i\°. 3138
Vrijdag
A°. 1870.
6 Mei.
LEIBSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deza Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 5 Mei.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
Het Tolparlement in PruUcn is steeds aan
het werk voor de commercieele en economische
belangen van den Noord-l)uit9chen Bond. Het
aantal leden dat die zaken behartigt, is echter
nog steeds betrekkelijk gering en dagelijks komen
er nog kennisgevingen van tijdelijke of voortdu
rende afwezigheid van onderscheidene leden. De
opgewektheid en lust is bij een aanmerkelijk ge-
f deelte dus niet groot, maar er is ook nog een
andere oorzaak, wij zeiden het reeds de vorige
week, en dit is antipathie tegen dit gewrocht van
Bismarcks streven naar de Duitsche eenheid. De
leden die onder een of andere van bovenvermelde
omstandigheden handelen, komen er rond voor
uit. Ziehier eene aardige bijdrage daarvan, die
tot groote ergernis aanleiding gaf. De Badensche
afgevaardigde Bissing voerde aan, dat hij de ver
gadering eenigen tijd niet kon bij wonen, daar hij
wegens eene beschuldiging van beleediging door
een Badensch ambtenaar tegen hem ingebracht,
tot zes dagen gevangenisstraf veroordeeld was;
juist nu had de justitie te Tauberbischofstein hem
aangezegd zich naar Rastadt te begeven, teu einde
de straf te ondergaan. Tegenover den Badenschen
landdag zou hij daaraan niet spoedig gehoor
hebben gegeven, maar hij gaf de voorkeur aan
vestingstraf boven liet bijwonen der vergaderingen
van het Tolparlement; na het verstrijken van de
straf, zou het wel niet meer de moeite waard
zijn naar Berlijn terug te keeren.
Betreffende den gezondheidstoestand van den
heer bondskanselier, graaf Von Bismarck, wordt
geschreven, dat hij nog altijd te zwak is om zijn
werkzaamheden te hervatten.
In Oostenrijk hield de nieuwe minister-presi
dent graaf Potozki vele bijeenkomsten met hoof
den van Czechen, over het bekende vraagstuk van
de toekenning van meerdere zelfstandigheid aan de
kroonlanden, aan welks oplossing of bemiddeling
dit kabinet zich veel gelegen schijnt te laten liggen.
Tot dusver moeten deze onderhandelingen tot geen
eigenlijke ontknooping geleid hebben,hetgeen even
wel van weinig beteekenis is voor de beslechting
van deze moeilijke quaestie, daar de besprekingen
eigenlijk meer als inlichtingen moeten beschouwd
worden die graaf Potozki voor zijn eigenlijk plan
inwint.
Er moet o. a. gesproken zijn over het invoeren
van rechtstreeksche verkiezingen in de kroon
landen en of het instellen van een algemeenen
landdag nog altijd eene conditio sine qua non
voor een vergelijk met de verschillende rijken
zou zijn.
Wat er uit zal voortspruiten ligt nog in een ver
verschiet, want het tevreden stellen van verschil
lende partijen is geen gemakkelijke zaak. Zeker
is het, dat het kabinet sedert zijn optreden getoond
heeft met den besten wil voor de nationale wen-
schen bezield te zijn, mits dit met de staatsrech
terlijke toestanden vereenigbaar is.
Nadat vorst Karei van Runicnlë reeds den
S"™ April den staatsman Golesko belast had met
de samenstelling van een nieuw kabinet, is deze
eerst voor eenige dagen er in geslaagd een stel
mannen den vorst voor te dragen, die hen tot
ministers benoemd heeft. De reden van bestaan
voor dit inioisterie moet geheel in 's lands finan-
tieeleo toestand gezocht worden. Althans mag men
dit opmaken uit een officieel stuk, te weten de
vorstelijke boodschap waarmede den 20"°n April
het driejarig zittingstijdperk van de Kamer ge
sloten werd. Die brief luidde;
Mijne heeren senatoren en afgevaardigden
De zitting van het Wetgevend Lichaam voor
het jaar 1869/70, reeds door mijn boodschap
van den 30,ten dezer voor de tweede maal ver
lengd, spoedt heden ten einde, zonder dat het
nieuwe kabinet gevormd werd. Om U, mijne
heeren, niet nog langer van uwe haarsteden terug
te houden, verklaar ik volgens art. 95 der grond
wet het tegenwoordige zittingjaar gesloten. Te ge
lijker tijd maak ik u bekend dat ik den heer
A. G. Golesco de samenstelling van een minis
terie heb opgedragen.
Met het oog op de bezwaren, gelegen in het
nog niet oplossen van het finantieele vraagstuk,
dat het evenwicht in onze staathuishouding her
stellen moet, roep ik de wetgevende macht inge
volge de mij bij de grondwet toegestane prero
gatieven, van, den 12den tot den 2J"len Mei op, tot het
houden van eene buitengewone zitting, opdat de
behandeling van de finantieele wetsontwerpen
voleindigd kan worden.
In Engeland vervult de lage daad van de Griek-
sche movers, de bevolking nog steeds met ontzetting.
In het parlement moest de regeering haarfijn
verhalen welk beleid zij in deze tegenover Grie
kenland en de roovers gevolgd had. Zij legde dien
tengevolge alle diplomatieke stukken, welke tot
deze zaak betrekking hebben, over doch die niet
den moord verijdelen kouden. Wij zullen hier niet
stilstaan, bij al die breedvoerige nota's, gewisseld
tusschen Engelands gezant en minister van bui-
tenlandsche zaken, maar wij achten liet niet on
aardig eens eene diplomatieke correspondentie
onder het oog van den lezer te brengen, tusschen
een bende roovers aan de eene zijde en de ver
tegenwoordiger» van twee Europeesche mogend
heden aan de andere zijde. Wij vermeeuen toch
dat zulke stukken nog weinig voorkwamen. Wij
laten deze correspondentie woordelijk hier volgen
Mijn HH. gezanten van Engeland en Italië!
De heeren zijn zeer goed en gewillig, maar be
halve hetgeen reeds met de heeren omtrent het
losgeld van 25,000 pond sterling is overeengeko
men, verlangen wij van de Grieksehe regeering een
amnestie, en dat alle vervolgingen tegen ons, niet
alleen in Attika worden gestaakt, maar in alle
provinciën; want indien wij bemerken dat men
ons gaat vervolgen, dan staan wij voor de ge
vangen heeren niet in. Zonder uitstel wachten
wij morgen uw antwoord."
Nu volgt de daarop gezonden brief van de ge
zanten
„De gezanten van Engeland en Italië hebben
uwe mededeelingen ontvangen. De uitkeering
van de gevraagde som zal geen bezwaar zijn,
maar gij moet op geen amnestie blijven staan,
waartoe de Grieksehe regeering onmogelijk mag
besluiten. Er zullen personen worden gezonden
om met u te onderhandelen, terwijl de Koning
en de president van den ministerraad, den En-
gelschen gezant verzekerd hebben, dat gij in dien
tijd niet overvallen zult worden. Behandel uwe
gevangenen zoo goed mogelijk. Gij kunt ze ge
rust en zonder iets te duchten te hebben, in een
of andere boerenwoning brengen." Is geteekend
Erskine.
Men weet dat de Grieksehe regeering hare
beloften niet nakwam en troepen tegen de roo
vers zond, die vervolgens de reizigers hebben
vermoord.
Terwijl de Engelsche pers nog steeds voortgaat
met hare aanvallen tegen de Grieksehe regeering
te slingeren, is het stilzwijgen van de Italiaan-
sche pers over de gruweldaden door de roovers
op twee diplomaten van dit land gepleegd zeer
opmerkelijk. Dat laat zich echter gemakkelijk
verklaren. Uit eigen ondervinding begrijpt men
daar beter dan ergens anders den vreeselijken en
moeilijken toestand waarin het Atheensche
Kabinet zich bevond.
De Esthlandsche Landdag heeft het voorbeeld
van den Lijtlandschen gevolgd, en onlangs even
eens een adres tot den Keizer van Rusland ge
richt, waarin de keizerlijke bescherming wordt
ingeroepen voor de zwaar bedreigde provinciale-
en nationale rechten van de Oostzee-Provinciën.
De Russische bladen spreken op hooghartigen
toon de overtuiging uit, dat het adres evenmin
als het vorige het geringste gevolg zal hebben,
en getroosten zich niet eens de moeite de daarin
voorkomende argumenten te wederleggen, maar
zien daarop honend en spottend neder. Een van
die ultra-Russische organen zegt, dat de Duitsche
adel in de Oostzee-Provinciën den weg opgaat
naar hetzelfde lot van den Poolsehen adel in
Kieuw en Podoliën, die door hardnekkige oppo
sitie tegen de Russische regeering hun eigen
ondergang bewerkt hebben. Een ander Russisch
blad, de Golos, dringt bij de regeering aan, dat
zij met de oproerige Duitschers korte wetten ma
ke en de verrussing in zijn geheelen omvang
en met al hare gevolgen op de Oostzee-Provinciën
toepasse, zoomede alle hervormingen invoere
gelijk die in Rusland bestaan, namelijk de wet
telijke voorschriften omtrent den grond en de
rechtsbedeeling. Men moet evenwel zorg dragen
dat de jury's bij de rechtbanken alleen uit Russen
bestaan.
Terwijl in Frankryk de partijen alle mogelijke
krachten inspannen om zich de overwinning bij
de stemming over het plebisciet, die aanst. Zon
dag plaats heeft, te bezorgen, en keizer, ministers,
staten-generaal, dagbladen en invloedrijke man
nen een ware manie aan den dag leggen in het
uitvaardigen van proclamatiën aan het volk, komt
plotseling een komplot tegen het leven van den
keizer de algemeene spanning en opgewonden
heid vermeerderen. Arrestatiën worden bewerk
stelligd en stukken van overtuiging dagelijks
mëer en meer in beslag genomen. Zoo ten min
ste schrijft het officieele blad van het keizerrijk.
Het laat 't aan de keizerlijkgezinde bladen over,
om dit thema te varieeren. Zij hebben dezen wenk
dan ook goed begrepen en houden de natie van
het komplot tot in de minste bijzonderheden op
de hoogte. De liberale bladen hechten aan een
en ander geen onvoorwaardelijk geloof, terwijl
de democratische bladen als de Marseillaise, Itap-
pel, Reveil enz. het komplot beschouwen als een
uitvindsel van den keizer, om de domme menigte
over te halen aan zijne roepstem om voor het
plebisciet te stemmen, gehoor te geven. Zoolang de
regeering geen meer afdoende bewijzen levert dan
tot dusver in het logenstraffen van die verdachtma
kingen gelegen is, en slechts nu en dan eenige zeer
onbepaalde feiten in het Journal 0/ficiel aan het licht
brengt, achten wij den twijfel aan den ernst van
dit komplot zeer gewettigd, ook in spijt van de
breedvoerige mededeelingen der officieuze bladen,
die elkander onderling om het hardst tegenspre
ken. Dat er zich feiten hebben voorgedaan die
aan een komplot kunnen doen denken, is vrij
zeker, maar wij zijn nog niet genoeg overtuigd
of dit comediespel is, dan wel eene ernstige zijde
heeft. Napoleon heeft meer in zijn leven komplot-
ten te voorschijn gebracht, die nader bleken ge
heel vooraf op touw te zijn gezet. En het spreek
woord zegtl'on revient toujours a son premier
amour. Wat Napoleon toen voor geld en goede
woorden gedaan kon krijgen, zal nu ook zoo
moeilijk niet vallen.
De ijver, die zich in den aanvang van dit jaar
openbaarde, om de Nederlandsehe el algemeen
voor de oude in de plaats te stellen, is, gelijk
wij gemerkt hebben, weder verflauwd. Niette
genstaande de aankondigingen van de eerste
winkels, dat zij voortaan alleen per meier zouden
rekenen, hebben verscheidene hunne toevlucht
weder genomen tot de oude, afgeschafte el, en
evenals de wet van 1817 zal ook de wet van 7
April 1869 spoedig een doode letter zijn ge
worden.
De reden er van ligt natuurlijk daarin, dat het pu
bliek niet meê wil werken, inaarook omdat de win
keliers die de oude maat zijn blijven gebruiken, nog
een middel weten te vinden, om de wet te ontdui
ken. Althans voor zoover wij weten heefter nog geen
veroordeeling plaats gevonden; of die bij vervol
ging mogelijk zou zijn, wagen wij niet te be
slissen, maar zeker is het dat de wet hier niet
duidelijk genoeg is.
Men meet daar wel niet meer inet. de oude el, maar
men berekent den prijs naar de 69 duim, gelijk men
zegt. Het is niet vreemd dat het publiek, dat
gaarne den ouden sleur blijft volgen, naar die
winkels heengaat waar zij op de oude manier
worden geholpen en dat vooral de mindere
stand, die gewend is bij de el te rekenen, afge
schrikt werd door de hooge prijzen in de win
kels, welke naar de nieuwe maat verkoopen
en ten slotte alleen naar de eerste toeging. Hoor
den de huismoeders toch dat de katoentjes, die
zij vroeger voor 25 cents kochten nu op eenmaal
35 cents de el kostten, dan gingen zij den winkel
uit, en luisterden niet eenmaal naar hetgeen men
haar zeide over de el, die zooveel langer was
geworden: een el is een el, zoo redeneeren zij.
De winkels, die dadelijk de meter gebruikten,
hebben, naar wij vernemen, reeds een niet on
belangrijk verlies hierdoor geleden. Is 't wonder
dat zij na hun eigen voordeel hooger stellen, dan
het algemeen belang, en weder naar de oude el
gaan rekenen?
Wat daaraan te doen? Zie hier de vraag. Het
is duidelijk dat de wet niet wil, dat de prijs
berekend wordt naar 69 duim inaar naar 100
duim. Noch in art. 3, noch in art. lOisditeven-
wel duidelijk gezegd. Wanneer de wet van 7
April 1869 alzoo hiertegen niet waakt, is het dan
niet noodzakelijk, dat daarin zoo spoedig moge
lijk worde voorzien? Het geldt hier toch; nu of
nooit.
is, gedeeltelijk ter vergrooting van het grondka-
pitaal van het wees- en oudeliedenhuis der ge
meente en gedeeltelijk ten voordeele der kerk.
Dit concert belooft voor de beminnaars vau de
gelijke muziek een groot kunstgenot te zullen
opleveren. Het zal gegeven worden door den
heer J. A. Klerk uit Delft, algemeen bekend door
zijn voortreffelijk orgelspel, met medewerking
van onzen geachten stadgenoot den heer A. J.
Wetrens. Beide heeren zijn voornemens eenige
nummers voor orgel en viool voor te dragen. Dit
laatste vooral verdient de opmerkzaamheid van
het kunstminnend publiek. Wij twijfelen niet
of de belangelooze pogingen van bovenge
noemde heeren, om een goed doel te bevorderen
zullen door zeer vele onzer stadgenooteu onder
steund worden.
Naar wij vernemen zal de monstering voor den
gecostumeerden optocht in Juni a. s. alhier te
houden, plaats hebben op Dinsdag den 10d"d Mei
a s. in het Heeren Logement den Burg alhier.
Aan het feestgebouw op de Ruïne wordt goed
doorgewerkt. Men is thans reeds zeer druk aan
de binnenbetimmering bezig.
Uit Bern wordt gemeld dat bij de bondsregee-
ring een circulaire van onze regeeriug is ingeko
men, om hare medewerking te vragen tot de
benoeming eeuer internationale commissie, die
middelen zou beramen om eenheid te brengen
in de handelsstatistiek. De Zwilsersche regeering
heeft zich dadelijk bereid verklaard, om op deze
wijze gevolg te geven aan een der besluiten van
het laatste gehouden Statistisch congres.
Naar men verneemt zal op den l"en Juni a.s.
in de Luthersche kerk alhier een orgel-concert
gegeven worden, waarvan de opbrengst bestemd
De Tijd deelt mede
Men schrijft ons uit Rome, dat op 29 April jl.
aan het in algemeene congregatie, ter behandeling
van het schema de parvo calechismo, vergaderde
concilie door den president kardinaal d'Auglis de
officieele mededeeling is geschied, dat dadelijk
na de behandeling van voornoemd schema de be
spreking zou beginnen van het schema: de Ro
mano l'oniifice, eiusque infallibilitale. (De leerstelling
der onfeilbaarheid van den Paus.)
Uit Middelburg wordt geschreven:
Langzamerhand begint men zich reeds bezig te
houden met de vacature, die eerlang in de Tweede
Kamer zal ontstaan, daar Mr. G. A. Fokker hij
zijn voornemen om zijn mandaat neder te leggen,
blijft volharden. Als candidaten ter vervulling der
vacature worden genoemd Mr. M. F. Lantsheer,
raadsheer in het prov. gerechtshof van Zeeland,
die bij vroegere vacature reeds meermalen uitge-
noodigd was zich verkiesbaar te stellen, doch
steeds geweigerd heeft. Mocht deze heer thans
de candidatuur willen aanvaarden, dan is het
bijna zeker, dat hij gekozen wordt, daar hij zouwel
door zijne vrijzinnige denkbeelden, als door zijne
bekwaamheden de algemeene achting en het ver
trouwen in deze provincie geniet. Voorts worden
nog genoemd Mr. C. J. Pické, raadsheer in het
prov. gerechtshof, dien zeer velen hunne stem
zullen geven, en die als vertegenwoordiger onge
twijfeld zal bewijzen, dat hein niet geheel ten
onrechte vroeger een zetel in het ministerie kon
aangeboden worden. Verder Mr. J. P. R. Tak,
commies griffier bij de Tweede Kamer, die als
secretaris der staats-commissie voor de calamiteuse
polders in Zeeland, en als schrijver van een
tweetal brochures over locale Zeeuvvsche belan
gen, zijne sporen verdiend heeft. Deze heer is
hier echter overigens weinig bekend en de spreuk
„onbekend maakt onbemind" geldt nog steeds zeer
sterk in dit geïsoleerde eo weinig cosniopolitische
gewest. Tegen een dezer heeren zal de reactionaire
partij vermoedelijk nog wel een of ander onmo
gelijk persoon stellen, maar aan die zijde heeft
ons volk gelukkig gesloten ooren.
Door de administratie der Posterijen worden
met 15 dezer zoogenaamde postzegels (Chiffrcs
taxes) ingevoerd, zooals er reeda in de ineesle
audere lauden in gebruik zijn, met het opplakken
waarvan de post administratie, in plaats van met
de thans gebruikelijke onduidelijk geschreven
cijfers, het port van ongefrankeerde brieven aan
duidt. De zegels zijn van 5 cents bruine druk op
rosé-papier, en van 1U cents paarse druk op blauw
papier.
Op het adres van den Zutfeuschen kerkeraad
aan den gemeenteraad te Zutfen, omtrent de Zon
dagswet, is beslist, den kerkeraad Ie ketiuen te
geven, dat de zaak uiet tot de bevoegdheid van