iï°. 3161 Vrijdag A°. 1870. 3 Juni. LEIMCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRXENTIEN. Voor iederen regelJ 0.15 Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 2 Juni. De heer J. J. Cremer heeft andermaal in Het Vaderland zijn warme belangstelling ontboezemd in het „leven" van „aankomende Nederlanders, van toekomstige burgers, 't weikin de fabrieken physiek en moreel wordt verwoest" nu in een openbaren brief aan Z.Exc. den minister van binnenlandsche zaken. Hij doet dit „met vertrouwen, wel wetend dat bet lot dier armer. Z.Exe. ter harte gaal." Maar Z.Exc. heeft op de vraag van den heer v. d. Maesen de Sombrefï: „Minister van binnenlandsche. zaken, wat zult gij doen?" geantwoord. „De openbare meening moet zich krachtiger uitspreken." „Mannen van energie zijn de staatslieden die acht weten te geven op de publieke opinie." Dit gezegde van een hoog begaafd Nederlandsch ge leerde past de heer Cremer wegens dit antwoord op den minister loe. Doch „de openbare meening heeft zich verklaard." „En in dien tusschentijd zijn de vogels terug gekeerd uit het warme zuiden, en hebben bun nestjes gebouwden de boomen zijn groen ge worden en inen heeft kermis gevierd in de residentie; en de kinderen in de fabrieken heb ben gewacht en geleden." Aan den wensch van Z.Exc. is voldaan. „Men heeft van vele zijde gesproken." De commissie van onderzoek naar den toestand der kinderen arbeidende in de fabrieken, heeft voorgesteld, om het kind tegen een onredelijke exploitatie te beschermen, door eene wet tot alge meen verplicht schoolonderwijs. Reeds voor lang teekenden dertig Leidsche fabrikanten een adres, met verzoek om dien arbeid te regelen bij de wet. De Maatschappij van Nijverheid deed hare stem hooren. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen kon in 't einde niet zwijgen. Een adres der Twentsche vereeniging van handel en industrie werd ingezonden. Een legio van dag en weekbladen behelsde artikelen om die zaak bij de wet te regelen. „Maar," gaat de heer Cremer voort, „niet alle Nederlanders al erkennen allen dat de toestand van het fabriekskind verbetering behoeft vven- schen zooals wij, dat de arbeid dier kinderen zal worden geregeld door eene wet." De heer Cremer ziet de bezwaren van die Nederlanders niet voorbij, maar legt den Minister eeDe wederlegging van de zes voornaamste bezwa ren voor oogen, en wenscht, ook met gevolgtrek kingen die hij daaraan ontleent, te bewijzen dat deze gewichtige zaak wel degelijk van alle zijden door hem werd bezien, aleer hij zijn landgenoo- ten opwekte om aan de strak6bedoelde roep stem van den heer Fock te voldoen. Op den eisch van sommigen, dat de heer Cremer een concept-wet ter regeling van den arbeid der kinderen in de fabrieken zou moeten aanbieden, antwoordt hij„de Nederlandsche auteur, meent zijn roeping niet te mogen voorbijzien; het was zijn plicht om telkens mede op de wond te wij zen die zoo dringend genezing behoeft; doch ge neesmiddelen voor te schrijven, of desgevorderd het lancet in 't zieke vleesch te zetten.... dét is de roeping en taak der Nederlandsche Regeering." De schrijver eindigt aldns: „'t Geldt de vrijheid, de rechten, dier arme. kin deren. Ik weet dat U.Ex. het gevoelt't Geldt hier het leven van aankomende Nederlanders, van toekomstige burgers, 't welk in de fabrieken physiek en moreel wordt verwoest. Neen, U.Ex. wil die marteling niet langer staf- feloos doen voortduren, maar bestrijden ook in 't belang der Nederlandsche Industrie. De volkslem heeft gesproken en zijn wensch tot den Koning gericht. Gij hebt dien wensch vernomen; en, wanneer Gij nu in des Konings naam, de handen aan 't werk slaat, ik bid U, vergeet dan toch de vele stemmen onzer eerste Industrieelen niet, en vergeet Macauly niet, en vooral niet dat de behandeling dezer volkszaak, na zoovele ja ren wachtens, spoed vereischt, grooten spoed, want de verdrukking van die ellendige kleinen moet een eind nemen in ons vrije dierbare Ne derland." Het Noorden laat zich van hier schrijven, dat spoedig de verkiezingen tot aanvulling \an den Gemeenteraad, wegens de vermeerdering van be volking, zullen plaats hebben. - Dit bericht is klaarblijkelijk onjuist, daar eerst het resultaat der volkstelling moet bekend gemaakt zijn. De officieele berekening van het aantal inwoners dezer gemeente geschiedt toch alleen naar de lOjarige volkstellingen. De heer A. Provó Kluit, thans werkzaam aan het Museum van Natuurlijke Historie alhier, heeft het voornemen opgevat eene natuurkundige reis te maken in Noord-Amerika, en daar op vreemde en zeldzame vogels te jagendientengevolge is hij berioemd tot honorair assistent en natuurkundig reiziger van 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie. Aan een brief uit Batavia dd. 25 Maart is het volgende ontleend De hier onlangs gehouden Bazar ten voordeele der Christelijke Ambachtschool behoort ook reeds tot de geschiedenis, doch vu It geen zeer roemrijke bladzijde in de annalen van de overigens zoo te goeden naam staande liefdadigheid van Batavia's ingezetenen. Van al de tentoongestelde voorwer pen, volgens de annonce „van nabij, van elders en van verre" bijeengebracht, werd voor nog geen duizend gulden verkocht. Moeilijk valt het te zeggen, waaraan deze slechte, uitslag te wijten is. Zeker niet aan onbekendheid met den slechten Cnantieelen toestand, waarin de inrichting ver keert. Algemeen toch weet men dat zij, zonder eenige subsidie van het gouvernement, de onkos ten uit zeer wisselvallige en zeer onvoldoende inkomsten moet bestrijden. Hij wien deze treu rige toestand nog een geheim was, behoefde slechts een bezoek aan het gebouw te. brengen. Reeds het uitwendige vormt een treurig contrast met zoovele inrichtingen van liefdadigheid in Hol land doch ook van binnen ontdekte men, wan neer de blik slechts een oogenblik van de schoone bezoeksters afdwaalde, de sporen der grootste haveloosheid. Evenmin kan de slechte opbrengst worden toe geschreven aan gebrek van verscheidenheid der te koop aangeboden voorwerpen, want ofschoon de afdeeling dameshandwerken ruim vertegen woordigd was genoeg om er half Batavia mede te overdekken was er een rijke keus van andere artikelen. Een getrouw beeld, hoe er voor ieders gading wat was te vinden, leverde de afdeeling boekwerken op, waar men naast een hoop godsdienstige traktaatjes en geschriften zeer broederlijk „Gustave ou le mauvais sujet" van Paul de Koek en meer dergelijke vond liggen. Men stelt zich voor om van de overgebleven tweeduizend nummers een loterij zonder nieten te maken, ten einde op die wijze in de eerste behoeften der inrichting te voorzien. Onze jeuncsse dorée, die reeds vroeger werd af geschilderd als zich tot hoogste levensdoel een volkomen meesterschap in de edele danskunst te hebben gesteld, handhaaft dien roem met eere. Eene soiree muslcale beslaande uit strijkinstru menten, dezer dagen in den Planten- en dieren tuin gegeven, liep niet ten einde, zonder dat aan hunne danswoede was bot gevierd. Ja, wat meer zegt, er heeft zich thans een club onder hen ge vormd, welke zich „pleizier maken" in het alge meen ten doet stelt, schoon alweder dansen de hoofdzaak is. Niets evenaart hunne danswoede, of het moest zijn hunne ongekende mate van geestigheid. Pirouetter, Pirouette, Pierewiet, zie daar de afleiding voor den naam Pierewiet-club. Een 'stok met gouden knop is het onderschei- dingsteeken, waaraan men de leden van liet ge zelschap erkent. Even onafscheidelijk als de Oosterling zijn talisman met zich omdraagt, ver gezelt deze Pierewietstok (sic) onze jeunesse dorée. Op hunne wandelingen en in de opera, op concerten en recepties, overal vertoonen zij zich met hun modern insigne, waaraan zij een tooverkracht toeschrijven, niet ongelijk aan die van het bekende reukfleschje van Bettemie, dat Van Lennep ons in zijn Klaasje Zevenster deed kennen. Geen twijfel dus meer, of Batavia kan op eene jeunesse. dorée wijzen. Jeunesse! Ja, jong zijn ze, Goddank; sommigen zelfs ternauwernood aan hunne bonnes ont wassen. En dorée? Wie die er nog aan twijfelt, wanneer bij de oogen op de knoppen hunner elegante, rottingen houdt gericht! Hebben pessimisten wel eens geklaagd over gebrek aan fonds en degelijkheid, wanneer zij het tegenwoordige jonge Holland schetsten, nie mand is er die zoo iets het jonge Indië ten laste zou durven leggenDoch laat ik van dit onder werp afstappen, om eene mededeeling van meer gewichtigen aard te doen. Naar men mij van zeer geloofwaardige en goed ingelichte zijde heeft verzekerd, is er bij de regeering een besluit aan hangig, om hier een nieuw belastingstelsel in te voeren. Aan een geacht en kundig hoofdambte naar te Batavia zou zijn opgedragen, om te on derzoeken welk stelsel voor Indië het meest doel treffende kan worden geacht. Het eerste voordeel, dat het gouvernement van dezen maatregel zal trekken, is dat aan bedoelden hoofdambtenaar eerie maandelijksche extra toelage van 500 zal worden verstrekt. Velen, die nu reeds over den druk der tijden klageD, kunnen zich thans wat opvroolijken met het vooruitzicht van eerlang, behalve de belasting die thans reeds onder den vorm van inkomende rechten wordt betaald, hunne bijdragen aan de schatkist te mogen leveren in den vorm van eene belasting voor patent, inco- uietax of wat dan ook. Misschien evenwel brengt deze hervorming ook eene vermindering van inkomende eh uitgaande rechten met zich mede, in welk geval er tegenover de dreigende nadee- len belangrijke voordeelen voor het publiek zou den staan, en waardoor het gouvernement zich van menige onaangename en moeilijke quaestie ontheven zou zien. Vervolg van het uittreksel uit het verslag van den toestand der gemeente Leiden over 1869, ge daan door Burg. en Weth. aan den gemeenteraad. Hoofdstuk X. Armwezen. De burgerlijke ar menzorg bepaalt zich uitsluitend tot het verlee- nen van genees- en heelkundige hulp, en tot werkverschaffing aan behoeftigen; geen bedeeling of onderstand wordt vanwege de gemeente ver strekt dan aan elders armlastigen. De bij uitstek gunstig werkende gemeente-instelling, het stede lijk werkhuis, verstrekt de ondersteuning in ar beidsloon door werk te verschaffen van allerlei aard en haar fabrikaat mocht zelfs op de Inter nationale tentoonstelling met een getuigschrift worden bekroond. a. Het getal instellingen door of vanwege de gemeente beheerd of gesubsidieerd bedroeg op 31 December tien. b. Het getal huisgezinnen en afzonderlijk le vende personen, gedurende het jaar verpleegd of die op eenige andere wijze in de weldadige wer king der instellingen gedeeld of daartoe hunne toevlucht hebben genomen, is als volgt: Verpleegd 11. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. R. K. Wees- en Oudeliedenhuis 87 Evang. Luth. Wees-en Oudeliedenhuis 27 Gereformeerde Minnehuis254. Waalsche Wees- en Oudeliedenhuis 2 Christ. Afgesch. Weeshuis Gereformeerde Minne- of Oude Man- Oude- Kin- lieden. deren. 242 81 21 10 4 nen- en Vrouwenhuis 65 1/ Bedeeld ünafgebr. Tijdel. Nederduitsch Hervormde armen 2463 3618 Waalsche 22 Remonstrantsche u 8 2 Christelijk Gereformeerde 27 40 Christ. Afgesch. Geref. u 30 83 Evangelisch Luthersche u 125 115 Doopsgezinde 15 1 Roomsch Katholieke u 963 1344 Oud Katholieke 17 Israëlietische n 54 133 I >e Maskerade te Leiden. XXVII. BONAVENTURA VULCANIU8, HOOCLEEKAAR IN HET GRIEKSCH. De eigenlijke naam van Vulcanius was de Smet, dien hij, zooals zulks veel in die tijden gebeurde, in het Latijn had vertaald. Hij volbracht zijne studiën gedeeltelijk te Gent, onder leiding van Olivarius, en gedeeltelijk te Leuven, onder Petrus Nannius, werd in 1578 te Leiden tot professor in de Grieksche taal benoemd, welk ambt hij drie jaren later kwam vervullen. Over het jaar van zijnen dood is veel getwist, maar uit de stadsregisters blijkt, dat hij den 9den October 1614 als emeritus professor is overleden. XXVIII. GERARD BONTIDS, HOOGLELRAAR IN DE MEDICIJNEN. Gerard Bontius werd in zijne jeugd naar Schoon hoven gezonden om het Latijn te leeren, en van daar naar Leuven om zich in de geneeskunde te oefenen. Later vertrok hij naar Italië en werd te Padua tot Meester in de rechten bevorderd. Teruggekeerd vestigde hij zich, als medicinae doctor, te Leiden en werd in 1575 bij de oprich ting der hoogeschool tot professor benoemd. Hij was vermaard om zijne groote geleerdheid en bij zonder wegens zijne kundigheden in het Grieksch. Hij overleed te Leiden in 1599, in den ouderdom van 63 jaren. XXIX. PlETER ADRIAENSZ. VAN DER WERFF. Onder de vele uitmuntende mannen, die zich in de zestiende eeuw aan de zaak der Nederlan den toewijdden, mag en moet zonder twijfel ge teld worden Pieter Adriaensz. Van der Werff, die zijn naam vooral vereeuwigde door zijne han delwijze gedurende het beleg van Leiden. Van het begin af der Spaansche onlusten, wijdde hij zich geheel aan de bevordering der onafhanke lijkheid, was genoodzaakt uit Leiden te vluchten en hield zich gedurig in de nabijheid van den prins van Oranje op, wien hij verscheidene ge wichtige diensten bewees. Onder meer anderen zond de Prins hem heimelijk naar Holland, om te Leiden, Delft, Dordrecht en in andere steden en dorpen, vanwege den Prins zekere contri butie, tot het voortzetten van den oorlog benoo- digd, voor te stellen en in te vorderen. Na den overgang van Brielle in 1572, werd hij naar Hol land gezonden om de Staatsgewijze Vergadering te bevorderen. Even gewichtig als menigvuldig waren de verdere bedrijven, die hij dat jaar ver richtte onder den titel van: Commissaris van de Furstelijke Genade van Oraengien om de gemeene zaak te vorderen. Hij was de ziel van alles, gaf leven, moed en beweging waar hij ook verscheen eD bevorderde de geldinwilliging en geldliehting. Hij ontzag geenszins zijn eigen leventweemaal toch werd hij, om geld dat hij bij zich droeg, door muitend krijgsvolk aangevallen. De Prins stelde het volste vertrouwen in hem. Hij had hem op zijn tocht een open brief medegegeven, waarin hij alle inwoners der steden, waar Van der Werff persoonlijk of schriftelijk zou verschij nen, verzocht hem op hetgeen hij hun, uitnaam van den Prins, mocht zeggen cf schrijven, te wil len gelooven als zijn eigen persoon. Nog in hetzelfde jaar werd hij tot lid van de Vroedschap in zijne vaderstad Leiden benoemd en eenige maanden later in November, tot Voor zittend Burgemeester. Hij bleef deze waardigheid ook gedurende het beleg bekleeden, en allen gaven hem toen en geven hem nog heden, den welverdienden lof, die hem door zijn manmoedig gedrag toekwam. Verschillende penningen werden ter zijner na- gedachtenis geslagen en een gedenkteeken ter zijner eere opgericht. Na dien tijd bekleedde hij nog tienmaal den post van Burgemeester en viermaal dien van Sche pen, waartoe de toegenegenheid van den Prins, 's mans eigen verdiensten daargelaten, niet wei nig medewerkte. Hoe zeer hij zich evenwel aan den Prins verbonden had, heeft hij toch niets tot nadeel van de Privilegiën van Leiden laten ge schieden om hem te behagen want toen de Prins als Stadhouder in October 1574 den Magistraat wilde veranderen en van 40 tot 28 personen ver minderen, protesteerde hij daar tegen, te meer, daar in dezelfde verandering Regenten gesteld werden, die len tijde der belegering, de stad aan de Spanjaarden hadden willen overgeven. Kort na het beleg legde hij zijn post neder, maar bleef toch geenszins werkeloos, daar hij, met Hendrik van Brouckhoven, op een jaarlijksch inkomen van ƒ400, door de Staten van Holland werd aan gesteld tot Commissaris-Generaal van de vivres van 's Lands krijgsvolk. Na den dood van Willem I werd hij, door den Breeden raad der Stad, gezonden naar de Verga dering der Staten van Holland, om, met volkomen last, te helpen voorzien in het onderhoud van den staat dezer landen; terwijl hem tevens werd opge dragen, om, met de afgevaardigden vau Zeeland, over de bij voorraad noodige regeering te onderhan delen en tot een besluit te komen. In 15S5 was hij een der eerstbenoemden bij de vestiging van het col lege vaD Gecommitteerde raden. Hij onttrok zich toen, maar bij de komst van den Graaf van Lei-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1