GERMANIA,
LEVENSVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ
nau irderbaar zijn in zoorele termijnen ais er na de
iats igteekening van het aanslagbiljet maanden in
uitr et dienstjaar overblijven. Maar is er dan geen
ertui ogelijkheid dat het aanslagbiljet enkele maan-
opt in vroeger gedagteekend d. w. z. rondgezon-
s aa sn worde? Ik weet wel dat de inachtneming
ng 1 in alle formaliteiten en termijnen tot de vast-
tha elling der kohieren van de belasting voorge-
ig v hreven een geruimen tijd vereischen. De be-
ihrijvingsbiljetten moeten worden rondgezonden,
Dracl igevuld, opgehaald; de schatters moeten worden
in h enoemd, beëedigd en hunne werkzaamheden ver-
wel chten het kohier wordt door Burg. en Weth.
verl oorloopig vastgesteldhet moet veertien dagen
ig m >r lezing liggendan moet het door den Raad
i bre 'Orden vastgesteld, wederom ac ht dagen ter le-
vorij ing liggen en eindelijk door Gedeputeerde Sta
ter :n worden goedgekeurd. Dat alles vordert tijd,
ge b ooral dan wanneer men zoo als deze keer Ver
smal ndering heeft gebracht in de grondslagen der be-
irdoi tsting, zoodat nieuwe taxatie en ook geheel
reve ieuwe becijfering van bet inkomen noodig wordt,
lijkt Maar daarom behoeft wanneer men, gelijk
jit t e verordening voorschrijft, in Januari begint,
;voel och niet de helft van het jaar of nog langer
ndio aarmede te verloope.il? Is het noodig dat, terwijl
n zi erleden jaar de goedkeuring van Gedeputeerde
hoo Haten na 5 dagen volgde, nu daarmede langer
rdul an eene maand gewacht is? Is het niet mogelijk
wer lat de Raad het kohier vaststelle voor Mei?
vei foor de vaststelling van de kohieren der Rijks
evei
leefi
;ike
rrtti
lersoneele belasting moeten ook vele termijnen
n formaliteiten in acht genomen worden en of-
choon daarbij, tegen het uitdrukkelijk voorschrift
Ier wet, geregeld twee van de tien termijnen
ore ian de belastingschuldigen onthouden worden, er
ilijven dan toch gewoonlijk nog acht over waar-
nmifmi nu bij de gemeente belasting maar zes toege-
nan itaan? Het is niet te ontkennen dat, hoe meer
>f di ermijnen van betaling gegeven worden, zooveel
jkei jemakkelijker en beter er zal kunnen betaald
unk ivorden. Daarom brengt niet alleen het belang
'aar fan degenen die de termijnen noodig hebben,
s bi maar ook het belang van hen, die ze niet
itaai behoeven, (omdat zij belang hebben bij eene ge-
eezt regelde betaling door alle belastingschuldigen),mede
t he dat de termijnen zoo ruim mogelijk gegeven wor-
toop den. Daarom hoop ik, dat ook dit punt de aan
dacht van het Gemeentebestuur niet zal ontgaan.
Er kunnen bezwaren bestaan ook zonder dat er
klachten gehoord worden; bekendheid met de
bezwaren zal voor ons Gemeentebestuur, naar ik
vertrouw, even voldoende zijn om ze op te heffen
of te voorkomen.
Met de plaatsing dezer regelen zult gij, Mr.d.R.,
Terplichten
Uw Dr.
Van Bonkval Fackb.
dal
ting
ring
3UW
t be
gen'
[ge
api
oest
tde
llen
irij
ing
het
lok,
lke
eur
•ste
ret-
em
Ier
im-
iet
"j-
in
ïre
an
iet
ch
er-
ils
>0-
g;
lit
n-
at
Ie
ie
ie
g.
ir-
n.
ie
Ie
)r
ii
TE STETTIN.
De resultaten dezer Maatschappij waren ook
in het afgeloopen jaar gunstig.
Ten gevolge van ruime toename van nieuwe
verzekeringen in de verschillende afdeelingen
20.939 verzekeringen met 17.754.886 Gulden ver
zekerd kapitaal en 7.665,33 Gulden jaarlijksche
lijfrenten bereikte de geheele verzekeringsstaat
der Germania op 31 Dec. 1869 het cijfer van
191.754.947,65 kapitaal en ƒ48.024,11 jaarlijksche
lijfrenten; verdeeld over 112.S06 verzekerde per
sonen, waarvan 69.563 tot het mannelijke en
42.243 tot liet vrouwelijke geslacht behooren.
Overeenkomstig de verschillende takken van
verzekering die de maatschappij exploiteert ver-
deelen zich de verzekeringen op 31 December
1869 als volgt:
82.004 personen met 86.696.140,59 verzekerd
kapitaal in de afdeeling der werkelijke levens
verzekering;
24.728 personen met 2.370.134,12 in de afdee
ling der begrafeniskas-verzekering;
4236 personen met 3.595.018,24 in de afdee
ling der verzekeringen op het leven en met be
paalden vervaltijd
1751 personen met aanspraak op nog in kracht
staande terugbetalingsbewijzen van vervallen polis
sen, volgens tabel Ila ten bedrage van ƒ93.654,71 en
87 personen die te zamen met 48.024,11 jaar
lijksche lijfrente verzekerd zijn.
De door den dood vervallen en uitbetaalde ver
zekeringsom beliep voor kapitaalverzekeringen
bij overlijden ƒ973.313,24, zijnde 44.759,5-3 min
der dan volgens de berekeningen der Maatschappij
ter dispositie gesteld was.
De sterfte onder de verzekerden der Germania
is alzoo, evenals verleden jaar, guDStig geweest.
Uiterst tevredenstellend waren de gedurende
het afgeloopen jaar verkregene geldelijke uit
komsten, die eene belangrijke vermeerdering der
fondsen en kapitalen der maatschappij ten ge
volge hadden.
De premiën-ontvangst over het jaar 1869 be
liep f2.687.090,28, zijnde f270.511,38 meer dan in
1868.
De ontvangst voor interest ten bedrage van
283.204,84 wijst eene vermeerdering van
ƒ48.079,74 tegen 1868 aan.
De geheele inkomst gedurende 1869 is alzoo
f318.591,12 grooter dan over hetzelfde tijdstip in
186S, terwijl voor provisiën en kostan van beheer
slechts f 1.448,66 meer dan in 1868 uitgegeven
werden.
Nadat alle uitgaven en verplichtingen der
Maatschappij gedekt zijn, blijft een overschot van
f 196.324.81.
Hiervan werden, nadat belangrijke afschrijvin
gen hebben plaats gevonden en de kapitaal-re-
serve met 17.736,01 verhoogd is, 10'/o der op de
aandeelen gestorte sommen als Dividend betaald
en buitendien f42.767,65 voor onvoorziene uitga
ven gereserveerd.
De uit de bijdragen der verzekerden verzamelde
premiën-reserve beloopt f6.343.190,51 en wijst te
gen 1868 eene vermeerdering van f 1.094.395,88
aan, welk bedrag van de ontvangsten over 181(9
werd teruggesteld.
De premiën-reserve, de kapitaal-reserve en de
reserve voor onvoorziene uitgaven zijn in 1869
met f 1.154.899,55 toegenomen en bedragen ultimo
1869 ƒ6.510.134,46.
De Directie uitgaande van het denkbeeld, dat
het met de soliditeit eener Levensverzekering-Maat
schappij niet is overeen te brengen, met hare ka
pitalen speculatiezaken te doen, belegt hare fond
sen zoo veel mogelijk in de meest solide eerste hy
potheken.
De tegen hypotheken belegde kapitalen der Ger
mania bereikten uit". 1869 de som vanf5.449.499,77
en zijn dientengevolge in het afgeloopen jaar met
f 1.034.795,22 vermeerderd.
BUITENLAND.
Frankrijk.
De brief van de prinsen van Orleans wordt te
Parijs druk besproken. Men zal dan ook toege
ven dat hij eene aangename afwisseling aanbiedt
bij de onafgebroken mokerslagen die het minis
terie treffen. En toch is het weder het minis
terie, dat de grootste rol in deze toegedacht is.
Wat zal het doen? Doorgaans welingelichte bla
den verzekeren dat de regeering van oordeel is
dat dergelijke maatregel (de terugkeer van de
prinsen van Orleans) ontijdig is. Met andere
woorden„het oogenblik is nog niet gekomen."
Een meer banale uitdrukking zou zijn„Frank
rijk is nog niet rijp genoeg voor de Orleans 1"
„Arm Frankrijk!" zegt hierover een Fransch
blad, „wij wisten reads dat het niet rijp is voor
de republiek, ook niet voor gemeentelijke vrij
heden, ja zelfs niet voor de vrijheidNu is
het zelfs niet eens rijp om de Orleans in zijn
midden te zienl"
Zeker kan men zijn dat het ministerie niet
volgens eigen verantwoordelijkheid handelt, maar
's keizers vvelmeenen volgt. En Napoleon is dao
ook het best in staat dit te beoordeelen. Zie
maar eens wat hij vroeger over de ballingschap
schreef:
„O! gij wien het geluk in egoisten heeft mis
vormd, die nimmer de kwellingen van de bal
lingschap hebt ondervonden, gij beschouwt het
als een lichte straf wanneer iemand zijn vaderland
moet missen! Maar weet dan, dat de balling een
onophoudelijke martelaar is; de ballingschap
staat gelijk met den dood: niet dien roemrijken en
schitterenden dood van hen die voor hun vaderland
sneven, evenmin met dien kalmen dood van hen,
die den laatsten ademtocht te midden van hunnen
familiekring uitblazen maar met den dood die
ons langzaam verteert, ons onzichtbaar onder
mijnt en ons ongestoord en zonder eenige moeite
naar een ver van het vaderland gelegen graf
voert."
En verder lezen wij in die indrukwekkend ge
schreven bladzijden die voor ons liggen
„De banneling wordt belasterd zonder zich te
kunnen verdedigen, hij is gedoemd om te lijden
zonder beklaagd te wordenrechtvaardigheid be
staat niet voor hem.
Gelukkig zijn zij, wier leven voorbijgaat te
midden hunner medeburgers, en die, na hun
vaderland met roem gediend te hebben, op den
plek sterven, waar eens hun wieg stond! Maar
diep beklagenswaardig zijn zij, die, geslingerd
door de grillen der fortuin, gedoemd zijn tot een
zwervend leven, een leven dat door niets aan
lokkelijk wordt gemaakt, dat onbekoorlijk en
doelloos is, en die na overal te veel rondgezwor
ven te hebben op vreemden bodem sterven, ter
wijl op het graf geen vriend hen komt beweenen!"
Wie zou nu nog een oogenblik twijfelen aan
het besluit, dat keizer Napoleon ten opzichte
van de verbannen familie der Orleans zal ne
men!
De Siècle geeft in haar heden alhier aange
komen nummer de volgende indrukwekkende
levensschets van den eergisteren te's-Gravenhage
overleden Franschen balling Barbès:
„Barbès is bezweken aan de langdurige en
smartelijke ziekte, die hem sedert geruimen tijd
aan zijn sponde kluisterde.
„Hij stierf gelijk hij bij zijn leven was, met de
gelatenheid van een held, met een hecht vertrou
wen in de democratie, en het oog gericht naar
het ver verwijderd vaderland dat hij zoo innig
liefhad.
„Wij zullen in weinig woorden zeggen wie
hij was:
„Barbès vreesde niets, want hij had zich niets
te verwijten.
„De. dag staat ons nog levendig voor den geest,
toen hij na het verlaten van den kerker met een
treurigen glimlach op het gelaat van ons afscheid
kwam nemen. Het was toen hij zich naar zijn
ballingsoord begaf, waarvan hij niet meer mocht
terugkeeren. Nog staan ons de woorden voor den
geest die hij uitsprak toen wij hem omringden
„Denk niet aan mij, denken wij slechts aan
Frankrijk!" Het waren zijn laatste woorden.
„Zijn vrienden, die hem na zijn terdoodver-
oordeeling door de Kamer der pairs, in den ker
ker bezochten, toen hij reeds het dwangbuis aan
had en gereed was om het schavot te beklimmen,
zullen nimmer zijn kalmte bij den dood die hem
wachtte, vergeten.
„Hij was een man van den ouden stempel, en
Wij moeten in herhaling vervallen om onze ge
dachten over hem uit te drukken hij was een
held vol moed, vaderlandsliefde en deugd.
„De nagedachtenis van Barbès zal levendig blij
ven; de dood wischt deze trotsche en verheven
figuur die aan de geschiedenis der democratie
van Frankrijk behoort, niet uit.
„Onze vriend en medewerker Eugène Ténot
vertrekt naar 's-Gravenhage om de Siècle bij de
teraardebestelling van Barbès te vertegenwoor
digen."
Fngeland.
Engeland heeft andermaal een van zijn uit-
stekendste staatslieden verloren. Lord Clarendon,
minister vau buitenlandsche zaken, is Zondag te
Londen overleden na eene kortstondige ongesteld
heid, die zulk een treurigen afloop niet liet
voorzien.
G. W. F. Villiers, graaf van Clarendon, werd
den 12deo Januari van het jaar I860 geboren,
studeerde te Cambridge en begon reeds vroeg
zijn diplomatieke loopbaan. In Augustus 1833
werd hem de toenmaals zoo gewichtige gezant-
schapspost te Madrid opgedragen, waar hij spoe
dig grooten invloed verwierf, dien hij grootendeels
aanwendde om de Spaausche instellingen op con-
stitutioneele grondslagen te vestigen. Door den
kinderloozen dood van zijn oom (21 December
1838) ging, daar zijn vader, George Villiers, reeds
in 1827 gestorven was, de titel van graaf van
Clarendon op hem over, keerde hij naar Engeland
terug om ingevolge dien titel zitting in het Hoo-
gerhuis te nemen, werd in Mei 1839 tot groot-ze
gelbewaarder benoemd. In Sept. 1841 trad echter
het Whigministerie af en Clarendon was van toen
af een ijverig lid der oppositie in het Hooger-
huis. Spoedig echter kwamen de VVhigs weder
aan het roer, en Clarendon werd andermaal
minister, nu van koophandel, welk ambt hij tot
Juni 1847 bekleedde, toen hem ten gevolge van
den dood van Lord Besborough's den even ge
wichtige als moeilijke post van Lord-Luitenant
van Ierland opgedragen werd. Dit land bevond
zich toenmaals in een hoogst onrusligen toestand,
want de revolutionaire geest die iu het voorjaar
van 1848 geheel Europa beheerschte, uitte zich
ook hier op hoogst bedenkelijke wijze.
Door Clarendons energieke maatregelen werd
de rust, die in 15 graafschappen verstoord was,
spoedig hersteld. Hij bleef dien post tot Maart 1852
vervullen, toen hij wegens het optreden van een
Tory-kabinet zijn ontslag aanvroeg en bekwam.
Reeds in 1853 werd hij weder onder het minis
terie Aberdeen tot minister van buitenlandsche
zaken benoemd. Als zoodanig leidde hij de di
plomatieke onderhandelingen met Frankrijk,
Oostenrijk, Sardinië en Turkije tijdens den Oos-
terschen oorlog en bleef na het aftreden van
Aberdeen ook minister onder Palmerston. Als
eerste gevolmachtigde van Engeland verscheen
hij op hetcongreste Parijs en sloot den vrede van
31 Maart 1856 tusschen Frankrijk en de gealli
eerden, waardoor de integriteit van Turkije ge
waarborgd werd. Ondanks de eervolle loopbaan
van Clarendon moest hij meermalen het verwijt
hooren, van te groote voorliefde jegens Frankrijk
aan den dag te leggenen de ijver, waarmede hij na
den aanslag op het leven van keizer Napoleon
de bill tegen het verblijf van samenzweerders
in Engeland, verdedigde deed hem zeer in de schat
ting der openbare meening dalen. Na den val van
het ministerie Palmerston (Februari 1858) werd
hij, toen Palmerston in het volgend jaar weder
optrad, geen minister. Eerst in 1864 trad hij we
der als lid van het kabinet op en wel als kanselier
van het hertogdom Lancaster, werd spoedig hierop
met een geheime zending aan keizer Napoleon
te Vichy belast en .nam vervolgens als tweede
gevolmachtigde van Engeland, deel aan de te
Londen gehouden conferentie over de Deensche
quaestie.
In November 1868 werd hij minister van bui
tenlandsche zaken onder Gladstone en vervulde
die betrekking tot zijn dood.
TELEGRAMMEN.
Batavia, 10 Juni (Point-de-Galle, 25 Juni).
Koffie nominaal. Suiker n*. 14 14&. Buffelhuiden
ƒ26 a 29. Koehuiden 40 a 45. Bindrotting Ban-
jermassing ƒ11 a 12. Gom Damar 36 a ƒ37. Gom
Elastiek 105 a 110. Indigo 5.12 fe. Arak 80. Ver
kocht 6000 picols Billiton-Tin (prijs onduidelijk
geseind). Stukgoederen vast, maar met weinig
handel. Vrachten naar Nederland 75 a S0. Wis
sel op Nederland ƒ101.25 a ƒ102.
Aangekomen schepen: California, kapit. Deinuui;
Concurrent, Singer, en Oceaan, Smit.
Vertrokken schepen: Amstelslroom, kapit.Kretsch-
merBetty, ChevalierNieuwe Waterweg 11, Zwart
Petronella, Leicher.
Parjjs, 27 Juni. De commissie der Kamer voor
de petitiën heeft heden eene bijeenkomst gehou
den, die bijgewoond werd door den heer Ollivier.
Deze heeft aangedrongen op de verwerping der
petitie van de prinsen uit het Huis Orleans, door
het aannemen van de eenvoudige orde van den
dag. Acht van de negen leden der commissie heb
ben zich met den wensch des ministers vereenigd.
Rome, 27 Juni. Koningin Isabella heeft giste
ren den paus kennis gegeven vau haren afstand
van den Spaanschen troon ten gunste van haren
zoon, den prins van Asturië, en daarbij levens
den zegen afgesmeekt voor den prins en de zaak
van Spanje.
Lionden, 27 Juni. De ongeregeldheden, te Cork
ontstaan ten gevolge der werkstakingen, hebben
een dreigend aanzien genomen. Verleden Zater
dag-avond, is tusschen de muitelingen en de mi
litairen een botsing ontstaan, welke eerst Zon
dag-ochtend kon worden bedwongen. Zondag
scholen de muitelingen weder te zamen en wier
pen om middernacht barricades op; de soldalen
deden charges met de bajonet en dreven de op
roerlingen uiteen. Men vreest voor hedeuavond
een herhaling der wanordelijkheden.
Londen, 28 Juni. Volgens den Morning Post zal
de heer Granville lord Clarendon opvolgen en
Chichester-Fortescue minister van koloniën wor
den. Nog andere wijzigingen in het kabinet wor
den verwacht.
Cork, 28 Juni. Gisterenavond hebben de werk
lieden aan de haven den arbeid gestaakt. De
stad verkeert in groote opschudding.
Proinotiën.
Groningen, 27 Juni. Bevorderd tot doctor in
de geneeskunde de heer I. Azings Veueina, geb.
te Sappemeer, na verdediging van een acade
misch proefschrift, getiteld: „De koudiuaterbehande-
ling van Typhus."
STATEN-GEIVERAAL.
TWEEDE KAMER.
Bekrachtiging van eenige artikelen der aan Jhr.
Jlr. P. J. W. Tedlng van Berkhout verleende
concessie tot landaunwinning en bedijking van éen
gedeelte van het Friesche Wad door verbinding
van het eiland Ameland met den vasten wal.
Uit de Memorie van Beantwoording over dat ont
werp, thans bij de Tweede Kamer ingekomen, blijkt
dat de ministers van biunenlandsche zaken en van
financiën, van wie het ontwerp is uitgegaan, met ge
noegen hebben gezien dat bij de overweging van dat
ontwerp, het belang met die onderneming werd erkend.
Naar het oordeel van sommige leden, zou echter juist
met het oog op het belang der zaak, het voorstel te wei
nig zijn toegelicht. De regeering heeft zich, in de Memo
rie van Toelichting, bepaald tot het geven van een
historisch overzicht, aangevuld met zoodanige bijzon
derheden als ter beoordeeling van het aangeboden
wetsvoorstel konden geacht worden noodig te zijn.
is evenwel bereid, om, voor zoover dat mogelyk
is, aan den wensch naar meer inlichtingen te voldoen.
In hoofdzaak loopen deze nieuwe inlichtingen over
de roeping der Regeering tegenover eene onderne
ming van zoo bijzonderen aard. Naar het oordeel des
ministers, moest ook zij er niet tegen opzien, uit
hoofde van het groote gewicht der zaak, een offer te
brengen, en door het verleenen van geldelijke hulp,
die, zij ontveinsden zich dit niet, wellicht later zou
blijken gedeeltelijk verloren te zijn, de proefneming
mogelijk te maken. Voorts moest met het oog op de
zeer eigenaardige bezwaren aan deze ondernemihg
verbonden, waarbij zooveel aan de toekomst en on
voorziene omstandigheden moet worden overgelateu,
aan den concessionaris de meest mogelijko vrijheid
worden gegeven, voor zoover dit met ae belangen
van het llijk bestaanbaar was. Van dit beginsel uit
gaande, heeft de Regeering gepoogd, de uitvoering
van het werk, voor zooveel van haar afhing, te ver
zekeren, zonder den concessionaris al te zeer te bin
den of te bezwarende voorwaarden op te leggen.
Deze opmerking geldt bepaaldelijk ten aanzien van
de regelen bij de concessie omtreat de wijze van uit
voering van het werk gesteld.
Naar sommiger oordeel, zou de onderneming op
geen zeer hechte en finantieele grondslagen rusten.
De Regeering meent dat het onderzoek naar de hecht
heid dezer grondslagen in de eerste plaats de zaak
is van hen, die hun geld in de onderneming steken
zullen; en dat het bij de vraag of voor dit werk
Rijks-subsidie zal worden verleend, er voornamelijk
op aankomt te onderzoeken, niet of er voor de onder
nemers uitzicht bestaat op eene voordeelige geldbe
legging, maar of het algemeen belang genoegzaam
bij de zaak betrokken is, om het verleenen van Kijks-
hulp te wettigen, behoudens zoodanige voorwaarden
als noodig zijn om het Rijksbelang te waarborgen.
In beide opzichten meent de Regeering aan hare ver
plichting te hebben voldaan.
De ministers vleien zich dat de Kamer alsnu bereid
zal worden bevonden hare medewerking te verleenen
aan eene onderneming, die van zoo uitnemend gewicht
voor het Vaderland worden kan. Bet wetsontwerp
is thans ook aangevuld met een nieuw artikel, waarbij
vrijstelling van evenredige registratie en overschrij
vingsrechten voor den afstand en de uitgifte in opstal
der Rijks-gronden en wateren kan worden verleend. Met
het oog op den kosteloozen afstand en het door het
Rijk te verstrekken subsidie schijnt toelichting van
dit artikel overbodig.
Koninklijke besluiten van den 25,ten Juni 1869, n*.
28, en den 4deD Juni 1870, ri°. 31, houdende af- en
overschrijving van Hoofdstuk II op Hoo/dsluk 1 der be
grootinaen voor Nederlandsch Indiè voor de dienstjaren
1869 en 1870. De commissie der Tweede Kamer, met
het onderzoek van die besluiten belast, heeft in haar