t
N0. 3211.
A0. 1870.
Maandag
- 1 Augustus.
Gehuwde Onderofficieren.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
DE DING-DINGBANK VAN ITTERSUM.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regel.0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
(Ingebonden.)
Met genoegen ziet ieder Nederlander, wien hart
en hoofd welgeplaatst zijn, dat overal middelen
worden beraamd om te voorzien in de behoeften
der huisgenooten van hen, die de wapens moeten
opvatten ter verdediging van den vaderlandschen
bodem. Dit schildert den adel van ons volkska
rakter geheel af. De nood is daar en ieder ge-
voelt dat hij verplicht is met alle hem ten dien
ste staande krachten af te weren. Aan de roep
stem: „het land kan in gevaar komen!" is door
het volk geantwoord, door zich ter beschikking
der regeering te stellen. Het zijn niet alleen zij
die verplicht zijn de wapens op te vatten, die
.uitgetrokken zijn Of zich gereed maken om uit
ite trekken, zoodra de nood aan den man mocht
komen. Neen, ieder, wiens lichaamsgestel en om-
|.standigheden het toelaten, is reeds vertrokken,
l heeft zich ter beschikking der regeering gesteld,
,,of houdt zich gereed om op het eerste teeken
zich bij het leger te voegen. De militie is uitge
trokken, de schutterijen beschouwen zich als
vj.troepen, die zich gereed moeten houden, en dui-
-/zenden, die in deze termen niet vallen, bieden
I „zich vrijwillig aan. Daaronder telt men jongelin-
,.,lgen, die nauwelijks de kinderschoenen ontwassen
li zijn, en grijsaards, die reeds bij Waterloo den ver
overingszucht onzer naburen hielpen paal en perk
.stellen; men telt daaronder studenten, huisvaders,
zelfs gepensionneerde officieren van het Indische
leger, die, afstand doende van hunne vroegere
rangen, hebben aangeboden het geweer op te
nemen om als eenvoudige 6oldaten dienst te doen.
Het is eene atgemeene wapening die tot stand
komt. Wanneer een volk zoo bezield is, heeft het
"met Gods hulp niets te vreezen, dan is het groot
Jl: en sterk. Wij Nederlanders mogen in dien toe
stand hoopvol de toekomst te gemoet gaan; onze
geschiedenis leert ons, dat, wanneer het volk
eensgezind was, de grootste machten ons niet
konden schaden. Nederland is zeker niet geschikt
.1'
lj|
•Jl
tot den aanval, maar in de verdediging was het
steeds geducht en is het dit nog. Maar ieder kan
zijne vaderlandsliefde niet daardoor toonen dat
hij de wapens opvat; er zijn zoovele omstandig
heden, die sommigen beletten dat te doen, en zij
""die door eene of andere dezer omstandigheden
genoodzaakt worden te blijven, zij willen zich
toch niet aan hun plicht onttrekken: zij willen
op eene andere wijze nuttig zijn. Zij roepen den
strijders toe: „Gaat gerust heen, broeders! be
kommert u niet over het lot uwer vrouwen en
kinderen, wij nemen de zorg voor uwe huisge
nooten op ons! De plicht dien gij vervult is groot,
heilig en verheven! onze plicht zal het ook zijn;
wij zullen op onze wijze nuttig wezen, uwe lie-
"°*velingen zullen geen gebrek lijden, wij zullen
T voor hen zorgen zooals gij voor' ons zorgt
1 Wij mogen verwachten dat alle betrekkingen
der reeds uitgetrokken krijgers behoorlijk zullen
-n, verzorgd worden, maar opdat die zorg zich over
1
allen moge uitstrekken ben ik zoo vrij de respec
tieve commissiën aan eenigen te herinneren, die
anders misschien zouden vergeten worden, en die,
naar mijne meening, zoo goed als anderen aan
spraak hebben.
Er bestaan bij ons leger verscheidene gehuwde
onderofficieren en soldaten, meestal gunstig be
kende personen, die met toestemming van hun
regimentschefs getrouwd zijn. Deze menschen zijn
meestal arm, want hun soldij is gering. De ge
trouwde soldaten zijn de minst behoeftigen, want
de vrouwen zijn óf waschvrouwen óf marketent
sters en daardoor gaat het hen, naar hun stand,
nog al wel. Die vrouwen volgen het regiment in
tijden van oorlog, zij hebben dan wel een moei
lijk, maar toch een onbezorgd leven. Erger is het
met de onderofficieren gesteld. De rang dien zij
bekleeden veroorlooft niét dat de vrouwen zulke
betrekkingen waarnemen, als die der eenvoudige
soldaten; het punt van eer verbiedt dit, en dat is
goed, maar wat is hun lot?
Een sergeant heeft tusschen de 70 en 80 ct. daags.
Wanneer hij zijn brood, vrije woning en eenige
andere kleine voordeelen mederekent, heeft hij
ongeveer ƒ1 per dag, zoowat de verdiensten van
een ambachtsman, maar een ambachtsman behoeft
geen lid eeuer sociëteit te zijn, en als er wat
veel kinderen komen dan kan zijn vrouw het
een of ander er bij doen, dat de vrouw van een
onderofficier niet kau. Zoo lang er vrede is gaat
het zooals het gaat, de man doet eens een wacht
voor een meer gefortuneerd kameraad, of, schrijft
hij een goede hand, dan verdient hij daarmede
nog iets, maar komt er oorlog, dan wordt het
erger. De man, de broodwinner, gaat weg, en
ellende is een dagelijksche gast, want de man
heeft zijne soldij noodig, de vrouw en kinderen
hebben niets dan het vrije huis. Volgens mijne
informatiën kaD de zuinigste onderofficier zijne
vrouw en kinderen niet meer dan 25 cents per
dag toezenden. Wat moet er van die menschen
worden? Bij het trouwen moeteu die vrouwen
zich verbinden 1°. het regiment niet te volgen
en 2". niet ten laste van armbesturen te komen.
Te Gouda bevinden zich 5 zulke vrouwen en 9
kindereu. De vrouwen en kinderen der gehuwde
soldaten en onderofficieren van het leger wilde ik
gaarne der respectieve commissiën aanbevelen
ook zij zijn vrouwen en kinderen van uitgetrok
ken krijgers. Zullen wij, die te huis blijven en
ons moeten bepalen onze vaderlandsliefde door
ons geld te toonen, zullen wij partijdig zijn in
de verzorging der bloedverwanten van hen die
gereed ziju die vaderlandsliefde met hun bloed
te bewijzen? de V.
Leiden, 30 Juli.
Wij vernemen dat in de gisterenavond gehou
den tweede bijeenkomst der commissie tot onder
steuning der achtergebleven betrekkingen van
hen, die tot buitengewonen krijgsdienst zijn op
geroepen, verdere middelen ziju aangewezen en
vastgesteld om aan de zaak de meest mogelijke
publiciteit te geven. De commissie vertrouwt dat
het: „onbekend maakt onbemind" in omgekeerden
zin op haar zal worden toegepast.
Van de opwekking in ons nummer van 11.
Vrijdag geplaatst en heden herhaald, zullen in
ruimen getale afdrukken worden verspreid om
ook hen die geene couranten lezen, met het be
staan der commissie bekend te maken.
Verder werd geregeld de wijze waarop zij bij
het ondersteunen der gezinnen zal te werk gaan;
in het begin der volgende week mogen wij dien
aangaande eene mededeeling der commissie te
gemoet zien.
Ten einde reeds nu over eenige middelen te
kunnen beschikken, hebben de leden der com
missie, die allen ter vergadering tegenwoordig
waren, zich verbonden reeds nu hunne bijdragen
voor drie maanden te voldoen.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebe
stuur alhier, doet te weten, dat aan den Ontvan
ger der directe belastingen is ter hand gesteld
een, op den 26sten dezer maand invorderbaar
verklaard kohier van het patentrecht, over het
dienstjaar 1870 en 1871, houdende aanslagen voor
Wijk 6, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag
op den bij de Wet bepaalden voet te voldoen.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 109 tot 123 volwas
sen personen en van 39 tot 56 kinderen.
Aan de zwem- en badinrichting Rhynzigl zijn
gedurende deze week 1251 baden genomen.
Z. M. heeft goedgevonden van het vaderland
lievend aanbod van den luitenant-kolonel Mr. B.
J. Muller, op zijn verzoek eervol ontslagen kom-
mandant der dienstdoende schutterij te Haarlem,
waarbij hij zich beschikbaar stelt om weder met
het bevel over die schutterij te worden belast,
met erkentelijkheid gebruik te maken, en is ge
noemde luitenant-kolonel opnieuw benoemd tot
kommandant van de dientdoende schutterij te
Haarlem.
Aan den tweeden brief aan het Utrechtsch Dag
blad van en over het oorlogstooneel, dd. 27 Juli,
is het volgende ontleend:
„Zooeven verneem ik, dat de opstelling van het
Fransche leger is als volgt: Maarschalk Mac-
Mahon, met 4 inf.- en 2 cav.-divisiën te Straats
burg tot Saverne, aan den rechtervleugeldaarbij
komt nog eene divisie Afrikaansche troepen in
formatie. Generaal Bourbaki, met de keizerlijke
garde, thans geheel aangekomen en sterk
divisie grenadiers en zouaven, 1 divisie voltigeurs
en chasseurs, 3 brigades cavalerie, 1 brigade zware
karabiniers en kurassiers, 1 linie-lanciers en dra
gonders, 1 lichte guides en chasseurs cheval,
ligt in en om Metz, waarbij nog te voegen is het
korps van den generaal L'Admirault.
Bij Nancy en Thionville het korps van Maar
schalk Bazaiue, bestaande uit 5 inf.- en 2 cav.-
divisiën,zijndeeenedivisie van L'Admiraults korps.
Het groote hootdkwartier komt bepaald te Metz.
Aldaar zijn aangekomen 80 man van het eska
dron cent-gardes, en de keizerlijke equipages, be-
i
Oorspronkelijke Geschiedkundige Novelle
uit de tijden van Elarel V.
vierde hoofdstuk.
(Vervolg.)
Hij zou hem opleiden tot den dienst van zijnen
God, en tot zijnen opvolger voorbereidenal zijne
bezittingen zouden op zijn hoofd overgaan.
Groot was de vreugde der brave vinders, maar
voornamelijk van den goeden abt, dat het kind
gedoopt en alzoo, mocht het komen te sterven,
der eeuwige verdoemenis onttrokken was: den
Hemel hadden zij met een gedienstigen engel
vermeerderd.
Intusschen was het oog van den abt op een
bandje gevallen, dat het kind om den hals droeg
en waaraan eene kleine medaille was bevestigd.
Tot een aandenken verzocht hij een gedeelte
van dit metaal te mogen hebben, dat hij tot ge
noegen en blijde uitkomst der Herculoërs zonder
het bijzonder te bezien, in eene lade legde.
Hadde hij het beschouwd, dan waren de rampen,
die de Herculoërs juist te Ittersum veroorzaakt
hadden, eD hunne leugentaal aanstonds in het
heldere licht geplaatst gewordende kleine me
daille, die aanstonds volgens de gewoonten van den
tijd het kind op de borst was gehangen, droeg
het familiewapen van den heer van Ittersum,
en voorzeker zou de abt dit herkend hebben,
daar hij der familie van Ittersum niet vreemd
was, integendeel door deze oom genoemd en als
zoodanig geëerbiedigd werd.
Het benauwde zweet stroomde den Herculoërs
langs het voorhoofd, toen de niets kwaads ver
moedende abt om een gedeelte der bekende me
daille aanzoek deed. Zij haastten zich het kloos
ter te verlaten, bij het heengaan wel belovende
spoedig met het kind terug te komen, doch met
het vaste voornemen, om nimmer den drempel
van het klooster weder te betreden.
De kleine Engelbert werd door de Hercu
loërs gedurende de eerste dagen elders gebracht,
omdat zij wel dachten, dat de heer van Ittersum
en ook de abt van Windesheim hunne geheele
buurt zouden doen doorsnuffelen, of zij niet eenig
spoor van het kind zouden vinden.
Door de zorg van Henna bleef het kind in le
ven, en werd opgevoed met de melk eener geit:
later zullen wij gelegenheid hebben, hem meer
malen te ontmoeten, en te zien, welke gewoon
ten en gebruiken de niets deugende Henna hem
had ingeprent.
In den loop van den dag bespeurde de deugd
zame abt van Windesheim, dat het stukje me
daille met het wapen van zijn neef, den heer
van Ittersum, was voorzien: hij zond derhalve
terstond een renbode naar het een uur van daar
verwijderde kasteel Ittersum, gaf het stuk ge-
denkteeken mede en verzocht om inlichtingen.
Nauwelijks had deze bode een kwartier uurs
afgelegd, of, ter hoogte van Zuthmen gekomen,
kwam hem de jager van den heer van Ittersum
in pijlsnellen draf te gemoet: Zijn met bloed
bevlekte kleederen en met wonden bedekt aan
gezicht toonden reeds in de verte, dat er iets op
Ittersum gaande was.
Op eenigen afstand riep hij den bode toe: „Boos
doeners hebben hedennacht ons kasteel het on
derst boven gekeerd en een pasgeboren kind van
den schepen medegenomen."
„Had het kind eene medaille op de borst han
gen
„Volgens gewoonte ja, met het wapen."
„Is dit niet het wapen vroeg de bode uit
staande uit 30 rij- en voertuigen, 60 post- en trek
paarden, 30 rijpaarden. Het verder dienstperso
neel van den keizer en zijn militair huis is ook
aangekomen en zoo eenvoudig mogelijk samen
gesteld: twee kamerdienaars, een hofmeester en
twee koks voor den dienst des keizers. Het dienst
personeel van den keizerlijken prins is nog een
voudiger.
De adjudanten, die vier paarden moeten heb
ben, mogen slechts 2 bedienden medenemende
ordonnance-officieren met 3 paarden slechts éen;
daarentegen heeft de keizer verlangd, dat die
heeren uitmuntend bereden moeten zijn.
In het geheel is er zoowel voor den keizer
als voor zijn gevolg, geen sprake van groote
veld-equipage. In het algemeen gelooft men bij
het Fransche leger, dat met den aanval gedraald
wordt, om het Pruisische leger in zijn geheel te
kunnen aanvallen en spoedig een beslissenden
slag te kunnen slaan, ten eiDde den oorlogstoe
stand zoo kort mogelijk te maken. Al roepen
eenige heethoofden te Parijs: „naar Berlijn!" bij
het Fransche leger gelooft men, dat het zoo ver
niet zal komen, ofschoon het vertrouwen in een
roemrijken afloop algemeen is."
Bij Zr. Ms. besluit van den 25,ton dezer u®. 25
is bepaald: dat de officieren van de landmacht,
die zich in verband met de genomen maatregelen
tot handhaving onzer neutraliteit, buiten de vaste
standplaatsen hunner korpsen, of voor zooveel de
officieren der verschillende staven en dienstvak
ken aangaat, buiten de plaats waar zij, vóór het
nemen dier maatregelen, hunne dienstbetrekkin
gen uitoefenden, bevinden of moeten begeven,
genieten, met ingang van 22 dezer, een bijslag
op hun traktement, per dag en per hoofd, als volgt
een generaal 3, een hoofdofficier 2, en een
kapitein of luitenant 1.50. Voor lien, die tot het
houden van dienstpaarden gerechtigd zijn, wordt
gemelde bijslag voor ieder paard, waarvan zij zijn
voorzien, en hetwelk niet in door het Rijk ver
strekte lokalen wordt gestald, per dag met 25 ets.
verhoogd. De kapiteins en luitenants, behoorende
tot of dienstdoende bij de staven en korpsen of
onderdeelen, waaruit de geformeerd wordende
divisiën en brigades zijn samengesteld, genieteu
ieder voor eens op het tijdstip waarop zij in de
voormelde positie komen, als vergoeding voor uit
rusting, een bijslag op hun traktement van ƒ-KJ.
Voor de officieren, belast met de bij de gefor
meerd wordende divisiën en brigades ingestelde
en verder hierna vermelde dienstbetrekkingen,
waarvan de instelling door den min. van oorlog
bij dit besluit wordt gehomologeerd, wordt het
bedrag der schadeloosstelling voor bureaukosten,
per maand, vastgesteld als volgtvoor den chef
van den generalen staf, in vervanging van de
thans door hem genoten wordende vergoeding, op
ƒ200; voor den hoofd-inteudant en den intendant
der 1ste klasse bij het hoofdkwartier van het le
ger, voor ieder op ƒ150; voor de kommandanteii
der artillerie en der genie, ieder op ƒ40; voor den
kommandant van het hoofdkwartier op ƒ25; voor
den chef van den staf en den intendant bij de divi-
Windesheim, terwijl hij de medaille toonde.
„Ja, hoe komt gij er aan f"
„Eenige oude brave menschen
„Ja Herculoërs
„Hebben het kind bij ons gebracht: zij hadden
het gevonden."
„Neen gestolen."
„Mogelijk! Nu, zij hebben het weder medege
nomen, nadat de heer abt het gedoopt had en den
naam van Engelbert gegeven, waarop de vinders
zeer gesteld waren."
„Is het mogelijk! Het moest juist dien naam
dragen naar uwen heer abt."
„Hebben de Herculoërs, zegt gij, alles vernield
„Bij den droes, ja, wij hebben gevochten als
leeuwen."
„En toen?"
„Toen hebben zij het hazenpad gekozen."
„Waarheen
„Dat weten wij niet, wij hebben geen spoor
van hen kunnen vinden."
„Wat nu te doen?
„God weet het! de heer Schepen is buiten
zich van toorn en woedede goede mevrouw is
niet te troosten over het verlies van haar kind
dat met een helm geboren was."
Wordt vervolgd.)