N°. 3214. Donderdag A°. 1870. 4 Augustus. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DE DING-DINGBANK VAN ITTERSUM. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nomraersn 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIKN. Voor iederen regelJ 0.15. Grootere lettors naar de plaatsruimte die zij beslaan. Grea.ch.te Stadgenooten Het kan u niet onbekend zijn dat er eene flederlandsche Vereeniging bestaat tot liet verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in lijd van oorlog, ingesteld bij Koninklijk besluit van den 19den Juli 1867. Het Hoofd-comité dezer Vereeniging, bij beslui ten des Konings van 31 Juli en 9 Augustus van hetzelfde jaar benoemd, heeft aanstonds de han den aan het werk geslagen, overtuigd dat men in tijd van vrede zich moest voorbereiden om bij het uitbreken van een oorlog gereed te zijn. -" Wat de Vereeniging zich ten doel stelt is dui delijk omschreven in de geschriften van Dr. J ''Bosscha, voorzitter van het Hoofd-comité: Het ''Roode Kruis, en van Dr. J. Verwey, secretaris van het Hoofd-comité: Het Roode Kruis, noodzakelijk in den oorlog, nuttig in vredestijd, ten alle tijden welda dig. Het is ten overvloede gebleken op de ten toonstelling van 1869 te 's-Gravenhage. J' Sedert drie jaren zijn er in verschillende plaat sen Comité's opgericht, die, als Afdeelingen van de Nederlandsche Vereeniging met het lloofd- Comité te 's-Gravenhage in onmiddelijke betrek king staan. Leiden is tot hiertoe achtergebleven. Het heeft zich door kleinere plaatsen laten voorgaan. Terwijl elders reeds zeer veel in gereedheid is gebracht, deden wij hier nog niets. Het wordt meer dan tijd om dit verzuim te herstellen, door de handen met kracht en ernst aan het werk te slaan. Wie weet hoe spoedig onze hulp dringend noodig is. Is er niet grond om te vreezen, dat ons vaderland betrokken kan worden in den strijd, die tusschen twee machtige naburige staten is ontstaan? En zelfs al blijft het oorlogstooneel verre van onze grenzen, zal dan de bijstand der Nederlandsche Vereeniging niet ingeroepen kunnen worden door buitenlandsche vereenigingen? Daarom vraagt het Bestuur van het Comité te Leiden en omstreken tot het verleenen van hulp aan gekwetste en zieke krijgslieden de welwillende en ijverige medewerking van alle zijne stadgenooten, mannen en vrouwen. Wij wenschen ons ten spoe digste voor te bereiden om met inspanning van alle krachten de rampen van den oorlog te helpen lenigen. li Wij rekenen er op dat uwe bijdragen van allerlei aard, vele en groot zullen zijn. Wij verlangen: J 1°. Materiëele hulpmiddelen als flanellen en katoenen zwachtels, linnen, watten, doeken, korn- pressen, gips, gipswindsels, ijzergaas, verband- lakens, hoofdkussens, gewaste taf, geolied doek, wonddouches, caoutchouc blazen voor ijsbuidels, blikken bakken voor hand- en arm baden, kousen en andere kleedingstukken, enz. i, 2°. Verkwikkingsmiddelen als: verschillende soorten van wijn, brandewijn, rum, eau de cologne, gember, blikken bussen met ingelegde groenten tabak, sigaren. ill. 3°. Geldelijke bijdragen om de noodige mate rialen aan te schaffen en de uitrusting en ver zorging van ziekenverplegers en verpleegsters mogelijk te maken. 4°. Vervoermiddelen als: hand- en raderbaren, ijzeren ledikanten, enz. Wij noodigen allen uit, die genegen zijn om als ziekenverplegers of verpleegsters dienst te doen, om het vereischte onderricht te ontvangen. Materieelen hulpmiddelen, middelen ter ver kwikking en vervoer worden voorloopig in ont vangst genomen door den heer A. C. Leembruggen, Oude Singel V, 340; geldelijke bijdragen kunnen bezorgd worden bij den heer J. A. F. Coebergh, Steenschuur IV, 261; personen gelieven zich aan te melden bij den heer M. Polano, Hooigracht VII, 826. Hel Bestuur van hel Comité te Leiden, M. POLANO, Voorzitter. A. HEYNSIUS, Onder-Voorzitter. G. ZAALBERG. M. J. DE GOEJE. A. C. LEEMBRUGGEN. J. A. F. COEBERGH, Penningm. H. C. ROGGE, Secretaris. Leiden, 2 Augustus 1870. Lelden, 3 Augustus. De minister van oorlog heeft in verband met het in staat van verdediging stellen van de ves tingen, liniën en stelliDgen van het rijk, de ver deeling van de directie voor het materieel der artillerie en artillerie-kommandementen, zooals die is vastgesteld bij kon. besluiten van den 22,ten April 1868 en 1 April 1869, in het belang van een goed beheer van het materieel der artillerie, tijde lijk gewijzigd, en wel als volgt: dat de indeeling met het oog op de wijze waarop het materieel voor de verschillende sterkten van posten in de verschillende magazijnen is opgelegd, tot nader order zal zijn aldus: 1. Amsterdam. 2. Naarden, waaronder behoort: De Utrechtsche linie van af Muiden t./m. Nieuwersluis. 3. Utrecht, waaronder belmoren: de magazijnen van Woerden en Wie- rickerschans en de Utrechtsche linie van af Tien hoven tot aan de Lek. 4. Gorcum, waaronder behooren het magazijn Dordrecht en de Utrecht sche linie van af de Lek tot aan de Waal. 5. Woudrichem, waaronder behoortde Utrechtsche linie van af Loevestein tot aan de Bakkerskil. 6. 's-Bosch. 7. Heusden. 8. Geertruiden berg. 9. Zut- fen, waaronder behooren Doesburg en de verdere sterkten aan den IJsel. 10. Groningen. 11. Delf zijl. 12. Nijmegen, waaronder behooren de werken in de Over-Betuwe. 13. Grave. 14. Helder. 15. Brielle. 16. Hellevoetsluis. 17. Willemstad. 18. Vlissingen, waartoe behooren Breskens, Neuzen, Ellewoutsdijk en Bergen-op-Zoom. Voor zoover geen art.-kommandanten zijn benoemd, zal de oudste officier der vesting-artillerie in de stand plaats aanwezig en geen vestingkommandant zijnde, als art.-kommandant fuugeeren en der halve met alles wat betreft het beheer voor het materieel der art. in dat kommandement belast blijven. Door den min. van oorlog is aan het leger be kend gemaakt een dienstorder van den directeur- generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, betreffende de militaire tele grammen, waarin wordt medegedeeld dat tot na der order telegrammen van militaire komman danten, mits den dienst van den Staat of van het leger betreffende, aan alle stations ter overseining moeten worden aangenomen, tegen betaling van het gewone tarief voor particuliere telegrammen. De minister van oorlog van den minister van flnaneiëu vernomen hebbende, dat aan de amb tenaren der in- en uitgaande rechten instructiën zijn gegeven nopens de uitvoering der verbods bepalingen tegen uit- en doorvoer van ammunitie, buskruit en paarden, en de medewerking tot het te keer gaan van overtreding van de kennisge vingen en waarnemingen der regeering ten op zichte van het bewaren onzer onzijdigheid tegen over de oorlogvoerende mogendheden, heeft alle militaire autoriteiten van het leger uitgenoodigd, aan de hiervoren bedoelde ambtenaren, overal waar zulks noodig mocht zijn, de vereischte hulp en medewerking bij de uitvoering der voorschreven verbodsbepalingen te verleenen. Aan de militaire autoriteiten van het leger is door den min. van oorlog eene circulaire gericht, waarin de min. van fin. de aandacht van genoem den min. vestigt op de omstandigheid, dat door de militaire autoriteiten in de laatste dagen zoo buitengewoon druk van de telegraaf is gebruik gemaakt, dat men bij de telegraafkantoren alge meen is gezwicht voor den drang van al die berichten, en onverschillig van wie ze herkomstig of bestemd waren, als regeeringstelegrammen heeft behandeld. Zoo dit blijft voortduren dan ontstaat er, daar de regeeringstelegrammen onder ling naar tijdsordë"4vorden overgebracht, gevaar, dat zeer gewichtige tijdingen te laat op hare bestemming zullen bomen. Ten einde daarin te voorzien, heeft de min. v. fin. bepaald, dat, zoo lang de bestaande toestand blijft voortduren, ook aan den chef van den staf, den hoofdintendant en den intendant der 1ste kl. bij het hoofdkwar tier, aan de kommandanten der divisiën en bri gades en de daarbij dienstdoende militaire inten danten, aan de kommandanten der Utrechtsche en Amsterdamsche liniën, en aan de kommandan ten der vestingen en forten de bevoegdheid wordt toegekend om regeeringsberichten te verzenden, waarbij wordt aanbevolen bovenal spaarzaam in woorden te zijn en alle overtollige titels weg te laten. De afzending der telegrammen, door de bovengenoemde autoriteiten, zal zonder betaling der kosten plaats hebben. Ten aanzien der overige autoriteiten blijft het bepaalde bij beschikking van 6 Jan. 1853 van toepassing. De hieronder genoemde adspirant-studenten voor den militairen geneeskundigen dienst wor den bij de ministeriën van oorlog, koloniën en marine voorgedragen, om met October a. s. als militair studenten te Amsterdam geplaatst te worden. Bij de landmacht hier te lande Keyzer, Leemans en Prins; bij de koloniën Wafelbakker, Hubert, Binnendijk en Van Genderen Stort, en bij de marine: Zeeman, Haremaker, Polak, Pool man, Mohr, Roller en Van Balen Blanken. Het burgerlijk armbestuur te Maastricht heeft besloten, om aan de gehuwde vrouwen, wier mannen onder de wapenen zijn geroepeD en twee kinderen hebben, 45 cents daags te verstrekken, en zoo vervolgeus bij opklimmend getal kin deren. Men schrijft aan het Handelsblad uit Soerabaya De Bromo, die hier op de reede ligt en wier station eigenlijk Batavia is, wordt hier opgehou den door een te houden krijgsraad over een of ficier van administratie, die beschuldigd wordt 's lands geld niet goed geadministreerd te hebben en in welken raad de eerste officier en de offi cier van administratie van de Bromo zitting heb ben. Over het algemeen, zoo schrijft uien, zijn hier thans veel krijgsraadszaken te behaudelen, wegens insubordinatie. Uit Noord-Brabant schrijft men, dat allerwegen, waar onze troepen zich vertoonen, deze als gas ten worden ontvangen; de soldaten zijn op hunne beurt gevoelig voor de vriendschap, die zij in hunne kwartieren genieten en helpen in hunne ledige uren de boeren den oogst inhalen en met ander landbouwwerk, terwijl uit erkentelijkheid daarvoor de boeren hunne karren en paarden gratis geven om de fourage voor de cavalerie te halen. Geen enkele klacht is nog van de zijde der landbouwers noch van de zijde der militairen bij de besturen der gemeenten ingekomen. Geen zieken zijn er tot hedeD. Het Vaderland heeft ten behoeve van het Roode Kruis van den he6r Wiggers van Kerchem, oud president vau de Javabank, de belangrijke gift van duizend gulden ontvangen, welke het blad aan het Haagsche Comité heeft overgemaakt. De directeur-generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen heeft den 27""" Juli jl. onderstaande algemeene order ter kennis gebracht van de onder zijne bevelen staande amb tenaren en beambten: /Verscheidene niet-dienstplichtige ambtenaren en beambten der Maatschappij hebben mij ver gunning verzocht om, onder het genot van de gunstige bepaling van dienstorder n°. 145, dd°. 21 Juli 1870 (nieuwe serie), hunne militaire diensten aan den laode te mogeo aanbieden. „Hulde doende aan hunne vaderlandlievende bedoelingen, zoo meen ik er evenwel op te moeten wijzen dat het vaderland geenszins in gevaar verkeert en dat alzoo die ambtenaren en beamb ten, door de plichten aan hunne tegenwoordige betrekking verbonden met kalmte en ijver te vervullen, het vaderland beter dienen dan door zich aan den militairen dienst te verbinden. „Aan het personeel wordt mitsdien bekend gemaakt, dat zij, die wenschen vrijwillig in den militairen dienst te treden, daartoe gerechtigd zijn, maar dat zij van dat oogenblik af ophouden Oorspronkelijke Geschiedkundige Novelle UIT DB TIJDEN VAN KARBL V. VIJFDE HOOFDSTUK. Vervolg.) En ook Engelbert, had iemand hem gezegd dat hij niet een Herculoër was, dat adellijk bloed hem door de aderen vloeide, dat deze eer- vaarde man zijn oom, zijn voogd was, hoe zou Bij zich aan hem vastgeklemd hebben 1 De Voorzienigheid, in hare wegen niet te door gronden, had echter andere bedoelingen. Het knaapje met den helm moest nog veel, zeer veel Ondervinden, alvorens hij mocht hooren wie hij eigenlijk was. Hij had nog zware proefjaren te verduren, aleer hij mocht aangenomen worden Bis kind des huizes zijner bloedverwanten. Abt Engelbert onderhield zich onderscheidene avonden achtereen met den jeugdigen Herculoër, en mocht het genoegen ondervinden, verhevene gedachten in zijn hart te prenten en daarin weer klank te zien vinden. Hij leerde hem een God, eene alles bestierende Voorzienigheid kennen, en leerde hem bidden. De knaap was zeer vatbaar voor deze wenken en herhaalde eiken avond zijn vriend, dat het zijn hartelust was, met hem te spreken,van hem te leeren. De band, die beider harten verbond, werd zoo doende hoe langer boe enger toegehaaldde zede- lessen en begrippen van godsdienst en deugd wer den bij den dag ernstiger en verhevener, naar mate het jeugdige hart van den Helm die kon bevatten en behouden. Het was den abt eene aangename en genot volle uitspanning, eiken avond zijn verdwaald terugkeerend lam te bezoekenden knaap was het eene stille vreugd, te mogen zitten naast den braven abt, woorden van opwekking en leering van diens lippen op te vangen enmet hem te bidden. De verandering in de begrippen en de handel wijze van den kleinen Helm bleef bij de Hercu- loërs niet ODopgemèrkt. Eiken avond was hijeeDige uren afwezig en kwam opgewonden, doch ook wel met een erg6tig of medelijdend gelaat weder te huis. Waar ging hij dan heen? Wat deed hij daar? Deze vragen waagde niemand te beantwoor den hij was met een helm geboren en de zoo- danigen kan men dikwijls niet doorgronden, veel minder nasporen. Op de vragen, die men hem daaromtrent deed, gaf hij altijd zulke ingewikkelde en ontwijkende antwoorden, dat Henna het niet geraden achtte, den Helm op te zware proef te stellen, door te nauwkeurige vragenen zoo duurde het harte- genot van de beide Engelberts voort. EeDige dagen had Harmen de gangen van den kleinen helm bespied, doch tevergeefs: men vond geen spoor van hem. Wel had men in de nabij heid van Herculo een man gezien, doch deze was van middelbare jaren en kon onmogelijk voor den kleinen Engelbert met den helm doorgaan. De zaak nam een onrustwekkend aanzien, en Henna oordeelde het raadzaam, met Nol, die veel van de wereld gezien had en veel van helmen wist, over dit geval te raadplegen, alvorens een besluit te nemen. „Nol!" dus begon Henna, „wat denkt gij over onzen kleinen Helm." „Wat zal ik er van zeggen: hij groeit fiks op en doet den heer van Ittersum alle eer aan." „En ons, die hem opgevoed en verzorgd hebben." „Ook gij kunt een goed Herculoër van hem maken." „Die onzen naam in alle landen zal bekend ma ken," voegde Harmen met zekeren trots er bij. „Dat bedoel ik nu niet: de guit loopt eiken avond weg en komt met een betrokken gezicht te huis." „Dan zal hij zich in de eenzaamheid oefenen in het stelenzooveel te beter vooruitzicht." „Als dat het geval was, Nol!" antwoordde Har men, „maar neeD, er speelt wat anders in." „Wat dan. Al was het de duivel, die moet er uit." „Wij kunnen hem nergens vinden," hernam Henna;" niets vreemds is zichtbaar, behalve een bejaarde vreemdeling, die op eenigen afstand gezien wordt." „Zóu de helm ook in hem werken?" „Pot droes, ja! nu, dan houden wij hem niet lang. Als een helmdrager zich gaat veranderen wordt hij gauw een baron." „En hoe zou het dan met ons gaan?" „Dan brengt hij ons allen voor de dingbank." Dat was eene openbaringhet benauwde zweet brak de anders zoo dappere Henna uit: akelige gedachten kwamen bij haar op, droevige lotgeval len stelde zij zich voor den geest. „Hij, dien wij verpleegd hebben, zal ons aan de galg helpen?" zuchtte zij. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1