N°. 3139. Zaterdag A». 1870. 7 Mei. LEIBSCI DAGBLAD. F»RIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS 33KR ADVKRTENTIEN. Voor iederen regel. 0.15. Grootere lettors naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 6 Hel. De heer Mr. S. Van Houten behandelt in een artikel in het Noorden opgenomen het vraagstuk der uitbreiding van het stemrecht. Tweërlei redenen bestaan er voor hem, om thans zijn gevoelen hierover nader uiteen te zetten. In de eerste plaats omdat men hem een gevoe len toeschrijft, dat hij niet omhelst: in de tweede plaats om de regeering tot spoedige indiening van een voorstel te nopen. De spr. wil handhaving van den census als rondslag van het stemrecht, maar aanzienlijk verlaagd, terwijl de gebreken van den grondslag door verbeteringen van het belastingstelsel moeten worden weggenomen. Na deze verklaring stelt Mr. Van Houten de vraag: waarvoor verlaging van den census? Hier treedt de spr. in een betoog over de ge breken van de tegenwoordige Tweede Kamer, waarvan de grondtoon z. i. bij uitstek conserva tief is. „Zoodra een verschil van beginselen op rijst, beijvert de groote meerderheid zich om strijd, een oplossing te vinden, die het vraag stuk tijdelijk van de baan brengt." Bij den grooten strijd op kerkelijk en op maat schappelijk gebied, bij de transformatie van het Europeesch statenstelsel, blijft de Tweede Kamer koel. Vandaar ook dat de Tweede Kamer zoo weinig populair is: „gezeur, geharrewar"zijn de gewone qualificatie in het gesprek van het kamerde bat. De zedelijke invloed van de Tweede Kamer is ook gering: in 1868 ging het ministerie niet weg, toen er een liberale meerderheid, na de Kamerontbinding, verkregen was: zelfs de motie- Blussé hoorde het ministerie rustig aan. Alleen door dwang, door begrootingsverwerping, werd het genoodzaakt om af te treden; en het is nog twijfelachtig of zonder de tusschenkomst van de Eerste Kamer dit resultaat verkregen zou zijn. De Eerste Kamer heeft dan ook, bij het gemis aan zedelijken invloed der Tweede Kamer, een overwicht gekregen. Zij verbetert en berispt de Tweede Kamer, de regeering komt, onder de pressie der Eerste Kamer, met verworpen voor stellen bij de Tweede Kamer terug, de Eerste Ka mer komt in de meening, meerstaats-rechtelijke bevoegdheden, dan de grondwet haar toekent te moeten hebben, zij openbaart eene neiging om het recht van amendement, of het recht van goed- of afkeuring van de amendementen der Tweede Kamer te veroveren. Dezen verloren invloed moet den Tweede Kamer terug krijgen door op een breeder kiezerslichaam te steunen. Zoo ongeveer luidt de redeneering van den heer Van Houten. Er is zeker tegen een en ander nog al wat in te brengen. Is hetgeen in 1868 geschied is, een bewijs voor het gemis van invloed der Tweede Kamer? Wij meenden juist dat de Tweede Kamer, door hare waardige en consequente hou ding toenmaals een groot bewijs had gegeven van haren invloed, en dat het aan de volkomene constitutioneele houding, door haar toen aange nomen, te danken is, dat een ministerie, dat zich ten doel scheen gesteld te hebben, om haar gezag te miskennen, gedwongen is geworden, om te begrijpen, dat de Staten-Generaal eene staatsmac/if niet een bloot adviseerend lichaam zijn. Wij meen den verder, dat de wijze, waarop men zich in gesprekken over de Tweede Kamer pleegt uit 'e laten, vaak meer getuigt van gebrek aan po litieke ontwikkeling bij hen, die zich een oordeel over haar aanmatigen, daD aan de Tweede Ka mer zelve, en dat de gegronde grieven tegen de langdurigheid harer debatten juist niet ligt in haar streven, om niet beginselen te bespreken, maar juist daarin, dat alle beginselen bij elke gelegenheid weder ter sprake gebracht worden. Bij de beschouwingen van de Eerste Kamer komt het ons ook voor, dat de schr. veel te veel gegeneraliseerd heeft en dat hij op enkele feiten een systeem heeft gebouwd. Dien overwegenden invloed van de Eerste Kamer men denke aan de agrarische wet kunnen wij nog, om ver schillende redenen, niet zoo duidelijk gewaar worden. Om invloed te hebben, moet men een bopaald beginsel voorstaan: wa3 het beginsel, waarvan de Eerste Kamer, volgens de grondwet I de drager behoort te zijn, bijv. gemoeid met de Harlinger Havenquaestie? Gesteld echter de Eerste Kamer heeft een over wicht, hoe is de erkenning van dit feit te rijmen met de beweering, dat de Tweede Kamer thans, door den te hoogen census, dezelfde belangen representeert, als de Eerste Kamer, en hoe kan men verwachten, dat in dat geval, wanneer de Tweede Kamer beter de uitdrukking is van het geheele volk, dat overwicht zal ophouden? Er is éen opmerking van den schrijver, die ons genoegen deed, en die ook in strijd is, met het geen onlangs het Noorden over de uitbreiding van kiesbevoegdheid schreef: het is nam. dat hij de gebreken, die het aannemen van den census als grondslag heeft, wil wegnemen door verbetering van het belastingstelsel. Dit achten wij noodza kelijk. En de minister van financiën zal daarom in de eerste plaats zijn plannen moeten meedee- len. Dan kan onze kieswet, wanneer daarbij de census in de groote steden verlaagd wordt, grondig verbeterd worden. Eenvoudige, uitbrei ding van kiesbevoegdheid, zou slechts een halve maatregel zijn. Wij lezen in de N. R. Ct.: „Sedert eenige jaren verschijnen er van tijd tot tijd artikelen in de Gids, die door opzet, groepee ring en wegslepende voordracht gelijkelijk uit munten. Het zijn de parlementaire schetsen van den hoogleeraar Buys, waarin hij telkens een phase van ons parlementair leven schetst. Waarom, dachten wij dikwijls, waarom blijven die opstellen verborgen in de volumineuse jaargangen van de Gids, ontoegankelijk voor de meesten 'i waarom verschijnen ze niet in een bundel vereenigd? Welkom zeker zou die bundel zijn aan zoo velen, die de opstellen langer dan een maand levens waard keuren. Aan die modellen van politiek vertoog is onze letterkunde niet rijk. En de voortreffelijke Essays van den Leidschen Hoogleeraar zijn ver borgen achter de zware Gids-bandenOok voor de geschiedenis van het parlementair leven in Nederland zijn die opstellen een te kostbare, bij drage, dan dat ze niet als onder de hand van ieder belangstellend burger moesten zijn. In het Mei-nommer is weder een artikel van den heer Buys verschenen, en nu over „het kolo niaal debat." Op uitstekende wijze wordt in dat artikel aangewezen hoe de Agrarische wet in beginsel den kolonialen strijd heeft beslist, en hoe door die wet het oude stelsel van koloniaal bestuur is ter dood veroordeeld." Aan de N. R. Ct. wordt uit 's-Gravenhage be richt Eenige dagen geleden werd medegedeeld, dat baron Gericke voorzien geworden was van zeer ernstige instructiën bij de Belgische regeering ter zake van ons gedistilleerd. De juistheid van dat bericht werd door een Amsterdamsch dagblad weersproken. Wij vernemen thans nader, dat de heer Gericke de stelligste schriftelijke reserves namens de regeering moet hebben overlegd. Zij moeten, naar verzekerd wordt, van zoodanigen aard zijn, dat de Belgische ministers ze bezwaar lijk in den wind zullen kunnen slaan, zonderde zeer vriendschappelijke betrekkingen, die laatste lijk tusschen beide landen bestonden, aan groote bekoeling bloot te stellen. In de zitting van den gemeenteraad van Haar lem op Woensdag 11., werd o. a. het voorstel be handeld omtrent de pacht van het tolhek aan de Leidsche vaart. Daaromtrent leest men: „Op de begrooting voor 1870 is slechts in ont vangst geraamd de pacht van het tolhek aan de Leidsche vaart nabij de Aardenhoutslaan over de eerste 4 maanden, omdat die pacht met 1°. Mei eindigde en bij B. en W. het voornemen bestond, te zijner tijd aan den raad een voorstel te doen om den tol aan de Leidsche vaart op te heffen, na gehouden overleg met het gemeentebestuur van Leiden, de tolgaarderswoning te verkoopen of te verhuren, en het onderhoud (met uitzonde ring der vaart en het jaagpad) van het overige gedeelte van den weg over te laten aan de besturen van die gemeenten, waaronder de weg gelegen is. B. en W. leggen nu over aan den raad de omtrent dit onderwerp door hen aan B. en W. van Leiden gezonden missive, het daarop ont vangen antwoord, waaruit blijkt, dat de raad van Leiden, alvorens over de schijding of splitsing der gemeenschappelijke eigendommen eene be slissing te nemen, zekerheid wenscht te erlangen dat ook dezerzijds bereidwilligheid bestaat tot het sluiten eener overeenkomst, waarbij de split sing van beheer (in 1864 tot stand gekomen) wordt uitgebreid tot den eigendom, zoodat iedere gemeente zelfstandig beschikt over al wat tot haar deel behoort, mits in de openbare bestem ming van de trekvaart met het trekpad geene verandering wordt gebracht, als middel van ge meenschap te water tusschen Haarlem en Leiden, dan met goedvinden der beide gemeenteraden, maar ook het eene deel niet aansprakelijk zij voor de daden of beschikkingen, het andere deel betreffende; en het daarop door hen gegeven antwoord, dat zij bereid zijn om zoodanig voor stel aan den raad te doen, en het bericht van B. en W. van Leiden, dat de raad tot de door hen voorgestelde splitsing van eigendom heeft besloten. B. en W. berichten voorts, dat de late beant woording hunner eerst aan Leiden gezonden missive oorzaak is, dat deze zaak niet eerder is geregeld en afgedaan, en dat zij, terwijl inmid dels de pacht ten einde liep, met H. Vosse, die met de pacht was belast, zijn overeengekomen, dat hij de tolgelden voorloopig zou blijven innen, tegen voldoening van eene pacht van ƒ30 's maands; waarop zij de goedkeuring verzoeken. Daartoe heeft de vergadering besloten. B. en W. stellen wijders voor, en daartoe wordt besloten: 1°. het aanvragen der noodige machti ging om de aangelegenheid der scheiding met ^Leiden te regelen2°. de burgerrechtelijke eigen dommen, thans tusschen Haarlem en Leiden gemeen, en gelegen aan de trekvaart en het daarbij behoorende openbare jaagpad, te schei den, in overeenstemming met het beginsel, 't welk aan de scheiding der administratie in 1864 ten grondslag heeft gelegen. In dezelfde zitting is naar aanleiding van het in eene vorige vergadering aangehouden verzoek van het departement Haarlem der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, om subsidie voor de door dat departement op te richten kweek school voor onderwijzeressen, overeenkomstig het voorstel van een der leden, besloten om ten behoeve van de op te richten school aan het departement gedurende 5 jaren een subsidie van ƒ1000 'sjaars te verleenen. Burgemeester en Wethouders alhier hebben bekend gemaakt, dat de Gemeenteraad, ingevolge art. 265 der wet van 29 Juni 1851 Staatsblad N'. 85), in zijne vergadering van gisteren, het kohier van de plaatselijke directe belasting voor het jaar 1S70 heeft vastgesteld en dat kohier alsnog ter secretarie dezer gemeente, gedurende acht dagen, voor een ieder ter lezing is nedergelegdterwijl binnen dien tijd elke op het kohier aangeslagene, krachtens de 5d° zinsnede van bovengenoemd wets artikel, zijne bezwaren tegen den aanslag, bij verzoekschrift op ongezegeld papier, bij Gedepu teerde Staten dezer provincie kan inbrengen. Hedenmiddag te halfzes is uit de Singel, bij de voormalige Rijnsburgsche poort alhier, het lijk opgehaald van Verstraten, die sedert een week vermist werd. Het lijk is naar het ziekenhuis vervoerd. Uit Leeuwarden wordt geschreven „Een vreemd conflict tusschen onzen gemeen teraad en ged. staten van Friesland heeft zich hier voorgedaan. Gedurende vele jaren heeft het stedelijk bestuur pogingen aangewend, om de aseh- en mestverzameling en de stadsreiniging op een beteren voet te regelen. Naar het voor beeld van Groningen heeft het door den direc teur der mestverzameling aldaar een plan laten ontwerpen, om het sedert tweehonderd jaren be staande aschland, met wallen, gebouwen en be plantingen, zoodanig in te richten, dat het aan het doel volkomen beantwoorden en insgelijks groote voordeelen afwerpen zal. In weerwil van den adjunct-inspecteur van den geneeskundigen staatsdienst, die de plaats daarvoor geschikt en voor de gezondheid niet nadeelig achtte, hebben ge deputeerden besloten, de voor die verbetering door den gemeenteraad toegestane som niel goed te keuren, als van oordeel, dat voor een aschland een meer van de stad verwijderde plaals gezocht moest worden. Daar dit nu reeds lang is geble ken eene onmogelijkheid te zijn en de raad van meeuing is, dat gedeputeerden deze huishoude lijke regeling niet kunnen te keer gaan, is deze week ook de heer Ali Cohen, als inspecteur van den prov. geneesk. dienst, ter beoordeeling der zaak herwaarts genoodigd, en heeft de raad besloten, den Koning te verzoeken, om het besluit van ged. te vernietigen. Met gespannen verwachting ziet men den uitslag van dit verschil te gemoet." Uit 's-Gravenhage schrijft men ons van heden Namens de plaatselijke schoolcommissie te Delft, is aan den gemeenteraad het volgende voorstel gedaan „Naar aanleiding van het aan den heer P. Van der Schaft Sr., verleend eervol ontslag als hoofd onderwijzer bij een der openbare scholen alhier, en in, aanmerking genomen de veelzijdige onder vinding in schoolzaken door dien nestor der hoofd onderwijzers, gedurende zeventig jaren opgedaan, wenscht de schoolcommissie, dat uwe vergadering moge goedvinden, dat, als een bewijs van inge nomenheid met de groote verdiensten van genoem den heer, aan hem het eerelidmaalschap der plaat selijke schoolcommissie van Delft zal worden ver leend. „De commissie twijfelt niet, of aan haar voorstel zal bij uwe vergadering die ontvangst te beurt vallen, welke den man, te wiens opzichte het wordt gedaan, zoo zeer en als bij uitzondering toekomt." De oprichting eener Vereeniging Gewetensvrijheid wordt voorbereid. Het denkbeeld is uitgegaan van de vergadering van moderne predikanten, in het najaar van 1869 te Leeuwarden gehouden. Van Reuter's Agentschap is onderstaand telegram ontvangen Batavia, 19 April. (Point de Galle 4 Mei). Kofiie zonder handel. Suiker N°. 14 ƒ14.50 a 15. Gom Damar SS a ƒ40. Indigo ƒ5.125. Verkocht 5000 picolsjBilliton-Tin a 71,37s. Stukgoederen, markt loom. Vrachten naar Nederland ƒ90. Wis selkoers op Nederland ƒ100.50 a ƒ101. VERTROKKEN SCHEPEN: Baron v. Heemstra, kapit. Nepperus; Jacoba Helena, Immerzeel; Maria Calharina, BlomFrancina Willemina, PijlMaria Louisa Antoinette, Muysson Zeenymf, Graadt Van Roggen. Omtrent de kermis is in den Rotterdamschen gemeenteraad een voorstel aanhangig, om die niet geregeld alle jaar te houden en de mogelijkheid te reserveeren, dat zonder bepaald raadsbesluit de kermis achterwege kan blijven; voorts om haar niet meer te houden in den nazomer, maar in Juni, van den derden Maandag in de maand tot den Woensdag de daaropvolgende week. Dit laatste met het oog op de hygiène en op de wen- schelijkheid, om de buitengewone gelegenheid tot geld uitgeven niet meer zoo kort voor den win terdag te plaatsen. Bij Williams en Norgate, te Londen, verschijnt eene vertolking in het Engelsch van Ds. A. Reville's werk: De Geschiedenis van het dogma der Godheid van Jezus Christus. De luitenant ter zee der 1ste klasse P. Swaan, dienende op Zr. Ms. fregat met stoomverinogen Admiraal Van Wassenaer, wordt met den 15den de zer op non-activiteit gesteld, en met den 16den daaraanvolgende vervangen door den luit. ter zee der 1ste kl. J. M. Brevet. De heer P. H. Bruyn, secretaris der Amsler- damsche Kanaal-Maatschappijis door Z. M. den Koning-groothertog benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon. Bij beschikking van den 5den dezer, n°. 2047, af- deeling Telegraphie, heeft de Min. van Financiën als leerlingen van de telegraphie toegelaten: H. C. T. Yan de Wall, te Rotterdam; A. A. Welters, te Delft. Z. M. heeft aan M. D. A. Pyke, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als adjunct-ijker der maten, gewichten en weegwerktuigen. Z. M. heeft benoemd tot burgemeester der gemeen ten Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn Jhr. Mr. W. H. De Beaufort. Z. M. aan W. P. d'Harvant, op zijn verzoek, eer vol ontslag verleend als burgemeester van Herwen en Aerdt, onder dankbetuiging voor de vele goede diensten in die betrekking den lande bewezen, en benoemd tot burgemeester van Herwen en Aerdt H. H. Cristjani. Z. M. heeft aan den baron Yon Henikstein, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend aLs Nederlandscli consul generaal te Weenen, onder dankbetuiging voor de goede en langdurige diensten door hem aan den lande bewezen, en is, ter zijner vervanging, tot con sul-generaal benoemd de heer Fr. Rosenberg. Z. M. heeft goedgevonden: de luit.-kol. G. A. De I Gelder en R. M. Verniers van der Loeiï, respectieve- lijk van het 1ste en 8ste reg. inf., en den majoor op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1