geldboeten elk van f 50 of subs, gevangenisstraf
van twee dagen voor iedere boete.
Hedeunacht is aan den Hoogen Wal een
grenadier, genaamd J. H. d. M., levenloos uit het
water gehaald. Het lijk is vervolgens naar het
garnizoens-liospitaal overgebracht.
's-Gravbnhaqb, 13 Augustus. Door de regiments-
Ideedermakers bij de korpsen worden de benoo-
digde kapoljassen voor de schutterijen aangemaakt.
Aanstaanden Maandag den 15d<»n dezer, des
namiddags te 5 uren, zal er in den Koekamp eene
groote wapenschouwing - plaats hebben over de
manschappen van den eersten ban der dd. schut
terij alhier. Bij die gelegenheid zal het muziek
korps, dat bij de dagelijkshe exercitiën gewoonlijk
geen dienst behoeft te doeu, tegenwoordig zijn.
Hedenmorgen is eene eerste bezending van
het iïoode Kruis van hier naar het krijgstooneel
gezonden. De heeren doctoren Jhr. Pompe van
Meerdervoort, Du mortier en Carsten, benevens
de kolonel H. baron Van Tuyll en de heer Mer-
kus, staan aan het hoofd dezer menschlievenden.
Een twaalftal ziekenverpleegsters, ook dames,
die zich aangeboden hebben en waaronder men
ook mevrouw Merkus noemt, vergezellen den
stoet, die uit 34 personen is samengesteld. Het
doel der reis is voorloopig de omstreken van
Metz, om daar de lijdende menschheid ter hulp
te snellen, onverschillig tot welk volk men behoort.
Naar men verneemt, heeft de heer Mieling,
directeur der Alg. Landsdrukkerij, vanwege de
K.K. Oostenrijksche Regeering eenigen tijd geleden
een verzoek erlangd ten einde een door dien heer
nieuw uitgevonden plakzegel aan de Staats- en
Hol boekdrukkerij aldaar in te voeren, waaraan
door hem is voldaan.
Dordrecht, 11 Aug. De heer Mr. J. E. B. L.
Maritz viert heden een zilveren feest. Vijfentwin
tig jaren lang is hij, eerst als substituut-griffier
en later als griffier bij de arrondissements-recht-
bank alhier werkzaam geweest. De rechtbank
en allen die tot haar in betrekking staan, hebben
van hunne belangstelling in dit feest doen blijken.
Arnhem, 12 Augustus. De lste luitenant L. Van
Os van het 8ste reg. inf. is tot adj. bij het 3de
bat. van dat reg. benoemd.
Harderwijk, 12 Augustus. Onder bevel van den
2den luitenant der art. van de West-Indische
landmacht J. R. G. De Veer zal den 27"en dezer
van het koloniaal werfdepot alhier naar het
Nieuwediep vertrekken een detachement sup
pletie-troepen sterk 60 man, om dien dag te etn-
barqueeren aan boord van het aldaar liggend schip
Calliarina gezagvoerder G. S. Bakker, oin met
dien bodem naar Suriname te vertrekken.
INGEZONDEN.
Aan de schrijfster van „De Leidsche vrouwen en
het Hoode Kruis."
De „Leidsche inwoonster" vergunne mij haar
beleefdelijk het volgende onder de aandacht te
brengen. Zonder te beweren dat ik behoor tot
hen, die „voldoende van alles ingelicht" zijn, kan
ik haar, en allen uit wier naam zij gesproken
heeft, misschien wel op den weg helpen.
Ik lees in Art. 13 van het Reglement: „De
vrouwelijke leden kunnen een afzonderlijk Comité
vormen, mits hiertoe in overleg tredende met
het bestuur van het Comité."
Dus kunnen vrouwen ook lid wordeD van het
Comité, gelijk er dan ook reeds vele voor een jaar-
lijksche contributie en giften geteekend hebben.
Dat heb ik op de lijsten gezien.
Maar ze kunnen ook lid zijn zonder geld te
geven, wanneer zij bijv. zwachtels, kleeren en
andere dingen gereed maken, die al zoo bij de
verpleging van gekwetsten te pas komen, en die
juist door vrouweu het best vervaardigd kunnen
worden.
Al verder kunnen zij zich als verpleegsters of
helpsters aanmelden. Moet men zich, vraagt de
schrijfster, dan dadelijk verbinden, om naar een
buitenlandsch slagveld te gaan
Wis en zeker niet. Men kan zich disponibel
stellen, als men bekwaam is, maar ook blijveu,
om hier, in geval van nood, te helpen. Er zijn een
2- of 3tal heeren, die zich bepaald belast hebben
met het geven van onderwijs, kosteloos natuurlijk.
Door dat onderwijs te ontvangen verplicht men
zich nog tot niets.
Doch wat zal ik er verder van zeggen. Onze
„Leidsche inwoonster" zal er weldra stellig alles
van te weten kunnen komen. Want ik heb verno
men, dat enkele dames reeds bezig zijn met de op
richting van een Vrouwen-comité voor te bereiden.
Een lid van het Comité.
Brieven uit Gouda.
Mijnheer de Redacteur!
De drukte der kermis is over, ik kan weder
zooveel rust vinden dat ik mij tot schrijven kan
nederzetten, of beter gezegd kan blijven zitten,
want gedurende de kermis heb ik mij menigma-
len nedergezet, maar moest ook weder opstaan,
zonder iets te hebben verricht. Dan eens werd ik
weggejaagd door het leven en gejoel, waaraan wij
hier zoomin als ten uwent gewoon zijn, en dan
weder nam ik de vlucht voor de vele ontvangers
der buitengewone belastingen op de vensters.
Nauwelijks zit men aan het venster eener be
neden-verdieping, of er is een ontvanger. Die
arme drommels doen het om deD broode: dan
eens is het een ongelukkige vrouw met drie
armen of niet een, met drie of zonder beencn,
kunstenaars in de openlucht en vooral de orgel
draaiers met hun naar gepiep, de belleman en
wie weet nog meer. Dit alles heeft mij zeer
verveeld, maar pijnlijk werd ik aangedaan door
het gedans en gebedel van kinderen. De ker
misreizigers toch moet men beschouwen als
personen die hunne plaats in de maatschappij
gemist hebben en die eindelijk, ten einde raad,
dat afschuwelijk beroep hebben ter hand geno
men, indien men hun bedrijf een beroep mag
noemen; zij zijn aanstootelijk maar verdienen me
delijden; daarom, hoe lastig zij ook mogeu zijn,
doet men wel als men hun den gevraagden cent
niet weigert, maar de kinderen, die onschuldige
schepseltjes, tot zulk een bedrijf te zien aank wee
ken, dat doet zeer, wanneer men niet onverschil
lig is omtrent het lot onzer medcmenschen. Heeren
bestuurders van het Schoolverbond, gij, die u het
lot der verwaarloosde kinderen wilt aantrekken
vestigt eens uwe aandacht op deze schuldelooze
schepsels. Zoo ergens, dan is hier gebrek aan onder
wijs. Deze ongelukkigen worden van de wieg uit
tot den bedelstaf, zoo niet tot erger, opgeleidzij
ontvangen geenerlei onderwijs, zij zien niets dan
hetgeen onzedelijk is. Is het hier niet dat kracht
dadig dient opgetreden te worden om de maat
schappij van een kwaal te genezen, die haar
ondermijnt? Zeker zijn hier lokale middelen on
toereikend, én moet men erkennen dat alleen het
hoofdbestuur bij machte is iets te doen, indien er
aan té dóen valt.
Ik heb information ingewonnen en die zijn
verschrikkelijk. De kleinen zijn niet altijd de kin
deren van hen die er mede bedelen: het gebeurt
dikwerf dat de kinderen tot dat einde door hunne
ouders verhuurd wordener bestaat een markt
prijs. Een blinde bekqmt meer huur dan een
lamme, voor gebrekkige kinderen wordt goede
huur gegeven, vooral als zij wat geleerd hebben,
d. i. als zij het medelijden kunnen opwekken;
voor tweelingen wordt zeer goed betaald als zij
jong zijn, en die schepseltjes worden 5t deelen
van het jaar van plaats tot plaats overgebracht,
zij worden geëxploiteerd tot zij groot geworden
zijn, dat zij anderen kunnen exploiteeren.
Ouders, die kinderen bezitten welke zoo verre
gevorderd zijn dat zij voor eigen rekening kunnen
bedelen, worden door hunne lotgenooten genoemd
„door God gezegende menschen", die kinderen
bezitten welke reeds mede werken, soms hoort
men die goed werken en de ouders het brood
helpen verdienen
Zoude het niet mogelijk zijn een einde te maken
aan dat misbruiken van ongelukkige schepseltjes?
Zoude het niet mogelijk zijn dat het hoofdbestuur
van het Schoolverbond weet te bewerken, dat het
bedelen met of door kinderen volstrekt verboden
worde; dat zulke kinderen als zij bedelden
hunnen onmensclielijken ouders ontnomen en voor
zekeren tijd naar een der gestichlen der Maat
schappij van Weldadigheid werden overgebracht
waar zij onderricht konden ontvangen?
Er is misschien geen laud, waar meer men
schen wonen die geene vaste woonplaats hebben,
dan bij ons. Er bestaat nog eene klasse vaD men
schen die steeds op rei3 zijn, eene klasse die
veel eerbiedwaardiger is dan de bovengenoemde,
die hunne kinderen wel willen maar niet altijd
kunnen onderwijzen en die door de inrichting
onzer scholen daarin worden tegengewerktook
deze menscheu zoude men dienen ter hulp te
komen en de zorg daarvoor diende het School
verbond op zich te nemen. Ik bedoel de schippers.
Honderden familiën leven op vaartuigen en trek
ken daarmede van de eene plaats naar de an
dere; hunne kinderen zijn grootendeels van alle
onderwijs verstoken, ofschoon de ouders alles in
het werk stellen om het bestaande gebrek te
vergoeden.
Er komen hier jaarlijks vele duizenden vaartui
gen door, vele blijven eenige dagen in lading
of in lossing hier, die weinige dagen gaan voor
de kleinen niet verloren dadelijk na aankomst
worden zij naar school gezonden, maar niet naar
de openbare scholen, daar neemt men slechts 4-
maal in 't jaar kinderen aan. Gelukkig zijn hier
bijzondere scholen, die zulke kinderen direct op
nemen. Zij leeren 't een en ander en vertrekken
om na korten of langeren tijd weder te komen.
Maar hoe gaat het op andere plaatsen? hoe gaat
het daar waar geene bijzondere scholen zijn?
Ik geloof dat ook hier het schoolverbond zich
dient te laten gelden; dat verbond, wil het aan
zijne roeping beantwoorden, is, dunkt mij, ver
plicht te zorgen, dat zulke kinderen ook op de
openbare scholen worden aangenomen; zelfs
dat, waar dit geval zich veel voordoet, er eene
afzonderlijke school of eene afzonderlijke klasse
voor hen wordt opgericht, omdat zulke kinderen
van het gewone onderwijs geen nut kunnen trek
ken op onze scholen wordt klassikaal onderwijs
gegeven en kinderen, die ze een paar dagen be
zoeken, hebben er niets aan: men zou ze in
speciaal daartoe ingerichte scholen moeten opne
men waar geen klassikaal onderwijs wordt ge
geven. de V.
BUITENLAND.
Wij lezen heden het volgende in de Kolnische
Zeilung
„Als vertegenwoordiger van den Bondskanselier
heeft de onder staatssecretaris v. Thiele de volgende
circulaire-dépêche aan de vertegenwoordigers van
den Noord-Duitschen Bond in het buitenland
gezonden
„Berlijn, 10 Augustus 1870.
„Mijn aan den heer gezant van den Noord-Duit-
schen Bond te Londen gericht schrijven, betrekke
lijk het door den Times den 25"®° Juli openbaar
gemaakt ontwerp-tractaat, dat door den Graaf
Granville in de zitting van het Hoogerhuis van den
28*le" 'van de vorige maand is medegedeeld, heeft
den graaf Benedetti aanleiding gegeven, in het
Journal Officiel de I'empire (Staatscourant van het
keizerrijk) van den 30,len Juli eene opheldering te
geven van den oorsprong van bedoeld ontwerp-
tractaat, en nadat ik mij in mijne schriftelijke
mededeeling van den 29,t"1 van dezelfde maand,
uitvoerig over het ontwerp en zijn verband met
de staatkunde van het keizerrijk verklaard had,
is de circulaire-dépêche van den hertog De Gram-
mont, gedagteekend van 3 Augustus, openbaar
gemaakt. (Deze stukken zijn vroeger in ons blad
opgenomen). Terwijl ik aan deze beide stukken
herinner, heb ik niet het voornemen daarop te
antwoorden de dankbare stof, die zij tot critiek
opleveren, is reeds door de pers van alle landen,
Frankrijk niet uitgezonderd, verwerkt geworden.
Het doel van deze mijne mededeeling is veeleer,
UEd. een nieuw bewijs te leveren en dit ter
kennis van de Hooge Regeering te brengen, waarbij
U ons vertegenwoordigt. Ik heb daarvan vroeger
geen gebruik gemaakt, omdat ik ook in den staat
van oorlog waarin wij verkeeren, den persoon van
den vorst niet betrekken wilde in de uitoefening
van ambtshandelingen van zijn vertegenwoordiger
en minister, en omdat ik tegenover het regeerings-
stelsel dat in Frankrijk sedert 2 Januari van dit
jaar bestaat, niet kon gelooven, dat een daad als
de aanbieding aan mij van bedoeld ontwerp-trac
taat en de andere in mijn schrijven van den 29,t™1
v. m. aangeduide vóófstelleh en eischen, buiten
weten van den keizer zouden zijn geschied. De verze
kering van den Franschen minister van buiten-
landsche zaken, que jamais Tempereur Napoléon n'apro-
posé a la Prusse un traité pour prendre possession de la
Belgique (dat keizer Napoleon nooit aan Pruisen een
tractaat voorgesteld heeft om België in bezit te ne
men), en de verklaringen van den graaf Benedetti,
dat het voorstel tot dit verdrag van mij uitging, dat
hij, om over mijne plannen een juist oordeel te
kunnen vellen, zich bereid heeft verklaard, die
op papier te zetten, „en quelque sorte sous ma
dictee" (niet meer of minder dan dat hij dit uit
mijn mond zou opschrijven) en dat keizer Napo
leon eerst daarna kennis van dit ontwerp-trac
taat heeft bekomen deze beweringen nood
zaken mij, van een middel gebruik te maken,
dat mij ten dienste staat om mijne onthulling
van de werkdadige verhouding tusschen den kei
zer en zijne ministers, gezanten en gevolmach
tigden en mijne blootlegging van de Fransche
staatkunde aanmerkelijk te versterken.
Onder de stukken, die zich aan het ministerie
van buitenlandsche zaken bevinden, komt voor
het in afschrift hiernevensgaand aan inij gericht
schrijven van graaf Benedetti, van 5 Aug. 1866
en een daarbij gezonden ontwerp-tractaat. Dit
tractaat hebben wij in ons nummer van Vrijdag 12 Aug.
uit de Kolnische Zeilung in de oorspronkelijke taal en
vertaald overgenomen. Wij meenen dus dit niet te be
hoeven herhalen.]
Het origineele stuk van de hand van graaf
Benedetti ligt ter inzage van de vertegenwoor
digers der onzijdige mogendheden. Ik zal zoo vrij
zijn UED. een photographisch facsimilé daarvan
over te zenden. Ik veroorloof mij in herinnering
te brengen, dat volgens een bericht, dat destijds
in de Monileur (staatcourant) voorkwam, keizer
Napoleon van 28 Juli tot 7 Augustus 1866 te Vichy
doorgebracht heeft. In het officieel onderhoud,
hetwelk ik ten gevolge van dit schrijven met
graaf Benedetti had, ondersteunde hij de iD
het stuk gestelde eischen met een oorlogsbe
dreiging, indien wij die zouden van de hand
wijzen. Op de nogthans door mij gedane weige
ring volgde de vordering om Luxemburg en op
het mislukken van deze zaak, het grooter, geheel
België omvattende voorstel, hetgeen in het door
den Times openbaar gemaakt ontwerp-tractaat van
den graaf Benedetti, geformuleerd is. Ik verzoek
UEd. vriendelijk, den heer minister van buiten
landsche zaken dit schrijven voor te lezen en hem
een afschrift hiervan en van de bijlagen te over
handigen. zoo ook het latere facsimilé van het
laatste ontwerp-tractaat voor te leggen."
Voor den Bondskanselier,
v. Thile." r'
Frankrijk.
Wij ontleenen heden aan de correspondentiën
uit Parijs aan de Independence Beige, de volgende
bijzonderheden
De regen staat de krijgsverrichtingen in den
weg. De Pruisen rukken steeds voorwaarts, maar
wij trekken ons samen, zoodat de verschrikkelijk
veldslag, die zal beslissen over de aanstaan,-
kansen op vrede of op wanhopige voortzet!!
van den strijd, spoedig zal worden geleverd }[e
is algemeen van meening, dat de maarscbai
Bazaine, geheel volgens de ontvangen bevelen
Doch een slag zal zoeken of vermijden, maard-
hij stipt waken zal voor gedeeltelijke a&uvalb
of pogingen van den vijand om zijne beide vleugel'
van het hoofdleger af te scheiden. Indien k
ongeluk wilde dat in den aanstaanden veldsR
Frankrijk nogmaals overwonnen werd, zou
maarschalk zich terugtrekken en de zieken,
gewonden met zich voeren. Te Chalons zou
eene talrijke reserve aantreffen, die thans sat
gesteld wordt. Indien ook dit nieuw leger
verslagen zou de maarschalk naar Parijs terug!
ken, waar de minister van oorlog eene krach-
verdediging voorbereidt; hij vleit zich de hoofd;
onneembaar te maken.
De dépêches behelzen dat de keizer Le Alen I
uitgereden en de vestingwerken rondom dezest,
in oogenschouw heeft genomen. Tot dusver w
Z. M. afgetrokken wegens den droevigeu toests
en wilde hij niet onder de oogen van zijne d
zoovele tegenspoeden verbitterde soldaten kom
Drie van de prinsen van Orleans, de prins:
Joinviile, de hertog van Aumale en de graal,
Chartres hebben met veel waardigheid en v
landsliefde hunne degens ter beschikking van
Fransche regeering gesteld.
Men zegt dat de graaf van Parijs dit evens
zou hebben gedaan, maar tot dusver bevus
zich dit niet.
Deze stap wordt sterk gelaakt door ee«
vrienden van de prinsen. Zij wordt echter de
edeler en prijzenswaardiger, indien men
dat een van hen, de hertog van Aumale,
men verzocht had naar Parijs te kotneu,
stellig geweigerd heeft, omdat hij thans niel
medewerken om de verlegenheid en den te
lukkigen toestand van zijn vaderland nog gto
te maken.
De keizerlijke lijfgarde, de cent gardes zip
Chalons aangekomen. Men wil dat zij op laslu
den keizer naar Parijs teruggezonden zijn.
spreekt er van dat een twintigtal reiswagen!!
vuld met kostbaarheden in de Tuilleriëu gerij
staan. Deze geruchten zijn wellicht onjuisl
kunnen verklaard worden zonder in het un
in verband te staan met plannen om te vlucht
Er hebben ook geruchten geloopen, dat te Lj
Limoges, Toulouse en Béziers de republiek
zijn geproclameerd, maar zij komen mij vuurt-
van allen grond ontbloot.
Het is waar dat men op de versterkingen;
Parijs nabij het fort van I vrv, drie vernas^
kanonnen heeft gevonden. Men doet onderi»
naar dit feit, hetwelk bewijst dat er gelief
vijanden te Parijs zijD.
Er worden in drie arrondissementen talrl
adressen geteekend om op de verwijdering t
de troepen te Parijs aan te dringen en daan]
tegeq alle burgers te wapenen.
Omtrent deze aanvragen deelt men mede, J
toen de heer Ollivier nog minister was, hij a
gezegd hebben„Ik zou er wel in toegesin,
hebben wapenen te verschaffen, indien ik]
zekerheid had gehad die weder te kunnen
nemen."
Onder de belachelijke uitstrooiselen moet i
nog rangschikken het gerucht dat de kroil
van Pruisen den vrede zou aannemen, indien roh
hem 4 milliards schadevergoeding en de ontui
teling van de voornaamste sterke plaatsen aanoi
Oostelijke grenzen zou aanbieden.
Men heeft Donderdag op den boulevard B
Nouvelle een persoon in hechtenis genomeu,
een pak vervoerde, waarin vele revolvers en dol
gevonden werden.
De paniek, die eenigszins in de hoofdstad
neemt, neemt in de omstreken toe.
Vele bewoners der omliggende plaatsen stn
men naar Parijs.
De tinantieele paniek is niet minder groot
van ingezetenen komen hun geld aan de Bü
en andere krediet-instellingen terughalen
De heer Henri Rochefort heeft den volgend
brief tot den voorzitter van het Wetgevend Licha
gericht:
„Mijnheer de Voorzitter,
i. -■
De zitting is geopend. Het Wetgevend Liclr
heeft geene machtiging vefleend tot de gevan,
nisstraf, die ik thans te St.-Pélagie onderga.
(Men weet dat zijn straftijd wegens deelnemitj
aan het bekend oproer te .Parijs geëindigd tuf
waar hij nu zijne veroordeeling ondergaat weg'
een drukpersvergrijp.) Ik heb van den mini.
van binnenlandsche zaken gevorderd om aan
staat van zaken, zonder voorbeeld in de gesc
denis van de Parlementen, een einde te mal
door een afgevaardigde in vrijheid te steil
wiens plicht hem in het Wetgevend Lich"
roept en wiens opsluiting in de gevangenis
meest schandelijke wetschennis is.
De minister heeft niet geantwoord. Ik v>-
mij dus tot u, mijnheer de voorzitter, de as-
wezen waker voor de prerogatieven van de
gadering, met het verzoek om over deze quae-