lis Dinsdag 19 April. hetfll 3123. K'l It ez;| jzif .E! r J ra Z; lit: li de: ic-.l LEIDSCH Ao. 1870. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRI.IS DKR ADVERTKNTIKN. Voor iederen regel0.15. Grootere lettor naar de plaatsruimte die zij beslaan. UITHOOFDE VAM HET TAASCHFF.EST ZAL MAANDAG DIT BLAD NIET WORDEN UITGEGEVEN. Leiden, 16 April. In Frankrijk heeft de minister van onderwijs liene circulaire uitgevaardigd betreffende het r 1-B ichoolverzuiin. AI constateert hij ook met vvel- 3 bSrevallen dat het aantal schoolgaande kinderen i vzl ii 20 jaren tijds meer dan een millioen is ver- lueerderd, toch vestigt hij de aandacht op het Jpoote aantal kinderen, dat nog in het geheel Hiiet, of slechts zeer gebrekkig onderwijs ont- I 'angt. 1 Als middelen daartegen geelt de minister aan Ble hand: kosteloos onderwijs, het bouwen van 1 icholen daar waar de groote afstanden een re llen van schoolverzuim is; voorts doet de minis- hi I er een beroep op den ijver der onderwijzers, Iin hij verzoekt jaarlijksche opgaven te ontvan gen van hen, die zich hierbij bijzonder hebben mderscheiden. Ten slotte spreekt de minister het evenwel ils zijne overtuiging uit, dal nimmer maatrege len van regeeringswege genomen, afdoende zul len zijn ter bestrijding van dezeh maatschappe- I ijken kwaal, zoo niet particuliere vereenigingen I vorden opgericht eo hare medewerking verlee- ■jieu. Wat door vrijwillige associatie gedaan kan morden op dit gebied, dit gaat ver boven alle wettelijke maatregelen. Hoe kan echter de oprichting van deze vrij willige vereenigingen worden aangemoedigd? Het is deze vraag, waarmede de minister ein- ligt. En hoe moeilijk de beantwoording er van if, moge blijken daar hij aanraadt, dat de mai- I ;s zich daarmede zullen inlaten, en dat alzoo de I sreenigingen van particulieren door maires zul len worden gevormd 4BfWat in Frankrijk dus niet zonder regeerings- plrsonen kan verkregen worden, heeft hier zijn ohlslaan aan het initiatief van particulieren te danken, en is geheel in handen van particulie ren. De bestrijding van het schoolverzuim is een voorbeeld van velen. Dank zij de Fransche ad ministratie, en de voortdurende vaderlijke zorg der it jeering geschiedt daar alles op hare instigatie, et is het gouvernement, dat daar alles zal doen, oor alles zal zorgen, en dus ook van al wat rkeerd is de schuld krijgtEn zij die niet tot regeeriugspersonen behooreu genieten hunne ust, beoordeelen en veroordeeien, maar bemoeien :ch niet met datgene, wat nu eenmaal volgens en de taak der regeering is. De groote nadeelen van dit alles zijn meer- rnlen in het licht gesteld, en men wijst dan op inden, waar gelijk hij ons, door particuliere ereenigingen of maatschappijen zoo veel wordt 1 Iterricht. Bij den steeds toenemenden eisch, hier lande, naar wetten om maatschappelijke kwa- i tegen te gaan is het zeker nuttig hierop eens aandacht te vestigen. 9. euio; pCl. 4H. eache 4%: 2S« Ame- l ld. 240; no S/o. w. i» kolt. Loo- otter- ï.- laal- dit" Ba- Otbr In het Handelsblad van heden deelt Mr. M. H. odefroi, zijne meening over de zaak van Dirkje eldhuijsen mede. Het is voorzeker voor allen, e met ons, de conclusie, welke door de c.otn- issie uit de Tweede Kamer was voorgesteld, en arop is aangenomen, toegejuicht hebben, eene (doening te vernemen dat ook hij volledige 'olie voor de eenige rationeele oplossing houdt. De heer G- beschouwt de zaak uit een feitelijk, n constitutioneel en een legistatief oogpunt, at het eerste aangaat, zoo kan hij niet geheel stemmen met de meening van hen die de recli- rlijke ambtenaren, bij de zaak betrokken, geheel Bespreken; en hij deelt mede dat bij andere llegies de overlegging van geboorteakten in den igel plaats heeft. Wat het constitutioneele vraag- juk betreft, zoo oordeelt de heer G. datjhet door Kamer gegeven advies daarom te ver is ge- Baan, omdat zij zich daarbij niet bepaald in het Btspreken van een oordeel over een gepleegde oiinisterieele handeling, maar aan den minister B kennen gaf, wat zij verlangde ter afdoening der zaak gedaan te zien. Uit een legistatief oog- Punt acht de schr. het geval ook belangrijk, want ■el wordt in het ontwerp-wetboek van strafvor- BPring geen middel aangegeven om herziening zulke gevallen te doen plaais hebben, maar, aar het gelijk hier een feit geldt, dat eene lieele andere wetstoepassing had noodzakelijk maakt, daar acht hij de vraag, of toelating van herziening niet wenschelijk is, zeer de aandacht waardig. Aan het verslag over den toestand van het Rijksarchief ontleenen wij het volgende Vooreerst zond de heer Perk, notaris te Hil versum, die zich, zooals bekend is, sedert lang met al wat tot Gooiland betrekking heeft bezig houdt, vijf geteekende kaarten van dat landschap, waaronder twee uit de 16de eeuw, benevens een gedrukt verslag over het eigendomsrecht op de heiden en weiden van Gooiland. Verder werden aangekocht vier geteekende kaar ten van sommige gedeelten van Java uit het begin der vorige eeuw, als twee van Krawang en omstreken, een van het land tusschen Cheri- bon en Rembang en een van 1706; en een atlas bevattende een groot aantal, meest geteekende, kaarten uit de 17de eeuw, over verschillende streken van Oost- en West-Indië, van Brazilië en eenige streken van Afrika, benevens een tal van zeer goed geteekende plannen en gezichten van steden en forten dier gewesten. Buitendien werd o. a. van een nieuw uitgegeven kaart der Ne- dcrlanden'.en jvan het 1de blad van de kaart der residentie Djokjokarta een exemplaar ten ge schenke ontvangen. Historische bescheiden, die het Rijksarchief verkreeg, zijn de volgende. Om met de oudste te beginnen, verdient vermelding een oorspronkelijk charter van graaf Willem IV van 1338, benevens eene oorspronkelijke grafelijke thesauriers-reke ning van Philips Van Dorp over het jaar 1404, beide op eene auctie aangekocht, met eenige andere papieren, waaronder nog melding verdient eene verzameling charters betrekkelijk de vroe gere bezittingen van het bekende geslacht Van Dorp. Dan werd aangekocht een kohier der ver pondingen op de huizen en landen in Holland over 3632, dat, ofschoon niet zeer uitvoerig, toch niet van belang ontbloot is. Uit de nalatenschap van wijlen Dr. G. Simons werd ontvangen een bundel stukken uit de vorige eeuw over de pontons en het korps pontonniers, benevens een brief van den stadhouder Willem V aan den heer Van Lichtenbergh. Eenigszins belangrijker waren de bijdragen voor onze marine en koloniale archieven. Uit de nala tenschap van Jhr. J. W. Van Sypesteyn verkreeg het archief eenige oorspronkelijke brieven van De Ruyter en andere scheepsbevelhebbers, beue vens een bundel brieven van Koning Karei III van Spanje aan den baron Van Friesheim, opper bevelhebber van de troepen van den Staat in Spanje, uit de jaren 1706 en volgende. Nog werd ontvangen een journaal van den ka pitein der landssoldaten De Castilleo over de be kende expeditie naar de Theems. Op eene auctie te Rotterdam werden verschillende oude scheeps journalen aangekocht, waaronder een afschrift eener memorie door den kapitein Petrus Fer nandez de Quir aan den Koning van Spanje aan geboden over de ontdekking van Australië, van 1610, en een journaal eener reis naar West-Indië, van 1611. Eindelijk ontving het archief van den Staatsraad Jhr. Elout van Soeterwoude, eene aan zienlijke verzameling stukken rakende de over name der Nederlandsche bezittingen in Indië van het Engelsche bestuur. In het verslag des vorigen jaars werd vermeld wat uit het Rijksarchief, aan andere archieven of aan openbare bibliotheken was afgegeven, be staande deels uit geschrevene en gedrukte notu len van lands- en provinciale besturen, deels uit rekeningen van de ontvangers der gemeene mid delen in verschillende steden van Holland. Voor de laatsten hadden zich toen nog slechts de gemeenten Amsterdam en Alkmaar aangemeld. De opheldering echter over het belang dier reke ningen in het toenmalig verslag gegeven, had het gevolg, dat verscheiden gemeentebesturen (o. a. dat van Leiden), sedert daarom aanvrage hebben gedaan, waaraan achtervolgens uitvoering is ge geven. Er blijven nu nog op het archief berusten de rekeniDgen van Brielle, Edain, Enkhuizen, Gorcum, Hoorn, Monnikendam, Purmerend en Schoonhoven. Ook voor de notulen der besturen zijn sedert nog verscheidene aanvragen ingeko men. Diensvolgens zijn o. a. aan de academische bibliotheek te Leiden in bruikleen overgegeven de dubbelen van de niet gedrukte notulen der Staten-Generaal. Nadat alle deze verzendingen waren afgeloo- pen werd eindelijk overgegaan tot den verkoop van eene massa geheel nuttelooze papieren, be staande voor een groot gedeelte uit onvolledige exemplaren der l'olio-uilgave van de Unie van Utrecht. Ook is de hand aan het werk geslagen om tot Ébne wederzijdsche ruiling van stukken met het Rijksarchief te Brussel te geraken. Aan het ordenen en inventariseeren der ver schillende bestanddeelen van het archief en het vervaardigen van registers op de verschillende verzamelingen is in het afgeloopen jaar met ijver gearbeid. In de eerste plaats zijn de documenten uit den tijd van het Staatsbewind en den Raad pensionaris ter hand genomen en in eene betere orde gebracht, en daarop is diezelfde arbeid ook aan de kabinets-archieven van Koning Lodewijk begonnen. Sedert is men overgegaan tot bet on derzoek eener groote verzameling liassen, be- boorende tot de domeinrekeningen van liet buis van Nassau. De sententiën van het hof van Hol land in civiele zaken gewezen, zijn voorzien van een goed ingericht register in verscheidene dee- len, alphabetisch naar de namen der partijen ingericht; een zaakregister ontbreekt echter, be halve. dat in de twee eerste deelen eenige aan wijzingen van dien aard voorkomen. Daar in die gewijsden zooveel belangrijks over dijken, wegen, vaarten, visscherijen, keuren, heerlijke rechten enz. aangetroffen wordt, wat uit een bloot personenregister zonder nadere aan duiding moeilijk is op te sporen, was het reeds lang de wensch van den rijksarchivaris om een zaakregister te doen maken. Dit is echter eene taak van grooten omvang, waartoe meer dan tweehonderd boekdeelen, vaak slecht geschreven, moeien doorgeworsteld worden, en het was dus geraden dien arbeid in eenige tijdvakken te ver- deelcu. De heer Van Limburg Brouwer heeft zich in het voiige jaar die zaak aangetrokken en over het tijdvak 1447 tot 1545 een beknopt zaakregister op de boven aangeduide onderwer pen vervaardigd. Een dergelijke arbeid is door voormelden amb tenaar aan de registers en aan die der zooge noemde appoinlementen van de rekenkamer van Nederland besteed en reeds genoegzaam voltooid. Van het oorkondenboek van Holland en Zee land is thans weder eene aflevering in het licht verschenen, bevattende de brieven van 1256 tot 1274; niet nog drie latere zal dit werk voltooid zijn. Ook de druk van den inventaris van het tweede deel der kaartverzameling, door den beer Hing- inan opgemaakt, is thans in gang. Deze afdeeling bevat de kaarten van Nederland, en hieruit zal blijken welk een schat liet Rijksarchief in dit op zicht reeds bezit. Ook dit werk zal vóór den aan staanden winter alloopeu. Aan liet eind van het verslag vestigt de archi varis de aandacht der regeering op den verwaar loosden toestand, waarin zich nog de meeste ge meente-archieven in deze provincie bevinden. Wel hebben de voornaamste sleden hare archieven doen ordenen en inventariseeren, maar in de klei nere sleden en vooral in de dorpen wordt daar voor nog altijd zoo goed als niets gedaan. De ar chivaris stelt zich voor in den aanstaanden zomer de archieven der omgelegen plaatsen in loco te onderzoeken en 'door aanteekeniugen, het nemen van afschriften als anderszins, althans het merk waardigste voor vergetelheid te bewaren. De Senaat der Groninger Hoogeschool heeft voor eenige dagen een adres opgezonden aan den Minister van Binnenl. Zaken, houdende beden kingen tegen de zienswijze van den Minister over het verleenen van dispensatie van het ad missie examen en van de colleges in het Latijn en Grieksch. De Gron. Cl. deelt daaromtrent het volgende mede; De Minister van Binnenl. Zaken had, in strijd met het advies van de literarische facul teit en van het provinciaal bestuur, aan S. F. Huizinga te Leeuwarden vergunning verleend om, bij het slaan naar een academisclien graad in de wis- en natuurkundige wetenschappen, te worden vrijgesteld van het ad missie-examen en van de verplichting om te doen blijken, dat hij de lessen over de Latijnsche en Grieksche letter kunde met vrucht had bijgewoond. Als motief geeft de Minister te kennen, dat, hoe hoog hij ook de studie der oude talen waar deert, hij deze toch niet meer onontbeerlijk acht voor iedere vorming van hooger onderwijs. Bij de richting, die de studie in de genees-, wis- en na tuurkunde reeds sedert eenigen tijd heeft genomen, acht hij het in 't balang dier studie noodzakelijk de belemmeringen op te heffen, die door onbe kendheid met de Grieksche of Latijnsche talen ontstaan. Die noodzakelijkheid is nog dringender geworden na het tot stand komen der wet op het middelbaar onderwijs. Naar 't gevoelen van den Minister moet men letten op den actueelen toestand en mag men niet als vroeger blijven vorderen, dat jongelieden, die voor hunne verdere studiën in dezen tijd inderdaad geen directe behoefte hebben aan keuuis van La tijn en Grieksch, toch blijken moeten geven met die (alen voldoende bekend te wezen. Bij 't beoordeelen van verzoeken om dispensatie van de kennis der oude talen moet alleen daarop gelet worden, of de adressant de bewijzen kan leveren van zoodanige algemeene ontwikkeling en wetenschappelijke vorming, dat hij geacht kan worden de academische lessen in de genees kunde en in de wis- en natuurkunde tot deze twee categoriën wenscht de Minister de dispen satie te beperken met vrucht te kunnen bij wonen. Op deze missive aan heeren curatoren ia door den Senaat der Hoogeschool geantwoord, dat er verschillend wordt gedacht over de vraag, of van den geneeskundige en van den wis- en natuur kundige eene voorbereidende beoefening der oude letteren in het algemeen gevorderd moet worden Maar hoe men ook daarover denke, het geldt hier ontegenzeglijk een belangrijk beginsel, dat de inrichting betreft van het onderwijs, 't welk vol gens de grondwet door de wet moet worden ge regeld. En dan heeft het zeer zeker zijne beden kelijke zijde, wanneer de Regeeriug, zonder over leg met de Staten-Generaal, haar van vele des kundigen verschillend gevoelen op den voorgrond stelt en in toepassing brengt. En nu eeu wetsontwerp tot regeling vau het hooger onderwijs aan de Tweede Kamer is aan geboden en door den wetgever dus de vraag moet worden beslist, of en in hoeverre voortaan hier te lande van den aanstaanden genees- of wis- en natuurkundige de beoefening der oude talen gevorderd zal worden is het niet wen schelijk op die beslissing vooruit te loopeu en behoorde de Regeering zich intusschen te ont houden van dergelijke afwijking van de bestaande verordeningen. Dit geldt nog te meer, omdat in art. 10 van het ingediend ontwerp zelf een eind-examen is voorgeschreven, waarbij ook van hen, die zich op de studie der genees-, heel- en verloskunde of der wis- en natuurkunde zullen toeleggen, het bewijs wordt gevorderd, dat zij het Latijn in ge noegzame mate verstaan om de wetenschappe lijke schrijvers in die laai met vrucht te kunnen lezen. Eindelijk doet de Senaat opmerken, dat volgens de wet van den l'"" Juni 1865 ter verkrijging van den graad van genees-, heel-en verloskundige een natuurkundig examen is voorgeschreven, waartoe alleen zij worden toegelaten, die vol doende bewijzen leveren van kennis ook der La tijnsche taal, en waarvan zij zijn vrijgesteld, die aan eene Nederlandsche hoogeschool den graad van candidaat in de geneeskunde hebben ver kregen. Door het verleenen van dispensation als waarvan hier sprake is, zou dus ook, in strijd met de bedoeling der wet vau 1865, de graad van geneeskundige verkrijgbaar kunnen worden gesteld voor hem, die met de Latijnsche taalge heel onbekend is. De Senaat spreekt ten slotte den wenscli uit, dat de Minister bij nadere overweging dezer zaak zich met deze zienswijze zal kunnen vereemgen. Aan het slot van een opstel over den Duitschen Jurislendag, in De Gids, heeft de heer Mr. G A. Van Hamel de vraag gesteldZou eene soortge lijke vereeniüing ook in ons vaderland niet nuttig kunnen zijn? De Nieuwe Holtera. Cl,, deze vraag in herinnering brengende, verklaart zich, evenals genoemde rechtsgeleerde, gezind haar toestem mend te beantwoorden. Het plan om deze samenwerking te verkrijgen is reeds tot een begin van uitvoering gekomen. De N. Ii. Cl. deelde bereids mede dat de heer Van Hamel, bijgestaan door eenige mannen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1