port der dagbladen te brengen op een halven cent
voor elke vijfentwintig grammen of elk gedeelte
daarvan."
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
hebben Gebroeders Belinfante, boekhandelaren-
uitgevers te VGravenhage, met verschuldigden
eerbied te kennen gegeven:
Dat zij als uitgevers van Weekbladen en Tijd
schriften met bevreemding hebben kennis geno
men van het ontwerp van wet tot herziening van
onderscheidene bepalingen der wet van 12 April
1S50 (Stil. N°. 15), houdende regeling van het
briefport eu van de aangelegenheden der brie-
venposterij
Dat zij als uitgevers van het Weekblad de
Wekker, een Weekblad aan onderwijs en opvoe
ding gewijd, waarvan de abonnementsprijs na
de afschaffing van het zegelrecht is verminderd,
nadeel ondervinden van de wijziging onlangs door
de regeering in art. 17 van genoemd wetsontwerp
gebracht, ten gevolge waarvan van dit Weekblad
niet langer 1 cent, maar 2 cents port per num
mer zal worden geheven, zoodra het gewicht door
toevoeging van het minste bijvoegsel de 20 gram
men zal te boven gaan
Dat deze verrassende toevoeging in het gewij
zigd ontwerp van wet, voor zoover zij (en dit
was vermoedelijk haar eenig motief) strekte om
weekbladen die den vorm of de gedaante hebben
van magazijnen, illustraties enz. aan een port
van 2 cents in stede van 1 cent te onderwerpen,
ook daarom de bevreemding van requestranten
heeft opgewekt, omdat zij als uitgevers van het
Geïllustreerd Sluivers-magazijn enz., opnieuw nadeel
ondervinden, daar, volgens eene vrijzinnige opvat
ting der bestaande wet, deze magazijnen veeleer
onder art. 12 der wet van 1855 moesten worden
begrepen
Dat requestranten wel niet behoeven aan te
wijzen dat het hier geen dagbladen geldt die
aanzienlijke winsten putten uit een hoogen abon
nementsprijs of een aanzienlijk getal advertentiën,
maar dat hier sprake is van de zoogenaamde goed-
koope volkslectuur, die aanmoediging, en geen be
lemmering verdient.
Redenen waarom requestranten eerbiedig in
overweging geven: 1°. Om de oorspronkelijke
woorden van art. 17 „eens of meermalen per week
in het licht verschijnende" te herstellen; 2°. om,
in geval van behoud van het criterium van ge
wicht, het port van dag- of weekbladen beneden
de 30 grammen te bepalen op een halven cent;
3'. aan het artikel toe te voegen de volgende
bepaling: „Onder nieuwspapieren worden begre
pen alle eens of meermalen in de week met af
zonderlijken titel verschijuende losse bladen."
De medische studenten der Utrechtsche Hooge-
school hebben een „Open brief" gericht aan Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Za
ken, waarvan zij zich voorstellen afdrukken te
doen toekomen aan de leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Die brief heeft het licht gezien bij den uitge
ver J. L. Beijers en behelst eene gemotiveerde
uiteenzetting van de onvolkomenheden in den
toestand van het medisch onderwijs aan de
Utrechtsche Hoogeschool, ontstaan in verband
met de voor eenige jaren in werking getreden
wet tot het uitoefenen der geneeskunde.
Het zou, zeggen adressanten, èn met het oog
op het roemrijk verleden der Utrechtsche Aca
demie èn op de bewijzen die de stedelijke regee
ring heeft geleverd, dat het haar ernst is om tot
het uitbreiden van de studie in de medische we
tenschap het hare te willen bijdrageD, dubbel te
betreuren wezen, wanneer betrekkelijk kleine
onvolkomenheden de oorzaak moesten zijn, dat
de hoogeschool niet was, wat zij wezen kon.
In de eerste plaats is 't het practische gedeelte
van het onderwijs in de genees-, heel- en verlos
kunde, dat dringende verbetering behoeft en
waarop adressanten de aandacht van den minis
ter vestigen.
De hoogleeraar in de geneeskunde is verplicht
tot het geven van onderwijs in de bijzondere
ziektekunde en geneeskunde, de geneesmiddel
leer en de practische geneeskunde.
Tot het onderwijs in de practische geneeskunde
behoort zoowel de zoogenaamde stationnaire kli
niek, dat is het onderwijs aan het ziekbed, als
het onderzoeken en behandelen der loopende pa
tiënten, de zoogenaamde stads- of polikliniek.
Er is geen assistent, die uit het overgroot aan
tal patiënten, dat de polikliniek bezoekt, hen af
zondert, die voor het onderwijs dienstig zijn, en
de overige zelf behandelt. Toch ware dat alleszins
wenschelijk.
't Is daarom, dat adressanten dringend verzoe
ken een assistent te willen aanstellen voor den
hoogleeraar in de geneeskunde, die zich uit
sluitend aan deze betrekking zal kunnen wijden,
en daarbij de jongeren, waar zij het behoeve^
leiden en voorgaan.
Voorts vestigen adressanten 's ministers aan
dacht op eene leemte van het onderwijs in een
belangrijken tak der geneeskundede verloskunde.
Van de drie Universiteiten is hier de meeste
werkzaamheid verbonden aan den leerstoel in
dit vak, daar Utrecht van de drie academie
plaatsen het grootst is en er dus de meeste ver
lossingen voorkomen.
Wanneer nu ook de hoogleeraar zooveel mo
gelijk in de gevallen, waar bij dag of bij nacht
hulp wordt vereischt, tegenwoordig is, zoo is het
toch onmogelijk, dat hij bij alle verlossingen in
het Nosocomium en in de stad hulp verleent.
Immers het verder gynaecologisch onderwijs, dat
iederen dag wordt gegeven, zou daaronder nood
zakelijk moeten lijden. Daardoor worden door
adressanten dan ook minder verlossingen waar
genomen dan bij de aanstelling van een bevoegd
assistent zou kunnen plaats hebben.
Het is dus ook hier, dat adressanten verzoeken
het weinige te willen doen, dat zooveel zou kun
nen uitwerken, namelijk het aanstellen van een
verantwoordelijk Assistent.
Ten laatste wijzen adressanten op het feit dat
hen te Utrecht geheel en al de gelegenheid tot
oefening in de artsenijbereidkunde ontbreekt. Zij
dringen aan, om daarin op eenige wijze te willen
voorzien, wijl, naar beweerd wordt, de eischen
bij het staatsexamen worden uitgebreid buiten
de perken, die de wet schijnt te stellen.
De menigte die, behalve van Utrecht, Woer
den en nabijliggende gemeenten, ook van Gouda,
Leiden enz. Bodegraven-Zwam merdam den twee
den Pinksterdag bezocht, was ontelbaar en
wordt op vele duizenden begroot. Zes stoombootjes
voeren af en aan; de rijtuigen vormden een enorm
lange rij. Van verschillende plaatsen kwamen
schuiten, door paarden getrokken, die om niet
werden verstrekt, maar waar de passagiers een
klein vervoergeld ten behoeve der slachtoffers van
den brand moesten betalen. Men verneemt
nog, dat bij den notaris vele papieren van waarde
zijn verbrand. De Luthersche predikant had zijne
bibliotheek bijna niet willen verlaten. Beiden
zijn zeer getroffen door het hun overkomen leed.
Zaterdag heeft de adjudant des Konings, Jhr. De
Pesters, de plaats van het onheil bezocht, 's Na
middags is Z. E. de minister van binnenl. zaken,
vergezeld van den secretaris-generaal, in Bode
graven geweest.
Men zegt dat niet alle maatschappijen even ge
reed zijn in het uitbetalen der verzekeringsom
men. Zoo zouden autoriteiten zich met de zaak
hebben moeten bemoeien, om enkele tot het na
komen hunner verplichtingen te bewegen. Men
noemt eene maatschappij in Gelderland, die zeer
soliede is, en die in deze zich toch niet loyaal
betoont.
Naar men verneemt, is door Z. M. den Koning
eene gift van 2500 geschonken voor de nood
lijdenden van Bodegraven, en werd een Russisch
effect van 1000 ontvangen.
Men ontleent aan een bijzonderen brief van
Parijs de volgende belangrijke mededeeling
„Sedert eenige dagen is men op onze keizer
lijke munt bezig met het ontwerpen van den
stempel van goudstukken van 25 franken, als
grondslag voor het internationale muntstelsel.
Die stukken zullen het inschrift dragenM. AUR.
IN. (Moneta Aurea Internationale) Internationale
gouden munt. Uiterst toevallig is het daarbij, dat
het aangeduide inschrift juist den voornaam vormt
van een uwer landgenooten, die immer in de
voorste gelederen der kampioenen voor de inter
nationale munt heeft gestreden en juist het eerst,
zoo ik mij niet bedrieg, het denkbeeld der stuk
ken van 25 franken, als grondslag van het inter
nationale muntstelsel, aangaf. Ik bedoel uwen land
genoot, den heer Maurin Nahuijs te Utrecht.
Van 24 tot en met 31 Mei zijn 11 schepen
door het kanaal van Suez gevaren, zoodat het
geheele aantal, gedurende de verstreken maand
41 schepen is. In April bedroeg dat getal slechts
35, zoodat de ontvangst van Mei die van de voor
afgaande maand weder zal hebben overschreden.
(Le Canal de Suez.)
Het Oostenrijksch regeeringsblad bevat een Kei
zerlijk besluit, waarbij bepaald wordt: 1°. dat
eene algemeene internationale tentoonstelling te
Weenen zal worden gehouden in het voorjaar
van 1873; 2". dat van dit besluit onmiddellijk
mededeeling zal worden gedaan aan de buiten-
landsche regeeringen.
De Minister van Oorlog heeft den 2 7,teo Mei jl. de
volgende missieve gericht aan de komraandeerende
officieren van al de korpsen van het leger:
De heer Minister van Binnenlandsche zaken
heeft mij medegedeeld, dat bij uitspraken in zake
van militie, wegens broederdienst vrijstellingen
zijn verleend, die geweigerd hadden behooren te
worden, indien de afvoering van het stamboek
der broeders of van de door hen gestelde plaats
vervangers, op wier dienst men zich beriep, doch
die tot vervallen-verklaring van den militairen
stand veroordeeld waren, spoedig had plaats ge
had na de executie van het vonnis. Ten einde
nu voortaan die afvoering van het stamboek
spoediger te doen plaats hebben, worden de chefs
der korpsen, met wijziging in zoover van het
bepaalde bij de aanschrijving van den 17den Januari
1813, bij deze door mij gemachtigd om, wanneer
zij van den auditeur-militair kennis ontvangen
van de excecutiën van vonnissen, of sententiën
van veroordeelden tot hun korps behoorende,
waarbij dezen van den militairen stand zijn ver
vallen verklaard en uit de sterkte van het korps
moeten worden gebracht, die vonnissen onmiddel
lijk in de stamboeken te doen inschrijven en de
betrokken militairen uit de sterkte van het korps
te brengen."
De Minister van Oorlog heeft bepaald, dat ook
de paarden van de kompagnieën artillerie-trans
porttrein, zoomede die van de kompagnie transport
trein (voor den administratieven dienst bestemd),
van het winterbeslag moeten worden voorzien,
overeenkomstig de vroeger vastgestelde bepalingen.
Dezelfde Minister heeft bepaald, dat art. 10 van
het gewijzigd voorschrift nopens de admissie enz.
aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht van
kweekelingen die voor rekening van het Depar
tement van Oorlog voor den militairen dienst wor
den opgeleid, zal worden gelezen als volgtArt.
10. Het examen wordt afgenomen door eene door
den Minister van Oorlog te benoemen commissie, in
tegenwoordigheid en onder leiding van den direc
teur, die omtrent den uitslag van het examen in
vereeniging met bedoelde commissie, een tabel
larisch rapport opmaakt, waarin de adspiranten
geplaatst worden naar orde van de kunde door
hen in de hierboven opgegeven vakken aan den
dag gelegd. Bij gelijke kunde komt bij de adspi
ranten in de eerste plaats in aanmerking de ken
nis in verschillende talen, in de rekenkunde en
jn de geschiedenis en aardrijkskunde."
De Minister van Financiën maakt bekend, dat
bij hem ontvangen zijn twee muntbiljetten, te
zamen groot f 20, door een onbekende, onder het
postmerk 's-Gravenhage van 5 dezer, ingezonden
tot teruggave van hetgeen ten gevolge eener on
juiste berekening te veel werd ontvangen.
Bij beschikking van den Minister van Finan
ciën is bepaald dat de navolgende ambtenaren
bij de administratie der posterijen hunne functiën
zullen uitoefenen als volgt, te weten: de surnu-
merairen: L. A. Meijer, ten postkantore te Dor
drecht; A. Van Raab van Canstein, ten postk. te
Sneek H. J. Mahieu, op het spoorwegpostk. Am-
sterdam-Emmerik-BentheimW. G. Krüsemann,
voorloopig ten postk. te Haarlem; H. A. Hoxel,
voorloopig ten postk. te Veenendaal; W. F. Harm-
sen, ten postk. te Rotterdam; M. C. Hennequin,
voorloopig ten postk. te Rotterdam, daarna te Til
burg; J. Tak, ten postk. te Leiden; H. Arntze-
nius, op het spoorwegpostk. te Moerdijk; F. L. C.
Plooster, voorloopig ten postk. te Brielle; L. J.
Keiser, voorloopig ten postk. te Groningen F. H.
De Meester, ten postk. te Amersfoort; O. B. F.
Vos, ten postk. te Meppel; D. F. O. Verheije
van Sonsbeek, in de bureaux van de afdeeling
posterijen bij het depart, van financiënG. De
Wit, ten postk. te Leeuwarden W. F. Viëtor,
ten kantore van den inspecteur der posterijen te
Zwolle.
Z. M. heeft benoemd tot groot-officier der orde
van de Eikenkroon den Belgischen generaal-ma-
joor H. Guillaume, en tot commandeur dier orde,
graaf van der Straten-Ponthoz, adjudant van Z.
M. den koning der Belgen.
Z. M. heeft aan Jhr. M. J. W. A. De Millij, op
zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burge
meester van Nieuwendam.
Z. M. heeft aan P. Regout, te Maastricht, ver
gunning verleend tot het aannemen en dragen
der versierselen van ridder 1ste kl. der orde van
den Zahringer Leeuw, hem door Z. K. H. den
hertog van Baden geschonken.
Z. M. heeft aan J. Bosch, te Wognum, vergun
ning verleend tot het aannemen en dragen van
het kruis Fidei et Virluti, hem door den paus ge
schonken.
Z. M. heeft aan Mr. P. Bosscha, op zijn daartoe
gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als lid
en vice president van het college van regenten
over het huis van arrest te Deventer, onder dank
betuiging voor de gewichtige en langdurige dien
sten door hem als zoodanig bewezen.
Z. M. heeft benoemd tot ingenieur-architect voor
de gevangenissen en rechtsgebouwen J. F. Metze-
laar, architect te 's-Hage.
Amsterdam, 7 Juni. Heden hield de Maatschappij
van Weldadigheid hare jaarlijksche algemeene
vergadering in het lokaal Eensgezindheid op het
Spui, alhier. Uit het verslag, uitgebracht door den
voorzitter-commissaris, Mr. J. Bieruma Oosting,
blijkt, dat de finantieele uitkomsten, in vergelij
king met andere jaren, zeer gunstig mogen ge
noemd worden.
De minder gunstige uitkomsten van het fabrieks
wezen hebben tot een nauwkeurig onderzoek ge
leid van de hervormingen, die daarin kunnen
worden ingevoerd; vooral ook met het oog op
de invoering van zoodanige kleine industriën,
die buiten den veldarbeid en gedurende de lange
winteravonden verdiensten opleveren, ook voor
hen, die voor het werk op het land ongeschikt
zijn. Vooral is de aandacht gevestigd op het man
denmaken, daar voor dit vak toch betrekkelijk
geringe krachten en voor de uitoefening daarvan
eveneens geringe kosten gevorderd worden. Daar
enboven is reeds eene touwslagerij in werking
gebracht.
Uitvoerig stond de voorzitter stil bij de weezen-
verpleging in de M. v. W. Het aantal der beste
delingen is van 55 tot 116 geklommen. Spreker
wees er op, dat, niettegenstaande de verslagen
en vele dagbladartikelen, Frederiksoord door ve
len voor eene zelfde inrichting wordt gehouden
als Ommerschans. Frederiksoord is echter niet
eene plaats van straf, maar van opvoeding. Spre
ker gaf verder met leedwezen te kennen, dat
het ledental, deels door afsterven, deels door be
danken, al meer en meer afneemt; van den an
deren kant moest hij echter met dankbaarheid
gewagen van de vele door de M. ontvangene giften,
wat een sprekend bewijs mocht worden genoemd,
dat de M. zich in veler sympathie mag verheugen.
Spreker wijdde tevens in het breede uit over 1
de gevolgen van de vaststelling der nieuwe ar
menwet. De gemeentebesturen, die thans toela
gen voor de onvermogende gezinnen verstrekken,
zullen door de M. worden uitgenoodigd, daarmede
voort te gaan; terwijl bij weigering geen ander
middel overblijft, dan die gezinnen, waarvan de
afdeelingen der M. niet in staat zijn het onder
houd voor hare rekening te nemen, naar hunne
geboorteplaats terug te zenden.
Over het geheel genomen blijkt uit het verslag,
dat de toestand der M. v. W. gunstig mag ge
noemd worden. Talrijke bezwaren zijn echter
nog te overwinnenderhalve roept hij de krach
tige medewerking in der afgevaardigden, om, ook
vooral door aanwerving van leden, de instand
houding der instelling te verzekeren.
Hedenochtend werd door het Provinciaal
Gerechtshof nog eeDe korte zitting gewijd aan
de zaak van Dr. F. S. Elders. De adv.-gen. deed
een bewijs voorlezen, afgegeven door den inspec
teur voor den geneeskundigen dienst in de pro
vincie Noord-Holland, waaruit bleek, dat de
beschuldigde, krachtens art. 21 der wet van 1
Juni 1865, Staatsblad N° 59, de bevoegdheid heeft
tot uitoefening der geneeskundige praktijk in
haar vollen omvang Z. E. G. A. constateerde der
halve, dat het bewijs dier. bevoegdheid geleverd
was. Verder bleek, uit eenige door den beschuldigde
overgelegde stukken, dat hij, na afgelegde exa
mens, de bevoegdheid had gekregen tot uitoefening
der praktijk als scheepsheelmeester in 1851, als
stedelijk heelmeester in 1853, als stedelijk roed-
meester in 1858, als plattelands-heelmeester op
26 Juni 1865. Hij viel door een en ander in de
termen van bovengemelde wet, ingevoerd op 1
Jan. 1866. Vermits de verdediger het ten aanzien
dier bevoegdheid volkomen eens was met het
openbaar ministerie, werd alsnu de zitting ge
sloten en de uitspraak bepaald op Maandag 13
Juni, des namiddags te 2 uren.
De behandeling der zaak van den uitgeweken
Pool Kamanski, beschuldigd van valschheid in
onderscheidene geschriften, die op heden had
moeten plaats vinden, is tot Dinsdag 14 Juni
uitgesteld.
's-Giiavinhage, 6 Juni. Uit de rekeningen ver
antwoording door de commissie tot het beheeren
van het fonds voor onderofficieren enz., die onder
toekenning van gageinent of van gratificatie uit
den militairen dienst worden ontslagen, aan den
Minister van Oorlog overgelegd, blijkt 1° dat ont
vangen is ƒ81,161.19 en 2° uitgegeven f 79,817.06;
zoodat gedurende het jaar 1869 meer is ontvan
gen dan uitgegeven 1344.18, terwijl een kapi
taal van ƒ950,000 op het grootboek der 2% pCt.
nationale werkelijke schuld, als eigendom van
het fonds is ingeschreven; zijnde het, uit het door de
genoemde commissie ingediend algemeen verslag
van den staat van het fonds, over gemeld jaar al ver
der gebleken: 1° dat het aantal contribueerende
deelgenooten aan het fonds op ultimo December
bedroeg 2878, waarvan 2799 eene jaarlijksche
bijdrage storten van ƒ10.5, eene verhoogde con
tributie inleggen van ƒ15.73, eene van ƒ20 en 1
van ƒ30. 2° dat op gezegd tijdstip; een aantal
van 5S8 personen in het genot was van jaar
lijksche lijfrenten en pensioenen, waarvan het
gezamenlijk bedrag der jaarlijksche uitkeering
eene som van /23,680.25 beloopt; 3" dat tot ge
zegd tijdstip 12 nog in leven zijnde deelgenooten,
bij het verlaten van den dienst, aan hunne echt-
genooten weduwen-pensioenen hebben verzekerd,
te weten1 deelhebber voor een weduwen-pensi
oen van f 60, 1 van S0, 5 van ƒ100, 1 van
ƒ125, 1 van ƒ135, 1 van 145 en 2 van ƒ150; 4"
dat tot den laatsten December 1869, een getal
van 56 deelgenooten van hunne uit het fonds aan
komende gelden, een gezamenlijk bedrag van
ƒ33,560 in het fonds hebben laten berusten, ten
einde daarvan jaarlijksche renten te genieten, en
5' dat in den loop van het jaar 1869 aan 2142 gewe
zen militairen, voorschotten op gagementen en
pensioenen voor rekening van deze instelling
zijn verleend, tot een bedrag van ƒ261,549.75;
terwijl op 31 December 1869, in voorschot-be
taling waren 2053 gepensioneerden, die in het