N°. 3267, A0. 1870. Woensdag 5 October. 'euilleton van liet „Leidsch Dagblad". Schuld en Boete. I PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nomrners 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEB ADVERTKNTIKN. Voor iederen regelj 0.45. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. adres van antwoord op de troonrede. III. JWij wenschen tevens de hoop uit te drukken, I mocht Nederlands onafhankelijkheid te eeni- tijd werkelijk worden bedreigd, onze weer- liieleu zullen blijken te beantwoorden aan de loie opofferingen, welke de natie zich daar- lr getroost." flil was het amendement, dat de kundige ka- >in, de afgevaardigde De Roo van Alderwerelt, Jde in onze vorige artikelen besproken 2 van adres had voorgesteld. Het was in de eerste Bals eene afspiegeling van zijne opvatting van beruchte geheim tractaat, dat ous terugvoert tijden en dagen, waarin voor kleine staten 1 ergste te vreezen is, en dat ons de oogen b] telt geopend over de bedoelingen van twee groote pgendheden om twee kleine vreedzame en iu- - jsasieve landen onderling te verdeelenten Idere lag daarin zijne overtuiging opgesloten, 1 vrij algemeen bij de natie, en ook bij des- - yidigen, sterke twijfel bestaat of de inrichting ons krijgswezen te land wel van dien aard [dat, kwam de nood werkelijk aan den man, [jiofferingen, die het volk zich daarvoor getroost, [den blijken vruchtdragend te zijn. - [«zonderheid had de afgevaardigde uit Leeu- Irden hierbij het oog op de verbetering van |l gehalte en de inrichting der militie, door Ipei'kiug of afschaffing der plaatsvervanging. Rlgemeeue dienstplichtigheid is dus zijn ideaal, lliet duel waarnaar het Gouvernement moet «ven, om de opofferingen van de natie voor I krijgswezen vruchtdragend te doen zijn. llzoo nieuwe opofferiugen bij de reeds opge- le, niet alleen in tonnen schats, maar ook het verplicht dragen van de wapenen door :r staatsburger die eeu gestelden ouderdom ,ikt heeft. Ito dit, om aan de algemeene volksovertuiging 'du onze weermiddelen niet in evenredigheid zijn de opofferingen daaraan besteed, tegemoet e tófDin. LDese. volksovertuiging: de wensch naar alge- jsene dienstplicht, moest eerbiedig aan Z. 11. te fnnen gegeven worden, als een van de groot- B waarborgen voor de handhaving onzer zelf- pidigheid. hiermede was de groote quaestie van den dag, br onderscheidene bladen zoo grondigbespro ei en in het voordeel van het Pruisische stel- beslecht bij de volksvertegenwoordiging ter li gebracht. iit geschiedt zijnde, is spreken plicht. Een lagstuk, waarbij zoo veelsoortige belangen der tie betrokken zijn, moet van alle zijden bezien jrden, alvorens eeüe meeiung te vestigen, laat au een oordeel te vellen. Algemeene dienst- ihtigheid is spoediger ter neergeschreven dan fevoerd. let is in den rampzaligen toestand waarin ropa verkeert, voor iederen staat gewis eene oone zaak op een militair stelsel, dat op alge- 10| meene dienstplichtigheid berust, te kunnen bogen, al was het alleen maar wegens het overwinnen van de talrijke en eigenaardige bezwaren daar aan verbonden. Maar waar dit niet het geval is en waar men het stelsel wenscht, kan men zoo maar niet vol staan met artikelen verschoonbaar door den op gewonden toestand van het oogenblik die in aangrijpende en taal vol vuur en geesldrift eene levensquaestie van een land zoo maar klakkeloos als eene zaak beschouwen, op het knmmando van éen, twee, drie uit te voeren. Men kan het eens zijn over het beginsel, dat algemeene dienstplicht wenschelijk is, maar waar men de invoering in ons land bepleit, moest men zich dan niet eerst afvragen: Is die toepassing mogelijk? En zoo ja: hebben wij er behoefte aan, past het in ons nog in de lucht zwevend defensie-stelsel? Hoe is het in overeenstemming te brengen met de finantieele krachten der natie? Ziedaar in eenige regelen eenige vragen, maar vragen die stof tot nadenken geven; vragen die zeerzeker ook bij de algemeene volksovertuiging zullen wegen en die, daarvan zijn wij overtuigd, nog niet grondig onderzocht zijn, evenmin als de quaestie van de algemeene dienstplichtigheid door hen die geen deskundigen zijn. Om slechts eenige voorbeelden te geven van de verdeeldheid over het vraagstuk der weermidde len zoover betreft het gehalte en de inrichting der militie, daaronder niet begrepen de algemeene dienstplicht, wijzen wij er op, dat de deskundigen verschillende beginselen op den voorgrond stellen, als daar zijn „afscheiding, in den geest der grond wet, van de bij het leger dienende vrijwilligers van de militiens, alzoo oprichting van afzonder lijke korpsen vrijwilligers en afzonderlijke korp sen militiensafschaffing van de tegenwoor dige wijze van plaatsvervanging in dien zin, dat hij, die, militieplichtïg, niet zelf dienen wil, een man in zijne plaats moet geven, die vijf volle jaren bij een korps vrijwilligers dient; verdee ling der korpsen militiens in ve/d-militie, vor mende met de bataljons vrijwilligers, het eigen lijke veldleger, en veslirijmilitië, die minder ge oefend wordt dan de eerste eu ten deele militie kader verkrijg; jaarlijksche vaststelling van het cijfer der militie." En dit alles staat nog in verband, hangt nog af van het stelsel van verdediging dat aangeno men zal worden. Daarover nu heerscht zoo mo gelijk nog veel meer verdeeldheid onder de des kundigen, die zich vooral bij de behandeling van het wetsontwerp op de defensie zal openbaren. Er zijn b. v. velen die beweren dat van de be slissing ten aanzien van de IJsel-linie het be sluit afhangt of wij zullen hebben een leger veel sterker dan het tegenwoordige; dat de ge- heele inrichting onzer levende strijdkracht eigen lijk beheerscht wordt door de vraag, of de IJsel- linie al dan niet verdedigd zal worden, en dat de goede verdediging van de WaaPin het zuiden, Zie: «De nieuwe organisatie onzer levende strijdkrachten,'' in jaargang 1867 van het militair tijdschrift, Hel Vaandel. van de Utrechtsche linie in het oosten, van de kusten iu het westen geheel gewaarborgd is met een leger zooals wij, hebben, en eene schutterij geschikt om, gesteund door troepen van het staande leger, in vestingen en forten dienst te doen. En zou men nu, waar zoovele gezichtspunten .omtrent onze verdediging zich bij de mannen van het vak voordoen, door een te voorbarig pes simisme gedreven daarvoor de oogen sluiten om in geestdriltvolle ontboezemingen het uitsluitend heil van Nederlands toekomst in algemeene dienstplicht te zien? Algemeene dienstplicht,een der gevaarlijkste en verlokkelijkste wapenen voor Vorsten die hèt heft in handen hebben om den oorlog te vet klaren Algemeene dienstplichtigheid, d. w. z. éen groot leger, voor een vrede lievend volk zelfs een lokaas! De heer De Roo begreep dit ook. Zeer juist karakteriseerde hij de opwellingen van ieder volk, toen hij op het hoog opgeven van onze vredelievendheid doelende' zeide: „Vredelievend et pour cause, want het is de vraag of wij, zoo wij ook over 700,000 man te beschikken hadden, wel zoo vredelievend zou den zijn." Men leide nu uit ons betoog niet af, dat wij niet alles veil hebben voor de verdediging van het dierbaar vaderland. Integendeel zouden wij den Minister, die het defensiestelsel van het land zoo voltooide, dat wij, ondersteund door den oud- Hollandschen moed, alle Vandalen van de 19de eeuw het hoofd kunneju bieden, gaarne toeroepen „II a bien mérité de sa patrie". Ook make uien niet de gevolgtrekking dat al gemeene dienstplicht in ons bestrijders vindt. Blijkt dit stelsel onmisbaar, te zijn voorliet behoud van 't vrije Nederland, dan zouden wij daarin als een ieder, die zijn vaderland lief heeft, berus ten Maar geeue overrompelinggeeue kunstmatige opwinding, die voortspruit uit misplaatste vrees. Een volk gelijk het Nederlandsche, laat zich niet spoedig verrassen. Heeft onze bevolking op het platteland geen geweren, zij staat voor den vijand met hooivorken. Wat in eene groote stad als Naney is gebeurd, zou bij ons in het kleinste dorp niet voorvallen. En dus nogmaals: onderzoek eerst en handel vervolgens. Trochu schreef: „Ne nous passionnons pas, ne nous agitous pas, examinons dans ie calme, comparons sans parti pris, sachons la vérité". Ware de Fransche natie we) zoo diep gezonken, indien men deze gulden woorden beter ter harte had genomen Blijkt het dus dat algemeene dienstplichtigheid eenstemmig noodig wordt geoordeeld, het zal in oni geen tegenstanders vinden, maar dat dan ook het recht om oorlog te verklaren, met ronde woorden aan het gemeen overleg der Wetgevende Macht worde onderworpen. ORDER. De MAJOOR-COMMANDANT der DIENST DOENDE SCHUTTERIJ alhier heeft van den heer commissaris des Konings in Zuid-Holland ontvangen de onderstaande „Algemeene order voor de dienstdoende schutterijen" welke hij langs dezen weg aan de leden der schutterij bekend maakt, aangezien de gelegenheid out zulks te doen op de wijze aan het slot van die order voorgeschreven, vooreerst ontbreekt, MINISTER1ËN VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN EN VAN CÜREOG. Algemeene order voor dedienstdoendeschultenjen. Ingevolge daartoe door den Koning bij Kabi netsmissive van 2-4 September jl., n°. 23, verleende mngtiging, betuigen de Ministers van Binnenlaud- sche Zaken en van Corlog Zijner Majesteits te vredenheid aan de dienstdoende schutterijen in het algemeen eu aan de corpsen van den eerslen ban, krachtens 's Konings besluit van 12 Juli jl. Staatslied n°. 121) opgerigt, in het bijzonder, over den goeden geest, door deze schutterijen aan den dag gelegd en over hetgeen door de Comman danten, de verdere offioieren, onderofficieren en manschappen met zooveel ijver en vaderlands liefde in het belang der veiligheid van den Staat, gedurende de twee jongste maanden, is verngl. Zij kwijten zich met bijzonder genoegen van deze hun zoo aangename taak, en gelasten dat deze algemeene order op plegtige wijze voor liet front van iedere schutterij zal worden voorgelezen 's-Gkavenhaqe, 28 September 1870. De Minister van Binnenlandsclie Zaken, FCCK. De Minister van Oorlog, J. J. VAN MULKEN. De Majoor voornoemd, SCUÊLTEMA. Leiden, 3 October 187Ö. 1 Lelden, 1 October. Wij gelooven dat 't bij de wetenschap tamelijk vaststaat dat de verzengde luchtstreek veel invloed uitoefent op de helderheid van denkvermogens Anders zouden wij een treffend bewijs daarvoor kunnen vinden in hét volgend artikel van het Soerabayaasch Handelsblad, dat de mail ons dezer dagen aanbracht. De redactie gaf het ten opschrift„De tijding van den oorlog," zette zich op deze loutere tijdiug, nog al langs telegrafischen weg ontvangen, aan het werk, en schreef, zeker toegerust met een tal van gegevens en groote kennis van de Edropeesche toestanden, liet volgende: „Ofschoon in de berichten per telegraaf ont vangen, eenige onduidelijkheid doorstraalt, is er evenwel geen twijfel of het pleit tusscheu de Chassepots en Zundnadels is reeds voor een groot gedeelte beslecht, zijn reeds duizen den op het slagveld vermoord, audere duizenden tot ongelukkige misvorming gebracht eu aan handel, landbouw en nijverheid gevoelige slagen gegeven. Groote waarschijnlijkheid bestaat er, dat onze landgenooteu reeds aan menigen strijd I0RISCHE EPISODE UIT DEN DUITSCHEN BEVRIJ DINGSOORLOG 1812—1814. MAAR HET HOOGDUITSCH VAM GOLO RAIMUND. Vervolg.) iW'j TODd haar in een prieel het hoofd op de i,;Jid geleund, lezende. Ademloos staarde de graaf aan, het bloed bruiste in zijne aderen. Was Net dan werkelijk, die heerlijk schoone vrouw hch ontwikkeld had als eene roos in de zon- halen Hij zag haar aan als eene verschijning; herinnerde zich uit de sprookjes zijner kin- paren, dat zulk een droombeeld zich in Devel We, als men het aanriep, en toch moest hij naam juitspreken, al kostte het hem ook 'even. Jllizabeth" riep hij zaehtkens, en zij zag ver schrikt op; „Elizabeth," riep hij nogmaals en in volgend oogenblik sprong zij op en ijlde hem te gemoet. „Graaf Biihl!" riep zij verheugd, „mijn vriend," want ik weet dat gij het nog zijt, o, wees dui zendmaal welkom!" zij had hem hare beide handen gereikt en bij trok ze met koortsachti- gen haast aan zijne lippen en bedekte ze met kussen. Een lang ontbeerd gevoel van vroegere dagen, iets dat naar geluk zweemde kwam over hem. Elizabeth herstelde zich het eerst, zij ge voelde met de haar eigen fijnen tact, dat de spra- kelooze, hartstochtelijke vreugde van den graaf dit weerzien eeDe beteekenis gaf, die zij er niet aan gegeven wilde hebbeD, zij trok zacht hare hand uit de zijne terug en noodigde hem vrien delijk uit aan hare zijde plaats te nemen. Iloe had hare schoonheid zich in die driejaren ontwikkeld, hij had haar nagenoeg als een kind verlaten, eD vond nu een heerlijk ontwikkelde vrouw in al de kracht en volheid der jeugd, terwijl uit harédonkere, vonkelende oogen geesten leven straalde. Het was niet alsof er jaren ver- loopen waren sedert zij elkander het laatst ge zien hadden. Elizabeth had niets verloren van de vertrouwelijkheid die zij hem vroeger bewe zen had toen zij hun vriendschaps verbond sloten. Zij verhaalde hem hare zorgen en haar lijdeD, hare vreugde en hare hoop, en hoe zij geduldig op eene bereeniging met haar echtgenoot bleef hopeu, met wien zij slechts zoo kort vereenigd was geweest. „En verhaal mij eens, hoe het u gegaan is." zeide zij toen zij geëindigd had. „Zeg mij of gij gezond, of gij gelukkig waart, of gij aan uwe vrienden gedacht hebt, of dat droevige dagen u vaak het gemis van deelnemende harten deden gevoelen?" De graaf zuchtte, „of ik gelukkig was? ge lukkig nooit, maar geduldig. Wie van het leven niets meel- te verwachten heeft, die verdraagt wat het hem brengt eu sleept het voort tot aan het einde." Zij zag hem treurig aan, hare schoone oogen werden vochtig, en de deelneming van dit vrou welijk hart liet hem uiet zoo onverschillig als dit anders wel het geval wel was. Eeu warm weldadig gevoel, de lust om zich aan deze deel neming te verzadigen kwam over hem, en hij speelde verder de rol van een onderworpenen en bedroefden. „Wij zullen liever van u spreken," zeide hij, eu dwong zich vrolijk te zijn, „van de hopeloosheid van een hart zonder liefde, van het stille vreugdelooze leven, dat tot niemands geluk noodwendig is, kan meu slecht verhalen." „Graaf Biihl, riep zij met bewogen stem, spreek toch zoo niét. Wat hebben wij gewichtigers te bespreken als juist uw leven, waarvan gij de waarde miskent? Ik gevoel wat u drukt, maar wilt gij met uwe jeugd, met uw hart, uwe rijke geestesgaven, bij de geschiktheid die gij hebt om gelukkig te maken, het leven en de hoop den rug toekeereu, omdat éénmaal de omstandigheden tusscheu u en uw leven traden?" „Hebt gij bij uwe positie en uwe middelen niet nog groote en schoone roepingen, die u rust en bemoediging zullen geven, en voegde zij er zachter bij, „geldt u de vriendschap dan niets, waarvan gij mij eens zeidet dat ze een staf en een steun, eeu vriendelijk licht in den donkeren nacht was (Wordt vervolgd.) Uit Pernis meldt men, dat een bediende van den ontvanger aldaar, die met negenhonderd gulden naar Charlois gezonden was, met dat geld spoorloos verdwenen is. Te Helder is een kind van lü jaar, dat een oogenblik door de moeder alleen gelaten was, in een zinkput ge vallen en jammerlijk verdronken is. Te Antwer pen heeft eene dapie op straat haar 4jarig kind dat achter haar liep, verloren en niettegenstaande alle nasporingen nog Diet terug kunnen vinden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1