voor de verdediging, en met zijne krachtvolle en vrijheidlievende bevolking. Maar om ons te kunnen verdedigen moeten wij het bovenal ernstig willenen daar, waar die wil bestaat en zich dooi* de genomen maatregelen ook naar buiten opon- baart, zijn reeds kansen op het behoud der zelfstan digheid verworveu. Dat dit de wensch der natie is, valt niet te betwijfelenzij is meermalen en nog onlangs zeer duidelijk gebleken. Dat nog niet alle middelen, hoofdzakelijk de pas sieve, tot onze verdediging aanwezig zijn, wordt ge- reedelijk toegestemd. Het streven der Regeering is dan ook om daartoe te geraken, waartoe nog gedu rende eenige jaren buitengewone uitgaven zullen worden vereischt, die, hoe ook over de toepassing

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3