he 3
t tusscl
len
Op
Jing
i mii
idien
erwijl
Engeland.
an 't grootste belang voor Engeland is de
nieuwde opwerping van de Oostersche quaes-
Engeland kan na den Krim-oorlog, ten ge
lere waarvan het gelakte 't streven van Rus-
id om Konstantinopel meester te worden, en
do' ook de bedreiging tegen het politiek even-
ilemoii c|it van Europa den kop in te drukken, niet
in Et perschillig toezien dat Rusland zich hoe schijn-
onbednidend dan ook tracht te onttrekken
egeslti i de positie, waarin het tractaat van 1856
islands macht in het Oosten afgebakend heeft,
lis er dus een quaestie is, waarin het voor
3 p geland moeielijk, ja onmogelijk wordt om het
"d woi I Jusver met succes gevolgd stelsel van onzij-
- |heid tegenover de Europeesche geschillen te
ivaren, dan is het wel deze. De Engelsche
iden zijn daarvan eveneens overtuigd en het
om van hun zienswijze te dien opzichte te
;n blijken, dat Wij hier den hoofdinhoud .laten
pCt.
üg n
;n.
bben
iepen,
eren
i.
iet b:
33 TT rTENTLiAND.
vau een artikel dat in het hoofdorgaan
het ij: r Engelsche pers, de Times', voorkomt.
De Times is niet verrast door den plotselingen
skleed p van de Russische regeering. „Het was on- i
luis j ikbaar," zegt het blad, „dat de thans plaats-
ten li jpende gebeurtenissen zonder invloed zouden
'oore jveu op de algemeene politiek van Europa,
let ii De Times ontwikkelt dit in hoofdzaak aldus: i
van) Hoewel alle volkeren en regeeringen van wes- 1
e gei ijk Europa voldaan waren over den uitslag
ooda: e deu oorlog in 1854, omdat aau de aggresieve
aid t litiek en de aanmatiging van Rusland een
s brui welige kuak werd toegebracht, was er éen
iit 1« igendheid die niet juichte over de vernedering
Rusland onderging, eu dit was Pruisen.
Ofschoon het Duitsche volk, in het bijzonder
de Zuid-Duitsche Staten, tegen Ruslanq ge
luid was, was het Pruisische hof met zijne mili-
jie en officieele aristocratie, niet gunstig jegens
geallieerden gezind. Pruisen kwam tegen de
ihtvaardigheid van den oorlog op en maakte
grief van Rusland tot de zijne, te wetendat
Westersche mogendheden het Mahomedanisme
;enover het Christendom in bescherming na-
in. Onderscheidene oorzaken werkten tot
ruisens houding mede. De nauwe betrekking
er bestond tusschen de regeerende stam-
ilzen van St.-Petersburg eu Berlijn; de zwak-
lid van den overleden koning van Pruisen, de
lijkvormigheid van de regeeringsstelsels en
irpsi ilitieke beginselen van Rusland en Pruisen,
aar volgens de Times lag de hoofdoorzaak in de
loezy van Pruisen tegen Frankrijk sedert den
I aWslag bij Jena, een hartstocht die vooral levendig
I getouden door de aanspraken en bedreigingen
li de Franschen tegen de Rijnprovinciën.
Deze jaloezy werd opnieuw gevoed door de
■ooüsbeklimming van eeu Bonaparte, denatuur-
jke vijand van Pruisen, zoodat Pruisen zeer
keerig was van een alliantie waarin het een
Indergeschikte rol zou spelen in tegeuoverstel-
Dg van die, van zijn erfvijand.
Zoo werd dan den Krim-oorlog, onder de leiding
in Frankrijk als eerste militaire mogendheid
■voerd, door Pruisen met leede oogen gadege
lagen.
Het geschil is voorts veelal beschouwd als een
|uel tusschen de keizers van Frankrijk en Rus-
ind en men heeft zelfs aan Napoleon de bedoe-
- 1 ng toegeschreven een gelegenheid gezocht te
ebben om oorlog te voeren, ten einde zijn nog
iet gevestigd gezag te versterken. De Times spreekt
it tegen, en beweert dat Engeland evenals
■raukrijk door de publieke opinie tot dezen oor-
|og gedreven werd.
Intusschen schreef Rusland zijn vernedering aan
e mogendheid toe die het sterkste leger naar
fe Kriui zond en die de Russische gezant naar
■'arijs deed komen om de vredesvoorwaarden te
'ernemen. Fraukrijk werd daarom zoowel te
lil-Petersburg als te Konstantinopel beschouwd
Is de speciale bewaker van het tractaat van
856, terwijl men zich tevens voorstelde dat het
u het vervolg niet zoo gemakkelijk zou gaan in
ingeland de geestdrift op te wekken, die tot het
jdalïnden van een leger naar de Krim aanleiding gaf.
[dei Rusland ziet zijn grootsten tegenstander thans
»ni «achteloos. De keizerlijke macht is verdwenen,
cbl if Frausche legers zijn vernietigd: de Czaar heeft
rei hans de overtuiging bekomen dat de degen die
loc Frankrijk omhoog hield om de tractaten vau 1856
at a beschermen, voor goed verbrijzeld is. De allian-
ufl ie van 1856 is feitelijk verbroken.
Ie» Rusland grijpt deze gelegenheid aan en vraagt
gf r'jziging van het tractaat te Parijs, op 't oogen-
ive klik dat de stad, waarin dit gesloten is, in een
lijl Wtlagenswaardigeo toestand verkeert. Zoodra
ten Rusland de toestemming heeft van den overwin-
idf naar van Sédan eo Metz, denkt het dat den andere
daten van Europa geen tegenstaud zullen bieden
ig® mtlieu het wijziging van 't tractaat te Parijs
ui eischt.
be Daarin nu, heeft volgens de Times, Rusland
:Dt buiten den waard gerekend. Het blad keurt
:ei vooreerst den vorm van de circulaire en haar
)d ontijdigheid af, en acht iedere vordering vaD
ui «enig gewicht onaaunemelijk. (Toen de Times
et [dit schreef was de circulaire van Gortschakoff
die onder de telegrammen bij uittreksel voorkomt,
i. hi
erlii
VM
501 5
lOffii
r ht
be
rlog
Eei
lati
d.H
zei
racl
hei
wei
auk:
it, d:
zijl
erei
:n
doe
ingi
ikke
1;
rde
H
t h
50 1
onu
irvi
•ooi
■eet
nog niet bekend). De bepalingen van het Parijzer
tractaat zijn door de groote mogendheden, waar
onder Pruisen, op plechtige wijze bekrachtigd en
zijn zoo vrijgevig mogelijk, zelfs vrijgeviger dan
Rusland kon verwachten. Dat Engeland er nu
in zou toestemmen die bepalingen te vernietigen
uit krachte van een eisch gegrond op de tegen
woordige machteloosheid van Frankrijk, kan het
blad niet gelooven. Indien echter Rusland in
staat is een geval uit te denken tot eene minne
lijke herziening van het tractaat, dan zal Europa
gereed zijn, om daarnaar te luisteren.
Voorts kan de Times niet aannemen dat er eene
geheime overeenkomst tusschen Duitschland en
Rusland bestaat, al worden op dit oogenblik vele
wederzijdsche bewijzen van sympathie gewisseld.
Duitschland zou voor het geval dat 't waar is,
het eerste onder de vergrooting van Rusland lij
den. Rusland beseft dat 't van Pruisen nog meer
te duchten heeft dan van Frankrijk, vooral wat
betreft de Oostzee-provinciën. Het zou ook geheel
tegen 't belang vau Duitschland strijdeu, indien
Rusland op den Donau en de Zwarte Zee vrij
spel had. Dit alles in het breede uiteenzettende,
komt het blad tot de conclusie dat de politiek van
het Vereenigd Duitschland niet kan zijn de ver-
grootingsplannen, die door den oorlog van 1854
zijn verijdeld, in de hand te werken."
Na het hekend worden van den tekst der cir
culaire van prins Gortschakoff, die onder onze
telegrammen voorkomt, acht de Kölnische Zeitung,
die gisteren onder den indruk van de eerste be
richten van Ruslands stap, even als de Times
tegen de schending van het verdrag vau 1856
opkwam, de opgeworpen Oostersche quaestie
niet ernstig.
Daarin verklaart Rusland dat het aan geen
andere bepalingen van het tractaat zal raken,
dan die zien op de bepalingen nopens de neu
traliteit der Zwarte Zee, de zoogenaamde Con
vention des détroits. Dit moge nu het zedelijkheids
gevoel van Europa schokken, maar men kan
volgens de Köln. Zeit. er niet veel aan doen.
Het is de vraag of Engeland en Oostenrijk daar
over ook zoo los heenglijden. De keizer van Rusland
moge verklaren, dat het geenszins in zijn bedoeling
ligt de Oostersche quaestie op het tapijt te brengen,
maar indien Engeland en Oostenrijk zich met het
fait accompli, waarvoor Rusland hen tracht te
stellen, niet tevreden zijn en Rusland op zijn
beurt blijft volhouden dat het zich niet langer aan
de bepalingen van het tractaat van 1856 gebon
den acht, voor zooverre zij zijne Souvereiniteits-
rechten iu de Zwarte Zee beperken, dan is
er reeds een geschil, dat hetzij op een cougres,
hetzij door de wapenen zal moeten worden
beslecht.
De circulaire vau prins Gortschakoff moge de
zaak don ook zoo onschuldig mogelijk doen voor
komen, wij gelooven dat zijn redeneering niet
in den door hem beoogden zin zal worden op
gevat, maar tot ernstige gebeurtenissen zal aan
leiding geven.
Luxemburg.
Z. K. H. PriDS Hendrik, stedehouder van den
Groothertog heeft op het adres van antwoord der
Kamer van afgevaardigden het volgende antwoord
gegeven.
„Mijne Heeren Ik betuig mijn oprechten dank
aan de Kamer van Afgevaardigden van het Groot
hertogdom Luxemburg voor het zoo onbevangen
en vaderlandslievend adres, dat zij goedgekeurd
heeft onder de ernstige gebeurtenissen die sedert
de opening van het zittingjaar hebben plaatsge
had. De vertegenwoordigers leveren hierdoor
andermaal het bewijs aan het vaderland en
Europa, hoe innig de Luxemburgers gehecht zijn
aan de orde van zaken, aau het Groothertogdom
door het verdrag van 11 Mei 1867 geschonken
en hoezeer zij het op prijs stellen, dat door, de
nauwgezette eu oprechte inachtneming der onzij
digheid van het Groothertogdom door de regee-
ringeD der beide naburige en met het Groother
togdom bevriende natiën, die nabij zijn greDzen
in een smartelijkeu oorlog gewikkeld zijn, de
Luxemburgsche bodem voor de rampen en de
onheileu van den strijd gespaard is gebleven.
Met de wettige vertegenwoordigers des lands,
zie ,ik dan ook de toekomst van het Groother
togdom zonder bezorgdheid te gemoet, daar ik
vertrouw op de onwankelbare en trouwe liefde,
die de Koning-Groothertog ons toedraagt en daar
ik ook vast vertrouw op de eerlijkheid van de
Souvereinen die het LondeDsch tractaat ondertee-
keod hebben, en die zich bewust zijn van den
gelukkigen en voorspoedigen toestand van het
Groothertogdom, in" zijn onzijdigeti en onafhan-
ketijken toestand. -
Met de levendigste belangstelling sedert 20 jaren
den vooruitgang van het Groothertogdom Luxem
burg hebbende kuDnen nagaan, dank zij het on
wrikbaar vertrouwen en de hartelijke toegene
genheid van den Koning-Groothertog, Mijn door-
luchtigen broeder, zullen al mijne pogingen gewijd
zijD aan het geluk en den voorspoed der goede eD
getrouwe Luxemburgers."
TELEfcrRAMMEN.
Brussel, 15 November. In antwoord op eene
interpellatie van den heer Brasseur, omtrent een
nota van Pruisen over de hoiiding van de Bel
gische drukpers tegenover dit land, heeft de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken zich aldus uit
gelaten
„Op den 8 October jl. deelde de Pruisische gezant
aan het Ministerie eenige opmerkingen vanwege
zijn Gouvernement mede, omtrent de houding
van een deel der Belgische drnkpers, door welke
de vriendschappelijke gevoelens van Duitschland
jegens België zouden kunnen verstoord worden.
Ik heb daarop geantwoord, dat, volgens de grond
wet, de Belgische drukpers vrij in hare daden
en oordeelvellingen, en dat het'Gouvernement
daarvoor in geenen deele verantwoordelijk is.
De Regeering heeft al het mogelijke gedaan, om
een strikte onzijdigheid te bewaren, en alle con
flicten te voorkomen. De pers heeft haar, door
haar vaderlandslievende houding, dien plicht ge
makkelijk gemaakt."
Lhidens eene dépêche uit Luxemburg, zou
den Rusland, Engeland en Oostenrijk Prins
Hendrik hebben geluk gewenscht wegens de
enthousiastische ovatie, die hem, bij zijne komst
in het groothertogdom, van de zijde der Luxem
burgers is ten deel gevallen.
St.-Petersburg, 15 November. Prins Gortscha
koff heeft den 19/31 Oct. eene circulaire uitge
vaardigd. Nadat hij daarin heeft uiteengezet de
verschillende wijzigingen, die de tractaten hebben
ondergaan, welke beschouwd worden als het fon-
dameut voor het Europeesch evenwicht, en met
name het tractaat van 1856, zegt de Minister dat
de Keizer geen tractaten kan erkennen, die in
vele hoofd bepalingen geschonden zijn en die slechts
verplichtend blijken daar waar zij de directe be
langen des Keizerrijks betreffen, die niet langer
in gevaar gebracht mogen worden. De Keizer kon
zich diensvolgens niet langer door de bepalingen
van het tractaat van 1856 gebonden achten, voor
zoo verre zij zijne souvereioiteitsrechten in de
Zwarte Zee' beperken. Hij Beschouwt het derhalve
als zijn plicht om de additioneele overeenkomst
van het tractaat op te zeggen, waarbij liet aantal
en de afmeting van de oorlogschepen worden
geregeld die de oeverstaten zich voorbehouden
in de Zwarte Zee te onderhouden. Hij geeft dahr-
van aan de Mogendheden op loyale wijze kennis
en geeft den Sultan zijne volle rechten terug,
gelijk hij al zijne rechten voor zich zelf terug:
neemt. De Keizer heeft alleen de veiligheid en
de waardigheid van zijn rijk op het oog. Het ligt
geenszins in zijne bedoeling de Oostersche quaesüe
op het tapijt te brengen. Zoowel te dien aanzien
als in alle andere opzichten heeft hij geen anderen
wensch dan het behoud en de bevestigino van
den vrede. Hij blijft dan ook de algemeene be
ginselen van het tractaat van 1856 handhaven
die de stelliug van Turkije in Europa hebbeD
afgebakend. Hij is bereid met de mede-ondertee
kenaren van het bedoelde traktaat in overleg te
treden, ten einde des verkiezende eene 'andere
overeenkomst in het leven te roepen, die op billijke
wijze de rust in het Oosteu en het staatkundig
evenwicht van Europa kau verzekeren. Beiden
zullen op hechtere grondslagen gevestigd zijn, wan
neer zij geregeld worden op eene meer rechtvaar
dige wijze dan door het traktaat van 1856, dat
geene groote mogendheid in normale omstandig
heden mag erkennen.
Saarbrtlcken, 15 November. Berichten uit Ver
sailles van den 12den melden, dat bij den aanval
van de Loire-arinee op het eerste korps Beieren
de Franschen iu de eerste linie goede troepen
(Algiersche en RomeiDSChe regimenten) stelden
Deze regimenten werden driemalen teruggeslagen
Ten Noorden van Parijs is de Duitsche armee
thans ook in den rug gedekt, door de nieuw aan
gekomen troepen.
Marseille, 15 November. Bij de verkiezingen
van leden voor den gemeenteraad heeft de retiu-
blikeinsche partij gezegevierd.
Herlijn, 16 November. Officieel wordt uit Ver
sailles dato 15 dezer bericht, dat voor Parijs en
aan de Loire niets van eenige beweging des
vijands is waargenomen.
Brussel, 15 November. De Indépendance behelst
een telegram uit Weenen, waarin wordt bericht
dat Engeland, Turkije, Oostenrijk en Italië tegen
over Rusland dezellde gedragslijn zullen voffien
en een collectieve nota opstellen.
Florence, 16 November. De konin^ zal morgen
ten gehoore ontvangen Photiades Rey, gezant van
Turkije, tot overhaudigin zijner geloofsbrieven
De dagbladen beschouwen den stap van Rusland
als van emstigen aard.
Rio Janeiro, 22 Oct. De regeering heeft eene
hoeveelheid b pCts. staatsschuldbrieven ten be
drage van 20.0UO coutos de reis, aan de Bauk
van Brazilië verkocht, en wel, naar verzekerd
wordt, voor den prijs van 91*. pOt.'Na de join-ste
verklaringen van den minister van financiën had
het publiek gedacht; dat de schatkist uov behoor
lijk voorzieu was.
New-York, 13 November. Blijkens nader be
richt is de uil Donaldsonville outvaogen mede-
deeling betreffende een opsiafid der negers aldaar
zeer overdreven.
Berlijn, 16Novetnber. Volgens geruchten welke
in diplomatieke kringen ip Ouilpop zijn' maar
allezins bevestiging eischeii, is Engeland daartoe
door de regeering te Parijs en de delegatie te
Tours uitgenoodigd, geneigd om de onderhande
lingen over den wapenstilstand wederom op te
vatten, ten einde deu weg tot het bijeenkomen
van een congres te banen. Men betwijfelt den
goeden uitslag dezer pogiug.
Dresden, 16 November, Het Dresdener Journal
meldt: De minister van staat, Vou Friesen is
heden uit Versailles vertrokken en wordt te^en
het einde dezer week bier verwacht.
Brussel, 15 November. Uit Tours wordt ge
meld, dat het komuiando der Oost-armee is op
geheven. Den bevelhebber Michel is het opper
commando van de divisie cavalerie opgedragen.
Het departement van de Beneden-Loire is° in
staat van bele^ verklaard. Te~ Toulon is ftoques
in vryh^id gesteld. I
Marktberichten.
Amsterdam, 16 November. Tarwe, stemming
prijshoudendN. B. Pools 3S0 op tijd. Rogge, stem
ming iets hooger; Galatz 202, 205, 208 c. z/k.
Galatz 211 optijd; Petersburg 194f c. z/k. Leve
ring, stemming iets hooger; Maart 208, 209,210;
Mei 212. Raapolie, 6/\v. 50&; vliegend 49
Mei 45fc, 45&; Dec. 47*L 48. Lijnolie 6/\v. 83;
vliegend 31^; voorjaar 32&, 33; December 31%,
31*6, 31&.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
In de Memorie van Beantwoording op het Yoor-
loopig "Verslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk
Vil, B. Departement van Financiën) verontschuldigt
Z. Exc. de minister van financiën zich omtrent de niet
indiening der comptabiliteits-ontwerpen, welke hoofd
zakelijk is toe te schrijven aan de reorganisatie van
die aideeling van het Departement bij welke de be
werking van nieuwe comptabiliteits-ontwerpen behoort.
De Minister heeft den arbeid du echter ter hand
doen nemen en vleit zich dien eerlang tot een goed
einde te kunnen brengen.
De indiening van het ontwerp eener nieuwe wet
omtrent de grootboeken der Nationale Schuld werd
verijdeld door de andere werkzaamheden van wet-
gevenden en administratieven aard, welk het afge-
loopen zitting jaar opleverde.
Omtrent de verplichting, van de Nederlandsche
Bank om zich met de geheele dienst van 1s Rijks
schatkist te belasten, zijn onderhandelingen aanhan
gig, en de vraag, of de tegenwoordige inrichting van
de administratie der directe belastingen, in- eu uit
gaande lechten en accijnsen beter werkt dan de
laatst voorgaande, kan de minister in allen deele
bevestigend beantwoorden.
Rechtstreeksche maatregelen strekkende tot her
ziening der belastbare opbrengst van de gebouwde
eigendommen, welke luidens art. 59 der wet van
26 Mei 1870 (Stbl. N°. 82) voor 1 Januari 1875
moet geschieden, zijn nog niet génomen en konden
ook bezwaarlijk du reeds genomen worden. Die wet
treedt den lsten Januari aanst. in werkiüg en hare uit
voering heelt eene reeks van instruction en beschikkin
gen gevorderd, aan welker samenstelling, sedert de
bekrachtiging der wet, onafgebroken is gearbeid. Eerst
Da het in werking treden van een eu ander zal kun
nen worden overgegaan tot het ontwerpen der wet
telijke regelen waarnaar, volgens genoemd wets-artikel,
de bevolen herziening moet plaats hebben.
Irt de Memorie van Beantwoording op het voor-
loopig vérslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk
II (Hooge Collegièn van Staat) verklaart Z. Exc. de
Minister van Einantien zich van beschouwingen om
trent de meerdere of mindere doelmatigheid van de
verbouwing van de vergaderzaal van de Eerste Ka
mer der Staten-Generaal te kunnen onthouden, daar
deze door de huishoudelijke Commissie dier Ka
mer is bestuurd. Z. Exc. is tevens van oordeel, dat
het oogenblik tot eene herziening der wet van 1861
nog met schijnt gekomen, en vereenigt zich ge
heel met de zienswijze van die leden der Kamer,
die aanmerking hebben gemaakt op de aanschrijvin
gen, door den directeur van het Kabinet namens
den korting tot de Commissarissen des Konings ge
richt. Yam. die zienswijze heeft de Regeering te zij
ner tijd door het doen der noodige aanschrijvingen
aan de betrokken ambtenaren doen blijken.
In de Memorie van Beantwoording op het verslag
over Hoofdstuk YII C. (Herv. en andere Eeredien
sten), verwijst Z. Exc. de Minister van financiën naar
het Kon. besluit van 29 October jl. [Stbl. n°. 173),
waarbij de tot dusver bestaande afzonderlijke afdee-
lingen voor de zaken der Eerediensten met ingang
van 1 Januari aanst. zijn opgeheven, en het beheer
der zaken voor het vervolg is geregeld, Op dien grond
meent Z. Exc. zich thans van nadere beschouwin
gen ter dezer zake te kunnen onthouden. Aan de
bij .de Memorie van Toelichting gedane mededeelin-
gen kan thans nog worden toegevoegd, dat eene
voordracht tot intrekking der aldaar vermelde beslui
ten van 1814, 1815 en 1816 bij den Raad van State
aanhangig is. Een voorstel tot intrekking van het
Keizerlijk decreet van 16 Juli 1810 zal weldra aau
dat Staatslichaam worden toegezonden.
Tot de formeele buiten-werking-stelling der publi-
catiën van het Departementaal Bestuur Van de jaren
1804 en 1805 betrekkelijk de rechten der floreen-
plichtigen ten opzichte van het beheer der kerkelijke
goederen en fondsen is de tusschen komst van den
wetgever niet noodig.
De Minister blijft van oordeel, dat eene regeling
der kerkelijke pensioenen niet alleen de Protestant-
sche kerkgenootschappen moet betreffen.
Z. Exc. de Minister van Oorlog heeft in zijne
Memorie van Beantwoording op het verslag over
Hoofdstuk VIII (Oorlog) zeer uitvoerig geantwoord.
Z. Exc. had eene zoo scherpe kritiek over het bestuur
van Oorlog, als in dat verslag voorkomt, niet ver
wacht en te minder, omdat op denzelfdeu dag is
uitgebracht het verslag over Hoofdstuk I, waarin
zijne handelingen welwillend worden beoordeeld. De
inhoud van het verslag over Hoofdstuk VIII heeft
hem aanleiding gegeven aan Z. M. te verzoeken hem
een eervol ontslag uit zijne betrekking wel to willen
verleenen.
De min. betoogt, dat het bij de wet van 24 Juli
jl. (Stbl. N°. 141) toegestane crediet van vier rnil-
lioen geen invloed op de raming der uitgaven voor
1871 kon uitoefenen. Dat hij niet de beschouwingen
ikan deelen van die leden, die het verkeerd achten
zich in vredestijd te wapenen tegen een oorlog die
denkelijk nooit zal komen, behoeft hij niet te zeggen.
Hij betreurt zeer, dat die uitdrukkingen worden
aangetroffen in een openbaar Staatsstuk, dat is uit
gegaan van de vertegenwoordigers der Nederlandsche
natis.
Het blijft een waar woord, dat eene natie, welke
de middelen verwaarloost om hare onafhankelijkheid
te handhaven, die onafhankelijkheid niet waard is.
Zoo op éen Staat in Europa de verplichting rust
om zijoe onafhankelijkheid des vereischt, gewapen
derhand te verdedigen, het is op ons land met zijn
roemvol verleden, met zijne terrein gesteldheid zoo
bij uitstek gunstig voor de verdediging, en met zijne
krachtvolle en vrijheidlievende bevolking. Maar om
ons te kunnen verdedigen moeten wij het bovenal
ernstig willenen daar, waar die wil bestaat en zich
dooi* de genomen maatregelen ook naar buiten opon-
baart, zijn reeds kansen op het behoud der zelfstan
digheid verworveu. Dat dit de wensch der natie is,
valt niet te betwijfelenzij is meermalen en nog
onlangs zeer duidelijk gebleken.
Dat nog niet alle middelen, hoofdzakelijk de pas
sieve, tot onze verdediging aanwezig zijn, wordt ge-
reedelijk toegestemd. Het streven der Regeering is
dan ook om daartoe te geraken, waartoe nog gedu
rende eenige jaren buitengewone uitgaven zullen
worden vereischt, die, hoe ook over de toepassing