X°. 3244. Donderdag A°. 1870, 8 September. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". Schuld en Boete. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per postn 3.85. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJ8 DKR ADVBBTEJNT1KN. Voor iederen regelj 0.15. Grootere lettere naar de plaatsruimte die zij beslaan. Nederlaudsche koleuhandelaars, heeft toegestaan onder voorwaarde dat deze handelaars, aan het gemeentebestuur hunner woonplaats, eene ver klaring afgeven, dat steenkolen, door hen uit Duitschland ontvangen, voor binnenlandse!: ge bruik bestemd zijn: en de bedoelde gemeente besturen op de teruggaande vrachtbrieven eene verklariug stellen, dat de bedoelde ladingen steen kolen ter opgegeven bestemmingsplaats zijn aan gekomen en gelost. Wij vernemen dat op de vergadering der Juris- tenvereeniging het onderwerp V, betreffende de herziening der wetboeken, het eerst aan de orde zal worden gesteld. bond zijn thans rondgedeeld1°. het algemeen re glement, dat vastgesteld is in de algeuieene ver gadering van leder, gehouden te Amsterdam 2 Maart 1S70, en 1". de twee stukken der Hande lingen van dat verbond behelzende berichten cn verslagen. Daarachter treft men een naamlijst aan van de afdeelingen van het Nederl. School verbond, met opgave van het getal harer leden en van de namen harer voorzitters, secretarissen en penningmeesters. Hedenmorgen te een uur had in de Gehoorzaal de jaarlijksche prijsuitdeeling plaats aan de leer lingen der hoogere burgerschool. Na een kort overzicht van de lotgevallen der hoogere burgerschool in deu afgeloopeit cursus, werd door den directeur medegedeeld, dat na alluop der overgangs-exameus de volgende leer lingen bevorderd zijn. Van de 1ste tot de 2de kl: C. W. C. M. Stroo, P. J. A. L. Sobels, J. G. Perrin, F. G. Goudsmit, A. Montagne, J. VV. Blanken, M. J. Proot, C. M. C. Hollander, F. Gabriël, J. VV. M. Barnaart, G. H. Blanken, VV. Vruggink, L. U. Stadhouder en voor enkele vak ken F. H. C. Baert en V. J. Hausmann. Van de 2de tot de 3de kl.P. Rozier, C. Hool- boom, J. J. Cockuyt, J. N. Koniug, G. VVaker- liu, A. De Blaauw, VV. J. Biereus de Haan, G. VV. Bertraud, G. F. Reijst en J. H. v. d. Zweep. Van de 3de tot de 4de kl.VV. F. H. Van Ame- roui, G. Van Driel, P. Bos, F. C. v. d. Does de Bije, H. Freub, F. H. A. Driessen, A. G. De Baas, VV. Van Wijk, J. C. Rijk, F. Stokhuijzen, F. A. Simon Thomas, F. H. Wilkens, F. R. Seelig en voor enkele vakken J. ldema en J. N. Lancel. Van de 1de tot de 5de kl.: VV. Van Alphen, T. Bertrand, J. VV. Post, J. O. Van Doorninck, J. G. Van Deventer, VV. Helderman, J. Rutgers r. d. Loeft' en voor enkele vakken H. Van Alphen. Na deze inededeeling werden aan 31 leerlin gen prijzen uitgereikt, namelijk aan: 5de klasse, D. Molenaar, J. F. v. d. Voet, F. J. Dozy, en C. F. A. Van Reemst. 4de kl.: T. Bertrand, J. VV. Post, J. O. v. Door- nink, W. Helderman, J. G. v. Deventer, J, Rutgers v. d. Loeft" en P. Weijers. 3de kl.: VV. F, H. v. Amerom, G. v. Driel, F. C. v. d. Does de Bije, A. G. De Baas, VV. Van Wijk, J. C. Rijk, J. B. Wakerlin, F. R. Seelig, C. G. L. Van Wenzen, L. J. Keuls en K. J. Heine. 2de kl.: P. Rosier, C. Hoolbooin, J. J. Cockuijt, A. De Blaauw en G. F. Reijst. lste kl. J. G. Perrin, F. G. Goudsmit, T. Ga briël en J. VV. M. Barnaart. Na een opwekkend woord tot de leerlingen en eenige woorden van dank aan de leeraren werd de plechtigheid door den Directeur gesloten. Aan de leden van het Nederlandsehe Schoolver- Het gedeelte van deu spoorweg van Uedel tot 's-Bosch zal op 15 dezer voor het publiek worden opengesteld. Te Rotterdam is door den raad van beheer der vereeniging van 's lauds weerbaarheid een plan van uitloting eener te sluiten leening bekend gemaakt, groot 1,000,000 verdeeld in 400,000 loten a 2.50 en wel in het belang dier vereeniging. De eerste trekking zou op 6 Dec. e. k. plaats hebben, waarondereen prijs ad. f 75,000 voorkomt. Bij beschikking vau den Minister van Finantiëu is bepaald, dat de navolgende ambtenaren bij.de administratie der posterijen hunne function zullen uitoefenen als volgt, te weten: de surnumerair M. C. Hennequiu ten postkantore te Tilburg, de surnumerair H. A. Hoxel ten postkantore te Goes; de surnumerair C. IJssel de Schepper ten post kantore te Deventer. 's-Gkaveniiage, 6 Sept. Voor eenigeu tijd werd door onderscheidene dagbladen melding gemaakt van een pleizierreisje ondernomen door een aantal zoowel gehuwde als ongehuwde vrouwen van Wonseradeel, ten einde zich voor het kauronge- recht te Bolsward te verantwoorden wegens eene overtreding van het algemeen politiereglement hunner woonplaats, waarvan art. 154bepaalt.dat herbergen des avonds na tien uren moeten ont ruimd zijn. Het kantongerecht verklaarde baar schuldig aan het niet ontruimen eener herberg, gedurende den nacht en zij werden met dien tot eene geldboete veroordeeld. Daar zij zich van die vonnissen in cassatie hebben voorzien, zoo zal het hoogste rechterlijk collegie eerstdaags omtrent deze politie-overtrediug eene beslissing moeteu nemen. In de zitting van deu Hoogen Raad van heden werden deze zaken behandeld en door den heer Mr. Pols bepleit. Hij grondde vooral zijne bezwaren tegen de vonnissen van het kantonge recht, waarvan hij ten slotte tot vernietiging con cludeerde, daarop, dat er dan geene verbindbaar heid der plaatselijke verordening sprake kan zijn, omdat de verordening niet behoorlijk was afge kondigd en de gemelde persoueu er dus niet mede bekend konden zijn. Het openbaar ministerie zal den 13den dezer conclusie nemen. Thans ziet liet licht het voorstel van Burg. en Wethj aan den gemeenteraad van 's-Gravenhage, tot het nemen eener proef uiet het rioolstelsel en de zuivering van het rioolwater. Na eene geschied kundige schets geleverd te hebben van hetgeen te dezer zake vroeger is voorgevallen, zeggen Burg. en Weth., dat zij, evenmin als de daartoe Afzonderlijke Nommers WTSCHLAM E.\ l)£ FKWSC1IE REPUBLIEii. Het is onmiskenbaar dat de gebeurtenissen van e jongste dagen een gansch anderen toestand ebben in het leven geroepen. De Duitsehe legers zijn zegevierend uit den -orstelstrijd tegen het beroemde Fransche leger Ie voorschijn getreden. Het keizerrijk heeft den genadestoot bekomen; zijne heirscharen zijn verwoest in een aantal bloe dige veldslagen, zooals de geschiedenis ze nauwe lijks kan aanwijzen. Haar wat nog glansrijker voor de Duitschers en rampzaliger voor het keizerrijk was, zijn de capitulatiën van de twee geduchtste generaals, die de nieuwere geschiedenis kent: Mac-Mahon en Eazaine. En wat op alles de kroon zet, is de ongehoorde vernedering, die Bonaparte heeft ondergaan. Nu vragen wijheeft Duitschland voor hetoogen- blik niet genoeg voldoening? Is Duitschlauds eer niet schitterend genoeg gewroken? Is de aanvaller uiet diep genoeg gevallen, gevangen en verjaagd uit zijn rijk als hij thans is? Moet de FTansche natie, die zich wel is waar door den dwingeland liet medeslepen, nog meer boeten Moet haar El- iorado plat geschoten, aan het verwoestend ele ment van het vuur worden prijsgegeven? Neen, dat zal Duitschland nooit doen, al rukken ijne legers naar Parijs op. Die tocht is wellicht de eerste stap tot den vrede. Duitschland kan zich niet uit Sédan van het Fransche grondgebied terugtrekken. Maar is de kroonprins onder de muren van Parijs, dan kan men daar overeenkomen om den rede te sluiten op voorwaarde dat de Duitsehe verwinnaars naar hun haardsteden terugkeeren. Want dat de vrede niet ver meer af is, kunnen ij gerust voorspellen. Hoe krachtig ook toegerust, is het niet mogelijk at Parijs 't tegen den machtigen vijand bolwerkt, cmder krachtige legers te veld. Dat de jonge republiek zich illusiën maakt it wel te kunnen, is begrijpelijk voor een ieder ie zijn vaderland liefheeft. En daarom gelooveu wij, dat, wanneer Parijs van zijne eerste bedwelming bekomen is, wanneer het den nieuwen mannen te doen is eene duurzame republiek te stichten, het eerste werk moet zijn den vrede aan te bieden en dat men dan be- proeve als voorwaarde te stellen van de opening der onderhandelingende ontruiming van het Fransche grondgebied. Het zou immers dwaas zijn dit van de zijde van Duitschland te verwachten. Wij bekennen gaarne dat het treurig is voor ide groote natie, edoch waar de fortuin niet met kar was, moest zij zich wel aan de grillen van kt noodlot onderwerpen. Doet de republiek dit, dan vertrouwen wij dat Duitschland niet te vernederende eischeu zal stel len. Immers zijn grootste doel was de onschade- üjkmaking van Napoleon, den rustverstoorder van Europa. 0.05. Daarin heeft de Fransche natie Duitschland geholpen. Eu de antecedenten van de mannen die aan het bewind zijn geven reeds aan Duitsch land waarborgen, dat de republiek geene verove ringspolitiek als fondement van haar pas opge trokken gebouw zal stellen. Integendeel, die mannen zullen als de gezegende vrede daar is, het voorbeeld van ontwapening aan gansch Europa geven. Al mogen dus de Duitsehe legers naar Parijs oprukken, het is o. i. niet met het doel om die stad te belegeren, maar door den drang der om standigheden, wijl de republiek den vrede nog niet aangeboden heeft en Pruisen daartoe als over winnaar het initiatief niet kan nemen. Welke nu de voorwaarden zullen zijn, waarop Duitschland den vrede zal willen teekenen? Men moet zich hierbij op tweeërlei standpunt plaatsen Duitschland beschouwen èu als aangevallene èn als overwinnaar. Had Duitschland den aanval niet wederstaan, wie zou durven beweren dat de Deutsche Ithein niet verloren ware gegaan? En wie kan het in Duitschland als overwinnaar afkeuren, dat het zijne groote opofferingen van goed en bloed, ver goed wil hebben? Wij zullen vooralsnog dit pleit niet beslechten. Wij zullen ons niet afvragen welke eischen Duitschland billijkerwijs kan doen. Maar wij schromen niet te zeggen en zullen dit steeds volhouden, dat afstand van grondgebied aan Duitschland in dit geval volstrekt geen vrees behoeft in te boezemen voor stijgende anuexatie- zucht. Wij zien daarin geene annexatie in den zin, dien men daaraan tegenwoordig hecht. Maar zoover is het nog niet. De republiek moet den vrede aanbieden. Doet zij dit niet, vertrouwt zij op hare krachten, welnu, wij misprijzen dit niet in haar, maar dan zal zij ook voor de gevolgen ver antwoordelijk zijn. Overwint de Tepubliek, dat althans minder gevaarlijk zou zijn, nu Napoleou het tooneel heeft verlaten, dan kan dit in haren toestand verbetering aanbrengen. Doch zij moet kiezen of deelen, daar in geen geval Duitschlaud den vrede kan aanbieden. Reeds maken gunstige berichten in deu door ons gewenschten zin de ronde door de bladen. Jules Favre moet den Engelschen gezant, lord Lyons, druk raadplegen, en men weet dat Enge land synoniem uiet vrede is. Mogen die geruchten verwezenlijkt worden, op dat er een einde kome aan bet drama, dat de verlichte 19de eeuw voor altijd zal hebben ont sierd. Leiden, September. Z. K. H. de prins van Oranje is gisterenmiddag uit Utrecht naar Groningen vertrokken alwaar Z. K. H. dien avond verwacht werd. De regeeriug heeft van Zr. Ms. gezant te Berlijn de mededeeling ontvangen, dat de regeering van den Noord-Duitscheu Bond den uitvoer van steen kolen naar Nederland, die bestemd zijn voor zagen, toen drukte zij het portret hartstochtelijk aan haar hart en op hare knieën zinkende, ver borg zij het gelaat in de zijden kussens van den fauteuil die voor de schrijftafel stond. Op het zelfde oogenblik werd de deur zachtjes geopend, en op den drempel verscheen eene oudere dame. Een oogenblik rustten hare blikken met een ineugeling van bewondering en goedhar- tigen spot op de knielende; toen wenkte zij, den vinger op den inond leggende, een achter haar staand heer in hofcostuum en wees op de jonge vrouw. Deze bleef altijd in dezelfde houding; men kon van haar gelaat niets zien, en slechts de jeugdige, fraaie vormen die het dunne witte kleed deden uitkomen en den rijkdom der glanzend zwarte krullen, zouden de bewondering van den haar bespiedenden hebben kunnen opwekken. Hij scheen echter niet bevredigend; een spot achtig lachje vloog over zijn gelaat en hij volgde de dame met een licht schouderophalen, die hem met zich medetrok en de deur zonder gedruisch weer dichtsloot. „Dat is geen geschikt oogenblik om u voor te stellen, mijn waarde graaf," zeide de vrouw van den geheimraad Von Meriugen, toen zij de corri dor afgingen, „ik wil met mijne beschermelinge eer inleggen en uit uw mond de verzekering hoo- ren, dat zij het beminnelijkste schepsel is, dat ooit deze stad bewoonde; maar met beschreide oogeu en een door tranen verstikte stem „En in een zoo sentimenteele houding," viel de graaf haar hier in de rede, „zou zij mij bezwaarlijk loftuigingen over hare schoonheid afpersen. Ik twij fel er toch aan of ik ooit belang zal kunnen stellen in eene dame, die nog geen zeventien jaar oud, zich reeds gedurende drie maanden alle vreugde der wereld ontzegt, om over de afwezigheid van een echtgenoot te treuren, die, zoo als gij zelf zegt, strengen ernstig, bijua twintig jaar ouder is dan zy. Dat is onnatuurlijk, comedie spelen, co ik heb daar een hekel aan, vooral bij eene zoo jeugdige schoone vrouw." „En ik zeg u, mijnheer de kamerheer, het is ernst" verzekerde de dame, „en het is erg ge noeg, dat gij op uwe jaren reeds zoozeer het ge loof aan de oprechtheid van het vrouwelijk gevoel en de waarde der vrouwen verloren hebt-" Een fijn lachje speelde om de lippen van deu graaf. Integendeel, mijne schoone vriendin," zeide hij, terwijl hij de hand der nog altijd bevallige vrouw drukte, „er zijn er velen, die ik bewon der, maar wij moeten elkaar goed verstaan over den aard van het vrouwelijk gevoel, eer gij mij beschuldigd dat ik aan hare oprechtheid twijfel. Ik geloof gaarne, dat uwe beschermlinge een algemeene behoefte aan liefde heeft, dat is na- aiSTOPdSCHE EPISODE UIT DEN DUITSCHEN BEVRIJ DINGSOORLOG 1812—1814. NAAR HET IlOOGDUlTSCIl VAN GOLO RAIMUND. Het was een schoone warme Zondag-inid- dagde bewoners der residentie gingen in groo- ten getale de poorten der stad uit, naar buiteu, ivaar de groene hoornen en de verkwikkenden schaduw wenkte. Op de straten heerschte die vreedzame rust, die de Zondag gewoonlijk geeft; hier en daar stond eene dienstbode aan de deur, en zag de voorbijgangers met een weemoedigen zucht na, daar hare plicht haar te huis hield, of ten vriendelijken grijsaard zat, behaglijk zijn 'tijpje rookend, aan den ingang zijner woning, en schoof eerbiedig zijn kapje op zijde, als er een 6' ander rijk gekleed heer voorbijging. Zondags- ruiters draafden de poort uit, prachtige equipages rolden voorbij en in de stad werd het hoe lan ger hoe stiller. Tusschen de bloeiende rozenboompjes, die voor het geopende venster van een deftig huis ston den, dat door den geheimraad Von Meringen be woond werd, stond eene jonge vrouw. Het was een liefelijk, kinderlijk schoon gelaat, dat hier zoo nadenkend naar buiten zag, dat de lente des levens en de hoop toebehoorde, en toch parelden er tranen in die schoone, zwarte oogen en rolden langzaan: o\er hare bloeiende wangen. Haar blik was op een huis aan de overkant gevestigd, waar eene jonge vrouw aan de deur zat niet een klein kind in den arm en naast haar een man, die haar echtgenoot scheen en met een liefdevollen blik dan op de moeder en dan op het kind zag, dat rustig sluimerde. Was het dit beeld van hui selijk geluk, dat haar treurig stemde? Lokte het verlangen naar liefde en vrede die tranen uit hare oogen, bij de herinnering dat zij alleen was? Het moest wel zoo zijn, want zij keerde zich om en ging langzaam naar den achtergrond van het ruime vertrek, waar een schrijftafel stond. Zij nam uit een der laden een rood marokijnen etui, opende het, en een schoon, ernstig manne lijk gelaat zag haar ernstig aan. Zij scheen een tijd lang troost te vinden in die blauwe oogen, die haar zoo vriendelijk en vol vertrouwen aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1