No. 3165, Woensdag A®. 1870. 8 Juni. Op liast dor Commissie tot regeling vetra. don optoclit zal or, toij gelegenlieid van don optoclit oono COLiLECTE worden gehou den voor don brand van Bodegraven. LEIDSCB DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DHR ADVKRTENTIEN. Voor iederen regelJ O.lê. Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 7 Juni. HET 69ste LUSTRUM DER LEIDSCHE HOOGESCHOOL. 1575—18 70. Een nieuw Lustrum onzer Hoogeschool is aan gebroken en wordt plechtig herdacht. Een tijd perk van 295 jaren scheidt ons van den tijd dat de belofte van den edelen Willem van Oranje werd ten uitvoer gelegd. Het is een lang verle den, een verleden waarin de wisselvalligheid van 's werelds beloop ook deze inrichting niet spaarde. Ook zij had te kampen, en dikwerf zwaar te kampen, maar die tijden van voorheen zijn over schaduwd door den bloeitijd, waarin onze Uni versiteit zich nog steeds mag verheugen. En een feest onder zulke herinneringen te vieren, is een feest van beteekenis en mag met recht luisterrijk zijn. Dit doel heeft men zich nu weder onbe krompen voor oogen gesteld, zoowel zij die al hier in het brandpunt der wetenschap opgekweekt worden, als de burgerij, die gaarne dergelijke gelegenheden aangrijpt om op de meest ondub belzinnige wijze te toonen hoezeer zij het ver blijf van de studeerende jongelingschap in de grijze sleutelstad naar waarde weet te schatten. Een wandeling langs grachten en wallen, door stra ten en stegen, geeft van die belangstelling een waardig blijk. De stad is in feestgewaad gesto ken. Geen woning van rijke of schamele zonder driekleur; frisch groen, overstroomd met Flora's telgen, is kwistig ter versiering aangewend; prachtige en smaakvolle tropeeën zijn er in over vloed, chassinetten met toepasselijke rijmelarijen, behooren niet tot de uitzonderingen, kortom de somberste straten hebben haar onbehaaglijk met een zoo vroolijk mogelijk aanzien verwisseld. Zoo aanschouwde men reeds de academiestad op gisteren, den tweeden Pinksterdag, den eersten van die acht blijde dagen, waarin het 59ste Lustrum door afwisselende festiviteiten schoon wordt her dacht. Het was een uitgezochte dag. Een blau we hemel welfde boven ons hoofd. Een zoele atmosfeer maakte de werking der natuur zoo aaugenaam mogelijk. De zon was koesterend in stede van verhittend, haar gouden stralen maakten een heerlijk effect op de veelkleurige woningen. Men kon het den komenden vreem delingen, die ons de lange treinen brachten, aan zien dat de weersgesteldheid een stemming te weegbracht in harmonie met het blijde doel der komst. Wat een drukte, .welk een gejoel, wat al levendigheid ontwaarde men gisterenochtend in do omgeving en den omtrek van het station. En langzamerhand groeide die menigte aan, en was zij allengs in dikke volksdrommen gemethamor- phoseerd. En dit kon men waarnemen van het Academiegebouw op 't Rapenburg af tot aan het station van de Hollandsche IJzeren-Spoorweg- llaatschappij. En met reden, want de plechtstatige intocht zou plaats vinden van de reünisten, van de gegradueerde mannen, die hier „de schoonste da gen van hun leven hebben doorgebracht", van die nuttige leden der maatschappij, die „de gele genheid komen waarnemen om zich nog eens te ontdoen van het maatschappelijk stof" en nog eens zich komen vermeiden in „de herinneringen aan den heerlijken studententijd." Het zijn de geestige woorden van den heer Mr. W. R. Thorbecke die wij daar eenige malen aanhaalden, door hem Jgebezigd in zijn geestrijk, aardig, ongekunsteld en kernachtig antwoord op de rede van den praeses van het studentenkorps Doch daarover liever straks. Wij waren dan ge- tbleven bij de plechtstatige ontvangst en verwel koming van de réuuisten. Ruim te 11 uren zette zich op het Rapenburg de optocht in beweging, niet de gecostumeerde optocht, maar een lange rij Beden van het studentenkorps, voorafgegaan door een piket en de muziek van het 3de reg. huza ren. De pedel van het studentenkorps, Somerwil, was de primus eu droeg de banier der academie. iDan volgde de Senaat der academie met ba nier en daarop de studenten faculteitsgewijze net de onderscheidene banieren. Zooalswij reeds hierboven zeiden, verdroog ïich overal een aanzienlijke menigte, door een uitmuntenden geest beheerscht, want strikt wer den de goed berekende bevelen van de politie voor de geregelde passage, die onder toezicht van den commissaris Cramer plaats vonden, nagekomen. Binnen korten tijd was men dan ook aan het station, waar de stoet de aankomst van de oud studenten, oude vrienden, clubgenooten en ken nissen verbeidde. Terwijl het korps op het voor plein geschaard bleef, begaven zich de Senaat, de heeren banierdragers der verschillende faculteiten en het muziekkorps op het plankier. Daar waren reeds onderscheidene réunisten uit Amsterdam, en uit andere steden in die richting liggend. De ont moeting was eigenaardig om aan te zien. De advocaat of dokter was weder student en sprong en danste en sloeg uien, als wij ons zoo mogen uit drukken, die bewezen dat die heerlijke studie tijd steeds in een gezegend aandenken blijft. En inmiddels keek men in de verte en keek men nog eens, totdat een rookwolk de naderende trein uit Rotterdam, 's-Gravenhage enz. aankondigde. Hij nadert, een schrille fluit doet zich hooren, hij staat stil, eeD luid hoezee sur toute ia ligne, het Iö vivat klinkt uit aller mond, begeleid door koperen instrumenten, de réunisten stappen uit, worden hartelijk verwelkomd en voegen zich bij den stoet achter den Senaat. Deze volgt denzelf den weg naar de Academie terug. Daar aange komen vereenigt men zich in de Gehoorzaal en neemt een ieder een plaats in. Nu neemt de eigenlijke plechtigheid, de officieele ontvangst en verwelkoming eerst een aaovang. De praeses van het studentenkorps, de heer Binckhorst tot den Binckhorst, plaatst zich voor den katheder en spreekt een korte doch in de hartelijkste be- woordigingen iDgekleede welkomstgroet uit en die gold allen die weder zoo bereidwillig aan de uitnoodiging gehoor hadden gegeven om een feest te komen vieren, dat de vriendschapsbanden, die vroeger aangeknoopt zijn, versterkt, een feest, waarmede zooveel gepaard gaat en waaraan zooveel ten grondslag ligt. Gevoelde hij zich ge drongen voor die blijken van belangstelling harte lijk dank te betuigen, niet minder kwam die dank toe aan allen die door ijver en bemoeienissen medegewerkt hadden om die réunie tot stand te doen komen. De beste wenschen uitte hij voor den goeden afloop en de genotrijkheid der feesteD, en tevens sprak hij in verband hiermede de hoop uit, dat, als een ieder weder iu zijne betrekking teruggekeerd mocht zijn, opnieuw zal zijn geble ken dat het studentenkorps nog altijd de schoone eigenschappen van de spreuk: Virlus Concordia Fidet in eere heeft weten te houden. Daardoor is alleen de viering van zulk een feest mogelijk! Daarop, zeide de gulhartige spreker, moest een Iö vivat vallen, maar voordat hij nog had uitge sproken vielen hem luide toejuichingen en fan fares te deelmaar toen ook werd er een Iö vivat gezongen uit volle borst. Mr. W. R. Thorbecke plaatste zich hierop tegenover den praeses en improviseerde namens de réunisten een antwoord, dat tintelde van geest en vernuft. Ernstig was het Diet: het was een echte studenten-speech, waarin het studen tenleven als het non plus ultra, althans bij den rede naar tot nu toe, werd voorgesteld. De wijze van voor dracht maakte van een en ander een geheel, dat slechts éen gebrek had, n.l. dat de heer Thorbecke niet nog een uur langer heeft gesproken, en wij zijn overtuigd dat de aandacht, die hem zoo ruimschoots ten deel viel, geen oogenblik was verflauwd. Integendeel. Trachten wij een vlugge schets te geven van zijne improvisatie, die wij onmogelijk in extenso kunnen weergeven, wegens den verren afstand waarop wij van den redenaar stonden. Wij zijn gekomeD, zoo ving hij aan, met een tweeledig doel. In de eerste plaats om de bewijzen van onze levendige belangstelling te geven, waar het geldt een feest, dat strekt ter herinnering aan de heerlijke jaren hier doorgebracht, die wij tot nu toe tot de schoonste jaren van ons leven gerekend hebben. Wij studenten weten niet wat student zijn is, dat weten we pas als we't niet meer zijn. Dan zijn wij teruggekeerd in die groote maatschappij, en on derwerpen ons aan hare wetten; maar trekken wij een vergelijking tusschen die groote maatschappij en,het verblijf aan de Hoogeschool, dan is zij niet altijd ten voordeele van die groote maatschappij uitgekomen. Het woord Universiteit heeft verschil lende beteekenissenniet alleen duidt het ver garing van kennis en wetenschap aan, maar ook wil het zeggen het verkrijgen van hoedanigheden die onmisbaar zijn in den omgang, het opdoen van een vrijen blik in alles wat oin ons is. Maar het is nog zinrijker, want het woord Universiteit sluit in zich onbevangenheid, rondheid en andere van die eigenschappen, die bij de studenten meer dan iu de groote maatschappij gevonden worden. Dan in de tweede plaats komen we hier om nieuwe krachten voor het vervolg op te doeD, maar we verlangen daartoe geen oud-studenten te zijn dit kuunen wij overal zijn maar willen nog eens studenten zijn. Kortom wij wenschen ons nog eens onder het studenten- korps begrepen te zien. Eh daarom vroeg hij, want dit was het ware woordStel ons in de gelegenheid om ons nog eens te ontdoen van het maatschappelijk stof en geef ons een goede her innering aan den heerlijken studententijd! Reeds bij menige Tolzin hadden sprekers woor den vele toejuichingen en dikwijls een hartelijk gelach doen opgaan; maar bij het einde waren de toejuichingen oorverdoovend en kwam men van alle zijden den heer Thorbecke complimen teeren. Ook nu weder werd het Iö vivat aange heven en herhaald, en zoo begaf men zich op uitnoodiging van den praeses naar de sociëteit Minerva, waar Dog eenige genoeglijke uren werden doorgebracht en op de straks geuitte wenschen en bewijzen van hartelijkheid werd geschonken, geklonken en gedronken. Ook daar werd nog menig woord aan het te vieren feest gewijd. Gisterenavond werd het feest voortgezet met eene muziekuitvoering in den tuin van de sociëteit Minerva. Ziedaar onze taak van den eersteD dag volbracht. Eene meer wijdloopige beschrijving te geven van de stad ware ondoen lijk, in zooverre de illuminatie en de optocht, die wij hedenavond te wachten zijn, een glans en luister zullen bijzetten die wij dan nader hopen te be schrijven. Een slotwoord over de inrichting van de Ruïne en het feestgebouw, hetgeen wij gisteren bezichtigden. De tuin is zeer sierlijk aangelegd. Aan bloemen, die de meest welriekende geuren verspreiden, ontbreekt het niet en de vindingrijkheid van de decorateurs de gebroeders Jacobs, heeft ben op liet denkbeeld gebracht, de twee buffetten, die in den tuin geplaatst zijn, op een verrassende wijze in te richten. Het zijn twee grotten, waarin tijgers en andere wilde dieren zich ophouden. Een van die grotten is zoo natuurlijk, dat men in den waan wordt ge bracht, dat echt rotssteen daarvoor aangewend is, en evenwel is het slechts eenvoudig linnen met een soort cement bestreken. Het feestgebouw is bijzonder keurig gedecoreerd. Het heeft van binnen veel overeenkomst met een Moorsch paleis en het komt ons voor, dat bij de de- coratiede Byzantijnschestijl is'gevolgd. Hetgebouw is zeer ruim. Om de danszaal loopen breede cor ridors, voor hen die aan den dans niet zullen deelnemen. Zoowel bij dag als bij avond zal de decoratie zeer goed uitkomen. Opmerkenswaardig is het gecapitoneerd plafond, waar uit elke capiton ro zen in verschillende kleur te voorschijn komen. Ook de smaakvolle versiering der vier hoeken van het gebouw en de rangschikking van onder scheidene symbolen en banieren trekken zeer de aandacht. En thans de beste wenschen voor hedenavond. Het weder laat zich goed aanzien]; de vreemde lingen stroomen binnen onze stad. Ook heden morgen worden nog aan vele gebouwen toebe reidselen gemaakt voor illuminatie en versiering. Kortom, alles werkt te zamen om den dag en avond van heden zoo feestelijk en aangenaam mogelijk te doen zijn. naaste vrienden begeleidden den afgestorveneter laatste rustplaats, waar 's mans uitstekende hoe danigheden door den godsdienstleeraar der Israë- lietische gemeente alhier werden herdacht. Gisteren viel een knaapje in het Levendaal. Reeds was hij zinkende toen hij nagesprongen werd door zekeren H. M. Pot, wien het na veel moeite gelukte het kind behouden aan wal te brengen. Een les voor knaapjes om onder het rijden in een vigilante niet over het portier te hangen, werd hedenmorgen buiten de Rijnsburgsche poort gegeven. Een jongentje dat dit deed, viel door het openspringen van het portier op den straatweg en bezeerde zich deerlijk aan het hoofd. Geluk kig raakte het rijtuig hem niet. Op specialen last van Z. M. den Koning heeft de Minister van Oorlog aan den oflic. van gez. der 1ste kl. J. De Brouwer, eerstaanwezende bij het garnizoen te Leiden, het bevel doen geven, om, voorzien van de noodzakelijke genees- en verbandmiddelen, zich onverwijld naar Bodegra ven te begeven, ten einde aldaar, op aanwijzing van den burgermeester dier plaats, de noodige hulp te verleenen aan die slachtoffers van den noodlottigen brand, op den 2d,n dezer, die zoodanige hulp nog mochten behoeven. De Slaats-Courant behelst het verslag der com missie, in 1870 belast met het afnemen der ge neeskundige examens, volgens art. 5 der wet van 1 Juni 1865 Staatsblad n°. 59). De namen van hen, aan wie volgens dit ver slag akten van bevoegdheid als arts zijn uitge reikt, zijnJ. De Clercq Zubli, eervol ontsl. oflic. van gezondh. 2de kl.; P. A. D. Couvée, eervol ontsl. oflic. van gezondh. 3de kl.; J. L. Veendam, med. et art. obst. dr.; W. L. Strijbosch, med.dr.; A. G. Degenaar, med. dr J. G. Mezger, ined. dr.; A. O. R. J. De Bruijn, med. dr.; T. F. Risselada, med. dr.; J. C. Kuyper, med. doet.; H. W. Van Veen, med. doet.; C. M. Voerman, med. doet.; C. H. M. Fock, med. doet.; J. P. Anema en P. W. Mari. Heden werd op hoogst eenvoudige wijze, geheel in overeenstemming met 's mans karakter, het stoffelijk overschot ter aarde besteld van den schilder, den heer E. Davidson, wiens overlijden wij iu ons vorig nummer mededeelden. Eenige Het Handbl. geeft als gerucht te kennen, dat Z. M. de Koning incognito de puinhoopen van Bodegraven zou bezocht hebben. Uit Woerden wordt onder dagteekening van gisteren medegedeeld 't Schijnt wel, dat de stroom van Pinkstergan- gers zich geheel naar het tooneel van den brand te Bodegraven wendt; althans gisteren, lsten Pinksterdag, was het eene onafzienbare schare, die zich te midden der puinhoopen bewoog, en dezen dag belooft zij niet minder te zijn. Alle vervoermiddelen zijn overladen en er komen er nog te kort. De geest van medegevoel blijft intusschen niet achter, maar vertoont zich weder als eene der kostbaarste eigenschappen van den volksaard. Zoo vernemen wij onder meer, dat door Z. M. eene gift van f 2500 geschonken, en dat er een Rus sisch effect van 1000 ontvangen is. De bussen in het dorp leveren een ruimen oogst. Het kerkplein is nu bezet met opgeslagen tenten, waarbij, naar men verneemt, nog een paar gene- raalstenten zullen gevoegd worden. Tevens moet een officier van gezondheid, voorzien van de noo dige hulpmiddelen, derwaarts gezonden, alsook een ruime voorraad vau keukengereedschap ont vangen zijn. De deelneming is groot, maar de be hoeften zijn ook vele. Na aftrek van het geassureerde, begroot men de schade door den brand te Bodegraven veroor zaakt, op circa f420,000; 132 huisgezinnen zijn van woning en voor een groot deel van hunne goederen beroofd. Men verneemt uit de mededeeling der directie van de verzekeringmaatschappij Nederland, dat deze in geene betrekking staat tot de maatschap pijen van den heer Langrand Dumonceau, dat belegging alleen in als soliede erkende fondsen plaats heeft, en elk inschrijver 't recht heeft, zich van een en ander persoonlijk te vergewissen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1