verplicht bij den oorlog die is uitgebroken de
aandacht van scheepsbevelhebbers, reeders en in-
laders te vestigen op het gevaar en de nadeelen
waaraan zij zich zouden blootstellen, door in strijd
met de plichten aan onzijdige mogendheden op
gelegd eene werkelijke blokkade niet te eerbie
digen of oorlogscontrebande, militaire en voor eene
der oorlogvoerende partijen bestemde dépêches te
vervoeren.
In deze gevallen toch zouden de belangheb
benden aan alle daaruit voortvloeiende gevolgen
blijven onderworpen, zonder op eenige bescherming
of tusschenkomst, welke ook, van Zijner Majes-
leits regeering aanspraak te kunnen maken.
Ook zal tegen het uitrusten hier te lande van
oorlogs- of gewapende schepen, ten behoeve der
oorlogvoerende partijen, of de deelneming daaraan
door Nederlanders, alsmede tegen den verkoop
van oorlogs- of gewapende schepen aan de vijan
delijke partijen, en tegen het bouwen voor- en
toevoeren aan de oorlogvoerende partijen van trans
portschepen door de regeering ten strengste wor
den gewaakt.
Het plan der inkomsten-belasting ter vervan
ging van het patentrecht is ingericht bij wijze van
klassenbelasting, bedragende een half percent van
het inkomen. De belasting zal aanvangen met 1'.
October, otn de tegenwoordige buitengewone uit
gaven te dekken, welke noodig zijn tot de hand
having van onze neutraliteit.
Eergisteren zijn van uit het Nieuwediep twee
monitors een eindweegs in zee gegaan, en hebben
zich daar in de behandeling van hun geschut
geoefend.
Men brengt dit in verband met de te Schevenin-
gen gehoorde kanonschoten.
Er wordt medegedeeld dat het opperbevel over
de sterkte den Helder zal opgedragen worden aan
Z. K. H. Prins Hendrik, terwijl de zeemacht onder
het beheer van den schout- bij nacht Van der Meersch
zal gesteld zijn.
Aan Z. 11. den Koning is door een onzer aan
zienlijkste landgenooten, een naam dragende aan
allen bekend, als onafscheidelijk verbonden aan
het herstel onzer nationale zelfstandigheid
vergunning om hem te noemen is ons niet ge
geven, zoodat wij hem, uit vrees van eene onbe
scheidenheid te begaan, verzwijgen de volgende
missive ingezonden:
Aan den Koning.
Sirel
„Een geweldige oorlog is uitgebroken tusschen
onze twee machtige nabureD, en de gevolgen
welke dit onheil voor het Vaderland hebben kan,
vallen buiten alle berekening.
„Wij willen, met Uwe Majesteit, onzijdig en
onafhankelijk zijn, en het eenige middel om dat
te blijven, ligt in eene onmiddellijke en algemeene
volkswapening en in de ontwikkeling van alle
onze verdedigingsmiddelen.
„Om dat reuzenwerk goed en spoedig tot stand
te kuDnen brengen, heeft Uwe Majesteit de over
tuiging uoodig dat het volk van Nederland tot
elke opoffering bereid is om zijne zelfstandigheid
te behouden, en die convictie kan der regeering
niet anders geworden dan door de openbare blij
ken van aanmoediging, medewerking en vertrou
wen, welke haar de bevolking geven wil.
„In dien zedelijken en werkdadigen steun is
het werk- en volhardingsvermogen van Uwer
Majesteits Regeering van de mannen die ons
den weg banen uitsluitend gelegen.
„De ondergeteekende vermeent derhalve dat ook
zijn plicht medebrengt, Uwe Majesteit, in navol
ging van zooveel anderen, de verzekering aan
te bieden van zijne verknochtheid, en dat hij
bereid is zijne geringe krachten aan te wendeu
om de grootsche taak te helpen volbrengen, waar
ken Nol's bevelen zacht doch zeer verstaanbaar
onder de rij zwarten.
„Nu allen opgepast, niet sprekenéen gevangen,
allen gevangen: niet moorden," deze waren de
laatste bevelen, die Nol met vaste stem gaf.
Spoedig bad de bende over het ijs der gracht
het kasteel bereikt: geen hond liet zich hooren,
gelijk de zwavelkramer had voorspeld.
Met den koevoet werd spoedig de eiken deur
uit de duimen, waarop zij draaide, gelicht, en de
zwarten bevonden zich, na nog eene deur door
hunne sleutels te hebben geopend, op het binnen
plein.
Het was hun te doen om geld, en voornamelijk
om het pasgeboren kind met den helm.
Met hunne sleutels en breekijzers hadden zij
al spoedig eenige deuren geopend, die naar het j
binnenste gedeelte van het kasteel geleidden en j
stonden op het punt een sleutel in een hangslot
te steken, toen zij geraas bespeurden.
Zij waren ontdekt.
In het aangrenzende vertrek hoorden zij eene
vrouwenstem deu heer van Ittersum wekken met
de woorden: „Er bevinden zich dieven op het
kasteel; zij breken alle deuren open en zijn reeds
in de aangrenzende kamer."
Met éen sprong was de schepen op de been,
snelde langs een anderen kant naar de vertrek-
toe dit geslacht, met Uwe Majesteit vooraan,
thans geroepen is.
„Hij neemt tevens de gelegenheid waar Uwe
Majesteit, als blijk zijner begeerte en ook uit
naam van zijne vrouw en kinderen, bij deze
aan te bieden en te doen toekomen 3000 gulden,
om te helpen bestrijden de kosten van uitrusting
van Neêrlands schildwacht.
„Sire!
„Hij heeft de eer enz."
De Raad van beheer der Vereeniging tot be
vordering van 's lands weerbaarheid te Rotterdam,
maakt in een manifest vol geestdrift aan zijne
medeburgers bekend, dat het korps Koninklijke
Scherpschutters genoegzaam geoefend is om des
gevorderd den strijd te aanvaarden, maar de gel
delijke middelen mist, om in de noodzakelijke
uitrusting zijner manschappen te voorzien „Komt
gij ons daarin te hulp," zoo besluit dit stuk. „Er
moet nog veel worden gedaan. Ondersteunt ons
geeft, maar geeft dadelijk, geeft onbekrompen.
Dan zal Rotterdam waardig deelnemen aan den
strijd, die wellicht ons te wachten staat, en zal
de vijand, hij kome uit het Oosten of het Zuiden,
nu als voor twee eeuwen ondervinden, dat Neder
land door Neerlands zonen verdedigd, voor geen
vijand vreest en voor geen vreemde macht den
nek zal krommen."
Onder vele aanzienlijke ingezetenen der resi
dentie heeft de luit.-generaal C. P. Schimpf,
buitengewoon adjudant van Z. M. den Koning,
zich bij het korps Koninklijke Scherpschutters
doen inschrijven, zich bereid verklarende met het
korps als scherpschutter mede te velde te trekken.
Moge dit echt vaderlandslievende voorbeeld door
velen worden nagevolgd.
Tevens werd door den generaal de kas van
het kleedingsfonds van het korps door eene zeer
milde geldelijke bijdrage gestijfd.
Ook de heer graaf Van Limburg Stirum heeft
besloten, zoo het belang des lands dit vordert,
zich bij het korps Koninklijke Scherpschutters van
's-Gravenhage te zullen aansluiten.
Onder de nieuw aangekomen leden bij dat korps
mogen wij met genoegen baron Van Brienen, twee
zoons van den graaf Schimmelpenninck, de zoon
van den heer Van Reenen en meer andere leden
van.de aanzienlijkste familiën noemen.
Men zegt dat aan het Rijk bij den aankoop
van paarden overdreven eischen worden gedaan,
zoodat men wellicht tot den maatregel van ont
eigening zou moeten overgaan.
„Wij hopen," zegt hel Dagblad v. Z.-H., „én voor
de eer èn in het belang van onzen landbouwen
den stand, dat dit gerucht valsch is.
Voor zijne eer: omdat het van weinig vader
landsliefde zou getuigen, bij de bestaande om
standigheden op de schatkist, dat is op den zak
zijner medeïngezetenen, te willen speculeeren.
In zijn belang: omdat, wanneer werkelijk tot
de in uitzicht gestelde onteigening mocht worden
overgegaan, de onedele speculatie ongetwijfeld
op eene misrekening zou uitloopen."
Wie zou deze ferme woorden niet beamen!
Vanwege het dep. van oorlog zijn de noodige
stappen gedaan om leden van het korps der genie,
welke tijdelijk bij 's Rijks werken van anderen
aard zijn gedetacheerd, onverwijld weder in ef
fectieven dienst te stellen bij het korps, ten einde
behulpzaam te zijn bij de uitvoering der door de
tijdsomstandigheden geboden maatregelen.
Naar men verneemt, is een van de Eransche
oorlogschepen, die naar de Eems of de Oostzee
bestemd zijn, voor Harlingen op de zoo beruchte
Pollen vastgeraakt, en zal niet gemakkelijk af
te brengen zijn. 't Moet een groot schip wezen.
Dr. H. J. Vinkhuyzen te's-Gravenhage zal, naar
ken der bedienden, en een oogenblik later werd
eene forsche mannelijke stem gehoord, die alle
bedienden elk bij zijn naam riep, met bevel
onmiddellijk zich langs den linkerkant om het
kasteel op zijne slaapkamer te vereenigen.
Daarop ijlde hij terug, en riep hun in het heen
gaan toe: „denkt om al uwe wapens!"
Slechts eenige oogenblikken waren er verloo-
pen, toen de schepen zijne bevelen gaf aan de
hem in zijne slaapkamer omringende bedienden,
allen inderhaast, doch vrij goed gewapend.
„Jager!" zoo klonk zijne stem, „neem post voor
deze deur, opdat geen roover toegang hebbe tot
de kamer, waar mijn vrouw en de kinderen met
de minne zich bevinden.
Gij, Karei! vlieg als een haas naar buiten en
haal de honden; daarna aan de bel getrokken op
dat alle buren ons hooren en ter hulp snellen.
De pluimgraaf zal mij vergezellen overal waar
ik ga, en nu houdt allen goeden moed.
De overigen bestrijden de aanvallers naar om
standigheden."
Hij toefde eenige oogenblikken alvorens hij den
aanval begon, hopende van de honden goede hulp
te erlangen en door de buren op het gelui bij
gesprongen te worden. Hij kon niet vermoeden,
dat de honden allen dood waren en dat het touw
der klok door de dieven reeds verborgen was.
verzekerd wordt, met de waarneming van den
geneeskundigen dienst bij het hoofdkwartier be
last worden.
Het Journal U/liciel Frankrijks regeeringsblad,
constateert, dat het Dagblad van 's-Gravenhage, „on
danks de onpartijdigheid, die zijne houding (atti
tude) het oplegt," erkent, dat de bejegening, deu
Franschen gezant door den koning van Pruisen
te Ems aangedaan, eene ongerechtvaardigde be-
leediging is, en dat het Pruisen is geweest, dat
den oorlog gewild heeft,
In het verslag van het bestuur der Vereen, tot
bev. der bel. des boekhandels over 1869/70 wordt
gezegd, dat eene wet op het letterkundig eigen
domsrecht, naar men verzekert, bij het Ministerie
gereed is en weldra zal worden ingediend.
De telegrafische verbindingen tusschen de Sta
ten van den Noord-Duitschen Bond en Frankrijk
zijn verbroken.
Tot nadere aankondiging worden naar en over
Duitschland alleen telegrammen in de Duitsche,
Fransche of Engelsche taal verzonden. Bijzondere
telegrammen in geheim schrift worden op de
Wurtembergsche lijnen voorloopig niet toegelaten.
Z. M. heeft G. D. Thierens, op zijn daartoe ge
daan verzoek, eervol ontslag verleend als plaats
vervangend kantonrechter te Medemblik.
's-Gravenhage, 20 Juli. Z. M. de Koning heeft
gisteren de dienstdoende schutterij der residentie
geïnspecteerd.
Een groote toevloed van ingezetenen was zoo
wel op de plaats van aantreding als in de nabij
heid van de Maliebaan tegenwoordig.
Z. M. heeft de officieren op hartelijke wijze
toegesproken. Z. M. schetste den hachelijken toe
stand van het oogenblik, die het nemen van
voorzorgsmaatregelen noodzakelijk maakt, zoodat
ook de schutterijen geoefend en in staat van te
genweer moesten worden gebracht. Z. M. eindigde
onder het trekken van 'zijn sabel met den kreet:
Leve hel Vaderland! welke met een driewerf „hoe
zee!" en „leve de Koning!" door de officieren werd
beantwoord. Daarop voerden de onderofficieren
eenige handgrepen, de lading en het vuren uit
voor Z. M., waarop HD. zich huiswaarts begaf, ge
volgd door een ontelbare menigte, onder luide
hoezees en het zingen van de volksliederen.
Z. M., op het bordes van het paleis gekomen,
dankte het volk voor deze bewijzen van gehecht
heid.
's-Gravenhaoe, 21 Juli. Z. M. de koning heeft
hedenmorgen vroegtijdig in de Maliebaan weder
de oefeningen van de scherpschutters en andere
vrijwilligers, die zich daarbij hebben aangesloten,
bijgewoond. Ook nu bevond zich eene talrijke
menigte in den cmtrek. 's Konings komst en ver
trek gingen vergezeld van gelijke blijken van ge
hechtheid en trouw als de vorige dagen.
Hedenmorgen heeft een oud O.-I. soldaat
voor den koning bij 11. D. paleis een voetval ge
daan. Z. M. gaf hem alle hoop, dat het verzoek,
dat geheel van bijzonderen aard was, goedgunstig
zou worden verhoord.
Rotterdam, 20 Juli. De oproeping van het be
stuur der Vereeniging lot bevordering van 's Lands
Weerbaarheid aan de weerbare mannen in onze
stad, blijkt ook weder niet tevergeefs te zijn
geweest. Tot heden deden zich reeds 77 man bij
het Korps Koninklijke Scherpschutters inschrij
ven, en dagelijks belooft dat getal te vermeerderen.
Arnhem, 20 Juli. Gisterenmiddag te 6 uren werd
er op de weide aan den Westervoortschen dijk
alhier eene groote inspectie gehouden, over het
bataljon dienstdoende schutterij. Nadat de majoor-
kominandant de manschappen had geïnspecteerd,
werd er een carré geformeerd en hield de majoor
een toespraak iot de officieren en manschappen,
Spoedig was Karei met deze onrustbarende tij
ding teruggekeerd, zoodat er nu niets overbleef,
dan de dieven te verdrijven, althans aanstonds
zulks te beproeven.
In een oogenblik had hij een aantal lichten
ontstoken, gaf ieder zijner bedienden eene lantaarn,
om verzekerd te zijn den vijand, niet den huis
genoot te bestrijden. Deze maatregel was echter
overtollig. De dieven openden op dit tijdstip de
deur, die hen nog van den schepen verwijderd
hield, en met den koevoet zag men een grooten
kerel om zich heen slaan alsof hij dreigde, alles
onder zijne krachtige slagen te vernielen.
Achter dezen volgde een man, zwart gemaakt
gelijk de vorige, die een geweer aanlegde op
ieder, die het waagde den grooten man met den
koevoet te naderen.
Vervolgens stoven de andere drie dieven als
mede de vrouw het vertrek binnen en daar zij
naar de bevelen van den schepen geluisterd
hadden, wisten zij, waar het pasgeboren kind
moest gezocht worden.
De man met den koevoet bewoog zich lang
zaam in die richting: het was, zijn doel, naar
het scheen, door het geladen geweer beveiligd,
ongehinderd voort te gaan naar het kind.
Wordt vervolgd
waarin hij herinnerde, hoe een plotseling ontstane
oorlog tusschen twee n aburige mogendheden ook
misschien voor ons vaderland gevaar zou doen
ontstaan; hoe dan ook op de schutterijen zou
worden gerekend om den vaderlandschen bodem
te verdedigen. De majoor zeide, dat hij steed
zijne onderhoorigeu in plichtsvervulling zou voor
gaan en altijd bij en met hen zou zijn hij rekende
ook vast op de medewerking en deu trouw der
schutters, wanneer zij tot buitengewone diensten
zouden worden geroepen. Met God, voor Vaderland
en Koning! dit moest ook steeds de leuze van
dit bataljon zijn. Het driemaal herhaalde: leve
de Koning! dat uit aller monden klonk, bewees
hoe het geheele bataljon instemde met de woorden,
door zijn kommandant gesproken.
Zwolle, 19 Juli. In de zitting van den gemeen
teraad van heden is de mededeeling besproken
door den kapitein-ingenieur Kalft' aan het dage-
lijksch bestuur gedaan, van het voornemen om
zeven batterijen van twee stukken te leggen,
waarvan twee bij de spoorwegbrug over den
IJsel, een bij het scheidingspunt der beide spoor
wegen van den Deventer straatweg en vier in
de onmiddellijke nabijheid der stad. Naar men
verneemt heeft de raad, met bereidverklaring
om over den afstand van grond voor de batterij
aan den IJsel in onderhandeling te treden, voor
het overige geen wettelijken grond gevonden, oin
in het verzoek van den ingenieur tot verderen
afstand van grond te treden.
Groningen, IS Juli. Wij hebben hier reeds een
private oorlogsvertooning in het klein gehad. Twee
Pruisische stukadoors, die „levePruisen!" riepen,
zijn iu contact gekomen met een Groninger, dit
„leve Holland!" riep. Onze Groninger is zeer ge
vaarlijk met messteken verwond.
Het gerucht verspreidt zich hier dat twee
Pruisen, zijnde spionnen, door den kommandant
van Delfzijl zijn aangehouden. Zij gaven voor,
kooplieden te zijn, hunne papieren kwamen ech
ter hiermede niet overeen.
Koevorden, 17 Juli. Heden in den vroegen mor
gen zijn de bewoners dezer stad uit den slaap
gewekt en door de regeering aan het werk ge
steld tot slechting van de wallen dezer veste.
Eenige honderden personen zijn daaraan werk
zaam. Er moet dag en nacht gewerkt worden.
's-Hbrtogenbosch, IS Juli. Eenige oud-officieren
der schutterij, waaronder de heer S. A. Luyckx
alhier, voormalig kapitein, hebben gevraagd om
weder in activiteit te worden gesteld.
Brieven uit Gouda.
Mijnheer de Redacteur!
Eenige dagen geleden bevond ik mij te Kui
lenburg, en bewonderde de stilte die in dat stadje
heerscht. Mijne sigaar rookende stond ik op den
6toep van het huis waarin ik mijn intrek had
genomen, bezig met niets te doen, of, zooals de
Franschen zouden zeggen, te ilaneeren. Met ver
bazing zag ik eensklaps eene opeengepakte me
nigte volks uit de Binnenpoort te voorschijn ko
men; het was een werkelijke oploop in de straks
schijnbaar uitgestorvene stad.
Zooals altijd en overal, in die gevallen, opende
een partij jongens van 10 tot 15 jaren den stoet;
daarop volgden dames, zonder signon of parasol,
en daarachter de hoofdpersoon, een langharige
bruine Zigeuner, met hooge laarzen, linnen kaf
tan en lange pijp, vergezeld van den veldwachter
of diender, ik weet niet welken titel de Kuilen
burgers den vertegenwoordiger van de sterke
hand der wet toekennen.
De stoet ging voorbij, en spoedig vernam ik
dat er berenleiders voor de poort waren, die den
burgemeester verzoeken wilden in de stad te
mogen komen, en dat de pas voorbijgetrokkene
daartoe naar den burgemeester werd gebracht. Het
duurde niet laDg of de stoet keerde terug. Treu
righeid stond op het gelaat van den Zigeuner
geteekend, en de blik, dien hij over de joelende
menigte wierp, deed mij pijnlijk aan. De arme
man was afgewezen; hij mocht met zijn gezel
schap de stad niet binnenkomen. Ik vernam nu
dat er even buiten de stad twee Zigeunerfamiliëu
waren gekampeerd, bij zich hebbende éen paan,'
en twee beren, waaruit ik opmaakte dat het de
zelfde lieden waren, die volgens uw blad een
paar dagen te voren te 's-Gravenhage werden
afgewezen, ofschoon H. M. de Koningin hen min
zaam had aangesproken.
Ik vroeg mij af, waarheen die arme lieden
zich moesten begeven, nu zij zoo onmeedoogend
werden afgewezen, en wat er van hen moet
worden, indien alle burgemeesters handelen als
die van den Haag en Kuilenburg. Zijn wij in
zulk een onherbergzaam land, dat men den ar
men zwervenden vreemdeling weigert om zich
met vrouw en kinderen gedurende den nacht op
den killen vochtigen grond neder te liggen want
meer verlangt de Zigeuner niet. Wat hebben die
menschen gedaan, dat men ze overal verjaagt?
Is het omdat zij arm zijn? Maar dat moest juist
een prikkel wezen om hen wel te behandelen. Wie
zich noemt belijder van een godsdienst die liefde
predikt, mag den Zigeuner zoo min als ieder
ander natuurgenoot verstooten. Is die Zigeuner