N°. 3229.
Maandag
A°. 1870.
22 Augustus.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
DE DING-DINGBANK VAN ITTERSüM. 1
LEIDSCH
DAGBLAD.
F*RIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3-35.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, mei uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DBS ADVBKTENTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 30 Augustus.
De N. R. Cl. behelst heden den brief van den
schrijver der politieke brieven uit de Hofstad die
zij gisteren wegens plaatsgebrek achterwege liet.
Daaraan is ontleend
Ik kan niet gissen wie de briefschrijver is,
die mij heden in uw blad een démenti geeft.
Onder de vrienden van baron Gevers mag hij
zeker niet worden geteld, want zijne lezing,
volgens welke de heer Gevers zich aan onbe
scheidenheid zou hebben -schuldig gemaakt, zou
wellicht voor hem minder eervol kunnen geacht
worden dan mijne lezing, die hem slechts een
overmaat van dienstijver toeschrijft. Uw brief
schrijver zegt dat het ondenkbaar is, dat een
Nederlandsch Gezant een voorstel tot neutralisee-
riug van Nederland zou doen, zonder voorkennis
van de Nederlandsche regeering. Waar is zoo
iets nooit meer gebeurd? Heeft men nooit meer
gezien dat een Gezant een hem opgedragen last
te ver heeft uitgestrekt? De waarheid is, volgens
de hernieuwde inlichtingen door mij ingewonnen
dat, terwijl er alleen reden was om te onderzoe-
of de neutraalverklaring van Luxemburg evenals
die van Belgie eene hernieuwde sanctie behoefde,
baron Gevers uit eigen beweging, althans niet
op machtiging der Nederlandsche regeering, de
neutraalverklaring van Nederland heeft te berde
gebracht. Het moge dan ondenkbaar zijn, maar
het is geschied.
Eindelijk behoef ik u niet te herinneren dat
er, vooral in de diplomatie een groot verschil
is tusschen. officieele en officieuse waarheid. In de
diplomatie wordt dikwijls eene waarheid ver
bloemd om politieke of persoonlijke overwegin
gen. De officieele waarheid moge nu van latere
vinding zijn (onnoodig op te merken hoe weinig
zij gemotiveerd is) ik meen in allen ernst in
het bezit te zijn geweest der officieuse waarheid
en uit de meest zuivere bron te hebben geput.
Nadat de schrijver een artikel van prof. Vreede
over deze quaestie in het Utrechtsch Dagblad be
antwoord heeft, besluit hij aldus:
En nu nog eene opmerking. Men kan in deze
dagen niet voorzichtig genoeg zijn met de geruch
ten die men verneemt, en het is daarom dat uw
gewone briefschrijver zich niet op glad ijs begeeft*
Als een voorbeeld voer ik aan, de geruchten, die
in de laatste dagen zijn verspreid, omtrent het
naar huis zenden der gehuwde miliciens. Nau
welijks is in den ministerraad daarover van ge
dachten gewisseld, of het regent geruchten van
verschillende zijde afkomstig. Eerst heette het dat
de gehuwde miliciens zouden huiswaarts keeren
later dat zij het eerst in aanmerking zouden ko
men om naar huis te gaan. Ben ik wel ingelicht,
dan zijn al die geruchten niets dan het gevolg
van voorloopige gedachtenwisselingen. Een be
sluit is nog niet genomen, omdat daarover het
groote militaire Sanhedrin te Utrecht nog beslis
sen moet. Op die beslissing wensch ik niet voor
uit te loopen.
Wij kunnen tot onze blijdschap mededeelen
dat zich hier ter stede ook een Vrouwen-comité
van het Roode Kruis heeft gevormd. Dames, die
zich daarbij wenschen aan te sluiten, worden
verzocht zich zoo spoedig mogelijk aan te melden
bij een van de volgende dames: mevr. Dozy,
mevr. Eekhout, mevr. Schretlen (Oude Singel),
mevr. Viruly en mevr. de Vries.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 11S tot 133 volwas
sen personen en van 47 tot 62 kinderen.
Aan de zwem- en badinrichting Rhynzigt zijn
gedurende deze week 747 baden genomen.
Heden morgen omstreeks 5 uur heeft de per
soon van G. M., wonende te Haarlem, zich in
den singel tusschen den Hoogewoerds en Koe
poort, door verdrinking van het leven beroofd.
Na vele vruchtelooze pogingen is men er einde
lijk in geslaagd, te halftwaalf, het lijk op te vis-
schen, hetgeen onmiddelijk onder toezicht der
politie naar het Caecilia Gasthuis is vervoerd.
Bedoeld persoon was ongeveer 50 jaar oud, ter
wijl zijne ongunstige maatschappelijke positie,
hem tot zelfmoord moet hebben aangezet.
Omtrent de expeditie van het Hoofdcomité van
het Roode Kruis, zijn weder de volgende berichten
ontvangen.
Dinsdagavond te Trier aangekomen, vernamen
de leden der expeditie, dat men van 's ochtends
vier uren tot in den avond'kanongebulder had
gehoord, en 's nachts te twaalf uren kwam het
bericht dat de Pruisen een groote overwinning
hadden behaald, en tevens dat er een convooi
van achthonderd gekwetsten op Trier was gedi
rigeerd.
De Regeering verzocht op dit bericht de hulp
der Nederlandsche ziekenverplegers, en terstond
begaven zich de mannen met de ransels op den
rug naar het station om den trein af te wachten.
Het getal daarmede aangebrachte gekwetsten be
droeg echter niet meer dan een honderdtal, waar
van er een in den waggon was overleden. De
eenige hulp, die er bij de gekwetsten, waaraan
de noodige eerste verpleging reeds geschied was,
noodig was, bestond in het transport naar de hos
pitalen, waarmede zich onze stadgenooten be
lastten, en waar ze hen installeerden, bij welke
gelegenheid de heer Pompe nog aau enkelen ge
neeskundige hulp verleende.
De eerste kennismaking met de Nederlandsche
expeditie scheen een gunstigen indruk bij de
autoriteiten te hebben gemaakt. Althans den
volgenden dag reeds (Woensdag) werd haar het
officieel karakter verleend, dat ze tot nogtoe niet
bezat. De „Kón. Commissar und Uil. Inspector der
[reiwilligcn Krankenp/legete Trier reikte aan alle
leden den Regeerings-scAein, een vrijpas, recht
gevende op vrij kwartier en voeding, en den
officieel gestempelden armband uit, en gaf tevens
last naar Saarbrücken en Forbach te vertrekken,
waar men alsdan aan het vroeger gevormd plan
gevolg kan geven en een afzonderlijk lazaret op
zetten. Mevrouw Merkus heeft van den Regee-
ringscommissaris de speciale vergunning ontvan
gen de reis zoover mede te maken.
Te Saarbrücken heeft de expeditie de zorg voor
een ambulance op zich genomen. Gisteren tele
grafeerde de kommandant om eenige geneeskun
digen en om geld. Waarschijnlijk zal in de be
hoefte aau meer geneeskundigen door het Am-
sterdamsche comité, althans voor een deel, voorzien
worden.
De leden der expeditie roemen zeer de goede
orde, die er bij de behandeling der gekwetsten
heerscht. Op ieder station is de chef gereed aan
de vervoerden, wier getal hem vooruit gemeld
wordt, brood, kaas en moezelwijn uit te reiken,
en daar het vervoer, langs de spoorwegen in
die streek alleen voor militairen vergund is, ver
hindert geenerlei drukte de ingestelde orde. Ook
hebben alle gekwetsten, die van het slagveld ver
voerd worden, behoorlijk de eerste zorgen ont
vangen. Het beweren der Duitschers, dat hun
eigen krachten voldoende zijn om in de eerste
behoeften te voorzien, is niet overdreven geweest.
Maar voor de latere verzorging is veel noodig, en
daartoe kan ook de Nederlandsche expeditie on
schatbare diensten bewijzen.
Naar wij vernemen, is het wetsontwerp tot
herziening der kiestabel bij de Tweede Kamer
ingediend. Voor Amsterdam en 's-Gravenhage
moet daarbij een census van 50 gulden zijn aan
genomen.
Men leest in de Staats-Courant
„Ten vervolge op de reeds vroeger ontvangen
inededeelingen betreffende den toestand van han
del en nijverheid in Frankrijk, heeft het Depar
tement van Buitenlandsche Zaken de volgende
berichten omtrent die aangelegenheden ontvangen
van den consul-generaal der Nederlanden te Parijs,
onder dagteekening van 15 Augustus jl.
De koers voor bevrachtingen met hout uit het
noorden neemt ook te Calais toe, alwaar almede
groote bezendiugen haver uit Engeland worden
aangevoerd, welke dadelijk naar de oostelijke
grenzen verzonden worden.
Het bedrag der te Havre betaalde rechten op
koffie in afwachting van de in werking treding
op 1 September aanstaande van het verhoogd
recht op dat artikel beloopt eene waarde van 6
millioen franken bij een invoer van 200,000 zak
ken koffie.
De meeste der thans te Havre aanwezige Ne
derlandsche schepen begeven zich naar de Balti-
sche Zee, alwaar voor onzijdige schepen voordee-
lige bevrachtingen te bekomen zijn.
Vele Hollandsche zeelieden, aan boord van
Duitsche schepen varende, verlaten die schepen
bij aankomst te Harre, en keeren naar Neder
land terug indien zij geene gelegenheid vinden
zich aan boord van Nederlandsche schepen te
plaatsen.
Te St.-Malo weigeren de meeste Fransche sche
pen thans de reis te aanvaarden naar de Baltische
Zee, waartoe zij zich door vroeger aangegane
contracten verbonden hadden.
Ondanks den oorlog heerschte in de haven van
Marseille eene groote levendigheid. Zeer belang
rijke partijen graan werden aldaar aangevoerd,
en men verwachtte nog steeds meerdere aanvoe
ren uit de verschillende havens aan de Zwarle
Zee en de Zee van Azof. De prijs der granen was
daardoor aanmerkelijk gedaald.
Deze invoeren zijn het gevolg van bestellingen
voor omstreeks twee maanden gedaan, toen de
heerschende droogte in Frankrijk ernstige onge
rustheid gaf voor den uitslag van den oogst.
De koers der te Marseille beschikbare granen
was: Graan van Taganrog per 160 liters, wegende
128 a 123 kilogr. frs. 28.50; graan van Marioupoli
per 160 liters, voor hetzelfde gewicht frs. 33.00;
graan ran den Donau per 160 liters, wegende
124 a 118 kilogr. frs. 28.50; graan van Polen per
160 liters, wegende 128 a 124 kilogr. frs. 36.00;
graan van Odessa per 160 liters, wegende 128 a
124 kilogr. frs. 32.50.
Van 29 Juli tot 4 Augustus hebben de invoeren
bedragen 410,720 hectoliters.
De verzendingen geschieden op dat tijdstip op
nieuw, met minder moeielijkheid, vooral langs
de zuiderlijn. De spoorwegadministratiên durven
echter nog niet instaan voor de aflevering der
goederen op een bepaald tijdstip, doch de goede
ren komen over het algemeen geregeld aan, en
tenzij onvoorziene omstandigheden hierin veran
dering brengen, is de Nederlandsche handel bij
gevolg niet blootgesteld aan vertragingen in de
aankomst van naar het zuiden van Frankrijk
te verzenden goederen, vooral indien die verzen
ding als naar gewoonte over Bordeaux geschiedt.
Een en ander is echter natuurlijk geheel af
hankelijk van de omstandigheden, die dagelijks
in dezen betrekkelijk gunstigen toestand veran
dering kunnen brengen. De heden uit Marseille
ontvangen tijdingen melden reeds dat de laatste
gebeurtenissen alle commerciële transactiën heb
ben doen ophouden; de handel staat geheet stil
en iedereen houdt zich uitsluitend bezig met de
gevolgen van de aanhangige finantieele quaestiën.
Door den minister van oorlog is bepaald dat,
tot nader order, ten behoeve van het kleedings-
fonds geene inhouding op de soldij van de mili
tairen van het leger zal plaats hebben.
Voor de betrekking van leeraar in de wis- en
natuurkunde aan het gymnasium te Brielle, heb
ben curatoren den Gemeenteraad aanbevolen de
H.H. Dr. A. Rutgers, W. F. H. Reesink, J. J.
Alblas en J. E. Van Rheden. Beide eerstgenoemde
heeren zijn door den Raad op de voordracht aan
den Minister van Binnenl. Zaken geplaatst.
De gewone bedevaart naar Kevelaar (Pruisen)
in September zal dit jaar wegens de tijdsomstan-
digheden niet plaats zal hebben.
Z. M. heeft aan P. Van Balkom, te Dongen,
vergunning verleend tot het aannemen en dragen
van het kruis Fidei en Virluli, hem door den Paus
geschonken.
Oorspronkelijke Qesohiedkundige Novelle
UIT DE TIJDEN VAN KAREL V.
NEGENDE HOOEDSTUK.
(S/of).
Geruimen tijd had deze toestand voortgeduurd,
toen een der aanwezigen zich verstoutte, in het
bijzijn van de echtgenoote van den schout te spre
ken. Hij wendde zich tot den Herculoër met de
vraag, hoe men tot het gruwelstuk had kunnen
besluiten. Zonder de minste verlegenheid aan den
da g te leggen, antwoordde hij„ik heb het niet kun
nen verhinderen, ik nam er geen aandeel aan."
Die heldere stem klonk mevrouw van Ittersum
Is een nieuw bewijs in de ooren, dat zij wel
ermoedens mocht opvatten: immers het was de
tem als van den schout zeiven, zoo kort, wel-
uidend en krachtig.
Zij wenkte den Herculoër te naderen, en vroeg
em, hoe oud hij was.
Deze vraag wist hij niet te verantwoorden.
Hoe zijn moeder heette? ook geen volledig ant
woord; hij zeide slechts: „Henna moest ik moe.
der noemen." Of hij nooit iets van eene medaille
had gehoord? Na een poosje denkens ant
woordde hij, dat hij vroeger altijd de helft eener
medaille had op het hart gedragen, maar dat
Henna hem die ontnomen had, toen hij eenige
jaren geleden telkens 's avonds onder de schaduw
van eenen boom met een bejaard man van deftig
uiterlijk en een goedaardig karakter ging praten.
De vraag, wie die persoon was geweest, moest
hij onbeantwoord laten.
Inmiddels was de abt van Windesheim geko
men, om betreffende den toestand der familie van
Ittersum, waaromtrent te Windesheim allerlei
geruchten liepen, zelfs inlichtingen in te winnen.
Deze herkende, terstond den jongen Herculoër
als zijn gewezen leerling, met wien hij zoo
menig aangenaam uurtje onder eenen boom had
doorgebracht, in wien hij zooveel goede begin
selen had waargenomen, en die zoo eensklaps
was weggebleven.
Henna werd nu geroepen, en deze verklaarde
terstond, voorzeker om door de vreugde der open
baring op verzachting van straf te mogen hopen,
dat de jongeling niemand anders was dan het
ontvoerde kind van den Schout.
Wij zullen niet trachten den toestand der moeder
te beschrijven. Hare vreugde kende geene gren
zen. De jongeling, nog zoo pas aangezien voor
een Herculoër, een doodslager en dief was eens
klaps haar zoon geworden.
Spreken vermocht zij niet, zij drukte den jon
geling, hoe ook in lompen gehuld en te onrein,
om in gewone omstandigheden hem aan te raken,
aau hare kloppende borst, en noemde hem „mijn
Engelbert". Zooals wij reeds weten, was dit ook
de naam, dien hij bij de Herculoërs droeg.
Als kind des huizes, neen als de verloren zoon,
werd hij nu opgenomen in den familiekring, om
later, man geworden, de sieraad te zijn van het
geslacht Ittersum.
De beide nog gevangengehouden Herculoërs
werden op voorspraak van Engelbert in het
leven gespaard. Op zijn bevel bracht men hen
naar den Lemelerberg, eene in dien tijd zeer dun
bevolkte landstreek in Overijssel, ongeveer op
3 uren afstands van Zwolle.
De geschiedenis spreekt niet verder van hun
lotgevallenwaarschijnlijk hebben zij, evenals
de daarwonende eenvoudige lieden, later ge
tracht door werken in hun onderhoud te voorzien.
De jeugdige Engelbert werd echter de roem
en eer van zijn geslacht: in zijne jonge jaren van
alle onderricht verstoken, legde hij zich later met
den meesten ijver er op toe, zich veelzijdig te ont
wikkelen, ten einde eenmaal op gevorderden leeftijd
de voetstappen van zijnen waardigen vader te
drukkeD en de loopbaan te volgen, die hem als
van zelf was gebakend.
Als heer en schout van Ittersum mocht hij la
ter zich beroemen, niet dan goeds te hebben ge
sticht, met alle kracht medewerkende, om het licht,
door de godsdienst ontstoken, meer en meer te
verspreiden en zoo de ruwe zeden te verzachten.
In zijne jeugd zonder opvoeding, wat zeggen
wij, allerlei onder slechte voorbeelden en gesprek
ken als een Herculoër levende, werd hij later
een sieraad der maatschappij, Het was hem eene
behoefte, in den huiselijkeu kring zijnen vroege-
ren toestand onder de Herculoërs te beschrijven
en zoo de zijnen op te wekken tot een braaf en
deugdzaam leven.
Hij vergat dan niet, er een enkel woordje bij
te voegen betreffende den helm, waarmede hij
zou geboren zijn, honden met vurige oogen en
bokkenpooten, vuurtjes brandende op de vlakte
of onder boomen, waar geld was verborgen en
al de verhalen, die onder de bijgeloovige Hercu
loërs gereedelijk ingang vonden, maar die hij, als
man van ervaring, bestreed met alle hem ten
dienste staande krachten.