i\°. 3199.
A0. 1870.
Maandag
18 Juli.
HANDHAVING ONZER ONZIJDIGHEID.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
DE DING-DINGBANK VAN ITTERSUM.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.00.
3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- ep Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan.
De politiek heeft er nu eenmaal aan ge
wend dat de gebeurtenissen onze oogen voorbij
vliegen met eene inderdaad fautastische snelheid.
Welk een snelle vaart namen zij niet in de laatste
dagen! Een ieder dacht nu aan niets anders
dan dat de gekroonde hoofden en staatslieden
gingen uitrusten van de vermoeienissen en be
slommeringen van een langen en werkzamen
winter.
En hetgeen men las èn hetgeen men vernam,
wettigde dit denkbeeld: De keizer van Rusland
ging op reis, koning Wilhelm ging de baden ge
bruiken, Napoleon III de genoegens van St.-Cloud
zoeken om de jicht te vergeten, Von Bismarck zat
rustig te Varziu, de algevaardigden van den
Noord-Duitschen Rijksdag vertrokken naar hunne
familiën, het Fransclie Wetgevend Lichaam zou
eveneens spoedig scheiden en kijk nu eens aan,
juist terwijl het laDg uitblijvend zomerweder
een ieder komt verkwikken en laven, juist ter
wijl eene hevige reactie in de natuur de scha
delijke elementen heeft verdreven, wordt de damp
kring op andere wijze bezwangerd, pakken zich
andere onweerswolken boven Europa samen,
en de bliksemstralen waarmede hare uitbar
sting zal vergezeld gaan, zullen helaas op eene
wijze treffen, dat men niet zal lezen: een koe
of schaap is door den bliksem gedood, of deze
boerenwoning, die molen is door het treffen van
den bliksem afgebrand.
Maar genoeg van deze figuurlijke voorstellin
gen, blikken wij liever in de werkelijkheid;
het is noodig, want morgen of overmorgen
leveren wellicht twee machtige legers, ieder
van omstreeks een inillioen manschappen, in de
nabijheid van onze grenzen een veldslag met
wapentuigen der 194" eeuw, d. w. z. met oorlogs-
materieel, datgeheele legerafdeelingen in eene se
conde naar de andere wereld zendt: mitrailleuses,
chassepots, en wat al niet meer van dat moord
tuig, waarvan men spoedig de uitvinding zal
vernemen. Morgen of overmorgen zullen, wie
weet hoeveel monitors en ramschepen in de na
bijheid van onze kusten zijn en zal een slag geleverd
worden zooals de geschiedenis ze ons onder De
Ruijter en Tromp schetst.
En dus opgepast stuurlieden van het Staatsschip.
Reeds hebt gij al het gevaar begrepen dat in
een oorlog te land en ter zee op de grenzen
voor ons land gelegen is.
Reeds hebt gij aan de twee gekroonde hoofden,
die een strijd op leven en dood aangaan, te ken
nen gegeven, dat Nederland de striktste neutra
liteit zal in acht nemen en handhaven.
Reken toch niet te veel op de twee „bevriende
naburige" mogendheden. Doet niet te veel en ook
niet te weinig. Maar draag vooral zorg dat het
land in slaat van tegenweer zjj, wanneer het
noodlot zijn onverbiddelijken schepter er over
mocht zwaaien.
Aan dralen valt hier niet te denken, Er valt
niet aan te twijfelen of de Rijnprovinciën zullen
het tooneel des oorlogs zijn. En daarin liggen ook
de steden Kleef, C.oblentz en Munster. In de ge
geven omstandigheden zou eene ongewapende
neutraliteit een waagstuk zijn.
Op Bismarck heeft men niet tevergeefs toe
gepast het: audaces forluna juvat.
Eo Napoleon III maakt ook weinig compli
menten.
Dus opgepast en voorzichtig, raadslieden der
Kroon I
Lelden, 16 Juli.
Onder het binnenlandsch overzicht van het
Algemeen Dagblad van Nederland lezen wij heden
„Gelijk wij meedeelden, heeft de 2de sectie
van 't Metalen Kruis dezer dagen te Leiden eene
feestelijke bijeenkomst gehouden. Dit geschiedde
op Zondag. De Tijd, hevig over dit schandaal
vertoornd, maakt èn 't Leidsche gemeentebestuur
èn de wakkere oud-strijders een grjef v^n dit
sacrilegeZoowel de N. Rolt. Cl. als het Leidsch
Dagbl. komen tegen de heftige uitspraken van
't ODfeilbaarheidsorgaan mqt wakkerheid op. Wij
beamen hare argumenten, en sluitep ons zonder
te aarzelen aan bij haar protest tegen de ondraag
lijke aanmatiging der clericalen, overal waar
zij maar raken op maatschappelijk gebied. Ook
ons komt het voor, dat de Tijd in deze niet al
leen door fanatisme tot schromelijke overdrijving
en onbillijkheid wordt verleid, maar zelfs on
waarheid spreekt. Het Leidsch Dagblad, dat 't ge
meentebestuur tegen de aantijging van De Tijd
verdedigt, zou zich dan ook zeer vergissen, zoo
het meende, dat wij zijn gedrag toeschrijven aan
den wensch „om een plasdankje" bij'tdagelijksch
bestuur te behalen. Wij vinden zijn strijdlustig
optreden tegen de clericale cameraderie veeleer kloek
en loiaal."
De Staals-Courant bevestigt ODze mededeeling
van gisteren, betreffende het bewaren van Neer-
lands onzijdigheid, in de volgende bewoordingen
Bij de ernstige verwikkelingen tusschen twee
bevriende naburige Mogendheden beeft 's Koniugs
Regeering aan de verschillende kabinetten doen
weten, dat zij, mocht er een oorlog uitbreken,
besloten heeft eene strikte neutraliteit aan te
nemen en te handhaven.
In zijne dagelijksche buitenlandsche beschou
wingen over de gewichtige Europeesche gebeurte
nissen, komen heden in Het Noorden nopens de
verklaring in het Wetgevend Lichaam, dat de
keizer zich in de smartelijke noodzakelijkheid heeft
gezien om aan Pruisen den oorlog te verklaren,
o. a. deze zinsneden voor:
„Aan welke zijde onze sympathieën zijn? Wij
aarzelen niet oin te verklaren, dat naar onze
meening de toekomst aan Noord-Duitschland be
hoort. Wint Frankrijk, dan is het grootste werk
van Von Bismarck verbroken, en moet dat werk
ten koste van nieuwe oorlogen andermaal worden
ter hand genomen. Want Uuitschlands eenheid is
niet te keeren. Wint Pruisen, dan heeft het niets
i - -Cf; T71 !TTï m Hl'lllUl'lL' V aiLU'iUk:
te vragen dan berusting in 't fait compli van
1866 en vrijheid om het werk der egp^qifl van
Duitschland onbelemmerd voort te zetten. In een
strijd tusschen de Germaansche en Latijnsche stam
men kiezen wij partij voor de eersten, want in
de Germaansche stammen ligt het beginsel en de
liefde der vrijheid, en het despotisme, dat voor
alsnog ook onder hen den schepter zwaait, is een
Romeinsche loot, op den Germaanschen stam
geënt, maar die nooit met den stam zich zal
vereenzelvigen."
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage
voegt als posl-scriptum aan zijn buitenlandsch
overzicht toe:
„De oorlog is verklaard. Pruisen heeft het
gewild."
Het is opmerkelijk dat Het Vaderland juist heden
het volgende uiteenzet:
„De beschouwingen van Het Dagblad van 's-Gra-
venhage over het Fransch-Pruisisch geschil trek
ken bijzonder de aandacht door haar eigenaar
dige strekking. Zij hebben namelijk een sterk
geprononceerde Fransche kleur."
Van onzen gewonen Haagschen correspondent
(het Haagsche correspondentie-bureau, dat gisteren
het eerst het bericht verspreidde omtrent onze onzij
digheid, hetwelk de Slaats- Courant heeft bevestigd)
ontvangen wij héden de volgende mededeelingen
Z. M. de Koning wordt spoedig, heden of aan
staanden Maandag, van het Loo in de residentie
terugverwacht.
Men verneemt dat er van Regeeringswege
onderscheidene maatregelen zullen worden geno
men, die als een gevolg zijn te beschouwen van
de staatkundige verwikkelingen in het buitenland.
Zoo verzekert men, dat eerstdaags al de lichtin
gen der nationale militie onder de wapenen zullen
worden geroepen. Zoo wil men weten dat de
troepen naar de grenzen des lands zouden ver
trekken, om onze strikte onzijdigheid te handha
ven. Eindelijk zegt men, dat de Tweede Kamer
der Ötaten-Generaal zeer spoedig zal worden
bijeengeroepen ten einde de noodige kredieten
voor een en ander te verleenen.
Het Ulrechlsch Dagblad verneemt, dat Z. M. de
Koning van Pruisen te 's-Hage heeft aangeboden,
het 6d° Noord-Duitsche legerkorps (ODgeveer 10,000
man) ter beschikking der Nederlandsche regeering
te stellen tot dekking der grenzen. Er is reden
om aan te nemen, dat voor dit aanbod met er
kenning van de welwillende bedoeling, bedankt
zal worden, en verzekerd, dat door dé Fransche
regeering aan het Belgische gouvernement de
toestemming voor doortocht van troepen is ge
vraagd. De Belgische regeering zou dit ten stel
ligste hebben geweigerd. Antwerpen is in staat
van tegenweer gebracht en de kompagniën, die
aan de grenzen bij de spoorweglinien zijn opge
steld, om die zoo noodig op te breken, zijn ver
sterkt.
Z. M. de Koning wordt morgen te 's-Hage te
rugverwacht Daarop wachten de definitieve
maatregelen betrekkelijk den tegenwoordigen toe
stand. De oproeping der lichtingen wordt heden
tegemoet gezien. Het gerucht van het aanbod
van Pruisen om een legerkorps ter onzer be
schikking te stellen tot dekking der grenzen, is
ongegrond. De Tweede Kamer wordt heden op
geroepen.
De miliciens van alle lichtingen zijn onder
de wapenen geroepen tegen den 20sten dezer.
De korpsen van alle regimenten inoeteD zich
marschvaardig houden. De troepen zullen waar
schijnlijk de grenzen bezetten tot handhaving van
's lands onzijdigheid. De Tweede Kamer wordt
spoedig bijeengeroepen tot verleeniug van kre
dieten.
Z. D. H. Prins Von.Wied heeft, naar men ver
neemt, van de Pruisische Regeering order ont
vangen rijn regiment te rejoigneeren, en zou
daartoe heden van 's-Hage vertrekken.
Naar men zegt, is het fort te Westervoort van
a,mniltPitiid voorzien.
Naar het Dagblad van Zuid-Holland verneemt,
zouden twee bataljons van het regimeut grena
diers en jagers, in de residentie in garnizoen,
in de kazerne z.jn geconsigneerd, terwijl vanwege
het departement van oorlog militaire Voorzorgs
maatregelen in onze grensplaatsen zijn verordend
en vanwege het departement van marine even
eens maatregelen zijn in 't werk gesteld tot even-
tueele beveiliging van onze zeegaten.
Volgens loopende geruchten zal de Tweede
Kamer der Staten-Generaal met spoed bijeenge
roepen worden en heden worden mededeelingen
der Regeeriüg in de zitting der Eerste Kamer
verwacht.
Uit Maastricht wordt dd. 14 Juli gemeld:
Volgens berichten ligt er reeds èeri Belgisch
kprps, mineurs te Bjlsen (3 uren van Maastricht),
alsook een.ige mi)jtairen op de grensdorpen- Ook
hier is meu in groote spanning. Morgen zal eene
inspectie in oorlogs tenue der hier in garnizoen
liggende troepen plaats hebben. Men verwacht
ieder oogenbtik de order tot het uitrukken der
troepen, om zich achter de waterlinie terug te
trekken.
Uit Breda schrijft tnen dd. 14 Juli:
Nadat gisteren de cadetten van de 2 hoogste
studiejaren vertrokken waren, zijn ook heden dié
van (t eerste jaar met verlof gegaan en zijn wij
de gevvone stille zes weken ingetreden. De oor
logzuchtige geruchten uit Frankrijk en Pruisen
echter, brengen bier eensklaps alles weer in rep
en roer. De miliciens der lichting 1§69, die gis
teren en hedenmorgen vroeg naar huune haam
steden zijn teruggekeerd, zljQ reeds per telegraaf
terugontbodeu; die van de naburige plaatsen
worden door patrouilles teruggehaald; aanhoudend
ziet men troepjes met lange gezichten terugkomen.
Oorspronkelijke Geschiedkundige Novelle
UIT DE TIJDEN VAN KAREL V.
DERDE HOOFDSTUK.
[Vervolg.)
Had den geheelen avond eene gepaste vroolijk-
heid op het kasteel geheerscht, bij het naderen
van den nacht nam alles een geheel ander
uiterlijk aan. De maan wierp haar zilverlicht op
de boomeu, die door den wind bewogen evenzoo-
veel spookbeelden op den met sneeuw bedekten
grond te voorschijn riepen. Het gekraak van het
ijs der grachten klonk door het bosch en stiet
tegen de gebouwen van het kasteel, waardoor
een aanhoudende echo het gekraak nabootste.
De honden lieten hun gehuil niet meer hooren;
waarschijnlijk zagen zij hunne verkeerd geplaat
ste onrust over den zwavelstokkenkoopman in, i
dit was ten minste het vermoeden der kasteelbe
woners: wij weten echter, dat de HerculoërNol
hen vergiftigd had.
Op eenigen afstand van het kasteel was het
minder rustig: 5 mauuen van eene kloeke gestalte
en moedig uiterlijk, en eene vrouw, wier gelaats
trekken een niet zachtaardigen dunk van haar
deden opvatten, vergezeld door een hond, waar
aan wij voorzeker den naaui van Newfouulander
niet geheel zouden ontzeggen, maakten halt en
schenen te overleggen, wat hun het best te
doen stond.
Hun doel moest voorzeker eene belangrijke on
derneming zijnmet geestdrift oppert de eene
na den anderen bezwaren tegen de voorgestelde
maatregelen, bij welke gelegenheid de vrouw
zich deed kennen als eene duivelin. Elk voorstel
trapte zij met voetenalleen haar haan moest
koning kraaien. Bestendig sprak zij van brand
en moord; haar tot zachtheid over te halen was
niet mogelijk.
Zoo staan zij geruimen tijd achter eenig dicht
begroeid houtgewas, om eenigeruiate beveiligd te
zijn tegen den kouden noordoostenwind, die
hunne leden deed sidderen als riet: vooral
ook om door iemand, die den naam had gedu
rig omstreeks middernacht daar te komen, niet
ontmoet te worden.
Terwijl zij daar stonden, sloeg de klok van het
kasteel Ittersum middernacht. Lang en ver dreunde
de doffe klank over de met sneeuw bedekte vlakte,
en stierf eindelijk zacht weg.
Gp ééns, te gelijk niet den laatsten slag, hoort
men iets in het bosclije, waarachter zij zich ver
scholen hadden. Juist om middernacht! Dat kon
niets goeds beteekenen 1
Het geluid was zoo duidelijk geweest, dat geen
der anders zoo onverschrokkene mannen, zelfs
niet de duivelin, een woord durfde sprekenmen
luisterde, vreezende als ware het door de ademha
ling het geraas niet te hooren.
Daar zien zij het: „een hond I een hond 1" Dat
dachten allenniemand sprak. Zij dringen zich
vast tegen eikander, en de getrouwe hond, die
hen volgde, vleide zich aan de voeten van een
der mannen: niemand sprak. Als beelden staar
den zij den hond na, terwijl deze in de verte
om hen heen liep.
Een groote zwarte hond, als een kalf, met
langen staart, korte ooren, een menschengezicht,
waaruit telkens vonken vuur op den grond vielen
oogen van vuur: het was een vreeseiijk gezicht.
-Na eenig rondloopen naderde de vurige bond
een boom, krabde met de pooten een gat, spoog
er vuur in en liep heen zonder eenig geblaf of iets
anders te laten hooren, dat den hond aantoont.
„Dat is de oude drost," begon Harinen, want
iiet waren de Herculoërs, die op buit uitgingen:
mijne lezers hebben voorzeker reeds de vrouw
van Harmeu, Henna, herkeud.
„Neen," riep Nol, „de drost gaat zoo ver niet:
maar ziet ginds eens, waar die hond gespogen
heeft, een vuur een dwaallichtI"
„Odaar nadert de hond weder," zuchtte Henna
„o, wee ons gebeente: daar komt hij recht op
ons af. o God! wees ons genadig."
„De hond doet geen kwaad," fluisterde Klaas,
een der Herculoërs, „als wij hem geen kwaad
doen en niet te veel naar hern kijken."
„Dat heb ik meer gehoord," zeide Nol zacht,
doch voor allen hoorbaar; „laat ons allen de oogen
dicht doen."
„Ja, ja!" antwoordden allen.
Daar stonden de dappere Herculoërs, de oogen
gesloten, geen woord sprekende.
Na verloop van eenigen tijd waagt Nol het,
eens uit te kijken: hij ziet geen hond meer: een
man van gevvone beweging loopt naar den eik,
waar het vuurtje brandde.
Spoedig had hij allen gewaarschuwd en als
evenzoove6l nieuwsgierigen staarden zij den
man na, die moeds genoeg had, het door den
vurigen hond ontstokeue vuurtje te naderen.
Eenparig hielden zij hem echtec voor iemand,