N°. 3121. Donderdag A«. 1870. 14 April. LE1BSC1 BAGBLAB. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DICK ADVKRTENTIKN. Voor iederen regel0.15. Grootere letkor naar de plaatsruimte die zij beslaan. |lITHOOPDE VAN DEN GOEDEN-VK1JDAG ZAL DIT BLAD DIEN DAG NLET WOUDEN UITGEGEVEN. Lelden, 13 April. Dat de Tweede Kamer weder op reoes is uit- leengegaan vervult de Goudsche Courant met ver ontwaardiging: omdat er zoo weinig door liaar Iwordt afgedaan, meent deze dat althans deze |nfficieele vacantiën moesten vervallen. ,,'t Is natuurlijk, zoo drukt zij dit haar deuk- jheeld uit, dat men nu en dan eenigen tijd aan zijn eigen zaken moet bestedenbij de tegen- Iwoordige staatsinrichting moet zelfs afwezigheid Idoor ambtsbezigheden nog worden geduld, maar waartoe bij de vrijheid der leden om te komen len te gaan, die oflicieele vacantiën, onder den |naam van reces bekend, en die weken duren?" Wij laten het daar, dat de klacht omtrent het (weinige, wat door de Tweede Kamer wordt ge- Idaan, op een zeer weinig gelukkig oogenblik i wordt uitgesproken. Sinds de Kamer in Februari bijeen kwam heeft zij waarlijk niet stilgezeten, len had zij ook alleen de Agrarische Wetbehan- j'ield, zij had zeker reeds genoeg gedaan. Doch buitendien wat tal van wetsontwerpen, en hierbij nog wel die op de grondbelasting en de vvijzi- |ging der armenwet, heeft zij niet aangenomen Maar wat ons vooral onjuist voorkomt is het denkbeeld, dat de Goudsche Courant zich van het jideaal eener Tweede Kamer vormt: nu nog moet, Ivolgens haar, afwezigheid door ambtsbezigheden I worden geduld, nu nog laat het zich verdedigen Idat de leden niet onafgebroken van den derden .Maandag in September tot de sluiting der kamer ibijeen zullen zijn. De conclusie ligt voor de hand, dat, volgens de Goudsche Courant, een verbetering pan ons staatsbestuur hieraan een eiDde zal ma ten, en evenzoogoed als alle andere betrekkin- de betrekking van volksvertegenwoordiger mede zal brengen, zij, die haar vervullen het geheele jaar daaraan, en daaraan alleen, hun tijd en moeite zullen ten offer brengen. Geen denkbeeld strekt, dunkt ons, meer om omtrent onze vertegenwoordiging en vertegen woordigers valsche voorstellingen te doen ont staan. Bij deze beschouwingen ligt het denkbeeld voor de hand, dat onze Tweede Kamer een vaste commissie is om wetten te maken; aan onze vertegenwoordigers hebben wij dus allereerst te vragen, dat zij veel tijd hebben, om de wetsont- hverpen te bestudeeren; en zijn wij vóór afdoen van zaken, wij zouden bij het groote aantal per sonen voor dit doel bijeen, ons geen beter ver tegenwoordiger kunnen denken, dan hij, die zijn medeleden niet door lange redevoeringen vermoeit. .Men is lid van de Tweede Kamer, als men is vechter, ontvanger of notaris. En als zoodanig zou men dan geen beter werk hebben te doen, dan in de kortst mogelijken tijd vele wetten te helpen maken. Beschouwt men evenwel de Staten-Generaal niet allereerst als wetgevende vergadering, maar in de eerste plaats als de vertegenwoordiging des jvolks, die toeziet op de regeering, die, namens piet volk, controle uitoefent op het bestuur, die het regeeringsbeleid proeft en beoordeelt, dan krijgen wij een geheel ander denkbeeld van het- fceen onze vertegenwoordiging behoort te zijn, van de gebreken die de tegenwoordige Tweede ïamer aankleven. Niet dat iemand veel tijd over [heeft, niet dat hij geen andere betrekking ver- Vult, zal hem dan voor de vervulling der plich- jten van volksvertegenwoordiger bijzonder geschikt naken, maar integendeel, wie voor de belang rijke taak van volksvertegenwoordiger in aan- nerking komt zal in den regel juist hij zijn, die zij ook in andere betrekkingen zich geroepen Voelt, om zijn land diensten te bewijzen, 't zij Poor zijn maatschappelijke betrekking gedwon gen wordt om een deel van zijn tijd aan eigene paken te besteden; want zij zullen dan de beste vertegenwoordigers geacht worden, die dank zij fiunne talenten en hun karakter een hooge plaats in de maatschappij innemen en daarom Pe belangen van hunne medeburgers het beste kunnen behartigen. En niet zullen wij het de Tweede Kamer als pen verwijt aanrekenen, dat zij te kort bijeen is; been, bij de taak die zij vooral te vervuilen heeft Is 't geenszins noodig dat zij maanden achtereen Vergadert; daardoor worden ook zij, die wij gaarne ónder de leden der Kamer zouden tellen, buiten gesloten, omdat zij al den tijd, die thans van de leden der Kamer gevorderd wordt, niet kunnen missen. Wat wij van haar vragen, is dat zij zich haar eigen roeping bewust zij, dat zij begrijpe, dat het niet haar eerste plicht is om wetten to maken, dat zij dus niet in alle kleine onderdee- len van een wetsontwerp trede en zoodoende de discussiën dagen lang rekt; maar dat zij de beginselen der wet onderzoeke en daarover haar oordeel uitspreke! Zij rekene het zich echter evenals het Engelsch parlement tot eerste plicht om een immer wakend oog op 's lands belangen te houden, en daar tus- schen beide te komen waar zij meent, dat deze verwaarloosd worden. De Koning van Beieren heeft het volgend eigenhandig schrijven tot den Hoogleeraar Dr. Johannes Huber gericht: „Waarde Hoogleeraar Huber! De door U geschreven en in de afgeloopen weken in de Allgem. Zeitg. opgenomen artikelen over „het Paus dom en de Staat" hebben door de even diepzinnige als grondige behandeling van het onderwerp in hooge mate mijn aandacht getrokken. Met leven dig genoegen sla ik altijd gade, dat de verheven politiek-kerkelijke vraagstukken door de dragers der duitsche wetenschap vrij en openlijk bespro ken worden. Ik gevoel daarom behoefte U voor Uw degelijken arbeid, die mij levendige belangstelling inboezemt, mijn innigsten dank uit te spreken. Terwijl ik U de verzekering geef van mijne wel willendheid en voortdurende goede gezindheid blijf ik de U hoogachtende Koning Lodewijk." Gelnkkig het land, waar het hoofd van den Staat een dergelijk bewijs geeft, dat hij de vrije wetenschap hoogschat! Doch nog gelukkiger het land, waar de vrije wetenschap zoo hoog wordt geschat, dat het hoofd van den Staat haar geen testimonium behoeft uit te reiken Gisterenmorgen ongeveer te C uren vond de schoonmaakster van den heer E., custos aan de Bibliotheek der Academie alhier, de huisdeur geopend. Haar eerste werk was den heer E. daar van te gaan verwitigen. Bij onderzoek bleek dat zijn vrouw, die sedert geruimen tijd aan verzwak king van geestvermogens lijdt, de woning ver laten had, en dat wel op eene wijze die het ergste doet vreezen. Niettegenstaande de ijverigste nasporingen is het nog niet mogen gelukken haar op het spoor te komen. Vermoedelijk heeft zij op eene treurige wijze een einde aan haar leven gemaakt. Het Kon. Instituut van ingenieurs hield giste ren te halftwaalf een vergadering in Diligentia te 's-Hage. Na eenige andere mededeelingen omtrent ont vangen giften en boekwerken, deelde het bestuur mede, dat de overleden hoofdinspecteur van den waterstaat F. W. Courad aan het instituut, waarvan hij medeoprichter was, had vermaakt een som van f 500, vertegenwoordigende zijne gefcapitaliseerde jaarlijksche contributie, met be paling dat de renten van dit kapitaal zouden moeten oploopen, en om de vijf jaren tot een bedrag van 1O0 bijeengevoegd worden tot een Conrads-premie, te schenken aan den schrijver van de best gekeurde verhandeling in de werken van het Instituut of aan hem die eene gewich tige uitvinding zon hebben gedaan. Belangrijke mededeelingen werden daarna ge daan, o. a. door het lid van den raad van bestuur P. Caland over den golfdrukmeter, en G. Van Diesen over eene door den heer W. H. Ter Heu len te Bodegraven gedane uitvinding omtrent het losspoelen van zandbanken, die deze wenschte toe te passen op het opvisschen der schatten van de Luline, waarvoor hem octrooi was verleend. Gelegenheid tot toepassing dezer vernuftige uit vinding ontbreekt tot nog toe, doordien er nog te weinig water staat op de zandbanken, over de Luline ontstaan en die eerst genoegzaam moeten afnemen. Over beide genoemde punten is voorts een be langrijke discussie gevoerd, waaraan doordehee- ren Cohen Stuart en Delprat werd deelgenomen. Ten slotte werden aangenomen tot gewone leden de heeren H. Bijvoets Gz., architect, en C. A. Crominelin, lid van den Gemeenteraad te Am sterdam, J. A. Jurriaanse, chef van het bouw- dep. in Suriname, A. Huët, leeraar aan de Pol. school te Delft, Mr. R. W. baron Van Lynden, Commissaris des Konings in Zeeland te Middel burg, en Mr. J. P. R. Tak, commies-griffier van de Tweede Kamer alhier; tot buitengewone leden de heeren A. B. Albers, A. IV. Mees en S. J. G. Van Overveldt, studenten aan de Pol. school te Delft. Door den heer F. A. Hartsen te Pau is, dd. 9 dezer, aan de Tweede Kamer der Staten-Gene raai ingezonden het volgende adres: i,Mijne Heeren! Sedert vele jaren en in ver hoogde mate sedert '66 heerscht er bij ons te lande een onmiskenbare afkeer tegen Pruisische toestanden. „Wij laten hier in 't midden, in hoever daar toe gegronde reden bestaat. Maar afkeuren doen wij ie wijzewaarop ze zich openbaart. „Bij een edel volk moest zulk een antipathie geen andere vrucht hebben dan een wedijver, en wel een edele wedijver met datgene, wat van die antipathie het voorwerp is. „M. i. is het wenschelijk, dat vroeg of laat ons vaderland met Duitschland een geheel uitmake. Maar daarbij wenschen wij ook, dat dan Neder land in dat geheel eene grootsche taak zal ver vullen. „Wij wenschen, dat vroeg of laat Nederland strekke tot een brandpunt, dat stralen van licht verspreidt over de andere deelen van 't Germaan- sche rijk. „Daartoe nu moet Nederland beginnen met in alle humane instellingen zijne naburen vooruit te streven. „In sommige opzichten dit erkennen wij met blijdschap gaat Nederland reeds vóoi. „Maar in andere is het ten achter, of dreigt het ten achter te komen. „Draag toch zorg, Mijne Heeren, zoo luidt mijn beleefd verzoek, dat, wat de afschaffing van de doodstraf betreft, Duitschland ons niet voorga. „Er is kans op, ik verzeker het u „Daarom, haast u, Mijne HeerenMaakt een eind aan die barbaarsche instelling, die de ge rechtigheid tot moordenares verlaagt I Toont het tegenover onnadenkendheid en barbaarschheid, dat ook gij niet wilt „dat de zondaar verloren ga, maar zich bekeere en leve!" Toont het, dat niet verwoesten maar genezen de taak van den rechter is." „Laat verder de schoolplichtigheid Nederland niet onder de achterblijvers vinden. Zorgt daar toe, dat de scholen volmaakt neutraal, eu op rondborstigheid, niet op volksmisleiding gegrond zijn. Dan zullen de onruststokers ontwapend zijn. Want is een neutraal handboek voor niemand stuitend, waarom zou eene zuiver-neutrale school het dan zijn?! „Leerplichtigheid moet er wezen. „Maar leerplichtigheid, gegrond op neutraal onderwijs. Afschaffing van de doodstraf, neutraal onderwijs, schoolplichligheid deze drie wenschen verzoek ik u beleefdelijk in het belang van ons vaderland zoo spoedig mogelijk te verwezenlijken." Uit het overzicht van de opbrengst der midde len (hoofdsom eu opcenten) over de maand Maart 1370, in vergelijking gebracht met de opbrengst over hetzelfde tijdvak van 1869, door het De partement van Financiën openbaar gemaakt, blijkt dat het totaal over 1S70 is /"17,766,963.22s. Het totaal over 1869 was /"17,100,520.61s. De bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek laat het verslag aan zijne Excellentie den minis ter van binnenlandsche zaken, omtrent de voor naamste aanwinsten door de Koninklijke Bibli otheek in 1869 verkregen, door het volgend schrij ven voorafgaan „Evenals in vorige jaren heb ik de eer Uwer Excellentie de lijsten toe te zenden van de boek werken, waarmede de Koninklijke Bibliotheek in den afgeloopen jaarkring is verrijkt. De ge schenken door Z. M. den Koning, door Uwe Excellentie en de overige hoofden van de Minis- teriën van Algemeen Bestuur, door wetenschap pelijke maatschappijen en bijzondere personen in Nederland zelf, gedaan, zijn allen vermeld, en bewijzen, evenals die welke afkomstig zijn van buitenlandsche Vorsten en Regeeringen, van geleerde genootschappen en instellingen, alsmede van particulieren, dat het jaar 1869 voor de Ko ninklijke Bibliotheek een voordeelig jaar is ge weest. Onder de boekwerken uit den vreemde ont vangen, wijs ik bijzonder op de geschenken door het Engelsche Gouvernement en door de Konink- li;ke Belgische Academie der Wetenschappen ge- zouden. Eerstgemelde schonk o. a. de vervolgen van de even prachtig als degelijk uitgegeven Ca lendars of State Papers, en van de Chronicles and Memorials of Great-Britain and Ireland; de Koninklijke Belgische Academie heeft het geheel onvolledig exemplaar van de werken van dat geleerde lichaam, ter Koninklijke Bibliotheek aanwezig, gecompleteerd in zooverre dit doenlijk is geweest. Deze laatste aanzienlijke aanwinst dankt de Haagsche boekerij aan het bezoek, dat ter gelegenheid van het hier gehouden Interna tionaal Statistisch Congres door den even eer- waardigen als geleerden vasten secretaris der Academie, den heer A. Quetelet, aan deze instel ling is gebracht, en aan de belangstelling, welke dat bezoek bij hem heeft doen geboren worden. De Koninklijke Bibliotheek heeft in het afge loopen jaar geene aanwinsten gedaan door ruiling noch door uiterste wilsbeschikking, en wat be treft de bezendingen uit Uwer Excellenties De partement ontvangen van werken, aangekondigd in de Nederlandsche Slaats-Courant, als voldoende aan den inhoud van de wet van 25 Januari 1817 Staatsblad n'. 5), zoo heb ik ook nu weder ge meend te kunnen volstaan met naar die aan kondigingen te verwijzen. De breede lijst van aanwinsten door aankoop achter de geschenken geplaatst, bewijst dat ook in dit opzicht het jaar 1869 gunstig is geweest voor de Koninklijke Bibliotheek." Men schrijft uit Dokkum „Bijna overal gaat de belangstelling in de in richtingen voor 't aanleeren van oude talen ach teruit. Niet het minst is dat het lot der eigenlijke Latijnsclie scholen. Hier is het nogtans juist anders. De Latijnsclie school verheugt zich in een ongekenden bloei. Het onderwijs, door den lieer Homan gegeven, rechtvaardigt dien vooruitgang dan ook ten volle. Er bestaat intusschen nog eene andere oorzaak van dezen toestand, te weten de gunstige ligging van deze plaats, juist in het punt, waar Oostdongeradeel, Westdongeradeel en Dan- tumadeel aan elkander sluiten, terwijl Ferwer- deradeel en Kollumerland zeer nabij gelegen zijn. Wie onder de 41,058 inwoners dezer gemeenten Latijn wil leeren, is alzoo wel genoodzaakt, zulks bier te komen doen. „Men verwacht dan ook op deze goede gron den, dat, bij eene eventueele regeling van liet hooger onderwijs, Dokkum niet zal vergeten worden. „Eerstdaags worden van rijkswege de beide oesterbanken, ter exploitatie voor een tijdvak van (ien jaren, verpacht. De een ligt in de Lau- wers, de andere aan het Dokkumerdiep; beide zijn 2500 meters lang, terwijl de eerste er 1800 en de laatste 500 breed is. „Het is te hopen, dat zij in goede handen ko men; want dan zullen de Friesche oesters vrij zeker eene plaats kunnen innemen naast de Texelsclie en Zeeuwsche." In the Jewis-Chronicle wordt het betoog gele verd, dat Pius IX van Joodsche afkomst is Door den schrijver van dat betoog wordt gezegd, dat iemand die volkomen op de hoogte is van de Romeinsche en ltaliaansche familiën, allesaf- doende bewijzen van die afkomst bezit. De Mastaï's ontleenen hun adel aan eene Kerretti, welke familie tot den ouden adel van Italië behoorde, maar welke huwde met ecu gedoopten Jood, van Sinigaglia, genaamd Mastaï. Reeds 24 jaren geleden, toen graaf Mastaï Ferretti, Pius IX, den pauselijken troon beklom, heeft markies Consolini een geschrift uitgegeven, waarin hij de Joodsche afkomst der Mastaï's bewijst. De schrijver werd deswege voor eene rechtbank gedaagd en zijn geschrift verbrand. Eene doods- vijandscbap bestaat sinds dat geschrift tussclien de Consolini's en de Mastaï's. Een der eersten werd door een Mastaï te Singaglia vermoord. „Voor eenige weken heeft een Romeinsch schrij ver onder een hoop papier een exemplaar van Con solini's geschrift ontdekt, 't welk aan de ver branding was ontsnapt, en door hem opnieuw, van andere bewijzen voorzien, is uitgegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1