Dinsdag
18 October.
A°. 1870.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maindenV-ƒ3.00.
Franco per post11i3.85.
Afionderlijke Nommers,0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
i
Lelden, 17 October.
rt van de Commissie van financiën op het
Ijl van den heer HARTEVELT, tot herzie-
g van het plaatselijk belastingstelsel,
gen s Vergadering heeft goedgevonden aan onze
lissie ten fine van praeadvies te doen toe-
1 een schrijven van haar medelid H. C.
ivelt, dd. 17 Sept. 11., houdende mededeeling
jdenkingen tegen de thans in deze gemeente
ide belasting-verordening en geleidende te-
len ontwerp-raadsbesluit tot heffing van eene
e plaatselijke directe belasting,
de Commissie, zich kwijtende van de ont-
d opdracht, omtrent dit concept besluit haar
1 uitspreekt, zij het haar geoorloofd eene
i opmerking naar aanleiding van de bijge-
missive in het midden te brengen. De
;e briefschrijver voert tegen de thans nog
Inde belasting twee grieven aan, namelijk
ongslijke werking en de gedeeltelijke vrij-
lg toegekend aan hen die kamers verhuren.
Ihet laatstgenoemde bezwaar zal de Commis-
n woord zeggenimmers de quaestie, daarin
|oten, werd ten vorigen jare zeer uitvoerig
ken en ten slotte door den Raad beslist in
in, welke naar hare innige overtuiging de
n juiste is. Wat de heer Hartevelt een ge-
I noemt, is in het oog van Uwe Commissie
(wezenlijke deugd van de thans nog geldende
ng, en zij zal dan ook zeker niet licht toe
dat men door van hen die kamers verhu-
iet meer te eischen dan in billijkheid kan
erd worden, aan de overige belastingschul-
onrecht doet.
meer gewicht is het andere bezwaar door
achten voorsteller aangevoerd, namelijk de
Bjke erking van de belasting. Dat er hier
daar ongelijkheid bestaat, 't zij ten geyolge
i minder juiste schatting, 't zij als gevolg van
J gfctekkige grondslagen waarop de belasting
-it, Kif Uwe Commissie allerminst ontkennen,
-rgelijke gebreken zijn van elk belastingstelsel
eidelijk, en gee» deskundige zeker zal
en dat zij immer geheel kunnen worden
nomen. Men kan op dit gebied slechts naar
Binst gebrekkige streven, en zeker zal de
Icieele Commissie van harte gaarne elke
ng ondersteunen, welke naar hare over-
strekt om voor het bestaande iets beters
plaats te stellen. Maar om het bestaande
oordeelen is meer noodig dan eene verwij-
taar zijne gebreken, want de vraag blijft
of een nieuw stelsel die gebreken werke-
1 wegnemen? Men kent het stelsel dat met
wijzigingen sedert vele jaren in deze ge-
te werd aangenomen, en men kent niet wat
'enover staat. Veilig nu durft Uwe Com-
de voorspelling wagen, dat wanneer men
nkomstig den wenseh van velen, te Leiden
ijk mocht komen tot eene soort van income-tax,
drier, aanwijzende het inkomen van de bur-
ïoo als het dan uit de eigen aangifte van de
ingschuldigen zal worden opgemaakt, niet
r dan het thans geldende, menig cijfer zal
lden, dat de deskundige lezer een stellig
it cijfer zou willen noemen. Tusschen der-
toekomstig kohier en het tegenwoordige,
lisschien geen ander verschil overblijven dan
at terwijl men nu elk schijnbaar onjuist
aan de gebreken van het stelsel wijt, dan
ergelijk cijfer dadelijk achterdocht zal wek-
1 uitrent den goeden trouw van hem, die het
edrag van zijn inkomen heeft opgegeven,
it dit verschil geheel ten nadeele komt van
come-lax zal zeker niet licht worden tegen-
«l«i 'ken-
ir wat hiervan ook zij, de vraag kan voor
ogenblik slechts wezen, of de heer hartevelt
»e geleidende missive en de daartoe behoo-
tabel, werkelijk de onhoudbaarheid van
!enwoordig belastingstelsel heeft aangetoond?
Ha bescheidenheid maar toch ook met allen
moet Uwe Commissie deze vraag ontken-
beantwoorden. Wat toch betoogt de geachte
eller? Eenvoudig dit, dat terwijl de belas
toor 1870 met 17 a 18 ten honderd werd
erderd, sommige belastingschuldigen nu
10 of 12, anderen daarentegen tot zelfs 50
't meer betalen dan in het voorgaande jaar.
resultaat dan zoo bevreemdend en zou
lts wel noodig geweest zijn zich de moeite
'elerlei becijfering te getroosten om derge-
utkomst te constateeren Immers de Raad
Of
heeft ten vorigen jaren niet enkel de belasting
piet 17 of 18 percent verhoogd, maar tevensin den
maatstaf waarnaar het inkomen der burgers be
rekend wordt, groote wijzigingen gebracht; zeker
om geen andere reden dan deze, dat de maatstaf,
vroeger gebezigd, hem voorkwam minder juist
te zijn. Het noodzakelijk gevolg van die dub
bele wijziging moest natuurlijk zijn, dat de ver
hooging der belastingsom in 1870 voor slechts
weinigen juist zeventien of achttien percent kon
beloopen, maar voor verreweg de meeste óf veel
meer óf veel minder moest bedragen. Juist dit
resultaat beeft men gewild, en het kan dus op
zich zelf zeker geen verrassing zijn. De vraag
is dan ook niet of de belastingheffing in 1870
harmonieert met die van 1869 dit kon nieten
dit mocht ook niet zijn maar enkel of de belas
tingheffing in 1870 op zich zelve goed is, en die
vraag kan slechts beslist worden door eene onder
linge vergelijking van de cijfers welke het thans gel
dende kohier aangeeft. Dat die onderlinge vergelij
king volkomen bevredigende resultaten opleveren,
zal de commissie allerminst beweren, maar zij
moet toch rondweg verklaren, dat de enkele
cijfers, door den heer Hartevelt aangehaald
cijfers vermoedelijk niet zonder eenige zorg ge
kozen ouderling vergeleken haar allerminst
hebben kunnen overtuigen, dat de maatstaf nu
aangenomen, een blijkbaar onjuiste is. Misschien
ligt het aan hare zeer gebrekkige kenDis van het
inkomen der burgers, in de lijst van den heer
Hartevelt genoemd, dat de raming van het in
komen daarin vermeld, haar vrij bevredigend is
toegeschenen, maar in elk geval moet zij in alle
oprechtheid verklaren dat dit de eenige indruk
is, welke de overgelegde tabel bij de Commissie
hèeft achtergelaten.
En thans het voorstel van eene nieuwe belas
ting, dat ons geacht medelid aan zijn schrijven
heeft toegevoegd. Eer zij zich in een grondig on
derzoek van dit voorstel verdiepte, heeft Uwe
Commissie de preliminaire vraag gesteld, of hét
tegenwoordig oogenblik geschikt kan worden ge
acht tot de invoering van eeoe inkomstenbelas
ting aangenomen dat men die in het algemeen
wenschèlijk keurt over te gaan? Het antwoord
op deze vraag was stellig ontkennend, en wel
om redenen, welke naar zij vertrouwt, ook bij
den Gemeenteraad sterk zullen wegen.
Het is Uwe Vergadering namelijk bekend, dat
op dit oogenblik bij de Tweede Kamer van de
Staten-Generaal aanhangig is een wetsontwerp,
dat de invoering bedoelt van eene algemeene
rijks inkomsten-belasting. Welk lotdit wetsontwerp
wacht, waagt Uwe Commissie niet te voorspellen,
maar men zal in elk geval wel willen toegeven,
dat aanneming van het ontwerp en dus invoering
van eene inkomsten-belasting met 1 Januari a.s.
allerminst tot de onwaarschijnlijkheden behoort.
Komt liet inderdaad daartoe en wilde deze ge
meente het voorbeeld van den Staat volgen, dan
zou het beste, eenvoudigste en minst kostbare
middel ter bereiking van dat doel zeker bestaan
in de heffing van opcenten op de rijksbelasting,
althans wanneer de wet daartoe de bevoegdheid
laat; maar natuurlijk dat dergelijk besluit eerst
kan genomen worden wanneer het lot van den
Rijks income-lax beslist zal zijn.
Door niet op die beslissing te wachten en nu
reeds dadelijk eene eigen inkomsten-belasting in
te voeren, stelt men zich bloot aan het gevaar,
dat de bewoners van deze gemeente in 1S71
tweederlei income-tax zullen moeten opbrengen,
en zulks krachtens twee verordeningen, steunende
op grondslagen welke onderling vrij wat uiteen-
loopen. Behoeft het daarbij nog betoog, dat men
door iets dergelijks toe te laten zich aan eene
schromelijke verwarring bloot stelt en er aller
minst toe medewerkt om de income-lax te popu-
lariseereD. Eu dat het hier aanhangig voorstel
van eene inkomsten-belasting werkelijk op andere
grondslagen steunt dan het ministerieel ontwerp,
moet reeds bij eene oppervlakkige vergelijking
van beide plannen in het oog springen. Uwe
Commissie wil slechts op enkele punten wijzen om
het bestaande verschil in het licht te stellen. De Mi
nister wil te Leiden elk inkomen dat minder dan
f 500 bedraagt van de belasting vrijstellen, de heer
Hartevelt daarentegen treft elk inkomen van meer
dan f 400, en maakt voorts eene geheel andere klas-
senverdeeling dan de Minister van Financiën. De
zoo moeilijke vraag wat men eigenlijk te verstaan
heeft onder zuiver inkomen, wordt in de beide
ontwerpen verschillend beantwoord. De Minister
wil o. a. dat inkomen hebben bepaald na aftrek
van de noodzakelijke kosten aan de uitoefening-
van ambten en bedrijven verbonden, terwijl het
ontwerp-Hartevelt en te recht misschien
die aftrekking niet toelaat. De Minister bepaalt
dat voor elk kind, ten laste komende van den
aangeslagene, in de hoogste klassen niets maar
in de lagere vijf percent op het bedrag van de
belasting zal worden gekort, terwijl in het hier
aanhangig voorstel dan eerst korting te pas komt,
maar dan ook in alle klassen wanneer het
huisgezin uit meer dan vijf personen bestaat. Ook
het bedrag van de korting verschilt in dat geval
daar men hier geen vijf maar slechts drie percent
wil afschrijven. De Minister beveelt, dat wie niet
vrijwillig aangifte doet van zijn inkomen, ambts
halve zal worden aangeslagen, terwijl de heer
Hartevelt, ofschoon hetzelfde bedoelende, aan de
schatters opdraagt om waar dergelijk geval zich
voordoet, het inkomen te ramen naar grondslagen,
welke met die van de thans geldende belasting-
verordening geheel overeenstemmen. Uwe Com
missie acht deze laatste regeling volstrekt afkeu
renswaard, omdat het volgens deze ten slotte enkel
van de willekeur der belastingschuldigen zal af
hangen of zij een income-tax betalen dan wel
eene belasting op de verteringen als nu bestaat.
Aan dergelijke willekeur moet de wetgever in
geen geval roet gevenverlaDgt men eene inkom
sten-belasting dan moet inen haar ook consequent
toepassen en dus bepalen dat de belastingschul
dige die weigert opgave te doen van zijn inkomen,
ambtshalve zal worden aangeslagen zooals de
schatter in gemoede zal meenen te behooren
maar zonder dien schatter daarbij aan eenige,
instructie te binden. Natuurlijk dat hooger beroep
op den gemeenteraad altijd kan worden overge
laten. Meent men dat de elementen in de laatste
zinsnede van art. 8 genoemd, een juisten maatstaf
van het inkomen opleveren, dan zou het inder
daad niet noodig zijn de tegenwoordige belasting,
op die elementen steunende, te wijzigen.
Uit het bovenstaande blijkt genoeg, det men
bij gelijktijdige invoering èn van het ontwerp-
van Bosse èn van het ontwerp-hautevelt in 1871
voor de gemeente Leiden zoude hebben twee
inkomsten-belastingen, die het inkomen der bur
gers elk op hare wijze maar zeker met een vrij
groot verschil berekenen. Zegt men dat dit bezwaar
zou kunnen worden uit den weg geruimd, door
het voorstel, hier aanhangig, dadelijk in over
eenstemming te brengen met het wetsontwerp,
dan merkt Uwe Commissie op, dat niemand kan
berekenen, welke wijzigingen het bedoelde ont
werp nog zal ondergaan eer het tot wet verheven
wordt, en het doel moet natuurlijk zijn om de
gemeentelijke verordening met de wet zelve in
overeenstemming te brengen.
Het antwoord op de hier behandelde prelimi
naire vraag gegeven, maakte het voor Uwe Com
missie geheel overbodig het voorstel van den heer
Hartevelt reeds op dit oogenblik in bijzonder
heden na te gaan en meer bepaald te overwegen
of het stelsel van een income-tax op zich zelf
aanbeveling verdient. Zij meent U dan ook te
mogen voorstellen hetzelfde te doen en dus op
grond van al het aangevoerde te besluiten, om
het ontwerp van den heer Hartevelt tot het vol
gende jaar aan te houden en in elk geval voor
|1871 de thans nog geldende belasting-verordening
toe te passen. Door dergelijke beslissing, gegrond
op de bijzondere omstandigheden van het oogen
blik, blijft de quaestie zelve van de income-tax
geheel ongepraejudicieerd.
De Commissie van Financiën,
J. SCHELTEMA,
P. C. LEZWIJN,
J. T. BUIJS.
waarover het examen geloopen heeft, in de orde,
waarin zij opgegeven zijn.
Heden heeft in de Ötads-Gehoorzaal het verge
lijkend examen plaats van hen die dingen naai
de betrekking van hoofdonderwijzer aan de open
bare school n". 2 voor minvermogenden. Van de
74 sollicitanten, die zich aangemeld hebben, zijn
er 48 opgekomen. Door dit groot aantal is het
onmogelijk voor de zoogenaamde schifting een
mondeling onderzoek in te stellen. Wanneer het
schriftelijk werk onderzocht en vergeleken zal
zijn, zullen eenigen, die het meest hebben uitge
munt, tot een nader examen worden opgeroepen.
De schoolopziener wordt bijgestaan door de heeren
Prof. Veth, Coebergh, Kroon, v. Dijk enJapikse.
Wij geven morgen de vragen uit de vakken,
De heer M. P. Du Croix alhier heeft eergiste
ren met goed gevolg te 's-Gravenhage examen
afgelegd tot het geven van onderwijs in de En-
gelsche taal.
Door eenen langen man, slaperig van uitzicht
en lichtblond, is in den avond van 7 October.jl.
te Katwijk uitgegeven een blijkbaar valsche guL-
den. De officier van justitie te Leiden verzoekt
zijne opsporing, aanhouding en bericht.
Bij besluit van den heer commissaris des
Kouings in de Provincie Zuid-Holland, dd.
29 September jl. zijn tot zetters benoemd, in
de gemeeute Veur; de heeren G. W. Boonekamp,
A. Jongerbloed, D. Den Baars en B. J.Fokkes;
en in de gemeeute Stompwijk, de heeren W. Schip
pers, Casp. J. Mooijman, J. A. Keukenmeester
en A. Haagen.
Bij de Ned. Herv. gemeente te Eruielo is be
roepen de heer C. Knap, predikant te Noordwijk-
Binnen.
De Minister van Koloniën heeft geantwoord op
het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer nopens
de O. I. Begrooling. Zoowel in de middelen hier
en in Indië als in de de uitgaven ginds en hier
zijn eenige wijzigingen gebracht ten gevolge van
nader bekomen gegevens, en beloopen alsnu de
gezamenlijke middelen f 118,307,098 en de uitga
van f 108,114,261, zoodat het geraamd batig slot
bedraagt f 10,192,787. De Minister zou niet gaarne
uit het Voorloopig Verslag atleiden dat de Kamer
hare beslissing in het afgeloopen jaar nopens de
reorganisatie der Departementen van Algemeen
bestuur zou willen intrekken. De Regeering toch
is werkzaam om het toen aangenomen beginsel
uit te voeren. Die reorganisatie zal geleidelijk en
voorzichtig geschieden. De afscheiding tusschen
de administratieve en rechterlijke macht wordt
mede voortgezet, terwijl opgaven worden gedaan
ten blijke dat ook niets verzuimd wordt om meer
en meer verbetering in de rechtsbedeeling van
den inlander aan te brengen. Nog onlangs is bij
den Raad van State aangebracht eene voordracht
tot afschaffing der revisie van de absolutaire von
nissen door de Raden van Justitie op Java eu de
rechtbanken van omgang gewezen. Onderschei
dene ontwerpen tot reorganisatie van het rechtswe
zen op de Buitenbezittingen zullen door den Direc
teur van Justitie binuen kort worden ingediend,
terwijl uit het Koloniaal Verslag kan blijken hoe
ver men gevorderd is met reorganisatie van liet
gevangeniswezen, zoo ook dat reeds een ontwerp
Strafwetboek voor inlanders is ingediend. De
wensch van eenige leden tot afschaffing der dood
straf in Ned. Indië acht de Minister vooreerst niet
voor vervulling vatbaar. Üok den Minister heeft
het zeer bevreemd dat niet is gezorgd voor eene
tijdige storting van 't bedrag dat wegens de exploi
tatie der suikerfabrieken Tjomal en Bandjardowa
is verschuldigd door de O. I. Maatschappij van
administratie eu lijfrente. Er zijn nadere ophel
deringen gevraagd aan den Gouv.-Generaal. De
Minister acht 't wijders onraadzaam om thans
reeds eene nieuwe wijziging van ingrijpenden
aard in 't stelsel der opium verpachting te bren
gen. De Minister verdedigt vervolgens zeer in 't
breede de door hem voorgedragen wijziging van
het Preangerstelsel waarvoor de redenen hem
veelzijdig en overwegend voorkomen, terwijl de
bevolking door de gelijktijdige verliooging van
den koffieprijs gebaat zal worden. Tegen eene
dadelijke opvoering van dien prijs van 6.50 op
f 13 blijft de Minister bezwaar maken. Er moet
een overgang zijn en daarop is de verhooging
op f 10 gebracht met vrijheid aan den Gouver
neur Generaal om tot f 13 te klimmen jn den
tijd welke hem het meest geschikt voorkomt.
Wat de vrees voor bet instellen van gemeentebe
sturen op Java betreft, de Minister heeft alleen
het denkbeeld van onderzoek waardig geacht,
om in plaatsen met eene talrijke gemengde be
volking, aan het bestaande plaatselijke bestuur
een advisereuden raad toe te voegen, waarvan
de leden de eerste maal door den Gouv.-Generaal
op voordracht van den resident konden worden
benoemd, en later bij vacatures, evenzoo op voor
dracht van den plaatselijken raad zelven. Da
zaak van de gerequesteerd hebbende controleurs
is bij den Gouv-Generaal in nadere overweging.
De Min. deelt niet 't gevoelen dat aan de bloom-