ADVERTENTIE BI. Bij G. VOET kan dadelijk een geplaatst worden. HËIMMmchïI "ematigdheid zou ons lot dea laagsten raDgdoen fdalen !W|ln antwoord aan den heer Gambetta doet de Minister het beleedigend gedrag van Pruisen ten Opzichte van Frankrijk uitkomen. De minister van oorlog legt een keizerlijk be- luit over, waarbij de geheele nationale garde iu 1 Ctieven dienst wordt opgeroepen. Met algemeene temmen wordt de urgentie verklaard. 'Sloe minister Segris vraagt een krediet van 16 ïillioen voor het ministerie van marine. -tJDe minister van buitenl. zaken, de hertog De "'■ramriiont, zegt: „Indien wij langer hadden ge dacht," zouden wij aan Pruisen den tijd hebben ïgeven om zijne uitrusting te voltooien. Boven dien, dit eeue feit is voldoende: Het Pruisische 'djuvernement heeft al de gouvernementen onder- =echt, dat het weigerde onzen gezant te ontvan gen, terwijl men nog in onderhandeling was. adien iu mijn land een Kamer aanwezig was leiie dergelijke handelwijze zou kunnen verdra den, ik zou geen vijf minuten langer minister D, lijven." ai De Kamer zal hedenavond te acht uren bij eenkomen, om over de door het ministerie aan- kteboden ontwerpen te beraadslagen. de Wetgevend Lichaam AvondzillingNa ern- cr.ige discussie gaat men ter stemming over. Het kre- iet van 50 millioen voor oorlog wordt toegestaan etiet 246 tegen 10 stemmen; dat van 16 mill, voor hnarinemet 243 tegen 1 stem; het ontwerp betref- jende het oproepen der mobile garde, wordt met 243 a.egeo 1 stem, en het ontwerp, houdende machti ging tot het werven van vrijwilligers gedurende :llen oorlog, met 244 tegen 1 slem aangenomen. )e zitting wordt opgeheven. e Berlijn, 16 Juli. Het Saksische leger is mobiel e erklaard e Het gerucht loopt dat Fransche troepen in ...uxemburg bespeurd zijn. (Pari. telegram.) Qi Gemeenteraad van Leiden. ic Zitting van heden. Geopend te 2 uren. I Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Tollens, Hubrecht, )e Fr emery, Goudsmit, Tieleman, Le Poole, Eigeman, ^3ijleveld, Scheltema, i)u Kieu, Cock, Dercksen, Van ikdeukelom, Van Outeren, Uriessen, ELrantz en Van kV en sen. Alwezig met kennisgeving de heer ïïarteveld, we gens afwezigheid uit de gemeente, i)e notulen van het verhandelde in de vorige ver gadering worden gelezen. i)e heer Eigeman bad geene aaomerkingen op de r'iotulen. Zijn duel was te verklaren, dat, indien hij in r-le vorige zitting aanwezig had geweest, waarin spr. i loor alwezigkeid uit de gemeente verhinderd was, Inj l^net kracht het adres zou ondersteund hebben vau iet armbestuur tot verplaatsing van het archief uit le arinbakkeri). De notulen worden hierop goedgekeurd. Ingekomen zijn verscbillenue dispositiën van Ged. Staten dezer provincie, houdende goedkeuring van on- r-lerscheideue raadsbesluiten bevorens genomen. Eene hoogst belangrijke mededeelmg vernamen (vij na de kennisgeving dezer ingekomen stuk ken, van den heer burgemeester, eene mededee- die een verblijdend antwoord geeft op het [j.JLuk van A over de geprojecteerde spoorvveglijn ^Leiden— Utrecht in het nummer van ons blad van Vrijdag opgenomen. ic De heer V. Brandeler zeide hoofdzakelijk, dat r3at naar aanleiding van de aangevraagde con cessie tot den aanleg van een lijn Leiden-Utrecht, e3ene commissie van Burgemeester en Wethouders gsich in verbinding heelt gesteld met de conces sionarissen. IN adat de commissie zich overtuigd had van ien ernst van het plan en de kracht, die concessi onarissen zouden aan den dag leggen om dit te everVv&eulijken, heelt de commissie ineen bijeen komst met den minister van binnenlandsche za ken, dit plan ten sterkste aanbevolen en het be hang in het licht gesteld dat Leiden en de Rijnstreek .daarbij hebben. De minister was ook zeer met die lijn ingenomen en gaf de toezegging, dat waa nneer de desbetreffende stukken ingekomen wa- iiren en daaruit mocht blijken dat er waarborgen de uiivoenug van het plan aanwezig waren, hij met alle kracht deze zaak zou verdedigen. (Deze mededeeling werd. zichtbaar door alle leden cmet genoegen vernomen.) Voorts behoorde onder de ingekomen stukken een adres van den directeur der grofsmederij, houdende een verzoek tot vrijstelling Yan boete wegens te laten laauvoer van materiaal, en een voordracht tot benoe van een leeraar iu de Eranscbe taal aau de 'inrichting van hooger en middelbaar onderwijs al- 'hier. t Alsnu werd overgegaan tot de behandeling van de !üan de orde gestelde onderwerpen. Tot hulpuuderwijzer 2de klasse aan de openbare school vuur meer uitgebreid lager ouderwijs 1ste kl. Voor jongens, werd benoemd de heer J. J. Wij ten- burg alhier, met II stemmen van de 19 aanwezige leden, waarvan 5 blancobriefjes inleverden. De beuoemde stond op de voordracht met de heeren 'G. Huisman te Breda en J. J. Van Wijk te Haarlem, j Wegens de aiwezigheid uit de gemeente van de heeren Lezwijn en Buys werden ter afdoening van 'de loopende zaken, tot tijdelijke leden in de commissie van financiën benoemd de heeren Krantz en Har- Ie veld. Het voorstel van B. en Ws. tot onderhandsche verpachting van den tol aan het Zijlhek en de Span- jaardsbrug werd zonder discussie met algemeene stem men aangenomen. Thans waren aan de orde de verordeningen voor het genot van het duinwater. (Het gemeentebestuur geeft aan de bladen al hier geen inzage van stukken, als deze niet pu bliek verkrijgbaar zijn gesteld. Hierdoor zijn wij weder buiten staat iets van den inhoud dezer verordeningen te weten. Voor zoover wij uit de discussie hebben kunnen opmaken, moeten de voornaamste bepalingen over den prijs waartegen het water verkrijgbaar is, loopen. Dat het dagehjksch bestuur toch eenmaal be- iSeffe hoe moeilijk het voor een verslaggever is, bij gewichtige quaestiën deze als onbeslagen ter ijs te komen. Iu andere gemeenten, zooals den Haag, Amsterdam en Rotterdam, worden de stuk ken öl vóór de behandeling iu openbare verga ring, in het zitting-verslag opgenomen, öf aan de bladen ter inzage gegeven. Zon daarop voor Leiden geen middel te vinden zijn. B. en Ws. weten het, 't is nog een ouden grief van het Leidsch Dagblad.) Wij keeren terug tot de discussie over de veror deningen voor het genot van duinwater. De heer Bijleveld bracht in henuneriug, dat het vroeger besluit van den raad om het duinwater tegen betaling te verstrekken, voornamelijk steunde op de vrees dat daarvan een te roekeloos gebruik zou wor den gemaakt. Nu is sinds eenigen tijd eene proefne ming in werking, waarbij het water gratia verstrekt wordt. Dit gaf spr. aanleiding om deze vraag tot het dagelijksch bestuur te richten. Heeft de ouderviiiding geleerd, dat dit bezwaar zich werkelijk heeft bevestigd? Is er, nu dat water gratis wordt verstrekt, waar genomen, dat het minder op prijs wordt gesteld en op roekelooze wijze verbruikt wordt? De voorzitter. Juist het tegenovergestelde is het geval. De ondervinding beeft geleerd, dat het water zeer gewaardeerd wordt en daarmede met geen roeke looze hand wordt rondgesprongen; ook zijn er tot dusver van den opzichter bij iedere pomp geen klach ten hieromtrent ingekomen. De heer Bijleveld dankte den voorzitter zeer voor dit antwoord en gaf in overweging, nu geconstateerd was dat het bezwaar niet bestond, de proefneming voort te zetten en nog niet over te gaan tot de behandeling van de verordening en bet concept-raads besluit. Deze overweging formuleerde hij in dit voor stel: hulde doende aan den ijver waarmede het dage- lijksch bestuur ten deze gehandeld heelt, te besluiten om bet concept-raadsbesluit en de verordening onbe paald uit te stellen. Het voorstel werd voldoende ondersteund. De heer Du Rieu was tegen de meening van den vorigen spreker en wilde het water doen betalen op grond van twee argumenten, te weten dat anders de belastingschuldigen zullen betalen grootendeels Yoor hen die niet in de belastingen deelen, en in de tweede plaats, dat niet alleen van het water gebruik wordt gemaakt door hen die niet kunnen betalen, maar ook door hen die dit wel kunnen. Hij zou zelfs een hoogeren prijs dan in de veror dening willen stellen. De heer Tollens zou, indien hij vroeger tegen de kostelooze verstrekking van water ware geweest wegens roekeloos gebruik, door den den beer Bijleveld tot een ander gevoelen gebracht zijn, maar spr. had vroeger een andere reden om geen gratis water te verschaften, in zoover hij juist de betaling beschouwde als maatstaf voor de hoeveelheid die moest worden aangevoerd, kortom als controle voor de behoefte. De heer Hubrecht ondersteunde zeer sterk het voorstel Bijleveld. Hij deed uitkomen hoe graag de bevolking van de buurten in de nabijheid der schuiten, op het duinwater was, zoodat de kuipen reeds vroeg op den dag ledig zijn en reeds twee aanvragen van andere wijken zijn iugekomen om in hetzellde genot te worden gesteld. De heer Cock bracht in berinnering, dat bij de vroegere discussie nog een ander punt werd aange voerd om geen gratis water te geven. Het was, dat het tegen alle gezonde regelen der staathuishoudkunde indruist om bedeeling te geven waar deze niet hoogst noodzakelijk is. Men moest de lagere klasse niet wen nen aan bedeeling wanneer er niet de hoogste nood zakelijkheid bestond. De heer Bijleveld ontkende niet dat deze stelling in het algemeen waar was, maar de heer Cock was in gebreke gebleven haar te bewijzen, n. 1. dat er geene noodzakelijkheid bestond. Spr. nu toonde met verschillende argumenten aan dat dit wel het geval was. De heer Goudsmit zag ia de gratiswaterverstrek- king een daad, gevorderd door het maatschappelijk belang, namelijk den algemeenen gezondheidstoestand. De Voorzitter was het ook eens dat het op den weg van een gemeentebestuur lag te zorgeu voor goed drinkwater en in deze gemeente heeft men dit niet overal. Het bestuur moet daar tusscben beiden komen door goed en gratis water te leveren. De heer Goudsmit betoogde, dat het verstrekken van kosteloos water gelijk stond met het verschaften van de gelegenheid om kosteloos te baden, zouals in vele gemeenten geschiedt. Welnu, dat water om te baden staat gelijk met zuiver drinkwater. Nie mand zal daarin eene bedeeling zien, maar het verschaffen van eene gelegenheid ten nutte van de algemeene volksgezondheid. De heer De Eremery werkte het sustenu uit, dat, als de stad kosteloos licht en bestrating geeft, de burgers wel een geriugen prijs voor goed water kunnen missen. De heer Tieleman behoorde ook tot de meerderheid die tegen gratis-waterverstrekking was, op grond voor zijn vrees dat bet roekeloos zou gebruikt worden. Is u de voorzitter geconstateerd had, dat er geen mis bruik werd gemaakt, dat spr. niet kan beoordeelen, wel gelooven, is zijn bezwaar vervallen en zal hij stemmen vóór het voorstel Bijleveld: De heer Krantz stond da meening voor, dat de prijs zoo gering was, dat ieder inwoner dezer gemeente dien kon betalen. De heer Van Ueukelom bracht in het midden, dat het verstrekken van gratis duinwater eene voort zetting is van de publieke pompen. Nu die verval len zijn omdat het water slecht is, is er geen rede lijke grond aan te voeren om het water uit de waterleiding tegen betaling verkrijgbaar te stellen. En dat er niet roekeloos mede omgesprongen wordt, daarvan is spr. overtuigd; zelfs weet hij dat in zekere buurt, waar niet de rijkste standen van de stad wo nen, een soort van politie over de waterbak wordt uitgeoefend, opdat er niet meer uitgenomen worde dan naar evenredigheid der behoefte. Het voorstel van den heer Bijleveld werd alsnu in stemmiug gebracht en aangenomen met 12 tegen 7 stemmen. Voorde heeren: Stoffels, De Fremery, Eigeman, v. Wensen, v. Outeren, Goudsmit, Driessen, Hubrecht, v. Heukelom, Bijleveld, Tieleman en de Voorzitter. Tegen, de heeren Krantz, Tollens, Cock, Du Rieu, Dercksen, Scheltema en Le Poole. Hierop werd het praeadvies op het adres van J. Bij leveld, houdende verzoek om pensioen, zonder discussie aangenomen, en daar niets meer aan de orde was, de vergadering gescheiden. STATEN-GENERAAL. Door 25 leden der Eerste Kamer werd deelgenomen aan bet sectie-onderzoek over de Suikerwet, waarvan het voorloopig verslag heden is verschenen. Eenige leden, die in het belang van stabiliteit en tot behoud der suikerindustrie, vooropstelden, rege ling bij de wet wenschelijk te achten, keurden het gronddenkbeeld dezer wet, dat geen ander was dan dat der Agrarische wet, nl. intrekking der gouver nementscultuur, ernstig af. Zij zagen evenwel voor een deel geen beslissing over beginselen in deze wet, maar alleen over de vraag, of de aanneming dezer wet, na die van de Agrarische wet, het belang der suikerindustrie bevorderen zou Bij aanneming nu dezer voordracht, meenden die leden, bestond er, door den overgangstijd van 20 jaren, althans eenige kans, hoe weinig ook, op het blijven bestaan van eene vrije suikercultuur, terwijl bij verwerping der wet, de Regeering die cultuur zou kunnen regelen bij besluit, waardoor meer kans bestond tot geheele opheffing daarvan. Uit vrees alzoo voor grooter kwaad zouden zich die leden met de voor dracht vereenigen, hoewel zij noode opnieuw een stap zagen doen tot vernietiging der gouvernements cultures. Er waren echter andere leden, die niet tot ruik een besluit konden komen. De vooratanders zelf der vrije cultuur erkenden, dat daarnaast de gouverne mentscultuur kou blijven bestaan, terwijl juist deze wet daarover bet doodvonnis uitspreekt. Mocht de Regeering de suikercultuur bij verwerping der wet regelen, dan droegen zij daarvoor ten minste niet de verantwoordelijkheid. Vele andere leden zagen in deze, evenals in de Agrarische wet, eene beslissing in den langdurigen strijd over koloniale beginselen. Nu is beslist, dat de gedwongen beschikking over den grond en arbeid van den inlander zal ophouden, moest die strijd over onderdeelen niet worden voortgezet. De meerderheid zag in deze wet eeue geleidelijke, voorzichtige, gema tigde en eerlijke toepassing van art. 56, alinea 6 van het Reg.-Regï. Zij kenden aan de wet een meer con servatief dan destructief karakter toezij wezen op de suikerondernemingen, die nu reeda geheel vrij werkten, en op de kansen, ook volgens de tegenstan ders, op het behoud ook na 20 jaren, van de suiker cultuur. Een der leden ging nog verder. Hoewel ook hij de loslating der gouvernements-cultuur op eenmaal niet mogelijk achtte, meende hij, dat de termijnen van 1870 en 1890 te ruim waren, en de beschikking over de gronden ingekrompen bad moeten worden. EERSTE KAMER. Tijdelijk voorzitter de heer Mr. W. H. Cost Jordens. Al de ministers zijn tegenwoordig, behalve de minister van buitenl. zaken. De notulen der vorige vergadering worden ge lezen en goedgekeurd. De waarnemende voor zitter geeft het woord aan den heer Van Nispen v. Pannerden, die 't gevraagd heeft. Interpellatie omtrent de verhouding van Nederland tot de bevriende naburige mo gendheden. De heer Van Nispen v. Pannerden: Zoolang ik de eer heb lid dezer vergadering te zijn, heeft naar mijne bescheiden meening 't vaderlaud niet in zoo gewichtige en moeilijke omstandigheden verkeerd als nu, door den uitgebroken oorlog. Met belangstelling heb ik in de Ned. Staals-Couranl van gisterenavond 't navolgende gelezen. Bij de ernstige verwikkeling, welke tusschen twee bevriende naburen is ontstaan, heeft 's ko- nings regeering de verschillende kabinetten doen weten dat zij, mocht de oorlog uitbreken, besloten heeft eene strikte neutraliteit aan te nemen en te handhaven." Die mededeeling heeft spr. met genoegen gele zen, maar naar aanleiding daarvan wensciit hij de vergadering verlof le vragen tot de regeering twee vragen te richten, betrekkelijk de gevol gen van dat besluit. Spr. vindt geen vrijheid dat verlof te vragen voor eeue openbare vergadering, maar is bereid die vragen te doen in eene ver gadering met gesloten deuren, 't ls ook daarom dat hij de vragen nog niet wil doen, tenzij de regeering dit verlangt. De waarnemende voorzitter stelt aan de Kamer voor, den heer Van Nispen 't gevraagde verlof te verleeneu. De heer Cremers heeft bedenking tegen 't voor stel, zooals 't wordt gedaan. Wel heeft hij geen bezwaar tegen 't verleenen van het verlof, maar indien dit voorstel impliceert dat de Kamer dit verlof verleeue in eene zitting met gesloten deuren, dan zou hij er zich niet mede kunnen vereenigen. De heer Duymaer van Twist verklaart zich in denzelfden zin als de vorige spreker. De Voorzitter zegt dat het zijne bedoeling was eerst in 't algemeen ie doen uitmaken dat de Kamer 'l goed vindt den heer Van Nispen 't verlof te verleenen, om dan nader te doen beslissen of dat zal geschieden in eene openbare dan wel in eene gesloten vergadering. De Voorzitter: Ik stel dus aan de Kamer voor om aan den heer Van Nispen in 't algemeen verlot te verleenen. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter: Is de Regeering bereid te ant woorden op de vragen, die door den heer Van Nispen worden gedaan? De minister van binnenl. zaken De Regeering, onbekend zijnde met de vragen van den heer Van Nispen, kan moeilijk zeggen dat zij bereid is daarop te antwoorden. De heer v. Nispen poseert de beide vragen 1°. Kan de Regeering ook eenige inededeeliug doen over de opname harer verklaring van onze strikte neutraliteit le willen handhaven, door de beide oorlogvoerende partijen of door een der partijen 2°. Welke maatregelen zal de Regeering nemen om Nederland in staat te stellen die strikte neu traliteit te handhaven, en zoo 't onverhoopt noo- dig is, te verdedigen? De minister v. binnenl. zaken zegt bereid te zyn, dadelijk op die vragen te antwoorden. Wat de eers te vraag betreft, moet hij zich echter voor- behouden daarop 't antwoord schuldig te blijven, omdat de minister v. buitenl. zaken verhinderd is in deze vergadering tegenwoordig te zijn. 2°. De Reg. is voornemens de uoodige maatregelen, tot handhaving onzer onzijdigheid zoo spoedig moge lijk bij de Wetgevende Macht aanhangig te maken. De beer v. Nispen stelt aan de Kamer voor, naar aanleiding van 'l antwoord des ministers op de eerste vraag, een naderen dag te bepalen tot voortzetting dezer interpellatie, en intusschen de Regeering in de gelegenheid ie stellen, dat op dien dag de minister v. buitenl. zaken tegenwoordig zij. De voorzitter vraagt aan de Regeering, wan neer zij meent een meer bepaald antwoord op de eerste vraag te kunnen geven De minister v. binnenl. zaken vleit zich dat de Reg. dit in de volgende vergadering zal kun nen doen. De heer Cremers wenscht daar te laten de re den die er kan bestaan voor de mettegenwoor digheid van den minister van buitenl. zaken. Acht Zijne Excellentie 't niet in 't belang des lands oorbaar om reeds nu mededeelingen aan de vertegenwoordiging te doen, spr. zal 't bem niet ten kwade duiden, inaar als dit niet 't geval is, dan zou hij de Kamer in overweging willen geven den minister nog staande de vergadering' te doen ontbieden. De minister van Binnenl. Zaken: Namens de Regeering moet lk aan de Hamer verkla ren, dat zij voor dit oogcnbllk niets verder te voegen heeft bij 't geen zij ln de Staats courant van gisterenavond heeft medegedeeld. Nadat nog de heeren Michiels v. Kessenich, Cremers, v. d. Lek de Clercq, v. Swinderen, de voorzitter, de minister van binnenl. zaken en Smit het woord hadden gevoerd, stelt de voor zitter aan de Kamer voor te bepalen, dat de voort zetting dezer interpellatie zal worden bepaald op de eerstvolgende bijeenkomst, en tevens de regee ring uit te noodigeu den minister v. buitenl. za ken te verzoeken op die vergadering tegenwoor dig te zijn. Geen der leden vraagt meer het woord; dien overeenkomstig wordt zonder stemming besloten. LAATSTE BER1CHTJEN. Wij vernemen dat ons garnizoen in de kazerne geconsigneerd is om op het eerste telegram naar de grenzen uit te rukken. Hedenmiddag is een gedeelte der schutterij alhier opgeroepen om de wachten te betrekken, o. a. bij het detentie-huis. 's-Gravenhage, 16 Juli. Bij kon. besluit van 14 Juli 1870 N®. 18 is de beer W. Proegholt, thans ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Leende c. a„ benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Baard. Naar wij vernemen, zijn bij de oproeping van de miliciens van alle lichtingen, alleen uit gezonderd de lotelingen, die dit jaar bij de ca valerie, veld- en rijdende artillerie zijn ingedeeld. De opgeroepen manschappen begeven zich recht streeks naar hunne korpsen of standplaatsen. Het voornemen bestaat, om de kampen, die op som mige plaatsen worden gehouden, op te breken. Door het kiescollege in het Synagogaal res sort van 's-Gravenhage, bijeengekomen den 14d>11 Juli jlzijn benoemd tot leden der centrale oom- missie tot de algemeene zaken der beide Israëlie- 'ische kerkgenootschappen in Nederland: de hee ren Mr. D. Polak Daniels en J. E. Andries, beiden te 's-Gravenhage. Wij ontvangen uit 's-Gravenhage van onzen cor respondent de volgende mededeeling. De binnenlandsche telegraafdienst is, ten ge volge der tegenwoordige omstandigheden, dermate met dépêches overladen, dat het Rijkstelegraaf kantoor alhier zich verplicht heeft gezien te 2 uren het volgende aan te plakken „Ten gevolge van ophooping, worden alle aan geboden telegrammen per post verzonden." Dépêche, welke, te 2 uren aangeboben, niet is kunnen worden verzonden: „'s-Gravenhaoe, 16 Juli. In de eerste Kaïner heeft de heer Van Nispen de regeering geïnterpelleerd 1°. over de opname onzer verklaring tot inachtneming onzer neutraliteit en 2". welke maatregelen dé regeering deukt te ne men om die neutraliteit te handhaven en, zoo noodig, te verdedigen? De beantwoording dezer vragen is uitgesteld tot de eerstvolgende bijeen komst der Kamer, omdat de regeering nog niet bij machte is op dit oogenblik iets anders mede te deelen dan wat de Staats-Courant hedeu bevat. Daarna zijn 12 kleine wetsontwerpen aange nomen." (Per telegraaf). Uitslag van den grooten inter nationalen zangwedstrijd voor mannenkoor te Rotterdam. (Tweede afdeeling, uitgeschreven voor Neder- landsche liedertafels gevestigd in gemeenten van meer dan 20000 zielen.) Eerste prijs, een gouden medaille en 150, uit geloofd door de gemeente Rotterdam, behaald door de Manneuzangvereeniging van Utrecht. Tweede prijs, een zilveren medaille en f 75, door de liedertafel Caecilia van 's-Gravenhage. Derde prijs, een zilveren medaille, door de lie dertafel Souvenir des Montagnards te Tilburg. Vierde prijs, een bronzen medaille, door de lie dertafel Concordia te 's-Gravenhage. (Per telegraaf.) De Tweede Kamer is bijeen geroepen tegen Dinsdag 19 Juli a. s. PROGRAMMA VAN MUZIEKUITVOERINGEN. societeitstent in het BOSCH te 's-GaAVENHAGB. Zondag 17 Juli, des namiddags te 2 uren, door het muziekkorps van het regiment grenadiers en jagers, onder directie van den heer F. Dunkier. No. 1. Marcbe d'Attaque, Rutier. 2. Ouverture de l'opéra: Les Erantais en Espagne, Fesca. 3. Fau- taisie sur Rigolello, opéra de Verdi, Sellenik. 4. Morgenblëtter, Walzer. (le exécution) Strauss. 5. Ouverture sur l'Hy nine National Russe. Dunkier. 6. Fanlaisie sur l'opéra de Halevy: Les ilousque- taires de la Reine, Dunkier. 7. Die Jagerin, polka, Ziehrer. en BJlNHJONGBNS tegen hoog loon vast werk begeerende, vervoegen zich bij P. LOEBER, Noord einde, N". 15,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3