3119,
Dinsdag
A*. 1870.
12 April.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DKÏt ADVÏÏRTKNTIKN.
Voor iederen regel...j 0.15.
Grootere letlvr naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Vt
•8H
log»
f 84!
-if
Lelden, 11 April.
BANKEN VAN LEENING.
V.
Het wordt tijd, dat wij ons betoog besluiten.
Na betgeen wij schreven is het duidelijk dat
ij ons geheel kunnen nederleggen bij hetgeen de
egeering in de Memorie van Toelichting op het
etsontwerp aanteekeut, ter verdediging van het
oor haar gevolgde systeem
„De Regeering meent om al deze redenen, dat,
net afwijking van de vroegere wetsontwerpen
n behoudens het vaststellen van bepalingen, die
et waken tegen misbruik ten doel hebben, eens-
eels, de oprichting, het beheer en de opheffing
:asu quo der op openbaar gezag ingestelde baD-
en als zuiver gemeente-inrichtingen, in overeen-
temming met de voorschriften der gemeentewet,
au de gemeenteraden behoort te worden over-
platen, en anderdeels, dat het oprichten van
anken voor rekening van bijzondere personen
ehoort te worden vrijgelaten.
„Het leenen van geld op onderpand is in zich
elve eene geoorloofde handeling. Het stellen van
leine kapitalen ter beschikking van minvermo-
;enden tegen behoorlijke zekerheid en tegen be
hoorlijke vergoeding, is niet alleen niet onbeta-
rielijk, niet laakbaar, maar kan in het belang
er maatschappij eene behoefte wezen. Terwijl
et geldleenen zonder onderpand geheel is vrij
platen, terwijl in alle transactiën van eenig
anbelang, ook op onderpand, geld kan worden
pschoten, op zoodanige wijzen en voorwaarden
lis partijen verlangen, gaat het, naar het oordeel
;r Regeering, niet aan, alleen de vrijheid tot
t aangaan van transactiën voor het ter leen
rstrekken van gelden op onderpand aan min-
xmogenden te verbieden, of althans geheel af-
hinkelijk te maken van de toestemming van het
openbaar gezag."
Doch het is ook alleen tot zoover dat wij met
do regeering medegaan waar zij voorts betoogt,
dat een plotselinge overgang niet raadzaam zou
zijn en zij haar ontwerp naar dit betoog inricht,
[aar gaan wij niet mede, daar kunnen wij ons
lerminst met hare zienswijze vereenigen.
Welke bepalingen zijn er in een wetsontwerp
[p de banken van leening noodig?
Bedenkt men, hoe machteloos zelfs de strengste
lepalingeD zijn geweest, om het monopolie der
anken te handhaven, dan moet de wetgever wel
|oorzichtig zijn, om niet een wet te maken die
oor hare strengheid een genoegzame prikkel
I eeft tot het doen voortbestaan der stille pand-
1 ishuizen. Elke bepaling, die te belemmerend is,
perkt dan juist het omgekeerde uit van hetgeen
I ïen verlangt, want hoe strenger de wet, hoe
I nnder de bankhouders er zich aan zullen onder-
I terpen.
Maar niet alleen is 't dit beginsel, dat te groote
I imenging van wet en overheid wraakt, het is
[tok en vooral de machteloosheid van beide om
liisüruiken bij erkende banken tegen te gaan,
lie zich hiertegen verzet. Wij herinneren alleen
San de gebleken onmogelijkheid om de kwade
praktijken bij de inbrengers tegen te gaan. Laat
fiien de banken vrij, laat men aan de geldlee-
[ers voor 't vervolg de zorg voor hunne eigene
belangen over, laat men deze alzoo op eigen
fleenen staan men legge hun niet, door on-
Doeltreffende wettelijke bepalingen, een leiband
aan, die hen toch niet voor vallen behoedt.
Daarom komen ons de bepalingen omtrent de
Ij agisters, waarvan B. en W. zich tweemaal 's jaars
I irgewissen, of zij geregeld worden bijgehouden,
I ntrent de schatters, door B. en W.goedgekeurd (f),
fl slijk art. 3 zegt, en beeedigd, omtrent de aan
wijzing der localen aan B. en W. enz., verkeerd
|)or. Dergelijke bepalingen geven den schijn, alsof
le banken onder toezicht staan: in waarheid zal
let den bankhouders zeer gemakkelijk zijn, ze
l: ontduiken.
I Vooral twee waarborgen zijn naar ons inzien
oodzakelijk: 1". de verplichting aan de bankhou-
I irsopgelegd tot openbaarmaking van de voorwaar-
I ui waaronder zij leenen, en 2°. een door hen te
lellen borgtocht. Voor 't overige hechten wij
I eer aan repressieve dan aan preventieve maat-
I gelen. Ook is de bepaling dat in de rente alles
bigrepen nioet zijn wat de pandgever kan vor-
d i'en, eene beperking, die naar ons inzien geen
grond heeft, en zeer zeker ten nadeele is van al
degenen, die voor langer tijd dan een week be-
leenen. De rente toch zal nu voor kleine panden
buitensporig hoog moeten zijn (zie Econ. Febr.
1870 bl. 178 vv.)
Voorts behoort een wet op de banken van lee
ning te voorzien in die gevallen, waarin uit den
aard der zaak moet afgeweken worden van het
gemeene recht.
Zoo bevat het ontwerp te recht bepalingen om
trent den verkoop van pandenen hierbij vinden
wij ook deze bepaling:
„Brengt het pand minder op dan het voor de
beleeningsom en de renten verschuldigde, dan kan
dit niet op deu pandgever worden verhaald."
(art. 10) Een dergelijk voorschrift komt voor in
art. 36 van het besluit van 31 October 1826 en
vindt men ook reeds in vroegere ordonnan
ties; de vraag mag echter gedaan worden: op
welken grond rust deze exceptioneele bepaling?
Zij geeft zonder twijfel aan het contract tusschen
bankhouder eu geldleener een zeer eigenaardig
karakter, en eenvoudigheidshalve is zij zeker aan
te bevelen. Om misbruiken bij verkoop tegen te
gaan is zij doeltreffendmaar wegen deze voor-
deelen tegen het nadeel op, dat zij Doodwendig
medebrengt? De beide partijen bij eene beleening
staan door deze bepaling niet op gelijken voet:
de kansen, bij verkeerde taxatie, komen nu allen
ten voordeele van de eene. Is er te weinig op
een pand voorgeschoten, het surplus wordt na
den verkoop aan den geldleener uitbetaald; is er
te veel voorgeschoten, de geldleener behoeft nim
mer iets te restitueeren, wanneer het pand bij
verkoop minder opbrengt. Wat is 't natuurlijk
gevolg? De bankhouder geeft op een pand minder
dan hij, zonder deze bepaling, zou doen, om voor
verliezen geheel gedekt te zijn. De wet maakt
hier dus de voorwaarde voor den geldleener on
gunstiger. En de ODtwerper der wet heeft dit
dan ook voorzien, door te bepalen dat de taxatie
der panden door beëedigde taxateurs moet plaats
hebben, om zoodoende de bankhouders te beletten
om de waarde te laag te bepalen. Doch gesteld
al, deze instelling van beëedigde schatters, (waar
van de uitvoerbaarheid zeer quaestieus is, want
hoevelen zullen er niet moeten zijn beantwoordt
hier aan het doel dan nog is het duidelijk,
dat de bankhouders, 't zij door verhooging van
rente 't zij op eene. andere wijze, middelen zullen
vinden, om den ongunstigen toestand, waarin de
wet hen brengt, te ontgaan. Hieraan valt niet te
twijfelen. Het nadeel wordt ten slotte toch ge
dragen door den beleener.
De bepalingen over gestolen en verloren goe
deren zijn door de ondervinding als noodzakelijk
geijkt. Ons rest nu nog over de banken van lee
ning, door gemeentebesturen opgericht, een enkel
woord te zeggen.
Welke de toekomst van deze soort van banken
naar ons inzien moet zijn hebben wij gezegd
een wetsontwerp dat naast gemeentebanken ook
particuliere toelaat spreekt natuurlijk het vonnis
over de eerste uit. Geen monopolie voor de ge-
rtieentebanken meer erkennende, geen gevaar van
de particuliere hauken meer vreezende, kan de
wet niet anders verlaugen, dan dat voortaan de ge
meente zich bepale tot de zorgen, die haar eigen
aardig toekomen; tusschen publieke instellingen
en particuliere is zuivere concurrentie onmogelijk.
Het behoud der gemeentebanken zou alleen eene
belemmering zijn voor de oprichting van andere.
Wij meenen dus, in afwijking van hetgeen het
ontwerp bepaalt, dat alles, wat de wet omtrent
gemeentebanken van leening zo u moeten bepa
len, alleen zou moeten strekken om den overgang
geleidelijk te doen zijn. Zou dus een overgangs
bepaling, waarbij de gemeentebanken voor een
bepaald aantal jaren nog zouden worden besten
digd, niet voldoende zijn?
Het aangeboden ontwerp van wet om te
besluiten gaat van het juiste beginsel uit. Het
blijft echter halverwege staan, en de ontwerper is
blijkbaar voor zijn eigene conclusie teruggeschrikt.
Vandaar nog vele bepalingen, die met het beginsel
in de Mem. van Toel. uitgesproken, in strijd zijn.
en het eere-voorzitterschap aanvaard. Aan den
heer J. A. baron van Harden broek is het presi
dentschap opgedragen. Dezer dagen heeft de com
missie een aantal circulaires toegezonden aan de
verschillende vereenigingen van landbouw hier
te lande, zoomede aan de provinciale autori
teiten.
Tot schipper in liet veer naar Leiden is door
den gemeenteraad te Gouda benoemd A. H. Kabel.
Men schrijft ons uit Noordvvijkerhout, dat ook
aldaar een schitterend noorderlicht is waargeno
men. Van liet noorden tot het westen was de
hemel geheel met witte en roode strepen over
trokken.
Aan liet verslag der haringvisscherij van 1869
te Katwijk a/Zee is ontleend:
In 1869 werd de verschharingvisscherij uitge
oefend met 39 schuiten.
De visscherij begon, volgens de laatste jaren,
in liet begin van Augustus en eindigde met half
Decern ber.
Het algemeen gebruik van katoenen netten en
meerdere verbetering aan het vischtuig door alle
reeders ingevoerd, geeft gunstige uitkomsten.
Van de verleende vrijheid om haring te kaken,
en tot pekelharing te leggen, maken onze zee
lieden algemeen een bijzonder goed gebruik, waar
door men een dubbel voordeelig doel bereikt,
daar al de gevangen haring niet kan ter markt
gebracht worden om geschikt voor bokking te
kunnen gebruiken, terwijl bij onvoldoende vangst
der groote zoutharingvisscherij, men deze voor
goeden prijs zeer spoedig kan kwiteeren.
De haringvangst was over liet algemeen niet
zoo overvloedig als in het vorige jaar; de meeste
haring werd beoosten Doggerzand gevangen aan
de Engeische kust was de vangst niet zeer ruim,
eri op de Hollandsche kust werd de zoogenaamde
kustharing zeer schaarscli gevangen, hetwelk de
laatste jaren een goed deel der besomming aan
bracht.
Voor den haring werd in den regel zeer goe
de prijs besteed, hetwelk voor de meeste ree
ders en visschers nog bevredigende resultaten op
leverde.
De geregelde uitoefening der visscherij werd
zeer belemmerd door vele aan houdende zware stor
men, waardoor wij ook het verlies te betreuren
hebben van 2 vaartuigen niet de 15 opvarenden,
die huil graf in de golven vonden.
Dank zij het bestuur der vereenigde commissie,
voor hunne onvermoeide pogingen, welke door
zoo vele edelmoedige gevers zijn in staat gesteld
om uit een voortdurend fonds, menige bedroefde
weduwe en hulpbehoevende wees, een tamelijk
levensonderhoud te verschaffen.
De namen der verongelukten zijn: schipper
Huig Haasnoot, reeder VV. Dubbeldam, op de
eerste reis, en schipper Corn. De Jong, reeder
Fl. Parlevliet, op de tweede reis.
De geheele aanvoer bestond uit:
3,011,200 st. steurliaring, tegen 52569.
1294ton p. m.1,450,000 pekelharing, „20392.
416 440,000 geschonden, .3445.
f 82906.
Gelijk reeds vroeger is gemeld, heeft zich on
langs eene voorloopige commissie van paarden
liefhebbers geconstitueerd, ten einde pogingen
aan te wenden eene algemeene vereeniging tot
verbetering van het paardenras in Nederland op
te richten. Z. K. 11. de Prins van Oranje heeft
zich aan het hoofd gesteld van deze beweging
Totaal 4,901,200
Besteedde prijzen
Volle steurliaring van f 44.tot 8.75 per 1000 st.
Yle „21.50 6.50
Volle, pekelharing „27.50 „19.ton
Yle „16.9.
Men verneemt dat sedert Woensdag toten met
Vrijdag te Utrecht 51 adspiranten in liet lite
rarische gedeelte voor het natuurkundige staats
examen zijn geëxamineerd, waarvan 32 zouden
voldaan hebben, welke alzoo met nog 7 andere
adspiranten het natuurkundige gedeelte van dat
examen, hetwelk Zaterdag aanving, mogen voort
zetten. Het geheele staatsexamen zal, naar men
verneemt, eerst na Paschen eindigen.
Door wijlen den heer E. Lucas, in leven lui
tenant-admiraal bij de Nederlandsche marine,
is aan de diaconie der Nederduitsclie Hervormde
gemeente te Vlissingen, bij testamentaire dispo
sitie vermaakt een obligatie ad 1000 5 pCt.
Rusland 1864, waarvan de waarde, met inbegrip
der verschenen rente, ter harer beschikking moet
worden gesteld.
De Groninger Courant bevat in een artikel over
de begrooting van oorlog de volgende opmerking:
„Overigens kan de dienst van den soldaat in me
nig opzicht worden verlicht. Hoe menigen kouden
winternacht moet de arme milicien op schildwacht
staan om iets te bewaken dat niemand in de
gedachte heeft om aan te vallen of te berooven.
De krijgshaftige generaal of het vaandel bij den
kolonel of de krijgskas bij den intendant loopen
veel minder gevaar om vermoord of weggeroofd
te worden, dan de kostbare voorwerpen uit het
magazijn van den juwelier, of de manufacturen
bij den koopman, of de schellen aan de deuren
der particulieren."
De Argus is gebouwd naar 't model van de
Frans A'aereboul, met enkele kleine wijzigingen,
die de zeewaardigheid niet konden bederven. In
een stuk in de N. R. Cl. wordt de meening uit
gedrukt, dat het groote ruim, voor ijzeren boeien
en anderszins bestemd, niet gevuld is, en daardoor
het vaartuig misschien te weinig diepgang heeft
men moet de zaak van de Argus niet zoo dadelijk
tot nadeel der particuliere industrie exploiteeren.
Bij voor staatsrekening gebouwde schepen onder
vindt men ook wel teleurstellingen.
De N. R. Ct. bericht, dat, alhoewel de inschrij
vingen nog niet geheel voldoende zijn en op
verdere ondersteuning wordt vertrouwd, besloten
is tot voortzetting der Duitsche Opera te Rotter
dam voor het seizoen 1870/71.
Ook bij deu gemeenteraad van Utrecht is inge
komen een portret van den heer Regout in zijn
11. Gregorius-costuum, met afbeelding van het
nationaal gedenkteeken. Deze rariteiten zullen
in het archief worden bijgezet.
Zou de heer Regout Leiden overslaan? Er is
nog plaats in onze archieven.
Aan Onze Roeping wordt uit Amsterdam ge
schreven „In navolging van Engeland hebben
eenige dames zich alhier vereenigd om eene ge
legenheid te openen waardoor men zonder bege
leiding van een heer, eenige matinées van clas-
sieke kamermuziek kan bijwonen, door welke
edele en fatsoenlijke uilspanning zij tevens een
heerlijk kunstgenot smaken. Zij hebben daartoe
onzen stadgenoot deu bekwamen pianist Ilenry
Coenen uitgenoodigd, die zich bereid verklaarde
met zijn broeder Frans CoeDen (violist) en den
heer Viotta (violoncellist) van tijd tot tijd musi-
cate matinées te geven, zoodra zich een vijftigtal
dames daartoe abonneerden. Zeer spoedig bleek
de sympathie vrij) algemeen en weldra hadden
ongeveer honderd dames ingeteekend met intro
ductie van eene dame of wel van een heer. Hee-
ren alleen kunnen hier geen lid worden. Tot
hiertoe was zoo iets bij ons niet bekend, voor
waar een teeken des tijds dat ook op dit gebied
het leven der vrouw vrijer en ongedwongener
wordt, en waarom zou die vooruitgang niet ge
oorloofd zijn in alles wat edel, goed en schoon
is. Moge dit voorbeeld ook in andere plaatsen
navolging vinden 1"
De bouwman J. Lievaart te Delft heeft Zaterdag
de eerste versche grasboter Z. M. den Koning ten
geschenke aangeboden.
Het Kon. Zoöl. Genootschap te 's-Hage, heef1
in de laatste dagen belangrijke aanwinsten ge
daanverschillende kostbare dieren zijn aange
wonnen, h.v. een paar Cannaantilopen, een
Burchell-zebra, eeri Kameel, een paar Paradijs-
kraanvogels, een Juffer van Nutnidië en een
Oost-Indische Casuaris. De heer L. M. L. De
Haan schonk het genootschap nog een Lampong-
Aap en de heer J. P. Bakker eene zeldzame
Sumatrasche Landschilpad.
Ook het botanisch gedeelte der inrichting werd
aanmerkelijk verrijkt door de geschenken vau
den heer Jhr. Caan van Maurick, eene fraaie
Araucaria excelsa, en van den heer Dr. L. W.
Van Deventer, eene Aucuba Japonica.
De Minister van Koloniën brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat de commissie, belast met
het in dit jaar hier Ie lande afnemen van het
examen, voorgeschreven in ait. 4 van het Ko
ninklijk beslnit van 10 September 1864 (Staats
blad N°. 93), houdende vaststelling der verorde
ning op het benoemen van ambtenaren bij den bur
gerlijken dienstin Nederlandsch Indië, hare eerste
vergadering zal houden te 's-Gravenhage, den
20!t°n Juni 1S70.
Zij, die verlangen het examen af te leggen,