Dinsdag
24 Mei.
N°. 3153.
LEiisca
A°. 1870.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestda(en, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIKN.
Voor iederen regelf 0.16.
Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 23 Mei.
EEN BROCHURE OVER GEVANGENISSEN
EN BEDELAARSGESTICHTEN.
II.
De redenen, waaiom het zoo wenschelijk is,
dat er op het gebied van gevangeniswezen zich
eene publieke opinie vormt, hebben wij in ons
vorig artikel aangegeven. Het is hier niet de
plaats daarover verder uit te weiden.
Terwijl de tegenwoordige toestand algemeen
afkeuring ondervindt, geldt de strijd, die in boe
ken en brochures, in bijna alle beschaafde landen
wordt gevoerd, de hervorming der gevangenissen.
Wat moet er gesteld worden iu de plaats van
gemeenschappelijke gevangenissen, die kweek
scholen zijn van misdrijven en ongerechtigheid?
En dank zij de volharding van enkelen, is men
reeds vóór 20 jaren hier te lande begonnen met
de invoering van een stelsel, waarbij naast het
belang der maatschappij ook dat der gevangenen
is in acht genomen. Er is toen een aanvang ge
maakt met den bouw eener gevangenis, waarin
de gevangenen ieder afgezonderd hunne straf
zouden ondergaan, en de wetgever bepaalde daarbij
in 1854 dat de rechter, in die gevallen, waarin
hij de gevangenisstraf voor twee jaren zou heb
ben uitgesproken, eenzame opsluiting zou mogen
opleggen voor de helft van den tijd dier gevan-
nisstraf.
Zoo werd de cellulaire straf hier ingevoerd;
1 en de volkomen afzondering der gevangenen dag
en nacht, met verplicht bezoek, ten minste zes
Smalen daags, werd, naar mate het aantal cellu
laire gevangenissen toenam, op meerdere ver
oordeelden toegepast.
Door de bepalingen der wet, die alleen in die
gevallen, waarin de gevangenisstraf niet langer
dan twee jaren duurt, mag toegepast worden
geldt v.ij tbans niet voor de zware misdadigere.
De regeling is dus slechts een begin. Zij eischt
dringend voltooing. filaar zal men nu op den in
geslagen weg voortgaande, cellulaire gevange
nisstraf van 5—10 jaren invoeren?
Ziehier de vraag. En nu meent o. a. de schrij
ver der aangehaalde brochure, dat zich thans
een andere weg opdoet, en dat met behoud van
het cellulaire gevangenisstelsel voor het eerste
deel van den straftijd, een stelsel is gevonden,
dat beter voldoet aan de eischen, voor de ver
betering der gevangenen gestelddit is het zoo
genaamde Iersche gevangenisstelsel. Dit stelsel
berust op het beginsel, dat wel de geheele af
zondering een geschikt middel is om den mis
dadiger tot inkeer en tot nadenken te brengen,
maar dat er nog iets anders noodig is, om hem
geschikt te maken om in de maatschappij een
nieuw leven aan te vangen, liet tracht te gemoet
te komen aan al de gevaren die er bij den te
rugkeer in de maatschappij gelegen zijn voor
hem, die jaren lang in afzondering geleefd heeft.
De gevangenen moeten niet alleen in theorie
beter worden, zij moeten ook gelegenheid heb
ben om de praktijk uit te oefenen. Er zijn niet
alleen noodig goede voornemens; hiermede is,
gelijk DaDte zegt, de hel geplaveiddie goede
voornemens moeten althans een begin van uitvoe
ring hebben, om den misdadiger krachtig genoeg
te maken om na afloop van zijn proeftijd de ver
zoekingen van de maatschappij te weerstaan.
En nu zal een eentoonig leven van jaren in eene
cel doorgebracht, waar hij alleen zijn meerderen
en zijn opzichters spreekt, hein daartoe niet in
staat stellen. Daarbij, de meeste gevangenen,
gewend aan een bedrijvig leven versuffen
door een leven, waarin zij voor 't grootste ge
deelte alleen zijn; zij worden onverschillig; hun
leven sluimert, zoodat zij, zonder iets geleerd of
iets vergeten te hebben, in de maatschappij te-
rugkeeren.
Dit is 't wat de voorstanders van het zooge
naamde Iersche gevangenisstelsel, zooveel sym
pathie voor dit stelsel doet koestereu. Zij zien
daarin het middel, om, terwijl de gebreken van
de gemeenschappelijke opsluiting, gelijk zij thans
bestaat, worden vermeden, de gevangenen toch de
voordeelen van den omgang met anderen te ver
schaffen. Zij erkennen het nut, dat afzondering
heeft, oin ieder mensch, en zoo ook den misda
diger tot naden keu te brengen, maar zij meeneo
tevens dat dit afgezonderde leven voor de mees
ten in den straftijd zei ven zijne grenzen moet heb
ben, opdat het vruchten zal dragen.
Dat Iersche stelsel nu, dat langzamerhand het
aantal zijner aanhangers ziet toenemen, wordt
thans, gelijk de heer Grevelink in zijn brochure
mededeelt, in een uitvoerig rapport van het ge
vangenisgenootschap te New-Tork voor de Ver-
eenigde Staten aanbevolen. In Ierland heeft het
16 jaren met de beste resultaten gewerkt. Waarin
bestaat dat stelsel?
Nopens de circulaire van de HH. baron Van
IIugcupoth o. O.; dio wij iit odo nummer vau £>ino-
dag II. opnamen, schrijft de Aliddelb. Cl. het,volgende:
«Waar wij heil in zouden zoeken voor de toe
komst is alzoo, behalve voortdurende zorg voor
verbeterd onderwijs, eenvoudig meer vrijheid,
meer rechtvaardigheid en vooral onthouding van
inmenging van de zijde van onbevoegden. Deze
laatste uitdrukking achten wij geenszins op de
ontwerpers der circulaire toepasselijk, maar on
der de door hen aangegeven middelen zijn er
toch, die, hoewel ongetwijfeld in strijd met hunne
bedoeling, leiden zouden tot een patronaat over
den vierden stand.
Juist dat patronaat van den eeuen stand over
den auderen is hetgeen allen, die de natuurlijke
ontwikkeling der maatschappij wenscheu, niet
alleen met woorden terloops moeten bestrijden,
maar bepaald onmogelijk maken; want daarin
zou een groot gevaar gelegen zijn.
Alen onthoude zich alzoo van hetgeen in
den laatsteu tijd als het ware mode geworden
is dat sollen met den arbeidenden stand of nij-
verheidsvereenigiugen eu derdelijke instellingen,
eeD gesol dat zelfs reeds de beste onder de werk
lieden zelve tegen de borst stuit. Het optreden
van den vierden stand is een natuurlijk gevolg
van den loop der omstandigheden, geen kasplant
die met allerlei kunstmiddelen moet gekweekt
worden. Iedere stand moet zich zeiven naar boven
werken; wat hij geworden is moet hij danken
aan eigen werk, aan eigen zorg, aan eigen ijver
en plichtsbetrachting, en daarbij is het voldoende
dat hij bevrijd zij van elke tegenwerking en
onrechtvaardigheid.
Volgt men slechts dezen weg, dan behoeft men
niei te vreezen, dat de vierde stand zal worden
de speelbal in handen van valsche volksvrienden,
jof zich zal laten gebruiken tot verkeerde poli
tieke oogmerken. Dan zal de vierde stand die
zich in elk geval naar boven zal werken, even
als dit in vroegeren tijd de derde stand gedaan
heeft een betere plaats innemen zonder ge
weld te plegen en zonder de maatschappelijke
orde omver te werpen."
Het Algemeen Dagblad van Nederland laat op eene
beschouwing over de afschaffing der doodstraf
volgen
Verzuimen wij tevens niet, onze hulde te bren
gen aan het Weekblad van het DeclU, welks talent
volle leider, de heer De Pinto, meer dan dertig
jaren onvermoeid den strijd voor de afschaffing
heeft gevoerd. Deze eerste overwinning ver
geten wij het niet! is voor een groot deel te
danken aan zijne krachtige impulsie.
Gisteren had te 's-Gravenhage de door ons
iroeger aangekondigde bijeenkomst plaats van het
voorloopig comité der Juristen vereeniging. Alle voor-
fereidende maatregelen tot vestiging dezer ver
eeniging werden daarin vastgesteld. Dealgemeene
oproeping tot deelneming zal binnen weinige
dagen openbaar worden gemaakt.
Men schrijft uit den Haag: De bekroning van
heer Mesdag op de tentoonstelling tc rwiij»
met de gouden medaille, verwekt in de kunste
naarswereld eenige sensatie. Die heer werd door
velen niet als kunstenaar, maar als een dilettant
beschouwd, die in weerwil van zijne liefdevoor
de edele schilderkunst, 't op de baan des roems
wel niet verder zou brengen dan gewoonlijk aan
!ilettanten te beurt valt. Thans wordt hem uit
en vreemde, en door bevoegde hand met het
termetaal het diploma van kunstenaar toege-
teikt, en hem het recht geschonken zijne plaats
onder de schilders in den echten en veelom val
lenden zin des woords te vragen. Tot vóór wei
nige jaren was de bekroonde kunstenaar lid van
het huis Alesdag en Zonen te Groningen, en scheen
hij zich met niets anders bezig te houden, dan
met het bespieden van de rijzing en daling der
staatspapieren, en het iu- eu verkoopen van effec
ten. Alaar in zijne borst gloeide de vonk van het
kunstenaarsvuur, en de drang oin zijn natuurlijken
aanleg te volgen werd van lieverlede zoo krach
tig, dat hij pen en kantoorboek ter zijde schoof
dn zich naar Brussel begaf, om zich als leerling
aan de voelen van Roelofs neer te zetten. Kort
iia zijue aankomst echter in Belgie's hoofdstad, ge
raakte hij in kennis met onzen beroemden landge
noot, Alma Tadema, wiensscherpe en onbevooroor
deelde blik in hem spoedig den geboren kunste
naar erkende. Door dezen meester voorgelicht,
geleid en aangemoedigd, werkte Alesdag met een
stalen vlijt, zooals alleen de heilige geestdrift
kan te voorschijn roepen. Het duurde eenigen
tijd, eer hij zich bewust werd van het genre, dat
met zijn talent strookte. Doch een verblijf aan de
oevers der zee deed het licht opgaan en besliste
zijue keus. Om nauwkeurig de zee te kuunen
waarnemen en bestudeeren, verplaatste hij zich
naar de residentie en koos zijne woning zoo na
mogelijk bij Scheveningen. Dat ook daar zijn
schoone aanleg niet geheel verborgen bleef, bleek
uit de aanmoediging van een meester als Bos
boom, welke voor den strevende en zoekende
eene heerlijke vergoeding bood voor de misken
ning eu den twijfel dien hij van zoovele andere
zijden ontmoette. Thans echter is aan zijn onver-
moeiden arbeid een eerste lauwerkrans ten deel
gevallen, die stellig en spoedig door meerderen
zal worden gevolgd.
Omtrent het verschijnen der schutters in bur-
gerkleeding daar zij niet zelven hunne kleeding
willen bekostigen en het gemeentebestuur die niet
wil verstrekken, herinnert de Gemeentestem aan
eene missive van den minister van biimenland-
sche zaken van 4 Februari 1829 (Schreuder eu
Van Maauen, Schutterijwet, p. 237), waarbij is
beslist dat elk lid der schutterij, dat weigert of
nalatig is den hem tot het aanschaffen der uni-
foruikleeding gegeven last (art. 41 der schutterij-
wet) binnen den daartoe gestelden tijd op te
volgen, zich aau ongehoorzaamheid of plichtver
zuim schuldig maakt eu in de termen verkeert
om volgens art. 58 der wet te worden gestraft.
Alleen onvermogenden zijn daarvan vrijgesteld.
Bij liet Bataafsch Genootschap der proefonder
vindelijke wijsbegeerte te Rotterdam is tot Direc
teur en tweeden Secretaris gekozen en tevens
benoemd tot Lector van het Genootschap de heer
Dr. Thade van Doesburgh.
Naar men uit het weekblad de Werkman ver
neemt, wordt te Amsterdam ernstig gedacht aan
't tot stand brengen van een Nederlandsch Werk
lieden-congres.
De Minister van Binuenlandsche Zaken brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat het toela
tingsexamen, bedoeld bij art. 2 van de voorwaar
den om als kweekeling aan 's Rijks Veeartsenij
school te Utrecht te worden opgenomen, zal
plaats hebben op Vrijdag en Zaterdag 8 eu 9 Juli
e. k., des vooriniddags te tien uren; dat zij, die
tot dit examen wenschen toegelaten te worden, zich
in persoon of schriftelijk, mits portvrij, voor of op
15 Juni e. k. bij den directeur der school moeten
aanmelden.
Bij beschikking van den Alinisler van Binuen
landsche Zaken van 2U Mei 1870 zijn, niet ingang
van 15 Juni 1870, bevorderd tot opzichter van den
De Maskerade te Leiden.
VI. PHILIPS, OKA AP VAN HOHENLO, HEER VAN
LANGENBDKG.
Hohenlo kwam in 1575 uit Duitschland naar
Holland, om onder den prins de krijgskunst
te leeren; hij werd met hartelijkheid ontvangen
en, op eene jaarwedde van 5000 gulden, in's lands
dienst genomen. Het volgende jaar gaf hij reeds
blijken van dapperheid en moed, door het her
overen van de schans te Krimpen. In 1577 ver-
eenigde hij zich met den heer Champagnier, nood
zaakte de bezettingen der steden Tholen en Steen
bergen de poorten te openen en maakte zich bij
minnelijk verdrag meester van den Bosch. Ho
henlo, dus lang onledig met het innemen van
steden, moest thans te velde trekken tegen een
hoop oproerige boeren uit Overijsel, Twenthe,
Salland en Alastenbroek. Deze, lang geplaagd met
de inlegering van onbetaalde ruiters, hadden het
geduld verloren en de wapens opgevat. Zij Doem
den zich //de vertwijfelde hoop" en voerden een
zwaard, met een halveu eidop 'en den uitgeloo-
pen dooier er naast, in hunne vaandels. //Zij had
den," zeiden zij, //tot nog toe niet om het ei willen
vechten, doch moesten het nu wel om de schaal
doen." Omtrent denzelfden tijd was er te Zwolle
oproer ontstaau, en hadden eenigen om Maarten
Schenk, die toen nog Spaanschgezind was, ge
schreven. Hohenlo, derwaarts opgetrokken, ont
moette hem op den Hardenbergerheide. De
strijd had een nadeeligen uitslag voor de on
zen, hetgeen veroorzaakt werd door dat de troe
pen van Hohenlo de zon recht in het aangezicht
hadden en vermoeid waren door een laugeu tocht
over de heide. Niet gelukkiger was hij kort daarna
in het ontzet van Delfzijl, maar Coevorden ging bij
verdrag aau hem over. In 1582 was het geluk hem
zeer gunstig, daar hij zich meester maakte van Ale-
gen en andere plaatsen iu Noord-Brabant eu Lochem
ontzette. Na den dood van Willem I werd hij
algemeen veldoverste, vanwege de Staten van
Holland en Zeeland, op eeue maandelijksche
wedde van vijftienhonderd gulden. Toen Leicester
tot algemeen landvoogd was aangenomeD, liet
hij Hohenlo het algemeen luitenantschap over
het krijgsvolk van den Staat onder hem aanbie
den, doch deze bedaukte voor de eer, niettegen
staande hij den graaf zeer genegen was, en ver
koos liever de Staten van Holland eu Zeeland,
die hem tot luitenant van hunnen bijzonderen
kapitein-generaal hadden aangenomen, tot be-
taalsheeren te hebben. Hij werd bij het begin
van den veldtocht van 1586 met Norris naar
Grave gezonden, om het met voorraad te voor
zien. Kort daarna plunderde hij de Langstraat,
legde een hinderlaag bij Breda, deed uit deze
een aanval op een Spaausch kornet, versloeg het
en nam een Engelsch hopman, Walta genaamd,
gevangen. Deze, die vroeger Aalst had verkocht
en tot den vijand was overgeloopen, werd door
hem naar Leicester gezonden, die hem niet alleen
de vrijheid schonk, maar hem eene plaats in zijne
lijfwacht gaf. Deze handelwijze veroorzaakte te
recht ongenoegen bij Hohenlo, welk ongenoegen
kort daarna, bij het vertrek van Leicester naar
Engeland, nog vermeerderde. Hoewel hij bij het
bestormen van Zutfen eene wond in het aan
gezicht had gekregen en er nog aan leed, reisde
hij toch naar Delft om afscheid van den graaf te
nemen. Leicester echter vertrok zonder hem te
ombieden, en tot reden daarvoor kreeg hij op,
dat hij den Engelschen hopman Eduard Norris
verongelijkt had. Toen namelijk deze, met Pel-
ham, bij den graal te Geertruidenberg ter maal
tijd was genoodigd, geraakten beide Engelschen
in hevige woordenwisseling. Hohenlo, wien dat
verveelde, legde aan beiden met eenige hevigheid
het stilzwijgen op en toen Norris hem hierop een
bits bescheid gaf, wierp hem de driftige Hohenlo
den deksel van een gouden kop naar het hoofd.
Norris onderdrukte toen zijn toorn, maar zond
hem later eene uitdaging tot een tweegevecht,
waarop hij tot antwoord bekwam, dat de graaf
hem, zoodra hij hersteld was, voldoening zoude
geven. Leicester echter, die er achter kwam, nam
Norris mede naar Engeland om erger kwaad te
verhoeden en in de lente van het volgend jaar,
werd het geschil door bemiddeling van prins
Alaurits en den gezant Buckhurst bijgelegd. Te
vergeefs bleven later de pogingen om Leicester
met Hohenlo te verzoenen. Leicester was er niet
ongenegen toe, maar Hohenlo er zeer afkeerig
van, daar hij zich zelfs niet eens wilde laten be
wegen van Veere naar Middelburg te komen,
om een mondgesprek te houden.
Sedert dien tijd schijnt hij niets merkwaardigs
verricht te hebben, totdat wij hem in 1593 bij
prins Alaurits voor Geertruidenberg vinden. Zijn
laatste krijgsbedrijf was in 1599 de bemachtiging
van Gennep. Na dien tijd gaf hij zich uit verve
ling en uit verdriet, daar hij meende ondankbaar
behandeld te zijn, geheel en al aau onmatigheid
over, bekwam daardoor eene stramheid van le
den, die hem voor den dienst ongeschikt maakte,
en stierf te IJselsteiu in 1606.
llij was den 17 Febr. 1595 te Buren getrouwd
met Maria, Prinses vau Oranje, dochter van Wil
lem I en Anna van Buien,