22 Juni. N°. 3177, Woensdag A°. 1870. ï-3 «6 LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post9 3.85. Afzonderlijke NommersB 0.05. Deza Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DBR ADVKRTENIIKN. Voor iederen regel.0.15. Grootere lettor* naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 21 «Juni. HET WETSONTWERP OP DE BANKEN VAN LEENING. I. Wij hebben voor een paar maanden ons oor deel over dit wetsontwerp uitvoerig medegedeeld. Wij stelden ons de vraag wat de banken van leening waren, hoe zij aan haar bestemming beantwoorden om tot de conclusie te komen, dat het wenschelijk zou zijn dat aan den tegen- woordigen toestand een einde kwam. Opheffing van de gemeentelijke banken van leening zou den weg banen tot eene betere soort credietstellingen voor de armen. Zullen, na deze opheffing, zeer zeker particuliere banken van leening verrijzen, en zullen zulke ook altijd noodig blijven andere instellingen zijn noodzakelijk om den oppassenden werkman, in tijden van nood, te helpen; instel lingen, die niet van hem vragen, dat hij bij zijn nood nog afstand doet van een deel van zijn onontbeerlijk meubilair. Blijft de gemeente zich belasten met het houden van banken van leening, dan mist de philantropie den prikkel, om in deze behoefte te voorzien, dan blijft men de oude sleur volgen. De onachtzaamheid en de verkwisting worden nu aangemoedigd, omdat de tegenwoor dige banken van leening, niet alleen aan den spaarzame, maar evenzeer aan den onnadenkende tegen zoolaag mogelijken interest crediet geeft. En terwijl de grootste voorstanders van de banken van leening het ontzettende misbruik erkennen, Jat er van gemaakt wordt is het hoog noodig, Jat de tegenwoordige toestand niet worde besten digd. Het is daarom dat wij het wetsontwerp in seginsel goedkeurden: daar, naast de gemeente banken van leening voortaan particuliere zul len kunnen opgericht worden, zagen wij in de wet een overgangsmaatregel om te komen tot geheele opheffing van de eerste. Wij deden alleen de vraag, of het niet raadzamer ware, om n de wet te bepalen, dat de tegenwoordige be- laande banken van leening nog voor eenige jaren ouden bestendigd worden, opdat dan de wetge- er zelf zijn bedoeling duidelijk maakte. Oprich- ing van nieuwe gemeente-banken van leening a dien tijd, zou dan niet, dan bij gebleken oodzakelijkheid, en onder goedkeuring, moeten laats hebben. Voorts oordeelden wij de bepalin- ;en voor de particuliere banken te streng en toch iet beantwoordende aan het doel. Sinds wij dit schreven is het Voorloopig Ver- ig en de Memorie van Beantwoording versohe nen. Verscheidene leden der Tweede Kamer wa- eo meer of minder ons gevoelen toegedaan. Doch de regeering, die thans nader hare beginselen leeft uiteengezet, blijkt van haar wetsontwerp jeheel andere gevolgen te verwachten dan wij, n alzoo meer van ons te verschillen, dan wij ia lezing van het ontwerp en der Memorie van roelichting hadden verwacht. En nu moge het Jij vele wetten waar zijn, dat hare gevolgen niet ifhankelijk zijn van de meening der regeering, maar van de wet zelve hier zal het gevoelen ier regeering wel van grooten invloed zijn. Hare ivenschen betrekkelijk de gemeente-banken van leening zullen in de meeste gevallen beslissend voor het bestaaD dier instellingen zijn. Is de re- senii jeering van oordeel, dat zij zoo spoedig mogelijk worden opgeruimd, dan is dit oordeel voor de meeste gemeentebesturen een genoegzamen wenk lm tot eene opheffing te besluiten. Verdedigt de egeering daarentegen het bestaan der tegenwoor dige banken van leening, dan zullen de gemeen- «besturen uitzonderingen doen zich natuurlijk voor ze op denzelfden voet laten voortbestaan. Dit laatste nu heeft de regeering in hare Me- norie van Beantwoording gedaan. En terwijl wij voopten, dat zij de wat al te strenge bepalingen Imtrent de particuliere banken van leening uit wet zoude lichten om zoodoende des te eerder Koif ot dien toestand te komen, dat de gemeente-banken van leening, niet meer de eenige banken van eening zijnde, konden opgeheven worden, is na ie uitspraak der regeering zoo iets niet meer te 'ervvaehten, en verwachten wij dus van de wet eer weinig heil, zeer weinig verandering in den Jestaanden toestand. Reeds dadelijk begint de regering met de op pot' nerking, „dat naar haar oordeel het nut dezer astellingen, daar waar zij onheugelijke tijden >ebben bestaan, niet wel kan worden betwijfeld, 55 li eescè) oü|l Au' r< 3/e v. f l. k<* I* 1». Flat iadh1' .Be- al ware het alleen, omdat het aanwezen van en kele banken van leening, ook op den vrijgevigen voet bij het wetsontwerp omschreven, altoos een belangrijk verschil zal zijn tegen de verderfelijke handelingen van hen, die er zich op toeleggen om in het geheim de minvermogenden, die nu eenmaal gewoon zijn of behoefte hebben om geld op pand te leenen, op schandelijke wijze te knevelen." Van deze sympathie voor de banken van lee ning geeft de minister dan uitvoerig blijk, om later te betoogen dat de gemeente-banken van leening, „die altijd meer zekerheid aanbieden" zeer zeker met dit wetsontwerp zullen blijven bestaan. Nog zet de Mem. van Beantw. uiteen, waarom de hulpbanken niet in de plaats kunnen treden voor de banken van leening. Uit dit alles zien wij in de eerste plaats dat de regeering te zeer het belang, niet van het onderwerp, maar van het wetsontwerp uit het oog verliest. Zij moest overtuigd zijn, dat de rege ling van overwegenden invloed op de toekomst dier instellingen is: zij moest niet vragen, hoe voldoen wij het best aan de wenschen van hen „die nu eenmaal gewoon zijn of behoefte hebben om geld op pand te leenen", maar zij moest zich de vraag doen, of die gewoonte wel goed was, of daaraan moest toegegeven worden, en of in die behoefte niet op andere wijze, voor een groot deel, zou kunnen voorzien worden, wan neer eenmaal niet overal banken van leening „waarvoor de geheele gemeente garant is", en „die altijd meer zekerheid aanbieden" bestonden zij moest, de vrijheid der banken van leening in hare Memorie van Toelichting verdedigende, ook de voordeelen welke die vrijheid geeft in hare wet erkend hebben. Want en zie hier een tweede opmerking wèl lezen wij dat de regeering het stelsel van monopolie, van uitsluitend gemeentelijke banken van leening, niet in overeenstemming acht met de geheele richting van den tegen woordigen tijd, die de hare is, uiaar het heeft den schijn, alsof zij die vrij heid ook alleen daarom in haar wetsontwerp heeft gehuldigd niet omdat zij er een beteren toestand van verwacht. De vrijheid tot het oprichten vaD banken erkent zij, maar zij toont zelve aan, hoe de gemeente-banken van leening niet zullen wor den opgeheven, en hoe deze altijd groote voor deelen boven de particulieren voor hebben. Zij ontslaat ons dus van de moeite om de vrijheid welke zij bedoelt te signaleeren. Maar na de lezing der Memorie van Beantwoording begrijpen wij ook volkomen, dat verscheidene leden der Kamer in de wet niet veel meer zagen dan een hinken op twee gedachten. Burgemeester en Wethouders alhier, gezien het adres van Gebr. Palm C°., kooplieden, wonende binnen deze gemeente, houdende verzoek om het pakhuis aan het Leveudaal, geteekend Wijk III n*. 665, tot magazijn van lompen en beenderen te mogen bezigen; gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januari 1824, rakende vergunningen ter oprichting van sommige fabrieken en trafieken; doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en bewoners van de naastbijgelegene en belen dende panden, ten opzichte der informatiën de commodo et incommodo, door Burgemeester en Wet houders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer gemeente, op Donderdag den 23"'" Juni aanst., 's voormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Van de 37 adspiranten, die gisteren en heden aan het admissie-examen voor de Leidsche Hoo- geschool hebben deelgenomen, zijn 18 toegelaten. De Leidsche afdeeling der Vereenigiug het Zilveren Kruit vierde Zaterdag avond in de Stad3- Gehoorzaal den gedenkdag der overwinning bij W aterloo. Men verzoekt ons te melden dat de boekhan delaar C. Kooyker reeds voorloopig aan den bur gemeester van Bodegraven ter hand heeft gesteld de som van f 160, zijnde een gedeelte der op brengst van een door hem uit te geven werkje, getiteld i Een blik op Bodegraven, door Eberhard. Bodegraven maakt bekend, dat tot den lSden de zer bij haar is ingekomen de som van ƒ44,710.50. Onder de giften komen voorvan Z. M. den Koning ƒ2500, H. M. de Koningin ƒ1000, Z. K. H. Prins Frederik /TOOO, H. K. H. Prinses Marianne f 1000, Z. K. H. PriDS Hendrik ƒ500. Het bedrag der geleden schade beloopt na af trek der assurantiegelden ƒ325,025.50. Uit Maastricht wordt gemeld, dat, in navolging van het 2de reg. inf. aldaar, het muziekkorps van het 28ste reg. Pruisische inf., onder directie van den heer Speer, den 25sten Juni in uniform een concert zal geven in het stadspark ter gemelde stede, ten voordeele der slachtoffers van den brand te Bodegraven. Omtrent de aanhouding vaD een Hollandsch schip in Venezuela vernemen wij nader het vol gende. Een te Curasao gevestigd handelshuis is door overeenkomsten met de regeeringen van Ve nezuela en van Curapao verplicht tot het vervoer der brievenmalen tusschen het eiland St.-Thomas, de in Venezuela gelegen havens La Gnaira en Porto Cabello, en het eiland Curasao. Een van de schepen dezer firma, de pakketboot Le Honfleur, met een brievenmaal aan boord, op weg naar Porto Cabello en Curayao, is te La Guaira op last van het gouvernement van Venezuela in het voortzetten van zijn reis belet; de voor die plaats bestemde brieven zijn echter rondgedeeld. De gouverneur van Cura9ao heeft aan de re- geering van Venezuela gevraagd welke de reden dezer handelwijze was. Wij kennen die reden niet, maar vermoeden dat zij daarin bestaan heeft, dat het aangehouden schip oorlogscontrabande aan boord had. Vene zuela verkeert nl. voortdurend in politieke beroe ring en op het oogenblik dat het verdachte schip werd tegengehouden, was de haven La Guaira, waar het zich bevond, in handen van den tegen- president Gusman Blanco, die thans president is, terwijl de haven Porto Cabello, waarheen het schip zich wilde begeven, in handen was van de vroegere gevestigde regeering. Vad.) De algemeene commissie voor den brand te Het Koninklijk Instituut van ingenieurs hield den 9den Juni jl. eene vergadering te Middelburg, welke door een zeventigtal leden werd bijge woond. Reeds den vorigen dag had een aantal hunner zich met eene bijzondere stoomboot van Rotterdam derwaarts begevenonderweg werden op verschillende plaatsen leden opgenomen en is een bezoek aan de sluiswerken te Veere ge bracht, terwijl in den avond van dien dag in het Schuttershof te Middelburg eene feestelijke bijeen komst plaats bad. De vergadering zelve werd gehouden in een der localen van het provinciaal Gouvernement in de Abdij. De notulen der vergadering van den 12den April 1870, gelijk mede het venlag van de werkzaamheden van het Instituut in het insti tuutsjaar 18691870, waren reeds gedrukt en aan de leden venonden. Niemand verlangde daarover het woord te voeren en de notulen werden vast gesteld. Omtrent de rekening en verantwoording der inkomsten en uitgaven gedurende het afge- loopen instituutsjaar werd, bij monde van het lid J. F. Boogaard, verslag uitgebracht en de pen ningmeester van zijne verantwoordelijkheid ont heven, ouder dankzegging voor het gevoerd be heer. Daarop werd aankondiging gedaan van de ontvangen geschenken. Hierop bekwam het raadslid J. G. W. Fijnje het woord en deelde mede, dat hij, daartoe door den Raad van bestuur aangezocht, een levensbe richt van den onlangs overleden oprichter en president F. W. Conrad had samengesteld; hij achtte dit uitvoerige stuk echter niet geschikt, om in eene vergadering als de tegenwoordige in zijn geheel te worden voorgelezen, weshalve hij zich bepaalde tot het mededeelen van de inlei ding, het geven van een kort overzicht van den gang en de indeeling van het stuk, en verder ineer uitvoerig het slot daarvan voordroeg. Dat stuk zal achter de notulen der vergadering wor den uitgegeven. Van den Minister van Binnenlandsche Zaken was een brief ontvangen, ten geleide van eene missive van Zr. Ms. Minister-resident te Stockholm met bijlagen, betreffende nieuw uitgevonden ver warmingstoestellen. Omtrent dat stuk zal nader door den raad eene beslissing worden genomen. Door den hoofdingenieur van den waterstaat in Noord-Holland was een brief ingezonden, ten geleide van de waarnemingen aan den Helder, gedurende de maand April jl., welke als bijlage tot de notulen zullen worden medegedeeld. In verband met het bezoek, dat den anderen dag door een gedeelte van de leden aan den Westkapelschen zeedijk zou worden gebracht, werd door het lid J. F. VV. Conrad daaromtrent eene mededeeling gedaan, toegelicht door eene teekening op groote schaal, vervaardigd door de leden B. A. A. Deenik en G. A. Escher. Van het lid W. F. Leemans was eene nota ont vangen, betreffende het vraagstuk der oevercon- stateering langs de rivieren, waaromtrent nader door den raad van bestuur zal worden beslist. Door het honorair lid F. De Lesseps waren onderscheiden onlangs in druk gegeven rappor ten betreffende het kanaal van Suez ingezonden. Het bestuur van het XXIVste Nederlandsch Landhuishoudkundig Congres had eene circu laire toegezonden, ten geleide van exemplaren van het Programma. Nog was van den Minister van Binnenlandsche Zaken een brief ingekomen, ten geleide van snel heidsmetingen op den IJsel, door het lid J. Van der Toorn; omtrent dat stuk zal de Raad insge lijks nader een besluit nemen. Eindelijk wa9 van het bestuur der afdeeling Oostelijk Java het negentiende jaarlijksche ver slag (18691870) ontvangen, dat met de rekening courant als bijlage tot de Dotnlen aan de leden zal worden medegedeeld. De president Jhr. G. J. G. Klerck gaf vervol gens het woord aan het lid M. Simon Gz., die een vluchtig overzicht gaf van de onderscheiden spoorwegwerken te Middelburg en Vlissiugen, waaraan dien dag door de leden een bezoek zou worden gebracht. Door het lid Mr. J. P. Amersfoordt werd daarop nog het een en ander medegedeeld met betrek king tot eene reliëfkaart, door hem vervaardigd naar de tot de geologische kaart behoorende boog- tekaart van Nederland, bewerkt op het topogra- phisch bureau van het departement van oorlog. Alvorens tot de ballotage van de als nieuwe leden voorgestelden over te gaaD, deelde de pre sident mede, dat reeds voor geruimen tijd het bestuur der afdeeling Oostelijk Java aan den raad van bestuur den wensch had kenbaar gemaakt, dat het honorair lidmaatschap van het Instituut mocht worden aangeboden aan den heer Mr. P. Mijer, gouverneur-generaal van Nederlandsch In- dië, en zulks als erkenning voor de vrijgevige wijze, waarop die bewindsman, naar aanleiding van een door de afdeeling aan hem ingediend adres, aan de ingenieurs der burgerlijke openbar* werken had toegestaan oin den inhoud van stuk ken en bescheiden, behoorende tot de gouverna- ments-archieven en speciaal betrekking hebbende tot het vak van den iDgenieur, voor zoover die inhoud geheel of gedeeltelijk van zuiver weten- schappelijken aard is, openbaar te maken in da werken van het Koninklijk Instituut van inge nieurs of van de Nederlandsch-Indische maat schappij. Krachtens het reglement kon aan het verlan gen van het bestuur der afdeeling eerst gevolg worden gegeven in de Juni-vergaderingen de president stelde alsnu namens de afdeeling voor, den heer Mr. P. Mijer te benoemen tot honorair lid van het Instituut. Dit voorstel werd met acclamatie ontvangen en, daar niemand de stemming verlaDgde, de heer Mijer beschouwd als met algemeene «temmen als honorair lid te zijn aangenomen. Zij die als gewone en buitengewone leden wa ren voorgesteld, werden hierop allen als zooda nig benoemd. Vervolgens had de verkiezing plaats van drie nieuwe leden van den Raad van bestuur, ter vervanging vaD de aftredende raadsleden Jhr. G, J. G. Klerck, L. H. J. J. Mazelen J.G. W. Fijnje, die krachtens het reglement niet herkiesbaar waren. De keuze der vergadering vestigde zich op de leden VV. T. Koster, J. A. Kool en C. Brui- nings. Nadat aankondiging was gedaan van een aan tal als leden voorgestelden en van de overschrij ving van eenige buitengewone leden, sloot de president de vergadering. Na afloop daarvau had de tocht naar Vlissin- gen plaats, nadat men te Middelburg verschil lende bezienswaardige inrichtingen 'in oogen- schouw had genomen, en aldaar teruggekeerd,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1