3233 Vrijdag A0. 4870. 26 Augustus. Feuilleton vau liet „Leidsoh Dagblad". De Baai des doods, KrtüKODILLES-OEVEfi. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post Afzonderlijke Nommers 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTENTIKN. Vsor iederen regelJ 0.15. Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 25 Augustus. Een zeer juist oordeel velt het Utrechtsch Dagblad heden over de opvallende houding van 't Dagblad van Zuid-Holland in dezen oorlog; het toont eene voorliefde voor de Fransche zaak en wapenen, die zelfs bij Fransche bladen niet sprekender kan gevonden worden. -I Inderdaad neemt dit met den dag toe; men zou bijna geneigd zijn te zeggen dat een zekeren wrevel zich van de redactie heeft meester ge maakt, die toeneemt naarmate het duidelijker uitkomt welk een geduchten nederlaag de Prui sen den 18dcn aan een veel sterker Fransch leger hebben berokkend. Stelselmatig verzwijgt het Dagblad in zijn onbe kookt beredeneerde overzichten van het oorlogstoo- neel alle officieele bijzonderheden die van Duitsche zijde komenhet legt er zich integendeel op toe, om over niets beteekenende duistere zinsneden, let wel in de telegrammen, kolommen te vullen om aan te toonen dat de Duitsche berichten on juist zijn, terwijl die zoogenaamde onjuistheden door bijzondere verslagen in de Duitsche bladen needs lang zijn opgehelderd, jf Is dit tot stand gebracht; is het wantrouwen in de Duitsche berichten met het bekend me- phietophelistisch talent van de redactie van het Da gblad opgewekt, dan volgt een les in de stra tegie, waarin de Fransche oorlogsberichten zoo kunstig worden verwerkt, dat men zich eindelijk wel moet afvragen, wie nu eigenlijk beter ingelicht is, het Fransch ministerie dat erkent dat de ge meenschap met Bazaine is afgesneden, of het Dagblad van Zuid-Holland, dat met zijn diepe kennis in de strategie, die men zelfs bij een v. Moltke te vergeefs zou zoeken, beweert, dat Bazaine in stede geslagen te zijn de vereeuiging met het le ger van Mac-Mahon als een voldongen feit heeft volbracht. Het Dagblad zegt in zijn overzicht van heden naar aanleiding van een telegram in de N. R. Cl. „Hoe eene verstandige redactie, die ter goeder trouw is, zulke nonsens als goede munt kan opne men begrijpen wij niet." Wij geven naar aanleiding van deze vraag aan onze lezers dit raadsel op. Aan welk blad in Nederland behoort dit verwijt in de allereerste plaats gericht te worden En welke vijf woorden tnsschen twee komma's, moe ten er dan geschrapt worden? De oplosser bekomt tot premie een ridderorde van het legioen van eer, mits hij er bijvoegt waarom of bedoeld blad zulke nonsens als goede munt opneemt. 1' Een verblijdend bericht werd ons gisteren avond uit de residentie geseind, doch te laat om in ons blad op te nemen daar dit reeds bijna geheel was afgedrukt. De bedoelde tijding was, dat de gehuwde miliciens der lichtingen die den 2Usten Juli in dienst zijn getreden, met den eersten September met onbepaald verlof naar hunne haard steden zullen vertrekken. Deze; toekomstige maatregel getuigt bij her nieuwing van het richtig beleid der Regeering. Door de tijdsomstandigheden genoodzaakt, heeft zij niet geaarzeld dezen diep ingrijpenden maat regel te nemen. Maar de natie, hoogst ingenomen met de flinke houding harer bestuurders, was vaderlandslievend genoeg om in de behoeften der achtergebleven betrekkingen van de gehuwde krijgers te voor zien, en verlichtte alzoo aanmerkelijk de taak der Regeering. Deze evenwel diep doordrongen van de belan gen die bij het al of niet onder de wapenen houden van de gehuwde miliciens betrokken zijn, èn voor den staat èn voor de maatschappij, heeft slechts eene gunstige gelegenheid afgewacht om den bezwarenden maatregel in te trekken. Nu die tijd gekomen is, aarzelt de regeering dan ook geen oogenblik om hare belofte in den Staten-Generaal afgelegd gestand te doen. Aan de vrouwen worden dus spoedig hun echt- genooten teruggegeven, de kinderen zien spoedig hun vader weder, het huisgezin komt weder in het bezit van zijn kostwinner, en de staat heeft minder groote sommen noodig. Moge de tijdsomstandigheden die gunstige wen ding nemen, welke de regeering schijnt te ver wachten, opdat ook spoedig de ongehuwde man schappen ieder in hun werkkring kunnen terug- keerenI De heer J. Van den Wall Bake te Utrecht, administrateur van de Utrechtsche Ijzergieterij is benoemd tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw, ter erkenning van zijne verdiensten op nijverheidsgebied. Bij het grootsche werk, het leggen van de spoorwegbrug bij Crevecoeur dat hij tot stand bracht, gaf hij op nieuw bewijzen van zijne energie en bekwaamheid. Den heer A. I. Smulders, lid der firma I. Smul ders Comp., lithografen te 's-Hage, mocht de onderscheiding te beurt vallen, van zich door Z. M. den Koning de ridderorde der Eikenkroon toegekend te zien. Wie met het, zelfs in het bui tenland zoo gunstig bekende, keurige cartogra- phische werk uit dit etablissement bekend is, zal voorzeker die onderscheiding op prijs stellen, aan eene inrichting toegekend die reeds 25 jaren be staan heeft. Gisterenmiddag werd door eene commissie be staande uit 8 heeren, namens de plaatselijke commissiën voor de oprichting van het monument voor 1813 en eenige belangstellenden, aan Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden een prachtstuk van zilver aangeboden, tot herinnering aan de oprichting van dat Monument in het Willemspark te 's-Hage. Het kunststuk is een getrouwe af beel ding in zilver van het monument zelf; allerkun- stigst is aan de beelden de zwartachtige, brons- achtige tint gegeven, waardoor ze fraai afsteken tegen het halfmatte zilver van het voetstuk. Het zilveren monument is 1 meter 25 decimeters hoog en vervaardigd in de fabriek van den heer Van Kempen te Voorschoten, die daarvoor allen lof verdient, en geplaatst in een kast van zwart ebbenhout met glas ter hoogte van 2.50 meters, het werk van L. Meuring te Amsterdam. De bcdem der kast op i pooten rustende, kan met het geheele, 60 kilo zware zilverstuk, vooruitge schoven worden. De trappen van het monument lijn niet in zilver nagebootst, maar door een zil veren rand of voetstuk vervangen, waarop aan de eene zijde het Nederlands wapen, aan den anderen kant een decoratie met het volgende inschrift: „Aan den Voorzitter der Hoofdcommissie van het Nationaal Gedenkteeken. Augustus 1870." In een der zijden van dien rand is eene lade, waarin een album, waarvan de prachtige, blauw fluweelen met zilver gemonteerde band door den heer A. Bonebacker te Amsterdam is ver vaardigd, en het prachtige penuewerk daarvan (een prachtige titel, de namen der commissie belast met de aanbieding, het Prinselijk en de provincie-wapens, de 3000 namen van hen, die bijgedragen hebben, zinnebeeldige teekeningen der vereenigingen van de rechthebbenden op het Cita- delkruis van de secties van het Metalen en Zilveren Kruis en een index omvattende,) door den Am- sterdamschen kalligraaf Ant. Grevenduk werd geleverd. Naar men zegt moet onder de belangstellenden ook voorkomen, denaam van Sir William V. Hall, te Londen, die als Engelsch cadet zich bij de landing van den souvereinen Vorst in de boot be vond, die Z. K. H. naar het strand voerde. Men hoopt dat het prachtig kunstwerk ter bezichtiging zal worden gesteld. zijn ontslag gevraagd als president van het Pro vinciaal Gerechtshof van Drenthe. Volgens het Gorcumsch N. en A. BI., bedraagt het getal inschrijvers op den Bijbel voor K. H. Prinses Marie thans circa 25,000. Tot nadere ondersteuning van de meDSchiie- vende oproepingen allerwege in Nederland ten behoeve van de bedoelingen der vereeuiging het Roode Kruis kunnen de volgende regelen strekken van goede haud toegekomen. „Overal in de oor logvoerende rijken neemt de behoefte aan ervaren geneeskundigen en geneesheeren toe. „In het Fransche leger, vooral te Metz, schijnt deze be hoefte tot eene vreeselijke hoogte te zijn gestegen." De verwondingen moeten van eenen zoo belang rijken aard zijn, dat het niet mogelijk is van de huiveringwekkende verminkingen een beschrij ving te geven. Overal in ons land heersebt omtrent de veree- niging het Roode Kruis de beste geest; veel geld wordt ingezameld en voor materieel gezorgd, zoodat wij vertrouwen, dat de zendingen op het slagveld geen gebrek zullen lijden aan het noo- dige. Toch is er noch veel noodig! Men bedenke 't wel en aarzele niet, waar zooveel jammer en ellende heerschen, de milde hand geopend te houden Men verneemt, dat bij Z. Exc. den minister van oorlog het voornemen bestaat de verschillende forten, tot de Utrechtsche linie hehoorende, door een telegrafische gemeenschap te vereenigen. Naar men verzekert, is eergister-morgen in de zuider-grouden nabij het Westgat bij den Helder vastgeraakt een Fransch oorlogs-stoomvaartuig, waarschijnlijk, daar het diep geladen was, een transportschip, bestemd naar de Oostzee. Het is na een uur tijds echter weder vlot geraakt en heeft de reis voortgezet. Men vermoedt, dat dit vaartuig een Noord-Duitscbe schoener, die gisteren in het Nieuwediep is binnengekomen, heeft ver volgd, en daardoor, bij onbekendheid onzer zee gaten, aan den grond is geraakt. De Tijd meldt dat aan den Hoog Eerwaarden heer A. Smorenburg, apostolisch provicaris van Mongolië dezer dagen, een hooge, waarschijn lijk in ons land eenige onderscheiding te beurt gevallen is. Voor het onderwijs, door Zijn Hoogw. gedu rende vijf achtereenvolgende jaren aan de uni versiteit van Peking gegeven, en voor de uitgave vau eene Chineeseh- Fransche spraakkunst met woordenboek, heeft de groote klaarheid de kei zerlijke dynastie van China aan Zijn Hoogw. de adellijke Ster van Saflier, in goud gevat ge schonken. Dit zeer merkwaardig onderscheidingsteeken draagt aan de eeue zijde het beeld van den Kei zerlijken draak, en aan de andere, iu Chineeseh letterschrift, dezen zin„Keizerlijk geschenk van de Dynastie la Tshiengadelijke Ster van dender den graad." Het diploom is geteekend door al de ministers van buitenlandsche zaken. De waardigheid, door dit eereteeken verleend en voorgesteld, komt ten naastenbij overeen met die van een Commissaris des Konings hier te lande. Naar de Asser Cl. verneemt, heeft de heer Mr. J. H. Westra, wegens aanhoudende ongesteldheid, De Times meldt het volgende aangaande de eergister voor het hof van Assises te Liverpool gediend hebbende rechtzaak ook voor Nederlaud hoogst belangwekkend. De eischer is de heer May, effectenhandelaar te Londen, tevens Nederl. Consul; zijn familie stond reeds 150 jaren met het Nederl. Departem. van Marine in betrekking. De verweerders zijn de H.H. Laird Brothers, aanzienlijke scheeps bouwmeesters, en de actie werd ingesteld om hen te doen veroordeelen tot betaling van 5200 pd. st. zijnde de commissie van 2% pet. over j 208,000 pd. st., de prijs van twee ijzeren toren- schepen en een monitor, in de jaren 1867 en 1868 voor het Ned. Gouvernement gebouwd. De eischer beweerde, dat de contrakten door zijne bemidde ling tot stand waren gebracht en deed blijken, 1 dat tusschen het Neóerlandsche Gouvernement de eischer en de verweerders ten opzichte van contracten en ijzeren schepen sedert jaren, van (naar Hacklander.) (Vervolg). I „Ik houd u voor een intelligent man," zeide hij, „zeker, ik houd u voor iemand die eeDiger- hiate boven het peil van het alledaagsche staat; gij moet de geschiedenis hooren, maar geef mij eerst een van uw hooggeroemde sigaren. Ik kan heter vertellen," voegde hij er bij, „als ik iets tusschen mijn tanden heb, daar ik nu en dan op kan bijten. Hij knarstte met de tanden, zag uiij meteen bepaald vriendelijken blik aan, liet mijne hand los, en stak de sigaar aan, die ik hem toe reikte. Hij dampte eeu paar seconden als een lo comotief, ging in een hoek zitten en begon „Het kan u, eigenlijk gezegd, geheel overscliillig pijn, hoe hij eigenlijk te Madagaskar kwam. „Hij," viel ik hem verwonderd in de rede. „Ik dacht, dat gij zoo bijzonder welwillend zoudt zijn, om mij uwe eigene geschiedenis te verhalen. Wanneer ik hij zeg, antwoordde hij barsch en kortaf; „dan heb ik daarvoor goede gronden, en het zou u beter passen, om mijne smart, die bij die herinneringen zoozeer vernieuwd wordt te eerbiedigen. Ik maakte eene beweging om mij te veront schuldigen, en zeker met recht; want er zijn za ken die men allerdings eerbiedigen moet, vooral, als men zich tusscheD 2 en 3 uren des nachts met een verdacht individu, zooals miju vis a vis was, van alle menschelijke hulp verwijderd ziet. De slaperige Kellner was misschien eerst op mijn hulpgeschreeuw te voorschijn gekomen, als ik lang doodgestoken was. „Genoeg, het was in Madagascar, toen het eiland onder de regeering van den koning Radama, dien God de eeuwige rust moge schen ken; want hij is nu dood, rusten welvaart genoot Hij leeide tevreden en gelukkig op Madagascar, waar hem in het koninklijk paleis eene woning was ingeruimd en waar hij zich bezig hield met het op zetten van zeldzame vogels en insecteD, schetsen in zyn album te teekenen en zijn dagboek bij te hou den. O het was eene gelukkige tijd, want iederen dag kwam de dochter des konings, de schoone Ra- damalanga laogs zijne woning als zij zich naar het bad begaf. Op de wijze van de prinsessen van Mada gascar gekleed, of liever zeer weinig gekleed, met schitterende bloemen in het donkere haar, bleef Z'J> gevolgd door hare slavinnen dagelijks bij hem stilstaan, legde dikwijls hare hand op zijn schouder, leunde soms tegen hem, en zeide bij het heengaan, Ada lahi marama, dat wil zeg gen: Goeden morgen, mijn vriend, ik hen altijd verheugd als ik u zie. Zij zond hem bloemen en vruchten, fraaie schelpen en gevogelte, in een woord, zij overlaadde hem met hare weldaden. O Lolawola! O mijne geliefde woud-bloem!" Hij beet zoo hevig op zijn sigaar, dat zich in de hoeken van zijn mond een zeer verrader lijk bruin vocht vertoonde. Na eene korte pauze ging hij voort: „Hij was daarbij phothograaf; bezat eene voortreffelijke machine en had reeds verscheidene verwonderlijk fraaie beelden in de tropische eeuwenheugende bosschen van Mada gaskar vervaardigd, maar hij moest daarbij met de grootste omzichtigheid te werk gaan, want hoe beschaafd de Howas over het algemeen waren, zoo bestond toch hunne priester-kaste uit zeer domme fanatieke meuschen, die op het zien der eerste photografische proeven over hekserij schreeuwden en zijn verderf hadden besloten. Bij den goeden koning Radama konden ze wel is waar niet veel uitrichten, maar zijne eerste vrouw, Ranavola-Ampansaka, dat koningin Ranavola beteekent, maar die hij, onder ons gezegd, ter wille van zijne tweede gemalin zeer verwaar loosde, had een grooten aanhang in het land en was hem, dat wil zeggen, den armen photo- graaf zeer vijandig gezind. Hij beging indertijd ook eene groote dwaasheid, toen hij den koning overhaalde om zijne tweede gemalin te laten photografieeren. Had hij nu maar een gewone photographie gemaakt, dan ware misschien de nijd der eerste koningin niet zoozeer opgewekt; om echter de meest beminde gemalin van den koning op het portret een lichteren, fraaien teint te geven, besloot hij, om volgens de met vrucht aangewende methode, haar te poederen, waar door haar donkerbruin gelaat op het papier een lichter en veel aangenamer kleur kreeg. „Onzalige gedachte; zij was niet alleen zijn verderf, maar ook dat der schoone Lolawola." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1